Literatuur

Begrip
Kris Humbeeck / Geert Buelens / Matthijs de Ridder / Aragorn Fuhrmann (2023)

De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richtingaanwijzers geweest in het denken over en verbeelden van de Vlaamse gemeenschap.

Leestijd: 96 minuten

De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richtingaanwijzers geweest in het denken over en verbeelden van de Vlaamse gemeenschap. Hun centrale positie binnen de Vlaamse beweging bracht ook met zich mee dat zij zowel in de collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
( activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
) als de collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
tijdens de Tweede Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
oververtegenwoordigd waren. Na 1945 werd de verhouding met de beweging, en vooral ook de politieke incarnaties ervan, afstandelijker en kritischer. In elke generatie bleven niettemin prominente literaire stemmen de Vlaamse strijd duiden en herinterpreteren. Wie de geschiedenis van de Vlaamse beweging wil kennen en begrijpen, kan dan ook moeilijk om de bijdragen heen van auteurs als Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
, Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
, Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
, Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
, August Vermeylen Vermeylen, August
August Vermeylen (1872-1945) was een schrijver, literatuur- en kunsthistoricus, en socialistisch senator. In het tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan hij de leiding had, publiceerde hij ... Lees meer
, Paul van Ostaijen Van Ostaijen, Paul
Paul van Ostaijen (1896-1928) was een schrijver die met zijn poëzie, proza en kritische werk grote invloed heeft uitgeoefend op de Nederlandstalige literatuur. Zijn zoektocht naar een nie... Lees meer
, Hugo Claus Claus, Hugo
Lees meer
en Tom Lanoye Lanoye, Tom
Tom Lanoye (1958) is sinds de jaren 1980 een van de meest spraakmakende en bestverkopende schrijvers van het land, actief in alle literaire genres en via een niet aflatende stroom columns... Lees meer
.

De lange 19de eeuw

De constructie van een Vlaamse literatuur en een Vlaams-Belgische ‘proto-natie’

Op woensdag 10 september 1834, een kleine vier jaar na de Belgische Revolutie Belgische Revolutie
De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splits... Lees meer
, vergaderde in Brussel de vijfkoppige jury van een literaire prijskamp. De schrijfwedstrijd was uitgeschreven door de nieuwe Belgische staat en had als thema ‘Le triomphe de l’indépendance nationale, les destinées de la patrie’. Ook Nederlandstalige inzendingen waren welkom. Voorzitter van de jury was de schrijver-belastingontvanger Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
. Dat leek ongerijmd, Willems stond immers bekend als een fervent aanhanger van de Nederlandse vorst Willem I der Nederlanden, Willem I
Willem I (1772-1843) was koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, en dus ook tussen 1815 en 1830 (de jure tot 1839) van het zuidelijke deel daarvan. Zijn beleid inzake de nationale taal ... Lees meer
en diens ambitieuze, inmiddels door de Belgische revolutiemakers begraven plan om de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden te integreren in één economisch performante natiestaat, met het Nederlands als officiële bestuurstaal. Nog maar een paar jaar eerder, begin 1831, was de staatsgevaarlijk geachte Willems door de recent aangetreden Belgische overheid zelfs verbannen naar Eeklo, wat hem en zijn gezin zowel financieel als sociaal zwaar trof.

Nuchter beschouwd was Willems’ juryvoorzitterschap een publieke knieval van hem in ruil voor maatschappelijke rehabilitatie. Een lichtpuntje was dat de prijs ging naar de Oost-Vlaamse dichter en jurist Karel Lodewijk Ledeganck Ledeganck, Karel L.
Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) was een Vlaams ambtenaar, politicus, jurist en dichter uit Eeklo. Hij was een cultuurflamingant en schreef een dichterlijke trilogie die in de Vlaamse... Lees meer
, die er ook orangistische Orangisme
Het orangisme is de verzamelterm voor het verzet tegen de Belgische afsplitsing van het Koninkrijk der Nederland onder leiding van Willem I van Oranje. Lees meer
sympathieën op na hield. Ledegancks bekroonde gedicht ‘De zegeprael van ’s lands onafhankelijkheid’ begon als volgt: ‘’k Zal in der Vaedren tael het Vaderland bezingen’. Dat vaderland was wel degelijk België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
, daarover liet het vervolg van de tekst geen misverstand bestaan, en in België werd volgens Ledeganck dus (nog altijd!) van vader op zoon Nederlands gesproken. De dichter presenteerde daarmee de voor Nederlandstaligen meest ruime interpretatie denkbaar van artikel 23 uit de eerste Belgische grondwet: ‘L’emploi des langues usitées en Belgique est facultatif’.

Nog afgezien van het feit dat het grootste deel van de Belgische bevolking Nederlands sprak, lag de kwestie van het Nederlands als cultuurtaal door de taalvrijheid die de grondwet beloofde erg gevoelig bij een kleine, maar mondige elite. Die kwestie stond niet los van een ontluikend identiteitsbesef. Al in 1788 had Jan Baptist Verlooy Verlooy, Jan Baptist
Jan Baptist Verlooy (1746-1797) was een Brusselse advocaat en activist die schatplichtig was aan verlichte Franse denkers en ijverde voor het gebruik van het Nederlands als officiële taal... Lees meer
in zijn Verhandeling over d’Onacht der Moederlyke tael fel protest aangetekend tegen de verwaarlozing van het ‘Nederduytsch’ in de Zuidelijke Nederlanden, waarbij hij terloops de bijna religieuze verering van het Frans hekelde. Volgens Verlooy riep bijvoorbeeld de Brusselse Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
volksmens zijn verdrukking over zich af door de taal van de dominante klasse op een voetstuk te plaatsen. De progressief ingestelde Verlooy stelde zich pragmatisch op: omdat een meerderheid in de Zuidelijke Nederlanden nu eenmaal het ‘Nederduytsch’ van oudsher gesproken had, lag deze taal voor hem het meest voor de hand als instrument voor de sociale emancipatie van het volk.

Hoe dan ook leek tegen het einde van de Oostenrijkse Nederlanden bij een Nederlandstalige elite het bewustzijn te ontstaan dat men eeuwenlang door ‘anderen’ overheerst was geweest. Het werd stilaan tijd om op te komen voor de ‘eigen’ taal, cultuur en materiële belangen. De Franse tijd verscherpte dat bewustzijn nog. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat Jan Frans Willems, in 1814, in jubeltonen dichtte dat ‘onz’ Nederduitsche taal’ door Willem I ‘van het Fransche juk ontheven’ werd en met veel enthousiasme diens Groot-Nederlandse Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
project omarmde. Tegelijkertijd voelde Willems zich voldoende on-Hollands om de dichter Willem Bilderdijk in de hoek te zetten als een typisch calvinistische azijnpisser uit het Noorden, nadat die zijn Zuid-Nederlandse kunstbroeders van harte welkom had geheten en ze vervolgens hun nogal boertig taalgebruik voor de voeten had gegooid. Willems’ agressieve reactie op Bilderdijks kritiek verraadde hoe zijn besef van eigenwaarde als Nederlandstalige burger uit het Zuiden in de weegschaal lag met gevoelens van culturele minderwaardigheid. Hij voelde zich wel heel snel ‘stiefbroederlijk’ behandeld door collega’s uit het Noorden. Het was een sentiment dat vele decennia later Nederlandstalige schrijvers en intellectuelen in België wel vaker parten zou spelen, zelfs nog nadat Vlaanderen culturele en in ruime mate politieke autonomie verworven had.

Dat Willems en andere voormalige orangistische literatoren als Ledeganck en Prudens van Duyse Van Duyse, Prudens
Lees meer
‘het Belgische feit’ betrekkelijk snel aanvaardden, was ongetwijfeld een kwestie van realisme, maar wellicht speelde ook hun groeiende Zuid-Nederlandse identiteitsbesef een rol. Meedoen loonde trouwens, want de verdere ontwikkeling en verspreiding van dat proto-Vlaamse bewustzijn via het Nederlands kwam de prille Belgische staat goed van pas. Zo snel mogelijk zoveel mogelijk niet-Franstalige burgers betrekken bij het nationale project kon immers een ontradend effect hebben op het van imperialisme verdachte Frankrijk Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
. Invloedrijke leden van de Franstalige Belgische elites gingen de ‘Vlaamse’ taal en cultuur zelfs als nagenoeg onmisbaar beschouwen bij de constructie van een nationale identiteit. Dat impliceerde geenszins de belofte dat het Nederlands in België vroeg of laat ook in de praktijk erkend zou worden als een aan het Frans evenwaardige officiële taal. Het betekende evenmin dat Nederlandstalige literatuur voor vol werd aangezien. Het culturele ideaal van het Belgische establishment was welbeschouwd dat van de in oorsprong Germaanse Belg die ook als hij van huis uit ‘Vlaams’ sprak, gaandeweg minstens buitenshuis het Frans zou gaan hanteren, naarmate hij maatschappelijke ambities had en werkelijk beschaafd wilde worden. Behalve in de wereld van de beeldende kunsten Beeldende kunst
De beeldende kunsten en de Vlaamse beweging onderhielden van 1830 tot vandaag een complexe en gelaagde relatie, die pendelde tussen gematigde sympathie, radicaal engagement en kritische a... Lees meer
werd dat ideaal tegen het eind van de lange 19de eeuw gerealiseerd in een door Vlamingen geschreven Franstalig-Belgische letterkunde die in Parijs op waardering kon rekenen en met respectievelijk Emile Verhaeren Verhaeren, Emile
Emile Verhaeren (1855-1916) was een Vlaams-Belgische Franstalige auteur die zich als dichter onderscheidde door de sociale inslag van zijn poëzie, maar als poète flamand beroemde hij zic... Lees meer
en Maurice Maeterlinck Maeterlinck, Maurice
Maurice Maeterlinck (1862-1949), een Franstalig schrijver uit Gent, was in de eerste decennia van de 20ste eeuw wereldberoemd voor zijn symbolistische drama’s, morele essays en studies ov... Lees meer
zelfs een heuse wereldster en een Nobelprijswinnaar kreeg. Voor het overige zou het impliciete scenario van een organische verfransing van de Belgische publieke ruimte uitdraaien op een mislukking. De strategische tolerantie en promotie van de Vlaamse taal en cultuur in functie van een Belgische identiteitsconstructie bevorderde achteraf bezien vooral de weerstand tegen het maatschappelijke overwicht van het Frans. Dat ‘De tael is gantsch het volk’, een cultureel georiënteerd devies van de taalflamingant Van Duyse, zomaar kon uitgroeien tot een etnisch nationalistische slogan, tekent die ironische gang van zaken.

Vooralsnog bleven de Nederlandstalige fictieschrijvers in België evenwel keurig binnen de lijntjes; ze stimuleerden een Vlaams-Belgische taal- en cultuurtrots en verwezen daarbij veelvuldig naar een groots collectief verleden. Op grond van Middelnederlandse teksten construeerden Willems en anderen een Vlaams-Belgische literaire traditie, waarbij meesterwerken van het Graafschap Vlaanderen (de Reynaert), het hertogdom Brabant (de Brabantsche Yeesten) en Limburg (Henric van Veldeke) de ontwikkeling van een moderne Nederlandstalige literatuur in België legitimeerden. Voor een bevestiging van het bestaansrecht van die ‘Vlaamse’ literatuur – en daarmee van een Vlaams-Belgische identiteit – rekende men ook op Nederland. Enkele jaren na de Tiendaagse Veldtocht werden de individuele contacten tussen schrijvers van Noord en Zuid al hersteld of verstevigd, en ook de Groot-Nederlandse uitwisseling van gedachten – onder meer over de spelling van het Nederlands in België – kwam weer op gang (zie Taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
). Al in 1849 wisselden in Gent Vlamingen en Nederlanders min of meer broederlijk van gedachten over die spellingkwestie en andere gemeenschappelijke thema’s op een eerste Nederlandsch Letterkundig Congres. Schrijvers en taalkundigen uit Noord en Zuid die hun familiebanden aanhaalden als Nederlandstalige leden van de Germaanse stam, deden dat uitsluitend in culturele zin. Van nostalgie naar het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was slechts uiterst zelden sprake. Met zijn liberale, op modernisering en vooruitgang berekende grondwet was België ook voor ‘Vlamingen’, zoals Nederlandstalige burgers nu steeds vaker werden genoemd, een bijzonder aantrekkelijk project.


<p>Titelblad van Jan Frans Willems, <em>Reinaert de Vos. Episch fabeldicht van de twaelfde en dertiende eeuw, met aenmerkingen en ophelderingen van J.F. Willems</em>, 1836. (ADVN, VB9906)</p>

Titelblad van Jan Frans Willems, Reinaert de Vos. Episch fabeldicht van de twaelfde en dertiende eeuw, met aenmerkingen en ophelderingen van J.F. Willems, 1836. (ADVN, VB9906)

Vlaamse schrijvers en het moderne België

Hoewel het ‘Vlaamse’ verleden in hun werk vaak werd geïdealiseerd, was de eerste generatie Vlaamse schrijvers geenszins blind voor de toekomstmogelijkheden die de moderniteit bood. Tekenend is Ledegancks gedicht ‘De drie zustersteden’ (1864), dat de geschiedenis is ingegaan als ‘het literaire evangelie van de Vlaamse beweging’. Na een lofzang op het illustere verleden van achtereenvolgens Gent Gent
Lees meer
, Brugge en Antwerpen Antwerpen
Lees meer
neemt de tekst met betrekking tot deze laatste stad opeens een bijna schokkend hedendaags én toekomstgericht perspectief in: ‘En even of de kiel, gedragen door uw Schelde, / Niet spoedig meer genoeg langs hare golven snelde, / Hebt ge u een' weg gebaend tot aen Germanjes stroom, / Waerlangs uw handel zweeft op vleuglen van den stoom!’ Die technologische vooruitgang zou ook een orangiste als Maria Doolaeghe uiteindelijk doen besluiten dat er een toekomst mogelijk was binnen het Belgische staatsverband. In het gedicht ‘De ijzeren spoorbaan, ingewijd te Diksmuide’(1858) legde de dichteres op het graf van Robert Fulton, uitvinder van de stoomtrein, een ‘Vlaamsche’, hier duidelijk Vlaams-Belgische ‘kroon’.

Vlaamse fictieschrijvers van de eerste generatie – ‘liberaal’ dan wel kerkelijk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
gelovig oftewel ‘katholiek’ – lieten zich in de regel instemmend, enthousiast of ronduit euforisch uit over het vooruitzicht van een krachtig doorgedreven modernisering, zonder daarbij een breuk met het christelijke verleden of de ‘Vlaamse’ traditie te vrezen. Integendeel, het geloof dat het industrialiserende België het grootse ‘Vlaanderen’ van weleer zou doen herrijzen werd in diverse toonaarden bezongen. Waar Van Duyse zich er in ‘De stoomkoets’ (1837) nog toe beperkte de modernisering van Vlaanderen de zegen Gods te geven, omarmde de liberale flamingant Jan van Beers Van Beers, Jan
Jan van Beers (1821-1888) was een Vlaams leraar en dichter uit Antwerpen. Lees meer
in zijn lange gedicht ‘De stoomwagen’ de trein als heraut van een heerlijke Nieuwe Wereld. Zijn vertrouwen in het Belgische project verhinderde Van Beers echter niet om van tijd tot tijd ook over armoede, ongeluk en tegenslag te dichten. De maatschappelijke ellende die hij beschreef, was uit het leven gegrepen, maar zijn sentimentele verzen vormden geen stimulus tot sociale bewustwording, laat staan een oproep om een wat socialere wetgeving te installeren. Het populaire sociale pathos van Van Beers wist bij de Vlaamse lezers wel een gevoel van gedeelde achterstelling op te roepen, maar droeg tegelijkertijd ook de troostende gedachte uit dat men er als Vlaming in België al met al nog zo slecht niet aan toe was. Elders was het vaak erger.

Niet alleen de vooruitgangsoptimist Van Beers had weinig oog voor het structurele karakter van de armoede in Vlaanderen. In de Vlaamse letteren van vóór 1885 bleven sociale ongelijkheid en maatschappelijke misstanden doorgaans onderbelicht. De eerste literaire taal- en cultuurflaminganten gingen in hun fictie relatief weinig op zoek naar verbanden tussen de Vlaamse kwestie en de sociale kwestie. In dat laatste verschilden ze van een tweede generatie, waarvan de leden pas na 1830 waren gedebuteerd. Er waren om te beginnen twee Antwerpse schrijvers, die beiden lid waren van de in 1835 heropgerichte rederijkerskamer De Olijftak De Olijftak
De Olijftak was een in 1835 opgerichte Antwerpse rederijkerskamer, die in de context van het ontluikende Vlaamsgezinde cultuurleven wilde aanknopen bij de bewonderde 16de-eeuwse rederijke... Lees meer
. De leden van dit Antwerpse gezelschap lazen elkaars werk en spraken elkaar moed in. Als Nederlandstalige schrijvers kozen ze immers voor een onzekere toekomst. Het Franstalige publiek in Vlaanderen was misschien niet groot, maar meer cultureel ontwikkeld dan het Vlaamse volk, dat grotendeels ongeletterd was en nog tot een literair publiek moest worden opgekweekt. Theodoor van Ryswyck Van Ryswyck, Theodoor
Theodoor van Ryswyck (1811-1849) was een Vlaamse dichter die in dichtbundels, kranten en tijdschriften een omvangrijk literair oeuvre bij elkaar schreef. Met zijn gedichten gaf hij vorm a... Lees meer
, die als volksschrijver de geschiedenis zou ingaan, klaagde in zijn hekeldichten vlijmscherp de voortschrijdende verbastering aan van de Vlaamse taal en cultuur. Hij was scherp voor al die ‘franskiljons’ die hun moedertaal verwaarloosden ten gunste van de taal van de macht en sociaal aanzien. Uit zijn Politieke refreinen (1844), waarin ‘den Door’ op even kritische als humoristische wijze commentaar leverde op de politieke actualiteit, sprak onmiskenbaar een sociale gevoeligheid. Van Ryswyck kloeg openlijk de tolerantie van de moderne natiestaat België voor de sociale onrechtvaardigheid aan. Dat een Waalse volksvertegenwoordiger als Joseph-Désiré Sigart Sigart, Joseph-Désiré
Joseph-Désiré Sigart (1798-1869) was arts, amateur-filoloog en van 1839 tot 1848 liberaal Kamerlid voor Bergen. Lees meer
de armoede in Vlaanderen toeschreef aan de zogenaamde inferioriteit van het Vlaamse ras, inspireerde hem tot gepeperde dichtregels als: ‘En of de Vlamingen creveeren, / Wat kan dat toch de Walen deren, / Wat gaat dat een minister aan!’.

Veel bekender dan Van Ryswyck of om het even welke schrijvende tijdgenoot in Vlaanderen zou Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
worden. Zijn eerste teksten schreef hij in het Frans, de taal van zijn vader. Vervolgens koos Conscience echter voor het Nederlands. Dat deed hij uit eigenbelang, uit liefde voor de taal van zijn moeder en uit het veeleer vaderlijke verlangen om de mensen om hem heen op te voeden. In 1838 ging deze schrijver-‘volksverheffer’ in het voorwoord van zijn tweede roman De Leeuw van Vlaenderen De leeuw van Vlaenderen
De leeuw van Vlaenderen (1838) is een historische roman van Hendrik Conscience over de gebeurtenissen rond de Guldensporenslag in 1302. Verschillende leuzen en symbolen uit de roman zijn ... Lees meer
voor die tijd ongewoon fel tekeer tegen de verfransers van het publieke leven. Nuchter beschouwd eiste Conscience slechts dat de grondwet zou worden gerespecteerd. Dit impliceerde dat in Vlaanderen het Nederlands in de praktijk naast het Frans gehanteerd kon worden, zonder nadelen te ondervinden van het sociale stigma dat aan die taal kleefde. Conscience zag taalongelijkheid als sociale onderdrukking en dus als een concreet maatschappelijk probleem.

De Leeuw van Vlaenderen lijkt onder meer geschreven vanuit de frustratie dat de kleine Vlaming zich niet verzette tegen het gebrek aan taalvrijheid. In zijn roman wilde Conscience laten zien hoe het eigenlijk moest. De moed en de durf die de helden van 1302 in de Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
tentoon hadden gespreid moesten tot voorbeeld dienen. Conscience suggereerde daarmee nog niet dat de Vlaming beter op zoek zou gaan naar een eigen vaderland. De schrijver betuigde in het voorwoord juist zijn trouw aan de Koning der Belgen, en daarmee aan het Belgische project zoals het gedefinieerd was in de grondwet van 1831. De Belgische staat kon overigens ook haar voordeel doen met een opzwepend verhaal over een Vlaams-Belgisch leger dat met succes het imperialistische Frankrijk weerstond. Dat De Leeuw van Vlaenderen na een trage start uitgroeide tot een weergaloos succes en de titel vele Vlamingen zelfs vandaag nog bekend in de oren klinkt, heeft niettemin vooral te maken met het feit dat het boek in de 19de eeuw een gevoelige snaar raakte bij de opkomende Vlaamse beweging en een fictioneel fundament leverde voor een Vlaams-Belgische sub-natie.


<p>Affiche voor de intekening op <em>De Leeuw van Vlaenderen</em> (1838) van Hendrik Conscience. Ontwerp Gustaaf Wappers, 1938. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps12204)</p>

Affiche voor de intekening op De Leeuw van Vlaenderen (1838) van Hendrik Conscience. Ontwerp Gustaaf Wappers, 1938. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps12204)

In Consciences visie bood de Belgische grondwet de Vlaming alle kans om zichzelf stapsgewijs te ontwikkelen zónder zijn verleden te hoeven verloochenen. Die continuïteit was voor hem cruciaal. De liberaal-katholieke schrijver was erg gespitst op alles wat de Goddelijke harmonie dreigde te verstoren, met inbegrip van de evidente sociale problemen. Toch bracht Conscience zoals de meeste andere 19de-eeuwse Vlaamse schrijvers armoede en ellende veeleer zijdelings in beeld. Judocus Josephus Diricksens Diricksens, Joos
Joos J. Diricksens (1826-1855), beter bekend onder zijn pseudoniem Eugeen Zetternam, was een Antwerpse letterkundige en huisschilder. Hij staat bekend om zijn sociaal geëngageerde romans ... Lees meer
, alias Eugeen Zetternam, vormde een uitzondering op deze regel. In de aanhef van zijn bekendste roman Mijnheer Luchtervelde. Waarheden uit onzen tijd (1848) ging Zetternam zelfs een kritische dialoog aan met al die Vlaamse schrijvers die de wonderschone moedertaal, de Vlaamse natuur en de heldhaftige zonen van Moeder Vlaanderen bezongen, maar blind waren voor het betreurenswaardige bestaan van zovele tijdgenoten. Het leek zelfs wel alsof Vlaanderens grootse verleden het volk in de fabrieksstad Gent uitlachte: ‘de trompet van het grijze Belfort [schaterde] bijwijlen over de stad, alsof dit kenteeken der echte volksvrijheden spotte met degenen, die nu van alle vrijheid verstoken zijn.’ De franke directheid waarmee Zetternam in zijn werk de heersende proletarische ellende en het onbestrafte machtsmisbruik door een kapitaalkrachtige klasse schilderde, maakte van hem een uitzondering in de Vlaamse literatuur van zijn tijd. Politieke opstandigheid, laat staan een sociaal-revolutionaire houding, waren hem echter vreemd. Bij alle morele verontwaardiging over de heersende misstanden eiste ook deze progressief liberale schrijver geen sociale en politieke rechten voor alle burgers.

Na Mijnheer Luchtervelde kwam sociale ellende, veelal in een context van een nieuw soort stedelijkheid en industrialisering, onder meer in beeld in Domien Sleeckx Sleeckx, Domien
Domien Sleeckx (1818-1901) was op meerdere vlakken een pionier in de Vlaamse emancipatiestrijd, in het bijzonder in de vernederlandsing van het onderwijs. Lees meer
In ’t schipperskwartier (1861), Consciences Bavo en Lieveken (1865) en Het geschenk van den jager (1864) van Johanna Courtmans-Berchmans Berchmans, Johanna
Lees meer
– zij het dus nooit als sociaal onrecht zonder meer. Wars van iedere vorm van socialisme zwoeren Vlaamse schrijvers door de bank genomen bij het geloof dat de individuele burger door zelfontwikkeling en zelfdiscipline, spaarzaamheid en ondernemingszin – zeker met een beetje financiële hulp – een hoger beschavingsniveau kon bereiken. Die burger zou dan wel als vanzelf de materiële noden leren te lenigen.

Ideologische polarisering in de jaren 1860

Niet de Vlaamse of de sociale kwestie, maar de godsdienstkwestie speelde medio 19de eeuw een doorslaggevende rol in de Vlaamse literatuur. Aanvankelijk bleef die kwestie beperkt tot wrijvingen en polemiekjes in de marge van het Belgische unionisme, maar in de loop van de jaren 1860 begon er iets te broeien dat zou uitgroeien tot een ware cultuurstrijd tussen christelijke traditionalisten en ‘liberalen’ – met de eerste schoolstrijd als uitvloeisel. Dat sluimerende conflict trad in de letteren aan het licht in de Boerenkrijg Boerenkrijg
De Boerenkrijg is de benaming van een opstand in het najaar van 1798 tegen het Franse regime. Lees meer
roman, die in de jaren 1850 vorm kreeg tegen de achtergrond van een sterk heroplevende vrees voor Frans imperialisme. In dit subgenre werden de zogenaamde brigands Brigand(s)
Brigand(s) is een naam die de autoriteiten van de Franse republiek na de Franse Revolutie van 1789 gaven aan opstandelingen tegen hun gezag. In de katholieke flamingantische literatuur we... Lees meer
, die een halve eeuw voordien in opstand waren gekomen tegen het Franse republikeinse regime, opgevoerd als heldhaftige zonen van het Vlaamse moederland én het Belgische vaderland. In 1851 gaf Pieter Frans van Kerckhoven Van Kerckhoven, Pieter F.
Lees meer
met het verhaal ‘Valentyn’ een opmerkelijk antiklerikale invulling aan dit nieuwe (sub)nationale thema, twee jaar later voegde Conscience daar een liberaal-katholieke interpretatie aan toe in De boerenkrijg (1853). August Snieders Snieders, August
Lees meer
bezong in Op den toren (1869) dan weer het traditionele gemeenschapsleven en de voorvaderlijke zeden op de tonen van het eeuwige katholieke Vlaanderen. In tegenstelling tot Conscience zag Snieders de Vlaamse natie niet als een dynamisch gegeven. In zijn visie was Vlaanderen wat het nu eenmaal in essentie was en zou moeten blijven, in weerwil van beïnvloeding en druk ‘van buitenaf’. Of zoals Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
in 1860 had gedicht: ‘Wees Vlaming, dien God Vlaming schiep’.

Voor Gezelle was de Vlaamse natuur een tempel en hij beschouwde het als zijn priesterlijke taak om de bovenmenselijke harmonie in die door God geschapen wereld met woorden ervaarbaar te maken in zijn poëzie. God had in Gezelles visie met de natuur in één moeite door ook de Vlaming geschapen. In de loop der tijden was deze Vlaming echter verwijderd geraakt van zijn oorspronkelijke wezen – een vervreemdingsproces dat in deze essentialistische logica zijn climax dreigde te bereiken in het kunstmatige België. Toch dacht deze priester-dichter er niet aan om België als een ‘tegennatuurlijke’ constructie af te wijzen en op zoek te gaan naar een wezenlijk Vlaams vaderland. In de praktijk was Gezelle nog bevreesder dan Conscience voor oproer. Hij ontpopte zich niet als een anti-Belgicist, maar als een West-Vlaamse taal- en cultuurparticularist. Samen met ideologisch en politiek gelijkgezinden zoals de priester Adolf Duclos Duclos, Adolf
Adolf Duclos (1841-1925) was priester van het bisdom Brugge en publicist. Hij was vooral bekend als geëngageerd pleitbezorger van het West-Vlaamse taalparticularisme en ideologisch bewerk... Lees meer
(Tillo de Sax, 1870) groeide hij uit tot een eminent vertegenwoordiger van de West-Vlaamse school, een culturele beweging van katholieke traditionalisten die beschutting zochten in de eigen gouw, waar de aloude zeden, gewoonten en taal nog min of meer ongehinderd konden worden beleefd.


<p><em>Boodschap van de vogels</em>, handschrift van Guido Gezelle, 1854-55. (Openbare Bibliotheek Brugge)</p>

Boodschap van de vogels, handschrift van Guido Gezelle, 1854-55. (Openbare Bibliotheek Brugge)

Er waren in Vlaams-België nog wel meer tekenen dat katholieke schrijvers en intellectuelen hun geloof steeds meer gingen zien als een wezenlijk en onveranderlijk bestanddeel van hun identiteit. Er tekende zich in België een katholiek reveil af, dat zich onder meer manifesteerde in de toenemende invloed van het zogenaamde ‘ultramontanisme’, een uiterst conservatieve vorm van politiek die inspiratie vond in de steile geloofsleer van Rome en die het ‘liberaal-katholicisme’ van Conscience en de vroege literaire Vlaamse beweging dreigde te verdringen. Het denkraam van de christelijke traditionalist bood weinig ruimte voor evolutie en vooruitgang, een antimodern denken dat haaks stond op de principieel liberale visie op Vlaanderen en België. Liberale flaminganten zagen er een sabotage van het Belgische project in, en daarmee van de Vlaams-Belgische emancipatie-idee. Daarom was de Gentse schrijver Julius Vuylsteke Vuylsteke, Julius
Lees meer
er zelfs van overtuigd dat de Vlaamse beweging ook in partijpolitieke zin liberaal diende te zijn. In 1868 propageerde hij die overtuiging in het gedicht ‘Clauwaart en Geus’, een begrippenpaar dat als slogan diametraal kwam te staan tegenover Gezelles ‘Wees Vlaming, dien God Vlaming schiep!’ Het was diezelfde Vuylsteke die het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
, de in aanleg politiek neutrale flamingantische cultuurvereniging, resoluut in vrijzinnig-liberale richting hielp stuwen. In 1875 zou als katholieke tegenhanger het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
worden opgericht, waardoor de Vlaamse beweging in tweeën gespleten dreigde te worden.

De vaststelling dat er zich een steeds sterker antagonisme aftekende tussen klerikalen en antiklerikalen – in de partijpolitiek en ook in de literatuur – woog zwaar op Conscience. De schrijver zag grote rampen in het verschiet liggen, nu de politieke elites van het land meer energie leken te investeren in de strijd voor of tegen de maatschappelijke invloed van de Kerk van Rome en haar Belgische filiaal dan in de Vlaamse kwestie. Door zowel het Petitionnement Petitionnement
Het Vlaams petitionnement (1840) was een politieke actie waarbij taalminnaars uit Antwerpen, Gent en Leuven voor de eerste maal een ‘Vlaams’ eisenprogramma formuleerden. Dit petitionnemen... Lees meer
als de Grievencommissie Vlaemsche Commissie
De Vlaemsche Commissie of Grievencommissie inventariseerde op vraag van de regering in 1856-1857 voor de eerste keer de problemen in verband met de positie van het Nederlands in België en... Lees meer
af te wijzen had het Belgische establishment in zeventien jaar tijd tweemaal het eisenpakket van de Vlaamse beweging naast zich neer gelegd. Een zestal jaar later herhaalde de geschiedenis zich toen een lid van De Olijftak, de schrijver-politicus Jan J. de Laet De Laet, Jan Jacob
Antwerpenaar Jan J. de Laet (1815-1891) was een liberale en flamingantische letterkundige. Ook ijverde hij als Kamerlid van de Meetingpartij voor het stemmen van taalwetten. Lees meer
, de overbekende Vlaamse klachten nog eens opsomde, keurig in het Frans, en er in één adem door voor waarschuwde dat het pushen van die taal in Vlaanderen altijd zou stoten op het sub-nationale streven van het Vlaamse volk: ‘Au point de vue de la politique intérieure, l’unité du langage ne mène pas au but qu’on y assigne, elle en éloigne… Ce n’est pas à la fusion des deux races qu’elle provoque, mais à leur antagonisme!’ (‘Vanuit het oogpunt van binnenlands beleid leidt de eenheid van taal niet tot het gestelde doel, het leidt er juist van weg ... Ze leidt niet tot de fusie van de twee rassen, maar tot hun antagonisme!’, vertaling redactie)

Tot Consciences grote frustratie leek ook de Vlaamse beweging zich ondertussen te verliezen in de partijstrijd tussen katholieken en liberalen. In plaats van de algehele emancipatie van de Vlamingen te behartigen, was ze in zijn visie steeds meer bezig met zichzelf (het taalparticularisme), terwijl het volk zich verwaarloosd voelde en zich begon te roeren. Voor iemand die zoals Conscience de brute macht van het getal vreesde, was een rampscenario in de maak en de schrijver voelde zich geroepen een waarschuwing in romanvorm de wereld in te sturen. Die roman kreeg de titel De Kerels van Vlaanderen (1871) mee en zou even mobiliserend blijken te zijn als het steeds populairder wordende De Leeuw van Vlaenderen.

Met De Kerels van Vlaanderen koos Conscience wederom voor de omweg van het verleden om te interveniëren in een actuele politieke situatie. De voorvaderlijke helden van dienst waren ditmaal de zogenaamde Kerels Kerels
Kerels is een naam die werd gegeven aan de middeleeuwse bewoners van Kust-Vlaanderen, die als een volk van vrije boeren werden beschouwd. In de Vlaamse beweging werden ze een begrip en sy... Lees meer
: een oer-Vlaams kustvolk uit de vroege middeleeuwen, dat in werkelijkheid min of meer bij elkaar gefantaseerd was door de historicus Joseph Kervyn de Lettenhove Kervyn de Lettenhove, Joseph
Baron Joseph C.M.B. Kervyn de Lettenhove (1817-1891) was een katholieke politicus en historicus, die vanuit zijn Belgisch nationalisme bijdroeg aan de verheerlijking van het Vlaamse verle... Lees meer
, Consciences voornaamste inspiratiebron. Zijn in het 12de-eeuwse Graafschap Vlaanderen gesitueerde roman verhaalt hoe een sluimerend conflict tussen de Kerels en de hogere standen, specifieker: de listige Isengrims, ontspoort in een bloedbad wanneer Karel de Goede, de weinig karaktervaste Graaf van Vlaanderen, nalaat om het machtsmisbruik van de Isengrims te bestraffen. Een van de ‘Houtkerels’, een subgroep die anders dan de meer ontwikkelde Veld- en Duinkerels en de hoogbeschaafde Stadskerels de oude heidense gebruiken nog niet heeft afgezworen, besluit het recht in eigen hand te nemen en vermoordt de Graaf van Vlaanderen. Deze ultieme daad van opstandigheid stort het hele Kerelsvolk in een open burgeroorlog. Na veel verwikkelingen verliezen de Kerels de strijd en worden hun leiders van de toren van de Brugse Sint-Donaaskerk gegooid.


<p>Illustratie van Edward Dujardin voor de roman de <em>De Kerels van Vlaanderen</em> (1871) van Hendrik Conscience. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr9796)</p>

Illustratie van Edward Dujardin voor de roman de De Kerels van Vlaanderen (1871) van Hendrik Conscience. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr9796)

Met dit spannende en grimmige verhaal wilde Conscience laten zien dat de verwaarlozing van de Vlaamse kwestie en haar sociale aspecten wel eens catastrofale gevolgen kon hebben. Immers, gelezen als een politieke allegorie ging zijn roman ‘eigenlijk’ over het moderne België: de al te weifelend optredende Graaf was in deze lezing niemand minder dan de Belgische Koning en de Houtkerels stonden voor de lagere Vlaamse volkslagen, die in de paternalistische visie van de schrijver geleid en opgevoed moesten worden door een elite van meer ontwikkelde Vlamingen (de Stadskerels). In De Kerels van Vlaanderen verkende Conscience met andere woorden zijn ultieme nachtmerrie, waarin het Vlaamse volk zich niet langer iets aan zijn opvoeders gelegen liet liggen en in opstand kwam tegen het gezag, met de implosie van zijn geliefde België als gevolg. Als het ooit zover zou komen, waren volgens de schrijver niet alleen de Belgische elites, maar ook de Vlaamse beweging verantwoordelijk.

Opstandigheid en tegenstellingen: van de ‘Groote Stooringe’ naar de schoolstrijd

Hoewel opstand en rebellie in De Kerels van Vlaanderen dus als doembeeld waren bedoeld, was dat allerminst hoe de roman gelezen werd door een almaar ongeduldiger wordende jonge generatie Vlaamse bewegers. In 1875 kreeg de 18-jarige Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
het aan de stok met principaal Henri Delbar Delbar, Henri
Henri Delbar (1833-1894) was superior van het Klein Seminarie van Roeselare. Hij spoorde zijn leraars en leerlingen aan om zich aan te sluiten bij de Vlaamse beweging in een poging om die... Lees meer
en een surveillant van het Klein Seminarie van Roeselaere Klein Seminarie van Roeselaere
In het Klein Seminarie van Roeselare, opgericht in 1806, liepen tal van belangrijke figuren uit de Vlaamse beweging school of gaven er les (Gezelle, Verriest, Rodenbach). In 1875 ontstond... Lees meer
. Dit leidde tot een incident dat in romantische flamingantische kringen met kenmerkende overdrijving gemythologiseerd zou worden als de Groote Stooringe. Geïnspireerd door een even selectieve als hartstochtelijke lectuur van De Kerels van Vlaanderen hadden de poësis-leerling Rodenbach en enkele klasgenoten het plan opgevat om tijdens de jaarlijkse feestavond tegen de gebruikelijke gang van zaken in meer teksten in het Nederlands dan in het Frans te declameren. In de context van deze clash met het schoolse gezag dichtte Rodenbach een ‘Kerelslied’ dat in de elkaar snel opvolgende versies almaar scherper ging klinken. Anders dan Conscience presenteerde hij het Kerelsvolk als een massief en homogeen blok van uitsluitend mannen, die eensgezind de hakken in het Noordzeestrand zetten om het moederland te verdedigen tegen vreemde overheersers. De slotregel van het refrein, ‘Vliegt den blauwvoet Blauwvoet
De Blauwvoet werd sinds 1875 een van de meest vertrouwde symbolen van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging en de Vlaamse beweging. Het was ontleend aan Concience’s De Kerels van Vlaan... Lees meer
, storm op zee’, zou bij opeenvolgende generaties zelfbewuste Vlamingen weerklinken als een oproep om pal te staan als de culturele integriteit van Vlaanderen in gevaar was.


De Lettergilde van het Klein Seminarie van Roeselare (1874-1875) met Albrecht Rodenbach (derde rij, derde van links), naast Hugo Verriest (derde rij, tweede van links), 1974-1875. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph3046)
De Lettergilde van het Klein Seminarie van Roeselare (1874-1875) met Albrecht Rodenbach (derde rij, derde van links), naast Hugo Verriest (derde rij, tweede van links), 1974-1875. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph3046)

Het ideologische en politieke venijn van dit ‘Lied der Vlaamse zonen’, zoals de titel eigenlijk luidde, zat in de staart. In plaats van de conventionele slotregel ‘Leve God en Vaderland’, liet Rodenbach de scherpste versie van zijn gedicht uitlopen op de strijdkreet ‘Leve God en Vlaanderland’. Daarmee sprak hij namens een nieuwe generatie die niet langer bereid was om de belangen van (katholiek) Vlaanderen ondergeschikt te maken aan die van België. Rodenbach eiste daarmee geen zelfbestuur, maar de tekst nodigde wel sterker uit tot dergelijke ‘staatsgevaarlijke’ interpretaties dan Consciences Kerelsroman. Zijn symbolische representatie van het oer-Vlaamse Kerelsvolk zou begin 20ste eeuw bovendien erg aantrekkelijk en bruikbaar blijken voor een radicaler, etnisch-essentialistisch flamingantisme.

Voor dat essentialisme en een politiek van etnische zuiverheid leek Rodenbach ongewild zelf de weg te effenen in zijn toneelstuk Gudrun Gudrun
Lees meer
, een wagneriaans drama over de dochter van een in oorsprong Germaanse, maar allengs geromaniseerde heerser van een moerassig rijk aan de Noordzee. Anders dan haar vader is Gudrun haar etnische origine volkomen trouw en het land van haar voorouders totaal toegewijd. Ze is bovendien onverzettelijk in haar zuivere liefde voor de Noordse bevrijders van het moederland, de held Herwig in het bijzonder. Wie het oorspronkelijke Kerlingaland minder trouw is, zeker als door zijn of haar aders Gallisch bloed stroomt, wordt aan het slot van dit stuk genadeloos weggezuiverd door de bevrijders. Rodenbach creëerde daarmee een fantasiescenario dat, geïnterpreteerd als een politieke allegorie, verdacht veel weghad van een oproep om Vlaanderen te ontdoen van zijn Franstalige ‘onderdrukkers’ en in één moeite door het Belgische vaderland de wacht aan te zeggen. Een dergelijke revolutionaire logica druiste echter niet alleen in tegen zijn christelijke opvattingen, ze stond ook haaks op de unionistische, liberaal-katholieke traditie die hem met de paplepel was ingegeven. In de ‘Prologus’ van Gudrun leek de auteur zich dan ook in te spannen om een ‘staatsgevaarlijke’ lectuur van zijn stuk te bannen uit zijn gedachten en die van de lezer. De geest was echter uit de fles: net zoals het ‘Kerelslied’ zou Gudrun toekomstige generaties Vlaams-nationalisten aanmoedigen in bitterheid en verzet tegen België.

De Vlaamse cultuurstrijdliteratuur van Rodenbach ging samen met Consciences opzwepende De Leeuw van Vlaenderen en diverse gedichten van Gezelle de literaire canon vormen van de zogeheten blauwvoeterie Blauwvoeterij
Blauwvoeterij is de benaming voor de eerste fase van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, vanaf de ‘Groote Stooringe’ in 1875 in het Klein Seminarie van Roeselare tot omstreeks 1880, ... Lees meer
, zoals de katholieke Vlaamse studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
genoemd werd die vaart kreeg in de nasleep van de Groote Stooringe. De drijvende kracht ervan was priester Hugo Verriest Verriest, Hugo
De Vlaamsgezinde en progressieve priester en letterkundige Hugo Verriest (1840-1922) was een van de belangrijkste intellectuele inspirators van de katholieke flamingantische scholieren- e... Lees meer
, een gewezen leerling van Gezelle en ex-leraar alsook mentor van Rodenbach in Roeselare. Verriests streven om het katholieke Vlaamse volk te doen herleven was zijn kerkelijke superieuren op zich welgevallig, maar de felheid van Rodenbach bleek hem niet vreemd te zijn en dat maakte hem in de ogen van de kerkelijke overheid steeds verdachter. Om problemen te vermijden, publiceerden Verriest en gelijkgestemde collega’s, leerlingen en studenten hun meer politiek getinte artikels in De Vlaamsche Vlagge De Vlaamsche Vlagge (1875-1933)
De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) was een West-Vlaams scholieren- en studententijdschrift onder wisselende redactie van seminaristen, universiteitsstudenten en priester-leraars. Het ademde ... Lees meer
vaak onder pseudoniem, wat dit periodiek een semi-clandestiene uitstraling gaf. Daar kwam nog bij dat de opstandige geesten van ‘de Vlagge’, wederom om te ontsnappen aan controle, censuur en sancties, opereerden in geheime genootschappen die luisterden naar avontuurlijke namen als de Swighenden Eede Swighenden Eede
De Swighenden Eede was een geheim eedverbond van priesters en leken dat aan de basis lag van het flamingantische studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge. Lees meer
, de Ridders van de Rode Lancie of de Ridders van de Groene Tente. Met deze jongensachtige romantiek kreeg de Vlaamse beweging dat ondefinieerbare iets wat met name zelfbewuste jonge mannen met een wat dwarser karakter aantrok en hen bevrijdde van een overdreven eerbied voor het officiële gezag. Al mondde dit nog altijd niet uit in expliciet anti-Belgicisme.

Anders dan Conscience in De Kerels van Vlaanderen gevreesd had, was het niet de mix van Vlaams en sociaal ongenoegen die het Belgische systeem in de jaren 1870 op zijn grondvesten zou doen schudden, maar de godsdienstkwestie. De schoolstrijd en vooral de conservatief-katholieke greep naar de macht hebben in de literatuur sporen getrokken. In 1884 publiceerden Isidoor Teirlinck Teirlinck, Isidoor
Isidoor Teirlinck (1851-1934) was een Vlaamse onderwijzer en leraar, die literair actief was en zich bekwaamde in de volkskunde en de dialectologie. Samen met zijn zwager Reimond Stijns s... Lees meer
en Reimond Stijns Stijns, Reimond
Onderwijzer Reimond Stijns (1850-1905) was betrokken bij het Vlaamse verenigingsleven in Brussel. Hij was auteur van romans, verhalen, novellen en toneelstukken en lag mee aan de basis va... Lees meer
de roman Arm Vlaanderen Arm Vlaanderen
Arm Vlaanderen is de titel van verschillende publicaties die een rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de Vlaamse beweging: een roman van Reimond Stijns en Isidoor Teirlinck uit 188... Lees meer
, waarin de protagonist Everhart Verlaen (een bijna-anagram voor Vlaanderen) ondanks zijn zedelijke moed, idealisme en doorzettingsvermogen weggepest wordt uit zijn geboortedorp. Samen met een hooggestemde liefde voor een lokale schone loopt zijn verlangen om als gediplomeerd onderwijzer van de gemeenteschool verlichting te brengen in de mentale opmaak van de arme Vlaming stuk op het gehuichel van een resem schijnvrome dorpelingen. Een jaar later voerde Virginie Loveling Loveling, Virginie
Virginie Loveling (1836-1923) was een Vlaamse, vernieuwende en vaak uitgesproken geëngageerde schrijfster. Ze was de zus van Rosalie Loveling en de tante van Cyriel Buysse. Lees meer
in de roman Sophie een gelovige jongedame op die met vallen en opstaan leert dat ‘vrijdenkers’ geen platte materialisten of amorele sujetten hoeven te zijn en lang niet alle katholieken zelfs maar proberen om een goed leven te leiden. Met superieure waardigheid keert Sophie de Kerk uiteindelijk de rug toe door uitsluitend voor de wet te trouwen, en ook nog met een vrijdenker.

Door het absolute politieke overwicht van de conservatieve katholieke partij na de schoolstrijd scheen een oplossing van de Vlaamse en de sociale kwestie verder weg dan ooit. Toch bleek dit de opkomst van een sociaal katholicisme en de christendemocratie niet in de weg te staan. De al wat oudere Hugo Verriest toonde de encycliek Rerum novarum (1891) niet nodig te hebben om zich bewust te worden van de onhoudbare sociale spanningen en liet zich ook geenszins verleiden tot een fanatiek antisocialisme. In de jaren 1890 zou hij zelfs zijn medewerking verlenen aan het tijdschrift Van Nu en Straks Van Nu en Straks
Van Nu en Straks (1893-1901) was een literair en cultureel tijdschrift, dat voor Vlaanderen vernieuwend was doordat het aansloot bij internationale eigentijdse denkrichtingen zoals het an... Lees meer
.


<p>Het tijdschrift <em>Van Nu en Straks</em>, opgericht in 1893, stimuleerde de literaire vernieuwing in Vlaanderen mede door zijn openheid voor wat elders in Europa gebeurde. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph8284)</p>

Het tijdschrift Van Nu en Straks, opgericht in 1893, stimuleerde de literaire vernieuwing in Vlaanderen mede door zijn openheid voor wat elders in Europa gebeurde. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph8284)

Culturele vernieuwing: August Vermeylen en Van Nu en Straks

Achteraf bezien werd met de dood van Hendrik Conscience, in 1883, een eerste grote hoofdstuk in de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde afgesloten. Twee jaar voor zijn overlijden had de schrijver in een brief gesuggereerd dat hij om zijn Vlaamse volk via literaire fictie te beschaven bewust onder de maat was gebleven: ‘Ik had […] in mijne lange loopbaan en met het oog op den toestand van het Vlaamsche volk, aan vele andere vereischten dan die der hoogere esthetiek te beantwoorden, en heb als kunstenaar daartoe vele opofferingen gedaan.’ Inmiddels ondernamen Vlaamse collega-schrijvers zoals de vijfenvijftigjarige Pol de Mont De Mont, Pol
Pol de Mont (1857-1931) was een dichter, essayist, folklorist, journalist, kunstcriticus en redenaar. In al zijn activiteiten gaf hij de Vlaamse strijd absolute prioriteit. Decennialang w... Lees meer
schuchtere pogingen om wél te beantwoorden aan de eisen van die hogere esthetiek, waardoor hun stijl onvermijdelijk minder toegankelijk werd voor bredere lagen van de bevolking. Het impliceerde geenszins dat ze deze laatste misprezen en de rug toekeerden. Het was geen keuze tegen het volk, maar vóór de Literatuur.

Tussen 1893 en 1901 verschenen twee reeksen van het fraai uitgegeven culturele periodiek Van Nu en Straks. De sierlijke presentatie maakte duidelijk dat esthetische waarde zou prevaleren op een door Kerk en Staat of eender welke niet-literaire institutie opgelegde ethiek. Het eigen oordeelsvermogen van de schrijver en kunstenaar werd maatgevend. Literatuur moest ook los van de Vlaamse emancipatiestrijd en voor een publiek buiten Vlaanderen betekenis hebben, maar de banden met de Vlaamse beweging, de Vlaamse literaire traditie (onder constructie sinds de jaren 1840) en het nog steeds weinig ontwikkelde Vlaamse publiek werden niet doorgeknipt. Integendeel, deze jonge literaire generatie streefde in de eerste plaats naar een grondige vernieuwing en opwaardering van de Vlaamse literatuur. Ook al wilde men gelezen en liefst ook gewaardeerd worden buiten Vlaanderen, het Vlaamse volk bleef de primaire doelgroep en anders dan hun eveneens op literaire autonomie gestelde collega’s van het Nederlandse tijdschrift De Nieuwe Gids – de spreekbuis van de zogenaamde Tachtigers – was zuivere schoonheid voor deze beginnende schrijvers geen doel, evenmin als vormvernieuwing.

De literaire vernieuwingsdrang van de Tachtigers was een referentiepunt, maar dat was de actuele Franstalige literatuur en de nieuwe kunst van onder meer La jeune Belgique niet minder. De Van Nu en Straks’er zette zich dus niet langer benepen schrap tegen de machtige Franstalige cultuur. Met name de tweetalig opgevoede August Vermeylen Vermeylen, August
August Vermeylen (1872-1945) was een schrijver, literatuur- en kunsthistoricus, en socialistisch senator. In het tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan hij de leiding had, publiceerde hij ... Lees meer
, de drijvende kracht achter Van Nu en Straks, stelde zichzelf en zijn Vlaamse generatiegenoten de eigentijdse Franstalig-Belgische literatuur juist tot voorbeeld en riep op om nóg beter te doen, maar dan in het Nederlands. Zo kon de Vlaamse schrijver zonder zichzelf ontrouw te worden een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van de Europese cultuur, wat het beste bewijs zou zijn van een verhoogd Vlaams beschavingspeil.

Niet alleen de Vlaamse literatuur, ook de Vlaamse beweging had er volgens Vermeylen alle belang bij haar blikveld te verruimen. Met een nieuwe eeuw in het verschiet was het hoog tijd om het kortzichtige taalflamingantisme te verruilen voor een ambitieuzer programma van geestelijke en maatschappelijke hervorming. Voor deze socialistische en anarchistisch geïnspireerde schrijver stond er heel wat meer op het spel dan alleen taalrechten: als de Vlaamse beweging werkelijk aan emancipatie wilde doen, moest ze zich dringend met een aantal acute sociale problemen – armoede, analfabetisme, prostitutie, de mensonwaardige werkomstandigheden van het fabrieksproletariaat – gaan bezighouden. Wat had het immers voor zin om op een mooie dag in heel Vlaanderen Vlaams te spreken als de concrete materiële toestand van het volk er ondertussen niet op verbeterde en de oude machtsstructuren in stand werden gehouden? Dat was, in een notendop, het punt dat Vermeylen wilde maken in zijn even provocerende als invloedrijke ‘Kritiek der Vlaamsche Beweging’, die in 1896 verscheen in de tweede reeks van Van Nu en Straks.

Het was niet zo dat Vermeylen geen respect kon opbrengen voor Hendrik Conscience en andere grote namen van het romantische flamingantisme. Het was vooral de overspannen cultus rond Consciences symbolische universum die hem verontrustte. Volgens Vermeylen waren er reële politieke gevaren verbonden aan het eeuwige herdenken van een mythische gebeurtenis als de Guldensporenslag. Niet alleen belemmerde een dergelijk ritueel het zicht op de maatschappelijke realiteit, de ‘onnozele’ trots op een overwinning die fictieve voorvaderen eertijds op een al even fictieve erfvijand hadden geboekt, kon snel verglijden in xenofobie. Het kwam er voor Vermeylen dus op aan om de initieel nuttige romantiek van De Leeuw van Vlaenderen te laten voor wat ze was en de Vlaamse literatuur radicaal open te stellen voor andere, verder ontwikkelde Europese culturen. Een Vlaams literair tijdschrift dat voor de verandering ‘nu’ en ‘straks’ verkoos boven een vaag maar glorieus verleden was alvast een stap in de goede richting.

Van Stijn Streuvels tot Cyriel Buysse

Een eerste reeks afleveringen van Van Nu en Straks verscheen tussen 1893 en 1894 en leverde meteen het visitekaartje af van een Vlaamse literatuur die zich niet langer tevreden stelde met rijmelarij of moralistische vertelkunst van geringe esthetische waarde. Een nieuw schrijverstype trad naar voren. Prosper van Langendonck Van Langendonck, Prosper (1862-1920)
Prosper van Langendonck (1862-1920) was een dichter en letterkundige die zich ook inzette voor de Vlaamse beweging in Brussel. Lees meer
, Karel van de Woestijne Van de Woestijne, Karel
Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Gentse dichter, prozaïst, criticus en journalist. Hij engageerde zich als gematigd flamingant binnen de Vlaamse beweging en was tijdens de Eerst... Lees meer
en Herman Teirlinck Teirlinck, Herman
Lees meer
, die net zoals Van de Woestijne zijn opwachting maakte in de tweede reeks van Van Nu en Straks (1896-1901), waren zelfbewuste artiesten die de lat behoorlijk hoog legden voor zichzelf en hun publiek. Van hen zou Van de Woestijne uitgroeien tot een rolmodel voor de eigentijdse Vlaamse dichter.

Het aura dat rond de schrijversfiguur van Karel van de Woestijne kwam te hangen was indicatief voor de structurele wijzigingen die zich sinds het fin de siècle en de belle époque steeds duidelijker aftekenden in de Vlaamse literaire ruimte. Voor auteurs die er in de literatuur werkelijk toe wilden doen, werd het creëren van esthetische meerwaarde en een meer universele betekenis prioritair. In dit proces leek Van Nu en Straks in Vlaanderen ook een beslissende stoot te hebben gegeven tot de ontwikkeling van een gespecialiseerde literaire kritiek, dit naar Frans en ook Nederlands voorbeeld. Het werd voor Vlaamse schrijvers belangrijker om uitgeven te worden in Nederland, waar parallel aan de verzelfstandiging van het literaire systeem de professionalisering en literaire specialisering van het boekbedrijf al verder gevorderd waren. Oudere auteurs als Conscience en Van Beers hadden weliswaar jaren eerder al werk in Nederland uitgegeven, maar vanaf nu ging dit in Vlaanderen gelden als een extra waarborg van literaire kwaliteit en waardering. Zo gingen literaire uitgeverijen Boekbedrijf
In de 19de eeuw kwam het Vlaamse boekbedrijf moeizaam van de grond. Pas na de Eerste Wereldoorlog ontstonden in Vlaanderen de bestaansvoorwaarden voor een moderne cultuurindustrie. Tot d... Lees meer
naast een gespecialiseerde literaire kritiek en vaak niet exclusief literaire, maar wel in literatuur gespecialiseerde culturele periodieken (na Van Nu en Straks bijvoorbeeld Vlaanderen Vlaanderen (1903-1907)
Lees meer
) ‘eindelijk’ ook in Nederlandstalig België fungeren als literaire poortwachters. Daarmee werd een belangrijke bestaansreden weggenomen van de tot dan toe zeker voor beginnende schrijvers belangrijk gebleven literaire genootschappen, van De Olijftak tot De Distel De Distel
De Distel was een in 1881 door Jan-Matthijs Brans en Jan Baptist Janmoulle te Brussel opgericht Nederlandstalig letterkundig genootschap, met als kenspreuk ‘Stekelig, niet hekelig’. ... Lees meer
.

Zowel in de kritiek als bij het Vlaamse publiek was de meest succesvolle prozaschrijver van Van Nu en Straks de autodidact en gewezen banketbakker Frank Lateur Lateur, Frank
Lees meer
, alias Stijn Streuvels. Streuvels’ verhalen en romans situeerden zich in de regel op het platteland, en ze schetsten vaak het beeld van een doodarm Vlaanderen. Op het eerste gezicht beweegt Streuvels zich in het door God geschapen Vlaanderen van de West-Vlaamse school, maar de moderniteit ligt nadrukkelijk op de loer. De aandacht van de lezer wordt ook niet meer gericht op de geestelijke armoede en klerikale terreur in de dorpen, zoals bij Loveling, Teirlinck en Stijns. In De oogst (1901) wordt de materiële en morele ellende van ‘de fransmans Fransmannen
Fransmannen of Fransmans is de volksbenaming voor de Vlaamse arbeiders die vanaf het begin van de 19de eeuw in de Franse landbouw, steenbakkerijen en suiker- en chicoreifabrieken seizoena... Lees meer
’ beschreven, Vlaamse seizoensarbeiders in Noord-Frankrijk. De Vlaschaard (1907) verhaalt dan weer hoe een landbouwer om zijn autoriteit te handhaven, als tragische hoogtepunt van een generatieconflict, zijn zoon een doodsklap verkoopt wanneer die achter zijn rug om moderne inzichten toepast bij het oogsten. Streuvels zag even weinig in paternalisme als in de deemoedige aanvaarding van armoede en ellende, omdat de wereld in het algemeen en Vlaanderen in het bijzonder nu eenmaal zo geschapen zou zijn. Streuvels’ sociale kritiek sorteerde effect omdat hij schijnbaar het leven toonde zoals het voor het Vlaamse plattelandsvolk was.


<p>Pagina uit <em>De Vlaschaard</em> (1907) van Stijn Streuvels. (ADVN, VB16332)</p>

Pagina uit De Vlaschaard (1907) van Stijn Streuvels. (ADVN, VB16332)

Met zijn aan de Vlaamse plattelandsrealiteit ontleende verhaalstof, zijn respect voor het lijdende volk en zijn artistieke en toch bevattelijke schrijfstijl wist Streuvels een ruim publiek te bereiken. Dat publiek hoefde overigens hoe langer hoe minder te leren lezen. Zonder in te hoeven leveren op literair-esthetische kwaliteit kon Streuvels daardoor uitgroeien tot de eerste auteur na Hendrik Conscience die in Vlaanderen de titel van volksschrijver voor zichzelf kon claimen. Anders dan Conscience zou hij niet op zijn carrière terugkijken met spijt om de gemiste literaire kansen. Het door Van Nu en Straks ontdekte talent zou zelfs een ernstig te nemen kandidaat voor de Nobelprijs voor Literatuur worden.

Als er één schrijver in Vlaanderen Streuvels’ status van volksschrijver benijdde dan was het wel Cyriel Buysse Buysse, Cyriel
Cyriel Buysse (1859-1932) was een invloedrijk auteur van naturalistische romans en toneelstukken. Lees meer
. Vanuit een zuiver literair standpunt hoefde hij zeker niet onder te doen voor zijn katholieke collega. Zo was Buysse door De Nieuwe Gids, waarin hij in 1890 gedebuteerd was met de novelle ‘De biezenstekker’, ingehaald als een naturalistische vormvernieuwer. Maar in Vlaanderen, zeker in een minder ‘gespecialiseerde’ literaire context, betekende diezelfde tekst voor de lezer een keiharde confrontatie met het in de Europese beschavingsprocessen achtergebleven bestaan van een herkenbaar plattelandsproletariaat. Het beestachtige gedrag van nogal wat van Buysses personages schokte de Vlaamse lezer – de primaire doelgroep van de schrijver van ‘De biezenstekker’ en Het recht van de sterkste (1893) – en dat was precies de opzet. Het stimuleerde de sociale bewustwording en kon de (sociaaleconomische en politieke) elites ertoe bewegen iets te ondernemen. Vormvernieuwing op zich was voor de naturalist Buysse geen doel, hij wilde vooral een bijdrage leveren tot de algehele emancipatie van het Vlaamse volk vanuit een ander standpunt dan het tot dan toe dominante: de Vlaming had nood aan sociale rechtvaardigheid, dat was een grondrecht. Meer nog dan Streuvels brak Buysse met het paternalisme van de literaire Vlaamse beweging van weleer: de politiek, dus de Staat moest interveniëren, voordat er ongelukken van kwamen.

Buysses tragiek was niet alleen dat hij tegengewerkt werd door de Kerk, maar dat hij in het algemeen in Vlaanderen nauwelijks werd gehoord. Uit een vroege roman als Sursum corda! (1894) blijkt hoe graag hij als sociaal-progressieve Vlaming een prominente rol wilde spelen in de Vlaamse beweging, maar zich gedwarsboomd en buitengesloten voelde. De toenemende fixatie op moedertaal, natuur en groots verleden en, meer in het algemeen, op de eigen Vlaamse identiteit spoorde niet met zijn pragmatische benadering van de nauw met elkaar verweven Vlaamse en sociale kwestie. Zijn slechte ervaringen in dit verband inspireerden hem in de roman ’n Leeuw van Vlaanderen (1900) tot een kritiek van de Vlaamse beweging die nog radicaler was dan die van Vermeylen. Het hoofdpersonage Robert La Croix is een charismatisch Vlaamsgezind politicus van christelijk socialistische signatuur, die na een klinkende verkiezingsoverwinning een historische kans krijgt om eindelijk een aantal broodnodige sociale hervormingen door te voeren. La Croix blijkt echter te verkleefd aan de idyllische ficties van de romantische Vlaamse beweging om het lang uit te houden in de moderne metropool Brussel en het centrum van de politieke macht. In zijn doorleefde maar uiteindelijk wereldvreemde idealisme trekt deze nieuwe Leeuw zich terug op het lieflijke Vlaamse platteland, waarna vrijwel onmiddellijk een sociaal oproer uitbreekt dat al snel apocalyptische vormen aanneemt. In de finale van de roman zet een dolgedraaide volksmassa letterlijk het hele land in lichterlaaie.

Geen literair effect was Buysse te spectaculair om de Vlaamse beweging van zijn tijd te waarschuwen. Die Vlaamse beweging bleef zich naar zijn gevoel immers bedwelmen aan de idealiserende literatuur van Conscience – en dat terwijl de sociale spanningen een kritische drempel dreigden te overschrijden. Buysse toonde zich daarbij een stuk sceptischer dan August Vermeylen, die in zijn ‘Kritiek’ meer vertrouwen in het individu en buitenparlementaire actievoering aan de dag had gelegd. Voor de schrijver van ’n Leeuw van Vlaanderen schuilde echter ook in Vermeylens anarchistisch geladen idealisme iets gevaarlijk naïefs en romantisch.

Dat wat meer pragmatiek en voorzichtigheid in de toonzetting een lastige boodschap aanvaardbaarder konden maken, was ook Vermeylen zelf ondertussen gaan inzien. In 1900, hetzelfde jaar waarin Buysses ’n Leeuw van Vlaanderen van de drukpers rolde, publiceerde Vermeylen het opstel ‘Vlaamsche en Europeesche beweging’, een aanvulling op zijn ‘Kritiek der Vlaamse beweging’, waarin hij zich om redenen van politieke efficiëntie aanzienlijk minder ‘anarchistisch’ toonde dan in zijn opstel uit 1896. Even scherp was echter zijn analyse van de essentialistische en taalparticularistische tendensen die hij in de Vlaamse beweging aan invloed zag winnen. Terwijl het in 1898 opgerichte tijdschrift Germania Germania
Germania was een Duits-Vlaams tijdschrift, opgericht en gefinancierd door Alduitsers. Het bestond van 1898 tot 1905. Lees meer
het pangermanisme probeerde te verspreiden in Vlaanderen en gretig olie op het anti-Franse vuur gooide, greep in de katholieke wereld het ultraconservatieve antimoderne gedachtegoed van het ‘integrisme’ om zich heen. Het zette Vermeylen ertoe aan om zijn ideeën over culturele zelfontplooiing, interculturele openheid en Vlaanderens toekomst in Europa aan het slot van zijn stuk samen te ballen in één krachtige oneliner, die voor meerdere generaties progressieve en internationaal gerichte flaminganten als lijfspreuk zou dienen: ‘om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn. – Wij willen Vlamingen zijn, om Europeërs te worden’.

Van Marie Belpaire tot Cyriel Verschaeve

Bij alle vernieuwingsdrang van Vermeylen en co waren er ook dingen die voorlopig niet veranderden. Zo bleven de Vlaamse letteren rond de eeuwwisseling in de eerste plaats een mannenzaak. Waar de 19de-eeuwse Vlaamse literatuur met Maria Doolaeghe, de zussen Loveling en Johanna Courtmans-Berchmans een handvol vrouwen in haar rangen telde, kwam in de twee reeksen van Van Nu en Straks zelfs geen enkele schrijfster of dichteres aan het woord (zie Gender Gender
Vrouwen en mannen kregen verschillende rollen binnen de Vlaamse beweging. De heersende verwachtingen spoorden echter niet altijd met de werkelijke genderverhoudingen en evolueerden boven... Lees meer
). In katholieke cultuurflamingantische kringen was ondertussen wel een voorzichtige bewustwording over het gebrek aan vrouwelijke auteurs waar te nemen. Anno 1900 constateerde een medewerker van het nieuwe literair-culturele tijdschrift Dietsche Warande en Belfort Dietsche Warande en Belfort
Dietsche Warande en Belfort was een Vlaams tijdschrift voor literatuur- en geestesleven. Het ontstond in 1900 door de samensmelting van de tijdschriften Dietsche Warande en Het Belfort.... Lees meer
‘dat er in Noord-Nederland een groot aantal vrouwen zijn die met een ongewoon gemak de Nederlandsche taal hanteeren, terwijl in Zuid-Nederland slechts twee of drie vrouwen hoogstens een bladzijde Nederlandsch kunnen schrijven’. Het succes van Nederlandse dichteressen als Henriette Roland Holst en Hélène Swarth liet bij contrast zien hoe weinig vrouwelijke auteurs de Vlaamse literatuur rijk was. De enkele uitzonderingen die de commentator zich voor de geest kon halen, schreven allen mee aan Dietsche Warande en Belfort: Hilda Ram, Louisa Duykers Duykers, Louisa
Louisa Duykers (1869-1952) was een Antwerpse auteur, cultureel bemiddelaar en onderwijsbevorderaar. Samen met Marie-Elisabeth Belpaire en Hilda Ram nam zij talkrijke initiatieven voor de ... Lees meer
, Anna Germonprez en Marie Elisabeth Belpaire Belpaire, Marie-Elisabeth
Marie-Elisabeth Belpaire (1853-1948) was een welgestelde Vlaamsgezinde auteur die verschillende projecten realiseerde ter promotie van de literatuur (zoals het tijdschrift Dietsche Warand... Lees meer
, die de oprichtster en drijvende kracht van het tijdschrift was. Hoewel Hilda Ram erin slaagde om een grote schare lezers aan zich te binden, wist alleen Belpaire een prominente positie te verwerven in het openbare Vlaams-katholieke literaire leven. Niet als schrijfster of dichteres, maar Belpaire drukte in het begin van de 20ste eeuw als bedrijvige spil van een cultureel netwerk en promotor van jong talent haar stempel op de Vlaamse literatuur. In al haar ijver om Vlaanderen en zijn vrouwen te beschaven hoedde de grand old lady van het katholieke cultuurflamingantisme zich er ondertussen wel voor de grenzen van het politieke fatsoen op te zoeken: zowel in haar van Belgisch patriottisme zinderende Vlaamsgezindheid als in haar emancipatorische, maar antifeministische standpunten koos ‘moeder’ Belpaire doorgaans voor gematigdheid en harmonie.


<p>Bijeenkomst naar aanleiding van een redactievergadering van <em>Dietsche Warande en Belfort</em>, met o.a. Marie-Elisabeth Belpaire (midden), Stephanie Claes-Vetter, Julia de Bie, August van Cauwelaert en Gerard Walschap, s.d. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph51832)</p>

Bijeenkomst naar aanleiding van een redactievergadering van Dietsche Warande en Belfort, met o.a. Marie-Elisabeth Belpaire (midden), Stephanie Claes-Vetter, Julia de Bie, August van Cauwelaert en Gerard Walschap, s.d. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph51832)

Ook een heel andere, aanzienlijk radicalere stem dan die van Belpaire verkondigde een kleine tien jaar later dat het de Vlaamse beweging aan vrouwen ontbrak, of preciezer verwoord: aan moeders. Voor priester-dichter Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
school er in het moederschap iets eeuwigs en onoverwinnelijks, een mythische levenskracht die het in slaap gesukkelde Vlaamse volk weer in zich moest laten opborrelen, wilde het ooit tot zijn oude glorieuze zelf ontwaken. Naar Verschaeves idee kon de Vlaamse beweging dan ook niet romantisch genoeg zijn. Als een soort anti-Vermeylen riep hij op om de Vlaamse kwestie vooral niet te herleiden tot banale maatschappelijke problemen zoals armoede en ongeletterdheid; in deze wezenloos moderne tijden zou dat het woekerende materialisme alleen nog maar versterken en de Vlaming zou nog meer van zijn eeuwige volkse essentie vervreemden. Wat telde, waren de grootse en helaas lang vervlogen heldendaden van de voorvaderen, die nog wel hadden geweten wat nationale trots was. Het was daarom zaak die voorvaderen niet slechts te ‘gedenken’, zoals Conscience aan het slot van de Leeuw had betoogd, maar ze als het ware te belichamen.

Verschaeve ging het steeds meer als zijn heilige taak beschouwen om de Vlaamse beweging in de enige juiste richting te gidsen. Nadat de priester-dichter lange tijd in de anonimiteit was gebleven, gaf hij zich in zijn bundel Zeesymfonieën (1911) nog een laatste keer over aan de al te ‘individualistische’ en gevoelige natuurromantiek waarmee hij tot dusver had gedweept. Parallel aan de bredere politieke radicalisering van de Vlaamse beweging aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog ontpopte Verschaeve zich als een collectivistisch ingestelde, ‘volksverbonden’ auteur, die niet alleen via historische toneelstukken zoals Jakob Van Artevelde (1909) en Philips Van Artevelde (1910), maar ook als geestelijke leider van de katholieke Vlaamse studenten en de opkomende katholieke Vlaamse meisjesbeweging Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging
De Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging was een beweging van katholieke, Vlaamsgezinde burgermeisjes en vrouwen ontstaan in 1912 naar het model van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, ... Lees meer
vorm wilde geven aan zijn ideale Vlaamse gemeenschap. Het is daarbij zeer aannemelijk dat deze erfgenaam van de West-Vlaamse school zich al jaren vóór de oorlog afvroeg of het in zijn ogen tegennatuurlijke België wel de geschikte staatkundige context was voor de totstandkoming van die gemeenschap. Mede vanuit zijn mateloze bewondering voor Rodenbach flirtte Verschaeve zelfs met het idee dat een gewapende vrijheidsstrijd voor het Vlaamse volk wel eens de perfecte aanleiding zou kunnen zijn om eindelijk wakker te worden.

1912-1945

Verdere politieke radicalisering van de literaire Vlaamse beweging (1912-1914)

In de gecanoniseerde hoofdstroom van de Vlaamse letteren had de artistieke autonomiegedachte ondertussen stevig postgevat. Het tijdschrift De Boomgaard De Boomgaard
De Boomgaard was een ‘Algemeen geïllustreerd maandschrift voor literatuur en kunst’ (1909-1911). Het verscheen in Antwerpen onder redactie van André de Ridder, Edmond van Offel, Hugo van ... Lees meer
ging verder waar Van Nu en Straks was gestopt. Vooral in hun proza verkenden schrijvers als André de Ridder De Ridder, André
André de Ridder (1888-1961) was hoogleraar statistiek en financiële wetenschappen, romanschrijver en een invloedrijk kunstcriticus en -promotor. Lees meer
en Paul Kenis Kenis, Paul
Lees meer
het ‘lege’ stadsleven dat elke binding met de volksbeweging verloren leek te hebben. Maar schijn bedroog. Parallel aan dit literair-esthetische project werkten beide schrijvers ook mee aan De Blauwvoet De Blauwvoet (1910-1911)
De Blauwvoet (1910-1911) was een vrijzinnig letterkundig maandblad, orgaan van de oud-leerlingenbond van school 14 te Antwerpen, uitgegeven in Borgerhout. De doelstelling van De Blauwvoet... Lees meer
, een Antwerps studentenblaadje dat zich opwierp als ‘het voorwachtblad der jongere Vlaamse letterkunde’, waarin de literatuur een veel minder autonome functie toebedeeld kreeg. Zelfs de meest ‘decadente’ auteurs toonden zich dus nog altijd bewust van het feit dat de literatuur een rol te spelen had in de uitbouw van een Vlaamse natie-idee.

Terwijl de precieze positie die de uiteenlopende auteurs innamen in of ten opzichte van de Vlaamse beweging vaak impliciet werd gelaten, vormde de herdenking van de honderdste geboortedag van Hendrik Conscience een moment waarop vrijwel iedereen kleur moest bekennen. Tijdens de officiële bijeenkomsten verbonden de dichters René de Clercq De Clercq, René
Lees meer
en Pol de Mont de massaal bijgewoonde herdenking met de politieke eis die in 1912 brandend actueel was: de erfenis van Conscience kon alleen geëerbiedigd worden door de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Dit zette de Van Nu en Straks’ers Van de Woestijne en Vermeylen ertoe aan om de verwachtingen respectievelijk met ironie en gezond verstand te temperen. Romantische passie had volgens hen een functie, maar had weinig effect in een volwassen discussie. Literatuur was niet de plek waar romantische fantasieën in leven gehouden moesten worden, vond ook André de Ridder, al kwam deze decadente schrijver opmerkelijk genoeg wel tot de conclusie dat de literator niet in een ivoren toren thuishoorde, maar met beide benen in de maatschappij moest staan. Schoorvoetend bevestigde deze woordvoerder van de modernste fractie van de Vlaamse letteren de onverbrekelijke band tussen de literatuur en de Vlaamse beweging.


Toespraak van August Vermeylen op de Consciencefeesten in Brussel, 21 juli 1912. In het publiek onder meer René de Clercq, Willem Gijssels, Gustaaf Vermeersch en Adolf Clauwaert. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph5949)
Toespraak van August Vermeylen op de Consciencefeesten in Brussel, 21 juli 1912. In het publiek onder meer René de Clercq, Willem Gijssels, Gustaaf Vermeersch en Adolf Clauwaert. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph5949)

Voor Cyriel Verschaeve ging dit allemaal echter lang niet ver genoeg. In De Vlaamsche Vlagge gaf hij toe dat Conscience belangrijk werk had verzet, maar vroeg hij zich ook meteen af wat het allemaal had opgeleverd als een groot deel van de Vlaamse beweging in toenemende mate een rationalistisch discours aannam? Volgens Verschaeve waren de symbolen van de Vlaamse beweging lang genoeg gerelativeerd. Het symbolische discours moest volgens hem juist veel letterlijker worden doorgevoerd en uiteindelijk ook letterlijk worden geïnterpreteerd. Verschaeve liet al in de titel van zijn bijdrage, ‘Op verzoek van Moeder Vlagge’, zien welke symbolische orde hij wilde introduceren. In een opzichtige allegorie schetste hij een beeld van België waarin een arme zorgzame moeder er ternauwernood in was geslaagd om ‘blozende’ dochters en ‘kloeke’ zonen op te voeden. Het gezin miste echter een vader en dus een verleden, ‘want ’t verleden dat is vader!’ De moeder, zo blijkt uit het vervolg, staat voor Vlaanderen. De Belgische vaderstaat, de logische partner van Vlaanderen, wordt echter veelzeggend verzwegen. Conscience krijgt in deze allegorie de rol van de pienterste zoon toebedeeld, maar is ook een ‘moederlijke broeder’ en mist dus de mannelijkheid om Vlaanderen in de oude glorie te herstellen. Juist dit was volgens Verschaeve de opdracht voor de literatuur ná Conscience.

In 1912 tekende zich een tweedeling in de Vlaamse letteren af. Aan de ene kant bevonden zich de Van Nu en Straks’ers en de mensen van De Boomgaard, die een groot belang hechtten aan de autonomie van de literatuur, maar goed beseften dat die literatuur nog een rol te spelen had in de emancipatie van de Vlaming. Aan de andere kant stonden de romantici, waarvan een deel zich bediende van een triomfantelijke logica waarin de herdenking van Conscience automatisch moest resulteren in de verwezenlijking van politieke eisen, en waarvan een ander deel zich radicaal terugtrok in de romantische beeldspraak.

In het gekrakeel was ook een nieuwe, afwijkende stem te horen. Namens de jongste generatie nam Geo van Tichelen Van Tichelen, Geo
Lees meer
in De Goedendag De Goedendag (1891-1940)
Lees meer
een heel eigen positie in. Hij bediende zich van dezelfde beeldspraak als Verschaeve, maar noemde Conscience een ‘grootvader’ die de jongeren in hun ‘jeugd’ goed gekend hadden en inmiddels wat naar de achtergrond was verdwenen. Niet dat schrijvers als Raymond Brulez Brulez, Raymond
Lees meer
, Urbain van de Voorde Van de Voorde, Urbain
Urbain van de Voorde (1893-1966) was een Vlaamsgezinde dichter, essayist, journalist, literatuurcriticus en polemist. Lees meer
en M.B. Ledegouwer Verdurme, Evarist
Evarist Verdurme (1895-1914) maakte voor de Eerste Wereldoorlog korte tijd naam als opstandig schrijver. Zijn verwijdering van het Gentse atheneum veroorzaakte een schandaal. Zijn schrijv... Lees meer
, die in deze periode in dit tijdschrift debuteerden, zich van de Vlaamse beweging hadden afgekeerd. De nadruk lag bij de meesten echter niet meer op de traditie, maar, zo benadrukte Brulez al in 1911, op ‘zelfontwikkeling’.

Dit verlangen naar zelfontplooiing leidde eind 1912 tot een waar schandaal toen Evarist Verdurme, alias M.B. Ledegouwer, van het Gentse atheneum werd gestuurd. De aanleiding was de publicatie van zijn eerste dichtbundel, Heoos, dit is een boek van jeugd (1912). Het boek was vormelijk nog vrij traditioneel, maar ademde tegelijkertijd ook een ongebreidelde vrijheidsdrang. Niet een mythisch volk dat symbool zou kunnen staan voor Vlaanderen staat centraal, maar een lyrische ik, die ergens zelfs suggereert dat hij God zou zijn.

De ophef die ontstond in Gent werd de blauwdruk voor een reeks kleinere en grotere incidenten op de athenea. Het belangrijkste daarvan vond plaats in Antwerpen in het voorjaar van 1914, toen de Nederlandstalige en Franstalige leerlingen gezamenlijk in opstand kwamen tegen het schoolbestuur, dat op meerdere momenten had laten zien niet bijzonder geporteerd te zijn van de literaire expressiedrang van de leerlingen. ‘Wij willen ons eigen leven leven’, vatte Paul van Ostaijen Van Ostaijen, Paul
Paul van Ostaijen (1896-1928) was een schrijver die met zijn poëzie, proza en kritische werk grote invloed heeft uitgeoefend op de Nederlandstalige literatuur. Zijn zoektocht naar een nie... Lees meer
het protest van de jongeren kernachtig samen.

De opstand op het Antwerpse atheneum was meer dan een zoveelste querelle des anciens et des modernes. Zeker aan Nederlandstalige kant was dit een symbolische vadermoord die, behalve een zucht naar intellectuele onafhankelijkheid, ook een verlangen naar politieke autonomie in zich droeg. In oktober 1913 had Robert van Genechten Van Genechten, Bob
Robert van Genechten (1895-1945) was een advocaat, docent en publicist. Hij was actief in het Vlaamsgezinde studentenleven en trad toe tot het activisme. Hij week uit naar Utrecht en groe... Lees meer
in De Goedendag al gepleit voor een ‘vriendschappelijke bestuurlijke scheiding’. Hoewel dit idee buiten het tijdschrift De Bestuurlijke Scheiding De Bestuurlijke Scheiding
Het Gentse weekblad De Bestuurlijke Scheiding pleitte tijdens zijn kortstondige bestaan in de maanden vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog voor het federalisme en voor de opricht... Lees meer
, met de Lierse schilder Reimond Kimpe Kimpe, Reimond
Reimond Kimpe (1885-1970) verhuisde na de Eerste Wereldoorlog naar Nederland om te ontsnappen aan gerechtelijke vervolging vanwege zijn activisme. Hij was er werkzaam in de huizen- en weg... Lees meer
en schrijver Antoon Thiry Thiry, Antoon
Antoon Thiry (1888-1954) schreef pittoresk-folkloristische verhalen en was de oprichter van de uitgeverij en boekengilde Die Poorte. Tijdens de Eerste Wereldoorlog engageerde hij zich in ... Lees meer
in de redactie, nog geen massale bijval kreeg, was het federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
een onderwerp dat onderhuids toch her en der aanwezig was in de vooroorlogse literatuur. Bijvoorbeeld in het wagneriaanse epos Harmen Riels (1913) van De Clercq, dat zich voor een deel afspeelt tegen de achtergrond van het Zwitserse federalisme.

Activisme: 1914-1918

Na de Duitse inval in België kwam de literatuur grotendeels tot stilstand. Het bleef zelfs zo stil dat Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
zich er in februari 1915 in het in Nederland verschijnende tijdschrift De Vlaamsche Stem De Vlaamsche Stem (1915-1916)
De Vlaamsche Stem (1915-1916) was een Vlaamsgezind dagblad dat in Nederland verscheen en na een tijd in Duitse handen overging. De koerswijziging die het dagblad als gevolg daarvan onderg... Lees meer
over bekloeg dat hij al maanden niets meer had gehoord van zo uiteenlopende schrijvers als Verriest, Vermeylen, Van de Woestijne en De Clercq. Daar kwam verandering in toen Albéric Deswarte Deswarte, Albéric
Albéric Deswarte (1875-1928) was een radicaal Vlaamsgezinde socialistische politicus, die onder andere ijverde voor Nederlandstalig hoger onderwijs. Tijdens de Eerste Wereldoorlog schippe... Lees meer
en De Clercq, de twee hoofdredacteurs van ditzelfde tijdschrift, op 11 juli 1915 een huldetelegram zonden aan koning Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
. Het telegram stond vol welgemeende complimenten, maar bevatte ook een precaire vraag over het toekomstige Vlaanderen binnen het herstelde België. Feitelijk vroegen ze of de koning Vlaams zelfbestuur in het vooruitzicht wilde stellen. Het telegram van De Vlaamsche Stem maakte deel uit van een minstens deels gecoördineerde actie, waarbij ook de Utrechtse Studentenafdeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond Algemeen-Nederlands Verbond
Het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd in 1895 opgericht. Aanvankelijk behartigde het de belangen van de Nederlandse taal. Later en tot op de dag van vandaag ijvert het voor de brede ... Lees meer
(ANV) betrokken was. Achter de schermen trad Frederik C. Gerretson Gerretson, Frederik C.
Frederik Carel Gerretson (1884–1958) was een Nederlandse historicus, zakenman en politicus, die vanuit zijn Groot-Nederlandse overtuiging het Vlaams-nationalisme trachtte te beïnvloeden.... Lees meer
, alias de Nederlandse dichter Geerten Gossaert, op als informant en financier voor de Duitsers. Door Antoon Jacob Jacob, Antoon
Antoon Jacob (1889-1947) was een atheneumleraar en later hoogleraar in Hamburg en Gent. Hij was actief bij activistische tijdschriften, nadien in de amnestiebeweging en later de culturele... Lees meer
en René de Clercq te bespelen, zorgde hij ervoor dat De Vlaamsche Stem een steeds radicalere koers ging varen.

Het antwoord van het paleis liet zich raden. Tijdens de oorlog konden de Belgen maar één zorg hebben: de bevrijding van het grondgebied. De atheneumleraren De Clercq en Jacob werd bovendien opgedragen zich van het telegram te distantiëren, op straffe van ontslag. De Clercq probeerde zich nog te verdedigen door het manuscript van De zware kroon (1915) op te sturen, een bundel vol vaderlandslievende gedichten. Hij wenste België en het vorstenpaar niets dan het beste, luidde zijn argument. De gedichten uit De zware kroon bevestigden dat sentiment, maar De Clercq had ondertussen wel een grote asterisk geplaatst bij de houdbaarheid van België in de heersende vorm.

De regering toonde zich niet onder de indruk van het literaire verweer. De Clercq en Jacob werden in oktober 1915 ontslagen. Toen dit ontslag wereldkundig werd gemaakt, ging er meteen een golf van protest op. De steunbetuigingslijst van de activistische Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
krant Het Vlaamsche Nieuws Het Vlaamsche Nieuws
Het Vlaamsche Nieuws was een Antwerps Duits-activistisch persorgaan, dat eerst onder de naam Vlaamsche Gazet – Het Laatste Nieuws verscheen. Het werd het belangrijkste activistische perso... Lees meer
werd niet alleen getekend door schrijvers die al in de richting van het activisme waren opgeschoven. Ook loyale schrijvers als Jules Persyn Persyn, Jules
Lees meer
, Lode Baekelmans Baekelmans, Lode
Lode Baekelmans (1879-1965) was een Antwerpse schrijver en bibliothecaris. In 1933 werd hij de eerste conservator van het Museum van de Vlaamsche Letterkunde, nu het Letterenhuis, en werd... Lees meer
en Willem Elsschot De Ridder, Alfons
Alfons de Ridder (1882-1960) verwierf als schrijver grote bekendheid onder het pseudoniem Willem Elsschot. Tijdens zijn school- en studiejaren was hij lid van diverse Vlaamse culturele ve... Lees meer
tekenden het protest. Na de dagboekaantekeningen van Stijn Streuvels, waarin behalve de angst voor de oorlog ook een zeker ontzag voor de Duitsers had doorgeklonken, was dit voor veel jongere schrijvers het zetje dat zij nog nodig hadden om definitief over te gaan tot het activisme. Zonder dat er ooit expliciet overeenstemming werd bereikt (of gezocht) over het politieke einddoel schaarde het schrijvende deel van de jonge generatie zich grotendeels achter wat Gaston Burssens Burssens, Gaston
Gaston Burssens (1896-1965) was een dichter en prozaïst. Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakte hij zowel politiek als artistiek deel uit van het activisme. Burssens was voorzitter en best... Lees meer
al op 3 oktober 1915 omschreef als ‘“home rule”, zelfbestuur voor Vlaanderen!’ Ook Paul van Ostaijen sloot zich aan bij het activisme, dat zich in de retoriek alvast zeer strijdbaar toonde. In ‘Gulden sporen negentienhonderd zestien’ voorspelde hij bijvoorbeeld dat het ‘aktieve leger’ dat jaar ‘zij aan zij, / pal, rij op rij’ zou groeien.

In de loop van datzelfde jaar begon Van Ostaijen de term activisme in zijn artikelen van een steeds specifiekere (literaire) betekenis te voorzien. ‘Elk jongere is een aktivist’, stelde hij in 1916 zonder meer. Van Ostaijen behandelde het activisme als een denkrichting die aansloot bij het uiterst linkse en internationalistische ‘Aktivismus’ van de Duitse dichter en politieke denker Kurt Hiller. Hij riep zijn generatiegenoten op om los te komen van het ‘sentimenteel geklets’ van weleer en zich toe te leggen op een ‘beredeneerd’ nationalisme, dat – met een knipoog naar Vermeylens opstel ‘Vlaamsche en Europeesche beweging’ – een opstapje zou zijn naar internationale samenwerking. Van Ostaijens bundels Music-Hall (1916) en Het sienjaal (1918) verkennen het leven in de moderne stad en in een even moderne artistieke leefwereld, waarvan Vincent van Gogh en James Ensor de peetvaders zijn, en die vertakkingen kent tot ver over de landsgrenzen. Het flamingantisme wordt in enkele gedichten enthousiast omarmd, maar wordt in Music-Hall veelzeggend getypeerd als een ‘zoet liefje’.


<p><em>Het Sienjaal</em>, de tweede dichtbundel van Paul van Ostaijen, rolde in het najaar van 1918 van de persen van de <em>Antwerpsche Courant</em>, een activistisch dagblad waaraan de dichter op dat moment intensief meewerkte. Het omslagontwerp was van Floris Jespers. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr8961)</p>

Het Sienjaal, de tweede dichtbundel van Paul van Ostaijen, rolde in het najaar van 1918 van de persen van de Antwerpsche Courant, een activistisch dagblad waaraan de dichter op dat moment intensief meewerkte. Het omslagontwerp was van Floris Jespers. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr8961)

In het haast bevroren Vlaamse boekbedrijf viel Music-Hall op. De bundel werd niet meteen ingehaald als een meesterwerk, maar groeide wel uit tot een vaste referentie voor alles wat modern en vooruitstrevend nationalistisch was. Bovendien introduceerde Van Ostaijen een nieuw soort dichterschap, waarin het autonomistische principe een vanzelfsprekend huwelijk aan ging met wat een activistisch principe genoemd kan worden.  Van Ostaijen was er met andere woorden niet op uit om de wereld een klein beetje mooier te maken. Hij wilde met goede en internationaal relevante poëzie concreet iets in de wereld veranderen, te beginnen bij het koninkrijk België. Deze houding had grote invloed op jonge dichters rond De Goedendag als Paul Verbruggen en Victor Brunclair Brunclair, Victor
Victor J. Brunclair (1899-1944) was een avant-gardistische schrijver en journalist, die behoorde tot de groep rond Paul van Ostaijen. Hij ging de geschiedenis in als een van de weinige Vl... Lees meer
. In Aula Aula (1916-1918)
Aula was het studententijdschrift aan de tussen 1916 en 1918 vernederlandste Gentse universiteit. Lees meer
, het maandblad van de studenten aan de door de Duitse bezetter vernederlandste Gentse universiteit, verhielden ook Gaston Burssens en Wies Moens Moens, Wies
Lees meer
zich tot dit nieuwe geluid. Tot een echte stroming kwam het echter niet. Het lukte Van Ostaijen en zijn vriend en mede-theoreticus Oscar de Smedt De Smedt, Oskar
Oskar De Smedt (1896-onbekend) was tijdens WOI betrokken bij het Antwerpse activisme. Daarna was hij actief in de Frontpartij. Ook publiceerde hij over de geschiedenis van Antwerpen. ... Lees meer
bijvoorbeeld niet om de generatie te verenigen in een tijdschrift. In Gent keerden Achilles Mussche Mussche, Achilles
Achilles Mussche (1896-1974) was een socialistisch en flamingantisch geïnspireerde leraar en dichter, die zich in zijn jonge jaren engageerde in het activisme en begin jaren 1920 mee aan ... Lees meer
, Richard Minne Minne, Richard
Lees meer
en Firmin Parasie Parasie, Firmin
Journalist Firmin Parasie (1897-1976) engageerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in het activisme en tijdens de Tweede in de collaboratie. Lees meer
zich met het tijdschrift Regenboog, waarin ze via de moderne kunst eveneens wilden ijveren voor een ‘Nieuw Vlaanderen’, zelfs af van de al te intellectualistische aanpak van Van Ostaijen en consorten.

Het activisme werd (uiteraard) niet door elke schrijver als een avant-gardistisch ‘-isme’ behandeld. De moderne dichters zelf deden dat ook voornamelijk als ze zich tot de eigen kring richtten. In gedichten, verhalen of columns die voor de algemene activistische pers bestemd waren, spraken zij het publiek aan in een veel traditionelere en vaak ondubbelzinnig nationalistische taal. Voor het grote publiek had de activistische literatuur dan ook een heel ander voorkomen. Die literatuur werd gedomineerd door de romantische stemmen van voor de oorlog. De Clercq zette in 1916 de toon met De noodhoorn, een boek dat in stijl voortborduurde op de patriottische bundel De zware kroon, maar waarin de dichter zijn poëzie nu zonder voorbehoud inzette voor het activisme. De moederfiguur, die in De zware kroon nog ingevuld werd door koningin Elisabeth, is in deze bundel ondubbelzinnig de ‘kranke’ Moeder Vlaanderen. Het is ook duidelijk dat dit Vlaanderen niet aan de Belgische vaderstaat behoort, maar aan God. Toch blijft De Clercq ook in De noodhoorn hopen dat koning Albert tot inkeer zal komen en ‘Oud Vlaanderen’ zijn rechten zal geven, zodat het als ‘Staat in den Staat’ zou kunnen functioneren. 


<p>René de Clercq voorzag het activisme van strijdbare verzen en liederteksten. Zijn bundel <em>De Noodhoorn</em> (1916) werd in Vlaams-nationalistische kringen zeer populair. (ADVN, VB1843)</p>

René de Clercq voorzag het activisme van strijdbare verzen en liederteksten. Zijn bundel De Noodhoorn (1916) werd in Vlaams-nationalistische kringen zeer populair. (ADVN, VB1843)

De Clercq omschreef zijn ideale Vlaanderen in De noodhoorn als ‘onverduitscht en onverfranscht’. Hoewel dit concept zonder meer een oprecht ‘idee’ was, liet de praktijk ondertussen een ander beeld zien. De aarzelingen van het begin van de oorlog waren verdwenen. De activistische schrijvers aanvaardden inmiddels zonder uitzondering de uitgestoken hand van de bezetter. In de meeste gevallen betekende dit dat men meewerkte aan door de Duitsers toegestane, ondersteunde of zelfs volledig gefinancierde kranten en tijdschriften. Vaak was het literaire werk dat in deze periodieken verscheen expliciet politiek, maar dat was niet altijd het geval. Dit was bijvoorbeeld ook de context waarin het romantische werk gedijde van Alice Nahon Nahon, Alice
Alice Nahon (1896-1933) was een populaire Vlaamse dichteres. Lees meer
en de zussen Flora en Maria de Lannoy. Deze dichters verklaarden zich veeleer impliciet akkoord met het programma van de tijdschriften waarin zij publiceerden en thematiseerden het Vlaams-nationalisme slechts een hoogst enkele keer.

Na de oprichting van de Raad van Vlaanderen Raad van Vlaanderen (1917-1918)
De Raad van Vlaanderen (1917-1918) was een activistisch marionettenparlement tijdens de Eerste Wereldoorlog, dat onderdeel was van de Duitse plannen om in Vlaanderen een blijvende invloed... Lees meer
in het voorjaar van 1917 werd er een poging gedaan om het heterogene activisme te centraliseren. Schrijvers Raf Verhulst Verhulst, Raf
Raf Verhulst (1866-1941) was een Vlaamsgezinde schrijver, journalist en docent, die tijdens de Eerste Wereldoorlog een prominente rol opeiste in het activisme. Lees meer
en René de Clercq werden lid van de Raad. Vooral deze laatste dichter, die in activistische kringen een populaire bard en zelfs een ‘martelaar’ was geworden, fungeerde voortaan als uithangbord van de beweging. De propagandistische functie die de literatuur op deze manier kreeg toebedeeld, werd nog veel nadrukkelijker uitgespeeld toen het Centraal Bureau voor Propaganda Centraal Vlaamsch Propagandabureau
Het in Brussel gevestigde Centraal Vlaamsch Propagandabureau was tijdens de Eerste Wereldoorlog het centrum en het secretariaat van de activistische propaganda vanwege de Raad van Vlaande... Lees meer
in de tweede helft van 1917 op stoom kwam. Het propagandabureau stelde een beperkte lijst van sprekers op, waarvan de bekendste haast permanent op tournee waren. Hoewel de jonge activistische dichters niet los stonden van de Raad van Vlaanderen en het propagandabureau, had dit ‘officiële’ activisme duidelijk een veel behoudender poëtica. Voor expressionisme was er hier geen plaats. Alleen romantici als De Clercq, Richard de Cneudt De Cneudt, Richard
Richard de Cneudt (1877-1959) was een onderwijzer en dichter die tijdens de Eerste Wereldoorlog mee de Raad van Vlaanderen oprichtte en binnen de Raad vooral actief was rond onderwijs. ... Lees meer
en Lambrecht Lambrechts Lambrechts, Lambrecht
Lambrecht Lambrechts (1865-1932) was leraar en schreef Nederlandstalige liederen. Ook hield hij voordrachten over liedkunst. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij betrokken bij het activ... Lees meer
draaiden mee in het lezingensysteem.

Loyalisten, passivisten, fronters en activisten: 1918-1930

‘Wij hebben geen oorlogsliteratuur’, stelde Filip de Pillecyn De Pillecyn, Filip
Filip De Pillecyn (1891-1962) was schrijver en journalist. Hij was actief in de Frontbeweging, werkte voor De Standaard en De Tijd en stichtte het satirisch weekblad Pallieter. Tijdens de... Lees meer
begin 1920. De schrijver die de oorlog aan het front had doorgebracht, ontkende niet dat de schrijvers onder zijn wapenbroeders gedichten en verhalen bij de vleet hadden geschreven, maar hij miste de voelbare doorwerking van de frontervaring in de literatuur die uit de loopgraven was voortgekomen. Die ervaring was zo heftig dat De Pillecyn veronderstelde dat zij een nieuw ‘ritme’ zou hebben moeten geven aan de gedichten en de verhalen. Op een paar sterke verzen van Daan Boens Boens, Daan
Daan Boens (1893-1977) was kunstenaar, dichter en journalist. Als socialistisch politicus ijverde hij voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Lees meer
na, vond hij echter niets memorabels. Het oordeel van De Pillecyn, die zijn eigen oorlogsgedichten hetzelfde jaar bundelde in Onder den hiel (een gezamenlijk uitgave met Jozef Simons Simons, Jozef
Jozef Simons (1888-1948) was een Kempische schrijver, die vooral bekendheid vergaarde met zijn oorlogsroman Eer Vlaanderen vergaat (1927). Lees meer
), hield stand. Ondanks dat er tijdens de oorlog juist veel (gelegenheids)poëzie verscheen in tijdschriften en bloemlezingen en schrijvers als Franz de Backer De Backer, Franz
Franz de Backer (1891-1961) was een Vlaamsgezinde filoloog, anglist en auteur. Hij schreef vooral over zijn herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog. Lees meer
, August van Cauwelaert Van Cauwelaert, August
De Vlaamsgezinde katholiek August van Cauwelaert (1885-1945), die professioneel aan de slag was als advocaat en rechter, was ook literair actief als dichter en essayist. Hij was betrokken... Lees meer
en Fritz Francken Francken, Fritz
Fritz Francken (1893-1969) was een Antwerps dichter en prozaschrijver. Hij was, samen met Daan Boens en August van Cauwelaert, een van de spilfiguren van de generatie frontdichters uit de... Lees meer
na de oorlog hun frontpoëzie bundelden, nestelde geen van de Vlaamse frontdichters Frontdichters
Frontdichters is een Duits leenwoord waarmee oorlogsdichters worden aangeduid, in de Vlaamse context gebruikt voor Vlaamse dichters die tijdens de Eerste Wereldoorlog streden aan en schre... Lees meer
zich in het collectieve geheugen. De Pillecyn weet dit aan stilistische onkunde, maar er was nog een reden waarom deze literatuur na de oorlog geen vruchtbare aarde vond. Behalve in het ‘Frontlied’ (1918), waarin Jozef Simons het programma van de Frontbeweging samenvatte (zoals hij zijn visie op de oorlog later ook uiteenzette in de roman Eer Vlaanderen vergaat (1927)) en in een bundel als Naar de daad (1919) van Ward Hermans Hermans, Ward
Ward Hermans (1897-1992) was een Vlaams-nationalistische schrijver, journalist en politicus, die in de loop van het interbellum radicaliseerde in nationaalsocialistische zin. Tijdens de T... Lees meer
namen de frontdichters geen eenduidige nationalistische positie in. In een gepolariseerd literair landschap vond de hybride manier waarop veel frontdichters omgingen met Vorst en Vaderland weinig weerklank. Net als in De zware kroon van René de Clercq treedt koning Albert in deze poëzie doorgaans op als de Held van de oorlog en als rechtvaardige hoeder van het Vlaamse volk. Maar mede onder invloed van de radicalisering van de Frontbeweging en de algemene teleurstelling over het uitblijven van hervormingen na de oorlog, was dit een combinatie waarbij weinigen zich na de oorlog nog iets konden voorstellen.


<p>IJzerfrontsoldaat Jozef Simons publiceerde in 1927 zijn roman <em>Eer Vlaanderen vergaat</em>, waarin hij de lotgevallen van de Frontbeweging beschreef en zich afvroeg of de Vlaamse soldaten in 1918 niet gewapenderhand in opstand hadden moeten komen. De eerste druk verscheen onder het pseudoniem van Ivo Draulans. (ADVN, VB3367)</p>

IJzerfrontsoldaat Jozef Simons publiceerde in 1927 zijn roman Eer Vlaanderen vergaat, waarin hij de lotgevallen van de Frontbeweging beschreef en zich afvroeg of de Vlaamse soldaten in 1918 niet gewapenderhand in opstand hadden moeten komen. De eerste druk verscheen onder het pseudoniem van Ivo Draulans. (ADVN, VB3367)

Veel meer dan in de maatschappij als geheel, kreeg het activisme in de literatuur een duidelijk vervolg. Hoewel de grenzen tussen de verschillende groeperingen niet altijd even ondoordringbaar bleken, viel de literatuur grofweg uiteen in een activistisch deel (waarbij zich een deel van de loyalisten, die zich tijdens de oorlog afzijdig hadden gehouden, aansloot) en een passivistisch Passivisme
Het begrip ‘passivisme’ verwijst naar de Vlaamsgezinden die tijdens de Eerste Wereldoorlog verdere pogingen om de Vlaamse eisen te realiseren tot na het einde van het politiek-militair co... Lees meer
deel. Daarnaast verenigde het uitgesproken katholieke deel van het schrijversgilde zich aanvankelijk rond Dietsche Warande en Belfort en Marie-Elisabeth Belpaire, die warme banden onderhield met de Frontbeweging. Belpaire was echter ook onwankelbaar in haar loyaliteit aan het vaderland, waardoor mensen als Verschaeve snel weer andere verten opzochten. Terwijl de passivisten, met Vermeylen en Teirlinck als aanvoerders, een poging deden om de auteurs in de Vlaamsche Vereniging van Letterkundigen te groeperen rond een programma van burgerschap en geleidelijke verandering, brak het vooruitstrevende literaire activisme de eerste jaren na de oorlog pas echt goed door. Waar tijdschriften als Staatsgevaarlik Staatsgevaarlik
Lees meer
en Opstanding Opstanding (1920-1921)
Opstanding (1920-1921) was het orgaan van de Vlaamse Clarté-groep. Lees meer
kortstondige pogingen deden om een radicaal intellectueel discours ingang te doen vinden, schaarden de naoorlogse activisten zich vooral rond het tijdschrift Ruimte Ruimte
Lees meer
, dat uitgegeven werd door uitgeverij De Sikkel De Sikkel
De Sikkel was een uitgeverij die in 1919 werd opgericht door de activistische letterkundige Eugène de Bock. Vanaf 1954 ging de uitgeverij zich hoofdzakelijk toeleggen op schoolboeken en i... Lees meer
van activist Eugène de Bock De Bock, Eugène
Eugène de Bock (1889-1981) was een Vlaamse uitgever en auteur. Hij was de oprichter en directeur van uitgeverij De Sikkel en stichtte ook mee de Vereniging ter bevordering van het Vlaamse... Lees meer
. Tot het chagrijn van Van Ostaijen, die wegens zijn activisme naar Berlijn was gevlucht en daar een spectaculaire ontwikkeling doormaakte, stond het blad niet alleen open voor de expressionistische voorwacht. Ruimte publiceerde het werk van iedereen die in brede zin ‘Vlaams en sociaal’ was. Onder die noemer vielen naast de ‘ultramodernen’, ook ‘romantische expressionisten’ als Moens en zelfs propagandisten als Jacob.

Ondanks de soms grote onderlinge verschillen verenigde Ruimte een generatie die tijdens de oorlog nooit verenigd was geweest. Poëticaal zocht het grootste deel van de medewerkers aansluiting bij Het sienjaal, de bundel die Paul van Ostaijen vlak voor de wapenstilstand had uitgebracht, maar die in zijn ogen alweer achterhaald was. Na het einde van de oorlog was immers snel gebleken dat de internationale broederschap die eensgezind zou gaan bouwen aan een nieuwe wereld – een hoop die in Het sienjaal in lange regels werd uitgeschreeuwd – er niet was gekomen. Voor Van Ostaijen was de rol van de literatuur daarmee nog niet uitgespeeld, maar het had volgens hem weinig zin om nog hardop te dromen van een Nieuw Vlaanderen in een Verenigd Europa. Toch was dit precies wat dichters als Brunclair, Moens, Burssens en Marnix Gijsen Goris, Jan-Albert
Jan-Albert Goris (1899-1984) was een veelzijdig schrijver, ambtenaar en diplomaat. Als literator maakte hij naam onder het pseudoniem Marnix Gijsen. Hij debuteerde als expressionistisch d... Lees meer
deden. Het religieuze discours dat Van Ostaijen had gebruikt om het verlangen naar het nog ongrijpbare ideaal te verwoorden, bleek voor sommige (latente) katholieke vernieuwers bovendien bijzonder aantrekkelijk. In Gijsens populaire ‘Lof-litanie van Sint-Franciscus van Assisi’ is de zoektocht naar het ‘Land van overzee’, bijvoorbeeld niet meer alleen te begrijpen als het internationalistische verlangen naar een nieuwe wereld waarin ‘menschen elkanders Vaderland leeren beminnen’, zoals hij aan het eind van het gedicht schrijft, maar ook letterlijk als een verlangen naar de katholieke ‘algeheele communie’. Door deze confessionele reflex kwam het revolutionaire streven van het progressieve activisme al snel tussen aanhalingstekens te staan. In die context viel Van Ostaijens revolutionaire collagetekst Bezette stad (1921), met zijn splijtende systeemkritiek op het ‘wereldberoemde trio Godsdienst & Vorst & Staat’, bij verschijnen dan ook haast in dovemansoren.

Hoewel het modernisme in Vlaanderen lang niet altijd even dogmatisch werd doorgevoerd, verhielden de uitgesproken flamingantische schrijvers zich in de jaren 1920 in ieder geval in de vorm tot het modernisme. In de flamingantische iconografie en op menig boekomslag overheerste de hoekige (expressionistische) houtsnede. Een tijdschrift als Ter Waarheid Ter Waarheid (1921-1924)
Ter Waarheid was een tijdschrift dat in 1921 werd opgericht door Joris van Severen en Achilles Mussche. Het zocht aansluiting bij het humanitaire expressionisme. Humanitaire en pacifistis... Lees meer
, een initiatief van Joris van Severen Van Severen, Joris
Joris van Severen (1894-1940) is vooral bekend als de oprichter en leider van het fascistisch geïnspireerde Verdinaso (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen). Medio jaren 1930 verru... Lees meer
en Mussche, diende zich bij het eerste verschijnen in 1921 vanzelfsprekend aan als een modernistisch initiatief, al dreef het blad inhoudelijk al snel af in de richting van een opstandig katholiek nationalisme. Een even willekeurig als typerend voorbeeld van een roman waarin deze flirt van het opstandige flamingantisme met het modernisme centraal staat, is De wereldkaravaan (1927) van Ward Auweleer, pseudoniem van de latere DeVlag-leider Jef van de Wiele Van de Wiele, Jef
Jef van de Wiele (1903-1979) was een leraar, schrijver en leider van de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap. Hij trad tijdens de Tweede Wereldoorlog in de culturele en politieke collabor... Lees meer
. Het verhaal gaat over een groep jonge idealisten die in de onmiddellijke naoorlogse jaren betrokken raken bij het internationalistische tijdschrift De Wereldkaravaan. Ze duiken enthousiast in het avontuur, maar botsen al snel op onvermijdelijke grenzen van het voorgehouden ideaal. Stukje bij beetje wordt de ideologie van de linkse wereldverbeteraars ontmaskerd als onnatuurlijk. Als de vrouwelijke hoofdpersoon besmet blijkt te zijn met tuberculose ontvlucht ze de stad. Maar de natuur is niet meer in staat haar te genezen. Na een haast futuristische oorlogshallucinatie keert ze terug naar de stad en sterft ze op het slopende ritme van het moderne leven.


<p><em>De wereldkaravaan</em> (1927) van Ward Auweleer, pseudoniem van Jef van de Wiele. (ADVN, VB17587)</p>

De wereldkaravaan (1927) van Ward Auweleer, pseudoniem van Jef van de Wiele. (ADVN, VB17587)

Hoewel Auweleer met opzet een karikaturaal beeld schetst, is De wereldkaravaan symptomatisch voor het parcours dat het militante flamingantisme na de oorlog aflegde. De aanvankelijke aantrekkingskracht van het vooruitstrevende literaire activisme verdween naarmate de kritiek op het ‘goddeloze’ socialisme (met in zijn kielzog ook het feminisme) luider werd en het geloof in de praktische uitvoerbaarheid van een systeemverandering tegelijkertijd slonk. De veronderstelde ‘leegheid’ van het linkse, internationalistische gedachtegoed moest weer opgevuld worden met aloude waarden: volk, geloof, taal.

De ontwarring van het idealistische taalgebruik, waarin katholieke en socialistische elementen jarenlang probleemloos samen konden gaan, voltrok zich nog het meest opvallend in het werk van Wies Moens. Met name in zijn dichtbundel De boodschap (1920) wemelt het nog van de verwijzingen naar barricaden en revolutienachten. Een paar jaar later waren de rode vlaggen verdwenen en verdedigde Moens eerst in zijn eigen tijdschrift Pogen (1923-1925) en vervolgens onder meer in het door onder anderen Verschaeve opgerichte Jong Dietschland Jong Dietschland (1926-1933)
Jong Dietschland (1926-1933) was een radicaal Vlaamsgezind en Groot-Nederlands weekblad met veel interesse voor kunst en literatuur en met aandacht voor de Nieuwe Orde-stromingen. Het bla... Lees meer
een bijzonder rechtlijnig katholiek nationalisme.

Het literaire activisme dat zich beriep op de theorieën van Van Ostaijen raakte zo geïsoleerd. Alice Nahon, die zich nooit expliciet met het activisme (laat staan met de vormvernieuwing) had bemoeid, maar altijd in deze kringen had weten te functioneren, bereikte met haar poëzie nog het grootste publiek. Het Vlaams-nationalisme is in haar gedichten grotendeels geïmpliceerd en als het toch ter sprake komt, echoot het dezelfde fascinatie voor een (linkse) opstand, al ziet Nahon voor zichzelf en de ‘Vlaamsche vrouwen’ niet meer dan een ondersteunende rol. In ‘Drij blommen’ uit Vondelingskens (1920) vergelijkt zij zich onder meer met de ‘scharlaken papaver’, die, ‘rood van illuzie, in 't wilde gedijt; / De vonken van Vlaanderens korens en klavers’. Die bloem is echter vooral een symbool dat de strijd ondersteunt.

Zelf publiceerde Van Ostaijen zijn poëzie in de loop van de jaren 1920 nog vooral in tijdschriften. Dat ook de ‘zuivere lyriek’, de ultieme evolutie van zijn poëzietheorie, niet los hoefde te staan van het militante flamingantisme bleek vooral uit de bundel Piano (1925) van Burssens (met lofzangen op August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
, Lenin en Rosa Luxemburg) en De dwaze rondschouw (1926) van Brunclair.

Naarmate de Eerste Wereldoorlog uit het zicht verdween, werd ook de artistieke autonomiegedachte weer belangrijker. Het zwaartepunt van het literaire bedrijf was na de oorlog definitief naar het noorden verschoven. Wie echt wilde meetellen moest ervoor zorgen dat zijn werk in Nederland verscheen en de Nederlandse kritiek kon doorstaan. Een criticus als Menno ter Braak maakte er geen geheim van weinig gecharmeerd te zijn van de al te particuliere, door regionalismen ontsierde Vlaamse literatuur. Voor Willem Elsschot, die in zijn ogen niet alleen ‘bijna behoorlijk Nederlands’ schreef en bovendien universele literatuur voortbracht, maakte hij echter een uitzondering. Die accolade heeft wonderen gedaan voor de uitzonderlijke status van Elsschot in de Nederlandstalige letteren, maar verbloemde ook lange tijd dat Elsschot, ondanks het feit dat hij romans van universele waarde schreef, wel degelijk functioneerde in het Vlaamse literaire systeem en dat zijn boeken, net als die van andere romanvernieuwers als Gerard Walschap Walschap, Gerard
Gerard Walschap (1898-1989) was een Vlaamse auteur. Lees meer
en Filip de Pillecyn, voor een groot deel over de moeizame (Vlaamse) gemeenschapsvorming gaan.

Behalve een verhaal over de meedogenloze zakenman Boorman die er genoegen in schept om zich als een wolf te gedragen tegen zijn medemens, is de roman Lijmen (1927) bijvoorbeeld ook een intrigerende analyse van het precaire ideologische evenwicht in het naoorlogse België. Boorman verkoopt zijn Algemeen Wereldtijdschrift bij voorkeur aan vermogende kapitalisten en aan de representanten van Godsdienst & Vorst & Staat. Totdat Laarmans en hij in de Brusselse benedenstad onnadenkend de Vlaanderenstraat inslaan, de stad ineens veel meer weg heeft van een dorp dan van een metropool, en zij per abuis 100.000 exemplaren van hun waardeloze reclametijdschrift verkopen aan ‘moeder Lauwerysen’. Onder alle branie blijkt de zwendel van Boorman een stevig ideologisch fundament te hebben. Hij licht alleen het Belgique à papa en de handlangers van de ‘kardinaal van Mechelen’ op. Als hij per ongeluk iemand lijmt van zijn eigen volk, een moeder dan nog, beseft hij dat hij een doodzonde heeft begaan. In Het been (1938) gaat hij dan ook mentaal ten onder aan de vergeefse poging om zijn fout recht te zetten.


<p>Illustratie van Henri van Straten voor <em>Lijmen</em> van Willem Elsschot, ca. 1943. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr3483)</p>

Illustratie van Henri van Straten voor Lijmen van Willem Elsschot, ca. 1943. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr3483)

Crisis, bloed en bodem: 1930-1940

Tegen het eind van de jaren 1920 oogstte het Vlaamse proza steeds meer waardering. De al wat oudere coryfeeën van Van Nu en Straks, Cyriel Buysse en Stijn Streuvels, legden steeds meer diepgang in hun tekening van de Vlaamse volksmens in verhalenbundels als Kerels (Buysse, 1927), Uit het leven (Buysse, 1930) en Werkmenschen (Streuvels, 1926) en de schrijnende roman De teleurgang van de waterhoek (Streuvels, 1927). Felix Timmermans Timmermans, Felix
Felix Timmermans (1886-1947) is de auteur van een omvangrijk en veelgelezen oeuvre. Tot zijn bekendste romans horen Pallieter (1916) en Boerenpsalm (1935). Tijdens de Eerste Wereldoorlog ... Lees meer
en Ernest Claes Claes, Ernest
Ernest Claes (1885-1968) was een schrijver van volkse romans en verhalen en een leidend ambtenaar in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij vervolgd wege... Lees meer
bereikten een groot publiek met hun aanstekelijke of soms ontroerende streekromans, die net als hun succesromans Pallieter (1916) en De Witte (1920) appelleerden aan het idee van het gulle Vlaamse land. Een nieuwe generatie prozaschrijvers – Maurice Roelants Roelants, Maurice
Maurice Roelants (1895-1966) was een Vlaamse literaire auteur en cultuurpromotor. Lees meer
, Maurice Gilliams, Walschap, De Pillecyn – legde zich nog verder toe op de psychologische uitwerking van hun karakters en op de perfectionering van hun verzorgde stijl. Daarmee wisten zij ook een grote groep Nederlandse lezers te overtuigen en aangezien zij over het algemeen niet expliciet over de Vlaamse beweging schreven, leek de autonomistische poëtica definitief te hebben gezegevierd.

Ondertussen was het literaire activisme en het daarmee gepaard gaande experiment na het voortijdige overlijden van Paul van Ostaijen in 1928 zo goed als vergeten. Begin jaren 1930 beleefde het experiment nog een kleine opleving rond het tijdschrift Internacia Internacia
Lees meer
. Alleen al de Esperanto-titel verwees naar het internationalistische gedachtegoed, maar gaandeweg raakte het tijdschrift van drukker en uitgever Emiel Ilegems vooral in de greep van de paniek over de wild om zich heen slaande economische Economie
Dit artikel gaat over de relatie tussen economie en Vlaamse beweging. Daarmee beoogt deze tekst geen economische geschiedenis te schetsen van wat we vandaag Vlaanderen noemen. Integendee... Lees meer
crisis. Onder het pseudoniem Kurt Köhler schreef de Antwerpenaar Stan Soetewey Soetewey, Stan
Stan Soetewey (1907-1945) was een Antwerpse schrijver en propagandist die in bescheiden kring naam maakte onder het pseudoniem Kurt Köhler. Van een ‘ultra-modern’ en internationalistisch ... Lees meer
twee collageromans over de ideologische verwarring die dit met zich meebracht. In Baltazar Krull’s hart zingt maneschijn (1933) en Vade mecum voor de jonge zelfmoordenaar (1934) staat een generatie centraal die zich een weg moet zoeken in een ideologisch vacuüm. Baltazar Krull, het titelpersonage uit de eerste roman, is zelfs zo kleurloos dat hij haast onnadenkend een opdracht van de ‘politiese veiligheidsdienst’ aanvaardt om te infiltreren in de communistische beweging. Als hij na een paar verraden stakingen weigert om nog langer bevelen op te volgen, wordt hij zelf mikpunt van de wraak van de staat. De vraag of de politieke ‘kamelion’ dan toch ‘rood’ was geworden, beantwoordt hij echter met een zelfverzekerd: ‘Neen. Helaas.’ De crisisgeneratie bleef kameleontisch, want ‘in al deze uiterst links- of uiterst-rechts georiënteerde bewegingen’ bevinden zich ‘de meestbelovende onzer jonge krachten’.


<p><em>Baltazar Krull’s hart zingt maneschijn</em> (1933) van Kurt Köhler, het pseudoniem van Stan Soetewey.</p>

Baltazar Krull’s hart zingt maneschijn (1933) van Kurt Köhler, het pseudoniem van Stan Soetewey.

De politieke ontheemding is een thema in meer crisisromans. In Het licht over den chaos (1937) leidde Jan Lauwreys, een van oorsprong Limburgse tandarts en bestuurslid van de Antwerpse afdeling van Het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
, een groep berooide arbeiders met Vlaamsgezinde sympathieën op een vanzelfsprekende manier naar het socialisme, al blijkt de beweging niet zo sterk als gehoopt. In de harde, nieuw zakelijke, roman Doppen (1935) van de Brugse stoffeerder Marcel Matthijs Matthijs, Marcel
Lees meer
raakt een groep werkloze mijnwerkers evenzeer in de ban van het socialisme, de beweging die de wereld een ‘nieuwe orde’ zal schenken: ‘de heerschappij van het proletariaat met werk en brood voor allen die van goeden wil zijn, voor altijd...’ Maar na een serie van dramatische gebeurtenissen geeft het hoofdpersonage zijn geloof in het socialisme op en lijkt hij het wel best te vinden dat zijn vrouw, de moeder van zijn kinderen, haar lichaam verkoopt om het gezin van voedsel te blijven voorzien.

Onder invloed van de internationale politiek en de algehele desillusie over het uitblijven van de socialistische droom werden de gemeenschappen die in romans beschreven werden niet alleen steeds traditioneler, ze kregen ook steeds meer volksnationalistische trekken. Dit werd wellicht het beste zichtbaar in late Eerste Wereldoorlog-romans als De striemende zweep (1932) van Oswald Everaert en De miskenden (1938) van Jan Gom Gheuens. In het werk van deze onervaren auteurs keerde de verzinnebeelding van de Vlaamse gemeenschap als een gezin met een eenzame moeder, dat afgeschermd moet worden van kwalijke invloeden van buiten, op een vanzelfsprekende manier terug. Hier was het idee dat de oorlog de literatuur een nieuw ritme zou moeten bezorgen, zoals De Pillecyn had gehoopt, of dat Europa toe was aan een systeemverandering, zoals de internationalistische activisten hadden gesteld, totaal verdwenen.

De autonomiegedachte boette echter niet alleen in het werk van halve amateurs als Everaert en Gheuens in aan belang. Halverwege de jaren 1930 eiste een nieuwe generatie katholieke auteurs met veel lawaai hun plek in de Vlaamse letteren op met een programma dat aanknoopte bij de traditie van Rodenbach en Verschaeve. In het eerste nummer van het tijdschrift Volk Volk
Volk. Maandschrift voor Dietsche kunst en kultuur verscheen van 1935 tot 1941 als blad van Vlaams-nationalistische katholieken en ontwikkelde tijdens de eerste oorlogsjaren een ambigue ho... Lees meer
schreef Ernest van der Hallen Van der Hallen, Ernest
Ernest van der Hallen (1898-1948) was een romantische katholiek-Vlaamse auteur, redacteur van Boekengids en Lectuurrepertorium, later bibliotheekinspecteur. Hij was een mentor van de jeug... Lees meer
dat de schrijvers die zich rond dit tijdschrift verzameld hadden, wilden ‘getuigen voor de nieuwe orde waarvan we weten dat ze bezig is te groeien uit dezen chaos van geestelijk en stoffelijk puin’. Hij sprak zich bovendien uit ‘voor de schoonheid welke zich niet schaamt om haar dienstbaarheid aan de waarheid’ en noemde ‘de kunst en de literatuur’ de ‘groote draagsters der Dietsche kultuur’. De waarde van de literatuur werd hier niet langer afgemeten aan haar autonomie, die waarde ontleende de literatuur integendeel juist aan de dienstbaarheid aan een levensbeschouwing, die steeds nadrukkelijker in volksnationalistisch of zelfs fascistisch vaarwater kwam.

Ferdinand Vercnocke Vercnocke, Ferdinand
Ferdinand Vercnocke (1906-1989) was een West-Vlaamse dichter van romantisch nationalistische poëzie, die zich in de jaren 1930 met het fascistisch geïnspireerde VNV affilieerde en tijdens... Lees meer
was ongetwijfeld de auteur die het letterlijkst teruggreep naar de Germaanse heldensagen van Rodenbach en de zeesymfonieën van Verschaeve. In zijn uiterst viriele taal riep Vercnocke in bundels als Zeeland (1934) en Koning Skjold (1936) niet zelden een ver en mythisch verleden op waarin de ‘kloeke zonen’ van een kustvolk hun door God gegeven recht opeisen. De Kerels van Conscience en de Watelingen van Rodenbach maakten in het werk van Vercnocke een glorieuze comeback, deze keer als vastberaden strijders voor een Vlaamse nieuwe orde.


<p>Omslag van Ernest van der Hallen, <em>De aarde roept</em>, 1936. (ADVN, VB4907)</p>

Omslag van Ernest van der Hallen, De aarde roept, 1936. (ADVN, VB4907)

Ook elders maakten de aloude romantische thema’s weer hun opwachting. In de jaren 1930 beleefden de spreekkoren en het massaspel hun definitieve doorbraak (zie Toneel Toneel
Het Vlaamse toneel onderhield vanaf zijn ontstaan in de 19de eeuw een complexe en gelaagde verhouding met de Vlaamse beweging. Van een belangrijk emancipatorisch instrument en voorwerp va... Lees meer
). Deze massale theatrale gebeurtenissen, waarbij soms honderden acteurs en zangers betrokken waren, vormden geen uitsluitend katholiek fenomeen. In de socialistische zuil was Daan Boens bijvoorbeeld werkzaam op dit gebied. Maar onder meer door de inspanningen van het Vlaamsche Volkstooneel Het Vlaamsche Volkstooneel (1924-1932)
Lees meer
was de katholieke zuil wel veel actiever. De meest in het oog springende manifestatie was de massaal bijgewoonde bewerking van Consciences De Leeuw van Vlaenderen door Frans Meire Meire, Frans
Journalist Frans Meire (1905-1940) werd bekend met zijn toneelbewerking van De Leeuw van Vlaenderen van Hendrik Conscience. Lees meer
op de Grote Markt van Antwerpen in juli 1939 (zie Toneel Toneel
Het Vlaamse toneel onderhield vanaf zijn ontstaan in de 19de eeuw een complexe en gelaagde verhouding met de Vlaamse beweging. Van een belangrijk emancipatorisch instrument en voorwerp va... Lees meer
).

De essentialistische invulling van de literatuur drong door volksparticipatie diep door in de sociale en sociaal-culturele structuren van het inmiddels stevig verzuilde Vlaanderen. Met name in de katholieke zuil leek halverwege de jaren 1930 nog vooral de volkse literatuuropvatting te bestaan, die onder meer door Ernest van der Hallen expliciet werd uitgedragen. Van der Hallen deed dat aanvankelijk als jeugdleider van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (1903-1935) was de organisatorische vormgeving van de katholieke Vlaamse studentenbeweging: een jeugdbeweging met plaatselijke bonden van ka... Lees meer
(AKVS). Zijn Brieven aan een jonge vriend (1932) was een tijdlang haast verplichte lectuur. Nadat zijn poging om het AKVS te laten samengaan met de jongerenafdeling van het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) mislukte, verliet Van der Hallen het AKVS, maar bleef hij een in jeugdige katholieke kringen veelgelezen auteur van weinig verhulde volksnationalistische romans, die in de loop van de jaren 1930 bijzonder dicht tegen het nationaalsocialistische gedachtegoed begonnen aan te schurken. In De aarde roept (1936) plaatst hij de stad, die bevolkt is met kunstenaars, musici, studenten, decadente flierefluiters en sletterige verleidsters, recht tegenover het platteland dat hard, maar eerlijk en vooral louterend is. De titel van de roman moet bovendien letterlijk genomen worden. De mens moet volgens Van der Hallen niet alleen ‘Terug tot het volk!’, dit volk is ook onverbrekelijk verbonden met de aarde die men bewerkt. Deze volksverbonden literatuuropvatting werd nog explicieter uitgewerkt door Wies Moens in zijn opstel ‘Nederlandsche letterkunde van volksch standpunt gezien’ (1939). Moens lanceert een even essentialistisch literatuurbegrip, waarin hij bovendien spreekt over volksvreemde en ontwortelde elementen die de natuurlijke volkscultuur in gevaar brengen.

De meest radicale fractie van de Vlaamse letteren schoof eind jaren 1930 duidelijk op in de richting van de Duitse Blut-und-Boden-retoriek. Die ontwikkeling had ook haar uitwerking op de schrijvers die zich een autonomistische poëtica hadden aangemeten (of toch in ieder geval voorwendden een autonomistische poëtica te hebben). Schrijvers als Filip de Pillecyn en Gerard Walschap schreven inmiddels wellicht voor een algemeen Nederlands publiek, maar dat wilde niet zeggen dat zij tegelijkertijd niet ook functioneerden in het Vlaamse literaire systeem, waarin de Vlaamse beweging nog steeds – en meer en meer – een bepalende factor was in de literaire esthetica. Met De soldaat Johan (1939) had Filip de Pillecyn volgens veel critici een sterke, stilistisch virtuoze historische roman afgeleverd. Maar het verhaal over een middeleeuwse soldaat die zich na jarenlang te hebben gevochten in dienst van vorsten en edelen, op zijn geboortegrond vestigt als ‘vrije boer’ en zich opmaakt om die grond gewapenderhand te verdedigen tegen de onvermijdelijke revolutie, leverde wel degelijk een bijdrage aan het volksverbonden discours. Dat gold ook, zij het in mindere mate, voor de vitalistische roman Houtekiet (1939) van Gerard Walschap. Als viriele neef van Timmermans’ Pallieter sticht de oervader Jan Houtekiet – moordend en vrouwen bezwangerend – het zelfstandige dorp Deps, waarin gemakkelijk een zelfstandig Vlaanderen kan worden gelezen. Anders dan bij De Pillecyn is de grond bij Walschap niet zonder meer heilig en heeft de gemeenschap niet zozeer behoefte aan gewapende verdedigers, maar vooral aan geestelijk, filosofisch en emotioneel onderhoud. Houtekiet is dus geen pleidooi voor een autoritaire gemeenschap. Toch nam ook Walschap met zijn stichtingsmythe over een vrije en zelfstandige gemeenschap deel aan het opgelaaide debat over de Vlaamse gemeenschapsvorming.


<p>Omslag van Filip de Pillecyn,<em> De soldaat Johan</em>, 1939.</p>

Omslag van Filip de Pillecyn, De soldaat Johan, 1939.

 

De Tweede Wereldoorlog

Anders dan Walschap liep Filip de Pillecyn vanaf het begin van de bezetting voorop in de culturele collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
, die onvermijdelijk een vorm van politieke collaboratie was. De Pillecyn meende, geheel in lijn met het VNV van Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
, dat de tijd rijp was voor een Dietse volksstaat. Voor de integratie van Vlaanderen in een Groot-Duits Rijk was hij dan weer in het geheel niet te vinden, maar hij zag in het Duitse nationaalsocialisme geen bezwaren om samen te werken met de bezetter.

De positie van De Pillecyn was er slechts één in een cultureel landschap dat tijdens de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
een kluwen van onderling verdeelde organisaties en individuen was. Anders dan bijvoorbeeld in Nederland, dat al in mei 1940 onder de knoet van de SS kwam, zou in België pas in juli 1944 een Zivilverwaltung worden ingesteld – toen de bevrijding eigenlijk al in de lucht hing. Tot dan toe had het land onder militair bestuur gestaan. Die Militärverwaltung hield er uiteraard dezelfde ideologie op na, maar liet het dagelijkse bestuur zoveel mogelijk over aan de bestaande structuren. De gewenste ‘herordening’ diende vanuit het volk te komen. Dat was althans de illusie die hoog werd gehouden. In de Vlaamse culturele ruimte was dat niet anders. Ook daar werd een beroep gedaan op actoren die bereid waren om op aangeven van de bezetter de ‘organische’ herordening van de Vlaamse cultuur in gang te zetten – uiteraard onder strikte supervisie.


Aanstelling van Cyriel Verschaeve als voorzitter van de Kultuurraad, in aanwezigheid van onder meer Filip de Pillecijn en Ernest Claes, 7 november 1940. (ADVN, VFAL182)
Aanstelling van Cyriel Verschaeve als voorzitter van de Kultuurraad, in aanwezigheid van onder meer Filip de Pillecijn en Ernest Claes, 7 november 1940. (ADVN, VFAL182)

Hoewel de inmenging van de bezetter in België in de praktijk bepaald niet verwaarloosbaar was, leek het Vlaamse literaire bedrijf tijdens de bezetting veel vrijer dan het Nederlandse. Vlaanderen kende bijvoorbeeld geen cultuurkamer naar Duits model. Er kwam wel een Vlaamsche Kultuurraad, die op zijn beurt kunstenaarsgilden per kunsttak instelde, maar kunstenaars werden niet verplicht om lid te worden. Dit tot ergernis van bijvoorbeeld De Pillecyn, die juist wel een Vlaamse cultuurkamer wilde om schrijvers zo te kunnen stimuleren hun volksaard te ontdekken als bron voor de literaire creatie. Het gebrek aan een centraal orgaan liet zich in collaboratiemiddens al snel voelen. Terwijl het VNV als grootste collaborerende organisatie het vaak al moeilijk had om de positie te bepalen ten opzichte van de bezetter – want zou Hitler het Vlaamse engagement aan het Oostfront bijvoorbeeld wel echt belonen met een Dietse of een Vlaamse staat? – werd het er door de concurrentie tussen de collaborerende organisaties onderling niet overzichtelijker op. Tot chagrijn van De Pillecyn waren in de Kultuurraad, onder secretaris Jef van de Wiele en in de markante aanwezigheid van Cyriel Verschaeve, de DeVlag-leden bijvoorbeeld in de meerderheid. Toen deze organisatie in mei 1941 werd opgenomen in de SS-structuren werd zo ook de spanning die was ontstaan tussen het militaire bestuur (waarmee het VNV gelieerd was) en de SS (met DeVlag als partner) geïmporteerd. Ook de Algemeene-SS Vlaanderen Algemeene-SS Vlaanderen
De SS-Vlaanderen was een collaborerende militie tijdens de Tweede Wereldoorlog, die deel uitmaakte van de Duitse SS. Ze ijverde voor de aanhechting van Vlaanderen bij Duitsland. Lees meer
van Ward Hermans, waarin ook schrijver Raf van Hulse een leidende positie kreeg (en de inmiddels geradicaliseerde Stan Soetewey een bijrolletje speelde), mengde zich in de strijd om de gunst van de bezetter. Op deze manier ontstond er een zeer hybride literair landschap, waarin de bestaande uitgeverijen enerzijds hun bezigheden konden voortzetten, en er anderzijds een netwerk van collaborerende organisaties, tijdschriften en uitgeverijen ontstond die elkaar onderling beconcurreerden.

De literatuur was zo niet alleen institutioneel, maar ook poëticaal opmerkelijk divers. Als winnaar van de Leo J. Kryn Kryn, Leo
Leo Kryn (1878-1940) was een Antwerps-Brusselse uitgever en boekhandelaar. Hij was onder meer de oprichter van De Vlaamsche Boekhandel in Brussel en was medeoprichter en voorzitter van de... Lees meer
prijs 1942, beleefde Louis Paul Boon Boon, Louis Paul
In zijn streven naar zelfontwikkeling omarmde Louis Paul Boon (1912-1979) begin jaren 1930 de radicaal-linkse strekking binnen de Vlaamse beweging. Zijn ideaal – een republiek van vrije V... Lees meer
met De voorstad groeit (1943) bijvoorbeeld zijn romandebuut in het reguliere circuit. Het eigenlijke debuut van Boon was tien jaar eerder onopgemerkt gebleven. Dit fragment uit een grotendeels verloren gegane roman publiceerde hij in De nieuwe generatie, het orgaan van de extreemlinkse Vlaamse Arbeidersjeugd, waar nog elementen van de revolutionaire inspiratie van het literaire activisme hingen. Ook De voorstad groeit was bepaald niet geschreven naar de ideeën van de Nieuwe Orde. Het mocht dan ook niet verbazen dat het boek door Jeanne de Bruyn De Bruyn, Jeanne
Jeanne de Bruyn (1902-1975) was een journaliste en schreef veel over film. Ze was redactrice van Volk en Staat, waarvan ze vanaf februari 1944 het hoofdredacteurschap in handen kreeg, en ... Lees meer
in Volk en Staat Volk en Staat
Volk en staat (15 november 1936 - 3 september 1944) was een Vlaams-nationalistisch dagblad en orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond. Het blad verscheen als opvolger van De Schelde (1... Lees meer
werd afgekeurd vanwege het algehele ‘miserabilisme’ en de ‘sombere verbeelding’ van het leven.


<p>Omslag van Louis Paul Boon, <em>De voorstad groeit</em>, 1943. In het hybride literaire landschap van tijdens de bezetting bleef er vooralsnog plaats voor niet-Nieuwe Orde-literatuur.</p>

Omslag van Louis Paul Boon, De voorstad groeit, 1943. In het hybride literaire landschap van tijdens de bezetting bleef er vooralsnog plaats voor niet-Nieuwe Orde-literatuur.

Een antwoord op de vraag hoe het leven in de Nieuwe Orde er dan precies uitzag, was opmerkelijk genoeg niet heel eenduidig te geven. De gedichten waarin Ferdinand Vercnocke, Blanka Gyselen Gyselen, Blanka
Blanka Gyselen (1909-1959) was een Vlaams-nationalistische journaliste en dichteres. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stapte ze in de collaboratie, waarbij ze haar nationaalsocialistische o... Lees meer
en Ward Hermans hulde brachten aan hun ‘leider’ Adolf Hitler, lieten uiteraard weinig aan duidelijkheid te wensen over. Maar een roman als Menschen in den strijd (1943), waarin Marcel Matthijs zijn eigen miserabilisme uit Doppen had vervangen door een optimistisch portret van een nationaalsocialistische gemeenschap, kon evenmin op waardering rekenen. Dezelfde Jeanne de Bruyn hekelde zowel de psychologische uitwerking van de hoofdpersoon van Menschen in den strijd als de holle retoriek van de roman waardoor ‘“den” Nationaalsocialist’ al te karikaturale trekken kreeg.

Schrijvers die het nationaalsocialisme geheel of gedeeltelijk aanhingen, waren ondertussen tamelijk gemakkelijk aan te wijzen, maar de anatomie van de nationaalsocialistische roman bleef een op het eerste gezicht ongrijpbaar fenomeen. Wie een boek kocht van een uitgeverij met een uitgesproken nationaalsocialistische signatuur, zoals Volk en Staat, Steenlandt Steenlandt
Steenlandt was een uitgeverij die in 1929 werd opgericht door Richard Acke en in 1934 werd overgenomen door zijn zoon Jan Acke. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stond het fonds helemaal in ... Lees meer
, De Phalanx De Phalanx
De Phalanx was een Brusselse uitgeverij en boekhandel die aan het einde van de jaren 1930 werd opgericht door Julien Bernaerts en Hildegard Guembel. Tijdens de bezetting bekende De Phalan... Lees meer
, of Ignis wist welke ideologische ruimte men opzocht, maar was veel minder zeker van de te verwachten inhoud van de boeken. In de door Sylva de Jonghe geleide Sterreeks van de Brusselse uitgeverij Ignis kon je bijvoorbeeld een duidelijk ideologisch geïnspireerd verhaal treffen als De Brug van Marc Belloy, maar evenzogoed een romantische vertelling als De reis door den nacht (1942) van Robert van Passen, of een plattelandsroman als En d’oude schuur schoot in brand (1941) van Oktaaf Steghers Steghers, Octaaf
Octaaf Steghers (1889-1942) was een Vlaamse schrijver en (sport)journalist. Hij schreef onder het pseudoniem Free Frits. Lees meer
. Maar door de uitgekiende samenstelling van het fonds en door de jarenlange cumulatie van verhalen waarin de relatie van de Vlaamse boer met het Vlaamse land was geïdealiseerd en stedelijkheid en de daarmee gepaard gaande modernistische gedachte was verketterd, raakten ook de op het eerste gezicht onschuldige boeken in dit fonds met ideologische betekenissen opgeladen.

De reactie op de soms geleidelijke, soms hartstochtelijke omarming van het nationaalsocialistische gedachtegoed bleef uit. Tijdens de bezetting was er nauwelijks Vlaamse verzetsliteratuur. De gedichten die Herman van Snick in 1941 en 1942 publiceerde in het clandestiene tijdschrift De Vrijheid vormen de spreekwoordelijke uitzondering die de regel bevestigt.

1945-heden

Met de bevrijding kwam er niet automatisch een einde aan de vanzelfsprekende verknooptheid van het flamingantisme en de Vlaamse literatuur. De collaboratie zou op termijn weliswaar gezien worden als de donkerste bladzijde uit de geschiedenis van de Vlaamse beweging, maar in het gros van de tijdschriften en boeken uit de vroege naoorlogse periode woog de erfenis van het VNV, DeVlag, Westland Westland
Westland (1942-1944) was een cultureel en letterkundig tijdschrift onder leiding van Filip de Pillecyn, dat ondanks zijn verklaring dat het zich onafhankelijk zou opstellen pro-Duitse bij... Lees meer
, Breendonk en Auschwitz bepaald niet door. Het traditioneel flamingantische beeldenarsenaal (van goedendag tot blauwvoet Blauwvoet
De Blauwvoet werd sinds 1875 een van de meest vertrouwde symbolen van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging en de Vlaamse beweging. Het was ontleend aan Concience’s De Kerels van Vlaan... Lees meer
) zou pas in het laatste kwart van de 20ste eeuw systematisch kritisch en ironisch worden ingezet. In een sindsdien aanhoudende stroom romans wordt vooral kritisch teruggekeken op de collaboratie. Hoewel de Vlaamse beweging zelf ook met vertraging rekenschap aflegde van deze geschiedenis, zou de mainstream van de Vlaamse literatuur zich in diezelfde periode steeds explicieter tegen het flamingantisme gaan afzetten. IJzerbedevaarten IJzerbedevaarten
De IJzerbedevaart is een jaarlijkse herdenking van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, die ontstond omstreeks 1920. Dit voor de Vlaamse beweging erg symbolische gebeur... Lees meer
en Zangfeesten Vlaams Nationale Zangfeesten
Het Vlaams Nationaal Zangfeest is een Vlaams-nationalistische bijeenkomst die sinds 1933 jaarlijks wordt georganiseerd door het Vlaams Nationaal Zangverbond, later Algemeen Nederlands Zan... Lees meer
die decennia lang stoelden op gezaghebbende en populaire schrijvers als Filip de Pillecyn, Anton van Wilderode Coupé, Cyriel
Cyriel Coupé (1918-1998), beter bekend onder zijn pseudoniem Anton van Wilderode, was priester, auteur, dichter en classicus. Lees meer
en Raymond Brulez Brulez, Raymond
Lees meer
zouden het eind 20ste eeuw zonder literaire coryfeeën moeten stellen. Bovenal nam een substantieel deel van schrijvend Vlaanderen afstand van de partijpolitieke incarnaties die in hun racisme ( Vlaams Blok/Vlaams Belang Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
) de xenofobe inslag van de donkerste jaren van de beweging echoden of zich daar onvoldoende systematisch van heetten te distantiëren ( N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
). De betrokkenheid van Vlaamse schrijvers bij de Vlaamse ontvoogding bleef niettemin opmerkelijk groot.

Collaboratie, repressie en de naoorlogse Vlaamse literatuur: de grote vergoelijking

Aanvankelijk leek er niet eens veel te veranderen. Een tijdschrift als Golfslag Golfslag
Golfslag was een cultureel maandblad (1946-1950), dat zich plaatste in de traditie van een sterk-geïdealiseerde, katholieke en strijdlustige flamingantische beweging. Lees meer
van onder anderen Manu Ruys Ruys, Manu
Manu Ruys (1924-2017) was een Vlaamsgezind journalist en publicist, die van 1975 tot 1989 als politiek hoofdredacteur van De Standaard fungeerde. Ruys gold als een invloedrijk commentator... Lees meer
en Ivo Michiels Ceuppens, Rik
Ivo Michiels (1923-2012), pseudoniem van Rik Ceuppens, was een Vlaamse schrijver, die in zijn jeugd geboeid raakte door rechtse gemeenschapsideeën. In de jaren 1950 distantieerde hij zich... Lees meer
probeerde het strijdbare, katholieke flamingantisme een naoorlogse doorstart te bezorgen; de blauwvoet die tien nummers lang op het omslag prijkte was hier allerminst ironisch bedoeld. Flamingantische literaire boegbeelden als Cyriel Verschaeve en Felix Timmermans die in meer of mindere mate in opspraak waren gekomen werden door het blad geëerd; overigens was het gros van de redactie zelf ook gecompromitteerd, vooral door lidmaatschap van collaborerende jeugdbewegingen.

Symptomatisch is ook het geval Hugo Claus Claus, Hugo
Lees meer
. Hij groeide op in een radicaal Vlaamsgezind milieu dat resoluut voor de collaboratie koos; als 12-jarige zou hij uit eigen beweging in 1941 lid worden van een nationaalsocialistische jeugdorganisatie. Drie jaar later was hij dat nog altijd. In 1945-1946 schreef hij naar eigen zeggen een roman over de legendarische middeleeuwse vrijheidsstrijder Zannekin. In onder meer De verwondering (1962), Tand om tand en Van horen zeggen (1970) en Het verdriet van België (1983) zou hij het romantische nationalisme aan een scherpe analyse onderwerpen en daarbij in zijn laatstgenoemde magnum opus zijn eigen familiegeschiedenis niet verbloemen, maar de rest van de jaren 1940 bracht Claus door in kringen van gewezen collaborateurs.

Klein waren die kringen niet. Badend in verongelijktheid lieten auteurs die gecollaboreerd hadden weliswaar doorlopend uitschijnen dat ze door de officiële cultuur waren verguisd, maar in het nog altijd sterk verzuilde Vlaanderen van de eerste naoorlogse decennia waren er volop publicatiemogelijkheden in katholieke kranten en bij uitgeverijen als De Clauwaert De Clauwaert
Boekengilde en cultuurvereniging De Clauwaert startte in 1948 met het uitgeven van literair werk van Vlaamse auteurs die met de repressie te maken hadden gekregen. Nadien werd de groep va... Lees meer
, Het Davidsfonds, Die Poorte Die Poorte
Die Poorte was een Vlaamse uitgeverij en boekengilde die werd opgericht door de auteur Antoon Thiry. Die Poorte publiceerde een groot aantal volksboeken, waaronder ook heel wat vertalinge... Lees meer
, Vink (later: Goudvink) en Heideland (zie Boekbedrijf Boekbedrijf
In de 19de eeuw kwam het Vlaamse boekbedrijf moeizaam van de grond. Pas na de Eerste Wereldoorlog ontstonden in Vlaanderen de bestaansvoorwaarden voor een moderne cultuurindustrie. Tot d... Lees meer
). De Vlaamse omroep hield haar studio’s evenmin gesloten, ook niet voor de ter dood veroordeelde balling Wies Moens.

Wie zich afvraagt hoe de harde ‘ repressie Repressie na de Tweede Wereldoorlog
De repressie na de Tweede Wereldoorlog omvat alle maatregelen en acties tegen personen die na de oorlog verantwoordelijk werden gehouden voor samenwerking met de nationaalsocialistische b... Lees meer
’-mythe zo hardnekkig kon blijven circuleren in de Vlaamse samenleving, vindt een deel van het antwoord misschien in de weinig bekende novelle Dialoog met een dode Blauwvoet van Lode Teunen (1951). Van de op Conscience en Rodenbach alluderende titel en het Rodenbachmotto tot de laatste, dramatische bladzijden leest dit boek als een bijna archetypisch te noemen katholiek-romantisch flamingantische ode aan de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. De gesneuvelde verteller is in de ban van de genoemde 19de-eeuwse boegbeelden en Tijl Uylenspiegel, hij is enthousiast lid van studentenbond ‘De Klauwaards’, dweept met ‘ Alles voor Vlaanderen en Vlaanderen voor Kristus Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus (AVV-VVK)
Deze leuze werd in 1881 gelanceerd door Frans Drijvers in het scholierentijdschrift De Student. Ze verwoordde de dubbele motivatie van Vlaamsgezindheid en ultramontaanse geloofsijver die ... Lees meer
’ en ervaart hoe sterk in die kring de aantrekkingskracht is van het Oostfront. Wanneer hij na de bevrijding van Brussel en Antwerpen de beruchte openluchtgevangenissen in de Antwerpse dierentuin ziet noteert hij: ‘Het grijpt mij als Vlaamsvoelend mens naar het hart dat men wild en bruusk alles wil vernietigen wat naar Vlaams klinkt of zingt.’ Echte misdadigers moesten natuurlijk opgesloten en zwaar bestraft worden, maar dat gold voor de held van het verhaal niet voor ‘de aanhangers van een bepaalde ideologie, wier enige misdaad was gesympathiseerd te hebben met de nieuwe orde.’ Dit alles geheel conform het apologetische discours dat decennialang de dienst uit zou maken. Alleen: deze verteller is niet omgekomen aan het Oostfront, maar bij de bevrijding van de Kempen in oktober 1944. Hij zat dus in het verzet Verzet
Het georganiseerde verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Vlaamse provincies was doorgaans altijd Belgisch verzet: zowel op het vlak van de ideologische oriëntatie, de motieven en he... Lees meer
en op zijn zerk prijkt, aldus de proloog, in kapitale letters Pro Patria.

Van aloude romantiek naar moderne populaire cultuur

Ook de jongste generatie kwam intussen volop met het romantische flamingantisme in aanraking. Niet alleen speelden auteurs als Rodenbach en Conscience onverkort een grote rol in het onderwijs Onderwijs
Lees meer
en sommige Vlaamse jeugdbewegingen Jeugdbeweging
Lees meer
, hun martiale retoriek doordesemde ook nog decennia na de oorlog de populaire Vlaamse jongerencultuur die zich los van of parallel met de internationale massacultuur ontwikkelde. Onder het pseudoniem I. Stalis mocht de veroordeelde collaborateur Staf Verrept Verrept, Staf
Staf Verrept (1921-1985) engageerde zich op jonge leeftijd in de Dietse jeugdbeweging. Als sociaal-flamingant richtte hij in de jaren 1960 mee de Vlaamse Demokraten op. Lees meer
al in 1950 voor uitgeverij De Goede Pers in Averbode Vendel Jan Borluut leveren in de op katholieke scholen verslonden Vlaamse Filmpkens Vlaamsche Filmkes
Reeks kortverhalen gericht op de (katholieke) jeugd (vanaf 1930). Lees meer
. In diezelfde reeks verscheen in het Rodenbachjaar 1956 ook een deeltje over de ‘wonderknape’. Een enthousiasmerende hagiografie over diezelfde dichter kwam er dat jaar ook in stripvorm – Berten Rodenbach. De voorvechter van Vlaanderen, getekend door Jef Nys, de vader van Jommeke. Nog tot in de jaren 1980 zou dit boek bij uitgeverij Het Volk worden herdrukt. Ook Willy Vandersteen Vandersteen, Willy
Willy Vandersteen (1913-1990) was de populairste Vlaamse stripauteur van de tweede helft van de twintigste eeuw. In zijn persoonlijke en professionele leven (inbegrepen in sommige van zij... Lees meer
droeg met zijn strips bij aan de verspreiding van populaire flamingantische ideeën en geschiedenissen. Zo presenteren zijn Tijl Uilenspiegel-verhalen die in de jaren 1980 in Kuifje en als album verschenen de Tachtigjarige oorlog als een vanzelfsprekend groot-Nederlandse strijd. In zijn laatste stripreeks, De Geuzen (1985-1990), zou Vandersteen varianten van hetzelfde verhaal brengen. Met zijn verstripping van De Leeuw van Vlaanderen (in Kuifje in 1949, als album drie jaar later) en De Kerels van Vlaanderen (1972) en het album Sterke Jan (1975) zou Hergé’s rechterhand Bob De Moor zelfs een ware flamingantische trilogie afleveren – vandaag gegeerde verzamelobjecten.


<p>Pagina uit de strip <em>De Leeuw van Vlaanderen</em> (1952) van Bob De Moor.</p>

Pagina uit de strip De Leeuw van Vlaanderen (1952) van Bob De Moor.

Ridderverhalen raakten diep verankerd in vooral Vlaamse jongenszielen, zoals ook Wij, heren van Zichem (1969-1971) illustreerde op de Vlaamse televisie Televisie
Als geen ander massamedium heeft de televisie bijgedragen aan de vorming van de Vlaamse ‘verbeelde gemeenschap’. Terwijl de staatshervormingen zich voltrokken, werd de Vlaamse natie dagel... Lees meer
. In deze vrije bewerking van het oeuvre van Ernest Claes raakt het jongetje Lewie helemaal betoverd door de lectuur van De leeuw van Vlaanderen. Wat later gaat hij met zijn vriendjes de Guldensporenslag naspelen. Dat deze aflevering ‘Het Vlaamse heir / staat immer pal’ heet (naar Gezelles Guldensporengedicht ‘Groeninghe’) benadrukte nogmaals het canonieke gehalte van dit verhaal en deze retoriek, maar tegelijk zat er – doordat de jongetjes deze veldslag imiteren tussen moeders wasgoed – ook iets ironisch-nostalgisch in: ach, die ventjes die dachten het Vlaamse heir te zijn. Terwijl er ook in de vroege jaren 1970 nog altijd jongens gerekruteerd werden voor de Vlaamse Militanten Orde (VMO) kwam die relativering misschien wat vroeg, maar representatief voor de mainstream Vlaamse omgang met de eigen traditie werd ze stilaan wel.

Toen Vlaanderen vanaf de late jaren 1970 zou ontzuilen en de katholieke zuil al dan niet met overtuiging probeerde mee te gaan met haar tijd, raakten in onderwijs en jeugdbeweging stilaan andere verhalen en rolmodellen in zwang. Het Vlaamse romantische nationalisme kwam zo ook in de bredere Vlaamse cultuur in de marge terecht. Vrijwel tegelijkertijd – en als deel van dezelfde culturele transformatie – kwamen al die verhalen en auteurs echter opnieuw voorbij in het gefragmenteerde herinneringsproza van auteurs die er in de jaren 1940, 1950 en 1960 nog zonder ironie of nostalgie mee waren opgegroeid.

Herinneringsproza: tussen nostalgie, trauma en ideologiekritiek

Deze auteurs gaan op zoek naar wat hun familieleden – veelal hun vader – bezielde. Heel expliciet is die via Conscience, Gezelle, Rodenbach en Verschaeve lopende vaderzoektocht in Je onbekende vader. Een stukje autobiografie & een verhaal vol vergiffenis en verlangen (1977) van Jan Emiel Daele. De laatste woorden van de ondertitel geven de emotionele kern van het boek weer, maar ze bevatten, aangezien Daeles vader een veroordeeld VNV’er was, onvermijdelijk ook een moreel oordeel. Via vrienden en familie van zijn vader reconstrueert hij diens leven. Nadat hij via het krijgsauditoraat inzage kreeg in het dossier van zijn vader besluit hij dat de man, tijdens de bezetting een tijdje chef van de rantsoeneringsdienst van Sint-Amandsberg, het ‘slachtoffer’ is geworden van zijn eigen ‘rechtschapenheid’, ‘onhandigheid’ en ‘onnozelheid’ en een ‘weerloze prooi’ bleek ‘van de repressie’. Misschien onbedoeld bevestigde Daele zo het beeld van een ontspoorde repressie waarbij, zoals een van zijn gespreksgenoten zegt, ‘al de Vlamingen’ uit hun huizen zijn gehaald.


<p>Omslag van <em>Je onbekende vader. Een stukje autobiografie &amp; een verhaal vol vergiffenis en verlangen</em> (1977) van Jan Emiel Daele. (ADVN, VB8383)</p>

Omslag van Je onbekende vader. Een stukje autobiografie & een verhaal vol vergiffenis en verlangen (1977) van Jan Emiel Daele. (ADVN, VB8383)

De familie van Joris Note lijkt, blijkens De tinnen soldaat (1992), niet zelf vervolgd te zijn geweest, maar de verhalen die er circuleren zijn niettemin vrijwel identiek. De auteur formuleert ze welbewust hyperbolisch – verblinding blijkt immers altijd ook uit de taal: ‘Het allerergste, nooit is er iets ergers gebeurd, zindert nog na: de repressie, een eerloze jacht. Het gespuis aan de top en het gespuis uit de goot hebben het gedaan [….] Grote kunstenaars, Cyriel Verschaeve en Albert Servaes en Wies Moens en Joris Diels en Filip de Pillecyn, zijn vervolgd of zelfs verbannen, alleen omdat ze vlaamsgezind waren’. Net als bij Daele gelden de anticommunistische Spekpater Werenfried van Straaten en Joris van Severen in deze familie als voorbeelden: ‘helden, in zoverre ze verliezen, omdat ze verliezen’. Dat is de overheersende psyché: nederlagen bevestigen het gelijk van de door de geschiedenis verdoemde. De hypergevoelige verteller van Notes roman – ook hij weer opgegroeid op een dieet van Conscience en Rodenbach (hun biografie (overigens) in de stripversie) – beseft later hoezeer de zuiverheidsmanie en het zondebesef ook de Vlaamse ‘taaltuiniers’ van Hier spreekt men Nederlands in de ban heeft: ‘Zuivering van distel ende doorn, van vuil en ziekte, van zonde en kwaad. Een puriteins park, geen morsige lusthof.’ Ook de jonge verteller in School N° 1 (1994) van Pierre Platteau hoort ‘schoon Vlaams’ te spreken, waarmee hij zichzelf in Brussel sociaal dreigt te isoleren. Dat is echter nog niet het grootste trauma: het Vlaams-nationalisme en zijn zere plekken worden in het boek niet expliciet gethematiseerd en het woord ‘Vlaanderen’ valt zelfs maar een enkele keer, maar het is overduidelijk dat het kleine jongetje van een veroordeelde collaborateur opgroeit in een wereld vol revanchisme, wantrouwen en geweld.   

Kritische breuk met de Vlaamse beweging

Voor auteurs als Claus, Ivo Michiels en Paul de Vree De Vree, Paul
Lees meer
die voor de Vlaamse naoorlogse literatuur gezichtsbepalend waren, zouden buitenlandse ervaringen en contacten een belangrijke rol spelen in het losmakingsproces uit het flamingantisme waarin ze opgroeiden. Ze leefden en/of werkten in het buitenland, circuleerden er in kringen van avantgardistische schrijvers, schilders en cineasten, en hun werk zou daar volop de sporen van dragen. Hoezeer de Vlaamse literatuur probeerde de lokale kerktoren te verlaten illustreert ook een belangwekkende verschuiving in het landschap van literaire tijdschriften: toen het Nieuw Vlaams tijdschrift Nieuw Vlaams Tijdschrift (NVT)
Lees meer
er in 1983 mee ophield, werd het onder meer opgevolgd door het Nieuw Wereldtijdschrift (1984-2000). Die naam was een knipoog naar Elsschot (en diens ironisch-relativerende toon), maar door Nederlandstalige auteurs tussen internationale reuzen als Salman Rushdie, Yehuda Amichai en Alice Munro te zetten leek de opdracht die Vermeylen de Vlaamse cultuur had gegeven realiteit geworden.


<p>De namen van Hugo Claus en Milan Kundera prijkten samen op het omslag van het eerste nummer van het <em>Nieuw Wereldtijdschrift</em>, april 1984.</p>

De namen van Hugo Claus en Milan Kundera prijkten samen op het omslag van het eerste nummer van het Nieuw Wereldtijdschrift, april 1984.

Ook de herschikking van de Vlaams-culturele canon die zich vanaf de jaren 1950 voltrok illustreert deze ontwikkeling. Voor een beperkt aantal Vlaamse Koppen betekende hun collaboratie en (letterlijke) doodvonnis het einde van hun prominente plek in de Vlaamse literatuur. Het vroege werk van Wies Moens zou in (school)bloemlezingen blijven opduiken als voorbeeld van het humanitair expressionisme, maar nieuwe boekuitgaven verschenen in verkapt eigen beheer in Nederlands Limburg, waar hij naartoe gevlucht was om aan executie te ontsnappen. Van de eveneens bij verstek ter dood veroordeelde Cyriel Verschaeve zouden herdrukken en een achtdelig verzameld werk het licht zien bij huisuitgeverij Zeemeeuw, maar de opmerkelijk substantiële Verschaevestudie zou zich de volgende decennia voornamelijk bezighouden met het symbool en de ideoloog Verschaeve. Als literair auteur was hij definitief uitgespeeld. Volksvertellers als Ernest Claes en Felix Timmermans werden nog decennialang veel gelezen, maar voor nieuwe generaties schrijvers golden ze niet langer als een rolmodel. Die eer was voortaan weggelegd voor kosmopolitische iconen als August Vermeylen en (vooral) Paul van Ostaijen. Die laatste zou van een getalenteerd curiosum postuum alsnog uitgroeien tot de Paus van Ostaijen waar hij bij leven door vrienden grappend voor was versleten.

Niet alleen de Vlaamse avant-garde nam afstand van het romantisch nationalisme. Toen Joos Florquin hem in 1975 vroeg naar zijn vroegste poëzie, distantieerde Ward Ruyslinck zich er in felle bewoordingen van: ‘Ik kan een bundel als De citer van Tijl ook vandaag moeilijk nog anders noemen dan flamingantische rijmelarij. Of vind jij dat het naoorlogse Vlaamse bewustzijn het zich nog kan veroorloven versleten symbolen te gebruiken als Tijl, Nele en Lamme Goedzak? Ik schaam me diep over zo'n historische vergissing’.

Ruyslincks experimentele tegenhanger Ivo Michiels nam evenzeer afstand van zijn apologetische jeugdwerk (o.m. Het vonnis, 1949), maar zijn verhouding tot Vlaanderen bleef in zijn door oorlog en verzoening beheerste oeuvre geregeld onderwerp van reflectie. In de romanversie van het filmscript Een tuin tussen hond en wolf (1977) dat hij in opdracht van het toenmalige ministerie voor Nederlandse cultuur schreef voor André Delvaux, zet hij een oostfronter en verzetsman tegenover elkaar in hun liefde voor een vrouw. Zij zal uiteindelijk het morele oordeel vellen over de collaborateur, maar tegelijk de mogelijkheid openlaten dat hij ‘het’ echt niet wist (‘Heb je ’t geweten, Adriaan, van de kampen, de moorden, de miljoenen die nooit meer zijn teruggekomen?’). Over het volk maakt ze zich weinig illusies: ‘Ze zijn me net zo hard gevallen om de een als om de ander, om de witte als om de zwarte’. Alsof er voor de bevolking dus geen verschil zou bestaan tussen collaboratie en verzet.

De immer tegendraadse Louis Paul Boon had weinig op met de traditionele Vlaamse beweging. Toch waren ontvoogding en emancipatie ook voor hem heel belangrijk. Ondanks zijn faam als ‘volksschrijver’ was hij echter niet noodzakelijk optimistisch over het oordeelsvermogen van dat Vlaamse volk. Hij beschouwde de nationalistische zelfmisleiding daarbij niet als een natuurwet, maar als het resultaat van concrete historische ontwikkelingen en gemiste kansen. Zijn analyse van oorzaak en oplossingen verschilde weleens van die van de academische en vooral ook politieke goegemeente. Dat de val van Antwerpen in 1585 een drama was voor Vlaanderen was allerminst controversieel. Dat Boon in zijn postuum verschenen historische roman Het geuzenboek (1979) de schuld voor de, voor de zuidelijke provincies, mislukte opstand bij Willem van Oranje legde, was in de nog altijd in belangrijke mate groot-neerlandistische beweging vloeken in de kerk.

Literaire ontmantelingen van de mannelijke leidcultuur

De Vlaamse beweging en zeker ook de Vlaamse bewegingsliteratuur was en bleef een mannenkwestie. Het handvol uitzonderingen bevestigde de regel. Toeval is dat geenszins. De combinatie van martiale retoriek en gepijnigde miskenning past bij een manbeeld dat in onze cultuur wijdverbreid is. Hugo Claus noemde het ooit ‘infantiel’: volgens hem had niet alleen het vooroorlogse Vlaams-nationalisme, maar ook de naoorlogse Vlaamse samenleving iets kinderlijk-narcistisch dat de Vlaming – ook in 'onverdachte' democratische tijden – ontvankelijk maakte voor de lokroep van viriel geweld en totalitaire wensdromen. In zijn drie hoofdromans over de Vlaamse beweging, De verwondering (1962), Het verlangen (1978) en Het verdriet van België (1983), legde hij die onvolgroeide cultuur op de pijnbank. Het gedweep, het gefleem, de groteske mythomanie, het twistzieke geneuzel, de even herkenbare als onuitstaanbare mistroostigheid van per definitie strandende ambities: Claus heeft ze liefdevol en genadeloos vastgelegd. 

Het laatste woord was daarmee natuurlijk nog niet gezegd. In haar magnum opus De vermaledijde vaders (1985) zou Monika van Paemel er een snijdende analyse van het patriarchaat aan toevoegen, die altijd maar weer naar oorlog snakkende of handelende minipotentaatjes die onze vaders, broers of zonen zijn. En in Vlaanderen blijken hun hoofden en monden dan steevast vol te zitten met al die frasen, clichés en spreuken die het repertoire van de Vlaamse beweging uitmaken (‘Van de kerels willen wij zingen. Het Noordzeestrand. De blauwvoet. Het Roelandslied. […] Het offer van de moeders. De eer van de vaders’).


<p>Het magnum opus van Monika van Paemel, <em>De vermaledijde vaders</em>, 1985.</p>

Het magnum opus van Monika van Paemel, De vermaledijde vaders, 1985.

Al deze voorbeelden getuigen van een enorme betrokkenheid van de Vlaamse literaire wereld bij de Vlaamse beweging. Waar die voor de Tweede Wereldoorlog geïmpliceerd was en vaak enthousiast en expliciet, was het engagement nu kritisch geworden. Vermeylen had in 1927 de beweging ‘more brains’ toegewenst. De collaboratie had bewezen dat een scherpere zelfreflectie op de flamingantische retoriek geen overbodige luxe was. Daarmee was overigens niet gezegd dat België niet evenzeer ten prooi kon vallen en ook daadwerkelijk viel aan mythevorming en irrationaliteit. De onvermoeibare polemist Johan Anthierens, zelf afkomstig uit een zwart nest, was in zijn werk even onverbiddelijk voor Belgisch (Het Belgische domdenken, 1986) als Vlaams zelfbedrog (Zonder vlagvertoon, 1995 en De IJzertoren. Onze trots en onze schande, 1997).

Vlaamse schrijvers en België: van postmoderne belgitude naar ontluistering

In de nasleep van de Egmont Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
crisis, de oprichting van het Vlaams Blok en de gestage postmodernisering van de samenleving dook naast kritiek op het Vlaams-nationalisme voor het eerst in vele decennia bij prominente auteurs overigens ook expliciete liefde op voor België. Bij de honderdvijftigste verjaardag van het land zette Walter van den Broeck in Brief aan Boudewijn (1980) de vorst neer als een baken van stabiliteit in een desintegrerende wereld. Zijn autobiografische vierluik Het beleg van Laken (1985-1992) zou daar nog enkele schepjes bovenop doen.

De postmoderne cultivering van de belgitude kende haar hoogtepunt in het vroege werk van Koen Peeters. Wie onzuiverheid verkiest, ontdekt in de Belgische bastaard het ideale tegengif voor nationalistische ontsporingen. In het manifest ‘De Belgische Mythologische Kunst’ schrijft een personage in Het is niet ernstig, mon amour  (1996) instemmend over James Joyce en Kurt Schwitters, een schrijver en een kunstenaar die al lang voor de Tweede Wereldoorlog het nationalisme verwierpen. ‘Zo hoort het. Kijk, en dit is België: wat het niet is et être fier de l’être. Geen Belg die wil sterven voor zijn vaderland. Voortreffelijk. Dit is het land met het minste landgehalte, met de grootste waterfactor. In 1830 is het toevallig samengevoegd en sindsdien ontbindt het jaar na jaar, compromis na compromis en het is hier goed te leven.’ Wat altijd als zwakten van het land waren gezien, blijken in tijden van Joegoslavische burgeroorlogen plots troefkaarten: ‘België is het beloofde land van bakeliet. Dat huis gelegen aan de zee, met wat zwarte rotsen Ardennen in de tuin, die mengstad, dit mengland in zijn zuiverste Sarajevaanse vorm.’ Dat dit alles gepaard ging met een lofzang op Brussel was evenmin toeval: terwijl Vlaams-nationalisten voor het eerst in de geschiedenis geneigd leken Brussel los te laten, dook deze ‘hoofdstad van België, van Vlaanderen, van Europa en van mijn voeten’ hier op als model van levenskunst en métissage. Na de Dutrouxaffaire lagen zulke half ironische lofzangen veel moeilijker; met Tom Lanoyes Monstertrilogie (1997-2002) en Open gelijk een mond (1999) van Jeroen Olyslaegers verschenen er toen scherpe dissecties van een staat die bijna bezwijkt aan complottheorieën en emotioneel onvermogen.

Vlaamse lyriek in laatmoderne tijden 

Het literaire prestigeverlies van de Vlaamse beweging na de Tweede Wereldoorlog blijkt ook uit de afname van ernstige flamingantische lyriek. Was de Vlaamse beweging bij canonieke dichters als Jan Frans Willems, Guido Gezelle, Albrecht Rodenbach, René de Clercq en Paul van Ostaijen een centraal thema in hun werk, bij de belangrijkste naoorlogse dichters is dat nog slechts sporadisch het geval en veelal – in de cycli ‘Zangen uit de Nederlanden’ van Nic van Bruggen en ‘Suite Flamande’ van Hugo Claus, beide uit 1970, of het ironische ‘gelegenheidsgedicht’ van Gust Gils (‘elf juli en de slappe leeuwen dansen’) – is die aandacht dan kritisch of badinerend. In de tweede helft van de 20ste eeuw ontwikkelde de poëzie zich sowieso steeds verder weg van de pathetiek die altijd het handelsmerk van het romantische nationalisme was geweest. ‘Vliegt den Blauwvoet / Storm op zee; / Valt den Blauwvoet / wildpaté,’ grapte de jonge Tom Lanoye Lanoye, Tom
Tom Lanoye (1958) is sinds de jaren 1980 een van de meest spraakmakende en bestverkopende schrijvers van het land, actief in alle literaire genres en via een niet aflatende stroom columns... Lees meer
en daarmee was de toon gezet.

Volstrekt verdwenen was die traditionele lyriek natuurlijk niet. Zo blijft het gedicht dat Willem Elsschot schreef over de executie van Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
tot vandaag bekend en controversieel. In kringen waar men zich het slachtoffer van de repressie waande, zouden oude beelden en gebruiken in zwang blijven. Dat gold onder meer voor de gevangenisgedichten van Blanka Gyselen of de gelegenheidsgedichten die Anton van Wilderode schreef voor de IJzerbedevaarten (zie Priester-dichters Priester-dichters
Als verspreiders van het woord speelden priester-dichters als Guido Gezelle, Cyriel Verschaeve en Anton van Wilderode een belangrijke rol binnen de behoudend katholieke grondstroom van de... Lees meer
). In zijn reguliere poëziebundels gaat Van Wilderode weliswaar in gesprek met en via traditionele topoi, maar die kunnen minstens zo makkelijk klassiek worden genoemd als flamingantisch. Zoals Erik Spinoy Spinoy, Erik
Erik Spinoy (1960) introduceerde samen met Dirk van Bastelaere het postmodernisme in de Vlaamse literatuur. Hij schreef tot nu toe acht dichtbundels. In zijn academische publicaties legt ... Lees meer
heeft aangetoond verwerkte Van Wilderode de repressie wel degelijk in zijn vroege werk, maar dan ... onderdrukt. 

Spinoy (de postmoderne dichter?) en Lanoye (de neoromantische Maximaal) stonden in de jaren 1980 en 1990 poëticaal volstrekt tegenover elkaar, maar hun fascinatie voor en kritische verwerking van de Vlaamse tradities verbond deze twee dichters die door Van Wilderode in Sint-Niklaas waren ingewijd in de literatuur. Aandacht voor de totalitaire verleiding is een motief in zowat Spinoys hele oeuvre, maar specifiek over Vlaams-nationalisme en Van Wilderode gaat het in Ik en andere gedichten (2007). Ook toen hij zelf nog maar sporadisch gedichten publiceerde, bleef Lanoye Vlaamse Koppen eren: hij bewerkte, incarneerde of speelde (met) onder anderen Gezelle, Van Ostaijen, Walschap en Boon en probeerde eigenhandig een Vlaamse frontpoëzie te ontwikkelen (zie Frontdichters Frontdichters
Frontdichters is een Duits leenwoord waarmee oorlogsdichters worden aangeduid, in de Vlaamse context gebruikt voor Vlaamse dichters die tijdens de Eerste Wereldoorlog streden aan en schre... Lees meer
).

Een opmerkelijk parcours legde Spinoys vroege kompaan Dirk van Bastelaere Van Bastelaere, Dirk
Dirk van Bastelaere (1960) wordt, samen met Erik Spinoy, gezien als de voorman van het Vlaamse postmodernisme. Hij publiceerde meerdere dichtbundels en essays. Na zijn literaire carrière ... Lees meer
af. Geen Vlaamse dichter was aanvankelijk zo door de Amerikaanse modernistische en postmodernistische poëzie beïnvloed, maar dat stond geenszins een grote betrokkenheid bij de Vlaamse literaire en academische kritiek in de weg. Net als zijn pleidooi voor een professionalisering van het Vlaamse letterenbeleid kon dit begrepen worden als een poging de ontzuiling van Vlaanderen te versnellen. Tegelijk paste die verzelfstandiging van dat beleid door de oprichting van een Vlaams Fonds voor de Letteren (vandaag Literatuur Vlaanderen) ook perfect in de institutionalisering die de Vlaamse Gemeenschap Vlaamse Gemeenschap
De Vlaamse Gemeenschap (1980) is een van de drie gemeenschappen in België (naast de Franse en Duitstalige Gemeenschap) die bevoegd is voor de zogenaamde ‘persoonsgebonden aangelegenheden’... Lees meer
sinds het Sint-Michielsakkoord Sint-Michielsakkoord
Het Sint-Michielsakkoord (1992) was een regeerakkoord rond de vierde fase van de federale staatshervorming. Het vormde België om tot een federale staat. Lees meer
nastreefde. Met Erwin Jans en Patrick Peeters stelde Van Bastelaere ook de ambitieuze bloemlezing Hotel New Flandres (2008) samen met een revisionistische selectie uit de naoorlogse Vlaamse dichtkunst. De titel varieerde op de naam van Hotel New Flanders in Sint Niklaas maar in zijn meertaligheid was het ook een afwijzing van zowel de Vlaamse hang naar taalzuiverheid als de zuinige Hollandse eentaligheid. Enige ophef in de kleine Vlaamse Republiek der Letteren veroorzaakte Van Bastelaere toen hij in 2014 voor de N-VA ging werken. Hoe hij het rechtse zakennationalisme van de partij wist te rijmen met zijn postmoderne overtuigingen bleef voor velen een raadsel. De dagen waarin dichter, essayist en Pink Poet Henri-Floris Jespers als medewerker van VU-kopstuk Hugo Schiltz een tegencultureel aura kon hebben, leken in ieder geval veraf. Zoals Jeroen Olyslaegers liet zien in zijn roman Wij (2009) was van de volksverheffende idealen van weleer intussen niet veel meer overgebleven dan commercieel vermaak, zwart geld en economisch opportunisme.

Taal en culturele identiteit: literaire pleidooien voor ‘onzuiverheid’ en meervoudigheid

Terwijl het gros der Vlaamse literatoren op steeds grotere afstand van de ideologische en politieke Vlaamse beweging kwam te staan, bleven ze via doorlopende discussies over de taal waarin zij hun teksten schreven verbonden met een van de oudste debatten uit de Vlaamse geschiedenis: hoorde integratie met Nederland een doel te zijn (en dus het gebruik van het Algemeen Nederlands Standaardtaal
De standaardtaal is het product van renaissancistische opvattingen over taal en het resultaat van een reeks concrete taalinterventies. In het Nederlandse taalgebied leidde dit naar een St... Lees meer
) of mocht de Vlaamse schrijver zich, uit recalcitrantie, onvermogen of realistische nabootsing van hoe Vlamingen spreken, enig particularisme veroorloven? Aangezien de meeste Vlaamse auteurs in Nederland werden uitgegeven, ontsnapte vrijwel niemand aan enige vorm van taalzuivering Taalzuivering
Taalzuivering is een proces in het streven naar een gestandaardiseerde eenheidstaal. In de Vlaamse casus is de taalnorm Noord-Nederlands en werd de taal gezuiverd van belgicismen, dialect... Lees meer
. In de jaren 1960 en 1970 zou die soms heel drastisch zijn geweest (zie de polemieken van Jeroen Brouwers Brouwers, Jeroen
Jeroen Brouwers (1940-2022) was een veelgeprezen Nederlandse schrijver van romans, essays en polemieken. Hij staat bekend als criticus en pleitbezorger van de Vlaamse literatuur. Lees meer
hierover), later gingen veel schrijvers vooral experimenteren met taalvarianten, net zoals veel Vlamingen ook in hun dagelijkse leven verschillende taalregisters afwisselen. Nederlandse lezers dwepen wel eens met dat Vlaamse taaleigen, maar die vorm van paternalistisch exotisme illustreert onvermijdelijk eens te meer dat die Vlamingen niet helemaal voor vol worden aanzien.

In de postmoderne jaren – die ook de jaren waren van de opmars van het Vlaams Belang – ging, zoals gezegd, onzuiverheid een waarde op zich worden. Die kon, zoals bij Koen Peeters en Kamiel Vanhole, via Brussel worden gecultiveerd of, zoals Pol Hoste deed in zijn carnet-trilogie (1999-2006) in Canada. In dat meertalige land bevonden de Franstaligen zich immers in de positie van de Vlamingen in België: in de verdrukking van de grotere andere landstaal. Deze omkering is bij Hoste echter slechts het begin van een speelse en betrokken deconstructie van al wat neigt naar vastigheid en essentialisme (identiteit, ideologie, nationale en nationalistische verhalen en mythen). De Vlaamse geschiedenis en beweging zijn daarbij nooit veraf.

In de 21ste eeuw zou die onzuiverheid (eindelijk) ook via een spel en dialoog met niet-Westerse culturen worden gevoerd. Tweede of derde generatie migrantenkinderen - uit Noord-Afrika en Turkije of de Afrikaanse diaspora - hielden zowel de Vlaamse literaire wereld als maatschappij een vaak ontluisterende spiegel voor. Ook auteurs en lezers die zich altijd ver hadden gehouden van vendelzwaaien en zangfeesten bleken een opmerkelijk monoculturele kijk op de wereld te hebben. In hun boeken waren personages van kleur afwezig of van bordkarton. En zo kon het gebeuren dat de ervaringswereld van een steeds groter deel van de Vlaamse bevolking niet of nauwelijks gerepresenteerd werd in de Vlaamse literatuur. Auteurs als Fikry El Azzouzi, Chokri Ben Chikha Ben Chika, Chokri
Chokri Ben Chikha (1969) is een Belgisch acteur, danser, choreograaf, performer en theatermaker. Hij is artistiek leider van het gezelschap Action Zoo Humain en doceert aan KASK Conservat... Lees meer
, Rachida Lamrabet, Neske Beks en Dalilla Hermans zouden daar verandering in brengen. In zijn debuut Het schapenfeest (2010) presenteerde El Azzouzi een elfjarige jongen die, volgens de flap, ‘veel Vlaamser is dan zijn familie zou willen’. In de hele andere cultuurstrijd die hij te voeren had, bleek Vlaamsigheid niet langer bezwaard door de collaboratie en werd een Vlaamse identiteit in haar vanzelfsprekende andersheid plots aantrekkelijk. Ben Chikha en Lamrabet wezen er echter meermaals op hoezeer die Vlaamsigheid ook gekenmerkt wordt door blinde vlekken. In Zoo Humain (2017) ging Ben Chikha even enthousiast als ontregelend in op de suggestie van minister-president Bourgeois Bourgeois, Geert
Geert Bourgeois (1951) is een Vlaams-nationalistisch politicus voor de N-VA. Hij was van 2014 tot 2019 minister-president van Vlaanderen. Lees meer
om een Vlaamse grondwet te maken: ‘Het eerste artikel kan dan als volgt luiden: “Elke Vlaming heeft een meervoudige identiteit”.’ Dat hadden de witte postmodernen ook al beweerd, maar voor hun combinatie van Vlaamse en Belgische/Europese identiteiten hoefden ze zich, anders dan de Vlaamse Marokkanen en moslims, niet doorlopend te verantwoorden.


<p>Omslag van Fikry El Azzouzi, <em>Het schapenfeest</em>, 2010.</p>

Omslag van Fikry El Azzouzi, Het schapenfeest, 2010.

De Wereldoorlogen: een hardnekkige literaire obsessie

In de aanloop naar de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog verschenen er opmerkelijk veel romans over deze voor Vlaanderen en België oercatastrofe. Dat ook Afrikanen en Aziaten op Vlaamse velden vochten en sneuvelden kreeg in de 21ste eeuw steeds vaker academische aandacht, maar in de verbeeldingswereld van Vlaamse auteurs was het wachten op Vertel het iemand (2018) van Lamrabet om een expliciete koppeling te maken tussen het oorlogsnationalisme en de kolonisatie. ‘De catastrofe was niet dat wij hier waren en voor de anderen vochten. De echte catastrofe was dat we ondertussen hadden geleerd om een onderscheid te maken op grond van iets waar we vroeger geen belang aan hechtten.’ Nationalisme is hier een gif dat mensen verdeelt in plaats van ze te emanciperen. Erwin Mortiers Godenslaap (2008) was een treurzang op het België van de Belle Époque dat door de Groote Oorlog aan flarden wordt geschoten. Post voor mevrouw Bromley (2011) van Stefan Brijs speelde zich weliswaar deels af in de Westhoek, maar koos voorts voor een opmerkelijk, bij het exploderende oorlogstoerisme passend Britse perspectief. Stefan Hertmans’ ook internationaal furore makende Oorlog en terpentijn (2013) had meer aandacht voor de lokale betekenis van de oorlog, al bleef hij in zijn beschrijving van de frontervaringen van zijn grootvader aanvankelijk relatief dicht bij de geijkte Vlaamse versie: ‘De minachting van de Franstalige officieren, de openlijke vernedering en benadeling van de Vlaamse soldaten, het is steeds ondraaglijker naarmate het offer aan mensenlevens groter wordt.’ Wat later wordt de man zelfs het brandpunt van een bijna-opstand van Vlaamse soldaten die het niet langer pikken, maar het brandje wordt snel geblust door een Franstalige officier die, anders dan het Vlaamse collectieve geheugen dicteert, met forse stemverheffing roept dat het gedaan moet zijn met die vernederingen van de Vlaamse soldaten. De grootvader/oud-strijder bezoekt na de oorlog de IJzerbedevaarten, wat de verteller naar aanleiding van de bedevaart van 1930 half nostalgisch-half vertederd doet verzuchten: ‘welk een frisse, mobiliserende kracht moet er toen nog van de IJzerbedevaart zijn uitgegaan in het licht van de humanistisch gestemde Vlaamse Beweging van de ouderwetse volksverheffing, zo anders dan het door neonazi's geplaagde gebeuren uit de jaren tachtig, of de jaargangen waarin het schorremorrie van het toenmalige Vlaams Blok de sfeer kwam verpesten, omdat de pacifistische boodschap van de oud-strijders “te links” was naar hun smaak’. Ook al ging het de Vlaamse beweging in 1930 al lang niet meer alleen om volksverheffing, Hertmans stond niet alleen met zijn inschatting dat de gestage radicalisering van de Vlaamse beweging voor veel kwaad had gezorgd. De Westhoek, het grensgebied met Noord-Frankrijk en de Eerste Wereldoorlog spelen ook een rol in Dertig dagen (2015) van Annelies Verbeke. Een Vlaams-Senegalees paar en hun Nederlands-Senegalese vrienden bezoeken het Musée de Flandre in Cassel. De Casselse Radio Uylenspiegel Radio Uylenspiegel
Radio Uylenspiegel (1978) heeft als doel de Vlaamse cultuur in Frans-Vlaanderen te promoten. Lees meer
, diens slogan ‘Zuid-Vlaming ook Vlaming’ en de mededeling ‘Vlaamse wafels’ naast ‘Liberté, Egalité, Fraternité’ maken op dit gemêleerde gezelschap vooral een bevreemdende indruk. In een geglobaliseerde wereld verliezen zelfs de meest diepgewortelde symbolen al snel hun vanzelfsprekendheid. ‘“Herinner je je nog toen Momar op bezoek was? Hij dacht dat de Vlaamse Leeuw de Leeuw van Juda was,” zegt Amadou. “Zo veel Rastafari in Vlaanderen, hij kon er niet bij.”’ 

De Vlaamse overheid zette in deze jaren volop in op de herdenkingscultuur rond de Eerste Wereldoorlog, maar de Groote Oorloghausse in de literatuur was van relatief korte duur. Toen door Brexit, de verkiezing van Trump en de electorale successen van het Vlaams Belang het nationalisme, nativisme, racisme en rechtsextremisme na de financiële crisis van 2008 en de vluchtelingencrisis van 2015 merkbaar toenamen, leidde dit in de Vlaamse literatuur tot een heroverweging van de Tweede Wereldoorlog. Flamingantische collaboratie en morele schemerzones speelden nog altijd een belangrijke rol, maar zowel Wil (2016) van Jeroen Olyslaegers als Tom Lanoyes De draaischijf (2022) verhalen voor het eerst, ontluisterend en diepgaand, de razzia's van de Antwerpse politie op de joodse bevolking. Waar schrijvers als Claus en Van Paemel in hun scherpe analyse van het Vlaamse zelfbedrog anticipeerden op studies als Bruno de Wevers De Wever, Bruno
Historicus Bruno de Wever (1960) is een specialist van de geschiedenis van het Vlaams-nationalisme en van de Tweede Wereldoorlog. Hij weegt sinds de jaren 1980 op het debat over het oorlo... Lees meer
 Greep naar de macht (1994) die het beeld van de Vlaamse collaboratie op scherp stelden, lieten beide Antwerpse romanciers zich inspireren door onderzoek van onder andere Herman van Goethem naar wat in een beeldbepalende bundel Gewillig België (2007) werd genoemd: duidelijker dan ooit werd aangetoond hoezeer er, overigens ook door Franstaligen, was meegewerkt met een barbaars regime.


<p>Omslag van <em>Wil</em> (2016), de alom geprezen oorlogsroman van Jeroen Olyslaegers.</p>

Omslag van Wil (2016), de alom geprezen oorlogsroman van Jeroen Olyslaegers.

Kristien Hemmerechts voegde met haar roman Hubertina (2022) een vrouwelijk én verzetsperspectief op de Vlaamse beweging toe. Eerder dan een eenduidige verzetsheldin is  Hubertina Aretz Aretz, Hubertina
Hubertina Aretz (1893-1973) was tijdens de Tweede Wereldoorlog actief in het verzet en verbleef enige tijd in concentratiekampen. Na de oorlog zette zij zich in voor verzoening tussen ver... Lees meer
echter bovenal een 'tussenfiguur'; afkomstig van een Duits-Nederlands grensgehucht, gedoemd om in het niemandsland tussen verschillende collectieve identiteiten terecht te komen. De enige groep waarin Hubertina zich uiteindelijk écht aanvaard zal voelen, is ironisch genoeg het 'zwarte' milieu van de jaren 1950-1960. Kritiekloos laat Hubertina zich door haar nieuwe 'familieleden' als medeslachtoffer van de oorlog voorstellen. Ze neemt in 1966 deel aan een verboden Bormsherdenking en ijvert tot het einde van haar leven voor amnestie. Het maakt Hemmerechts' romanheldin tot een op zijn minst ambigu literair verzetssymbool. Andermaal belichaamt ze vooral een hardnekkige ‘neurose die door de collaboratie en de bestraffing daarvan is verwekt’, zoals Luc Huyse en Steven Dhondt het verwoordden in Onverwerkt verleden (1991). Hoewel dat verleden vandaag lang niet meer zo onverwerkt lijkt, vormt de 'neurose' kennelijk nog steeds het onvermijdelijke hoofdthema van de contemporaine Vlaamse oorlogsliteratuur.

Dat dit ook geldt voor de meest ambitieuze roman uit expliciet flamingantische hoek is tekenend. In Een unie van het eigen (2016) ging Joachim Pohlmann Pohlmann, Joachim
Lees meer
, oud-woordvoerder en speechschrijver van Bart de Wever De Wever, Bart
Bart de Wever (1970) is een Vlaams-nationalistisch politicus. Hij is sinds 2004 voorzitter van de N-VA, die onder zijn voorzitterschap de grootste partij van België werd. Sinds 2013 is hi... Lees meer
, in dialoog met deze hele geschiedenis van wereldoorlogen, collaboratie, radicalisering, racisme, Belgiëhaat en gefnuikt autonomiestreven. Heimwee naar het romantische nationalisme heerste hier niet, wel de overtuiging dat, zoals het aan het eind heet, we slechts ‘bij elkaar [worden] gehouden door het idee dat wij “wij” zijn’. De natie als gewilde constructie, dus. Maar wel een constructie die volgens de auteur voor de eigentijdse mens eigenlijk de enige mogelijke gemeenschap is in een wereld die beheerst wordt door technologie en gemondialiseerd kapitaal. Van oudsher zijn het in de Vlaamse beweging schrijvers geweest die deze gemeenschapsvormende rol hebben vervuld. Of er echter een nieuwe Conscience kan opstaan in tijden van ontlezing en een geglobaliseerde cultuurindustrie zal moeten blijken.

Literatuur

– P. Kenis, De Vlaamsche letterkunde na ‘Van nu en straks’, 1930.
– A. Vermeylen, De Vlaamse letteren van Gezelle tot heden, 1938.
– R.F. Lissens, De Vlaamse letterkunde van 1780 tot heden, 1953.
– M. Rutten & J. Weisgerber (red.), Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946), 1988.
– H. van de Vijver, Het cultureel leven tijdens de bezetting, (België in de Tweede Wereldoorlog, nr. 8), 1990.
– K. Humbeeck & J. Olyslaegers (red.), Schrikkelijk Spoorweg Ongeluk, Antwerpen, 1991.
– Bart Vervaeck, De vloekende Vlaming. Over de kritische functie van het dialect, in: Maatstaf, 41, 1993, nr. 1, pp. 155-163.
– D. de Geest, E. Vanfraussen, M. Beyen, I. Mestdagh, Collaboratie of cultuur? Een Vlaams tijdschrift in bezettingstijd (1941-1944), 1997.
– M. Beyen, Held voor alle werk. De vele gedaanten van Tijl Uilenspiegel, 1998.    
– D. de Geest, P. Aron en D. Martin (red.), Hun kleine oorlog. De invloed van de tweede wereldoorlog op het literaire leven in België, Leuven/Brussel, 1998.
– R. Vanlandschoot, Kapelaan Verschaeve. Biografie, 1998.
– E. Brems, H. Brems en Dirk de Geest, Van Hooger Leven tot DeVlag: literatuuropvattingen in Vlaanderen (1920-1940), 1999.  
– G. Durnez, F. Timmermans. Een biografie, 2000.
– G. Buelens, Van Ostaijen tot heden. Zijn invloed op de Vlaamse poëzie, 2001.
– M. Beyen, Zwart wordt van langs om meer de Vlaamsgezinde massa’. De Vlaamse beeldvorming over bezetting en repressie, 1945-2000, in: J. Gotovitch & C. Kesteloot (red.), Het gewicht van het oorlogsverleden, Gent, 2002, pp. 105-119.
– K. Humbeeck, ”God geve dat wij staatsgevaarlik wezen!” Mijn kleine oorlog en de retoriek van het linkse activisme, in: Hubert F. van den Bergh & J. Dorleijn (red.), Avantgarde! E Voorhoede? Vernieuwingsbewegingen in Noord en Zuid opnieuw beschouwd, Nijmegen, 2002, pp. 103-112.
– R. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach. Biografie, 2002.
– G. Buelens, 'That is not my ambition': a forgotten chapter in the history of the Flemish Movement and postwar leftist cultural circles, in: Dutch crossing. A journal of low countries studies, jg. 27, 2003, nr. 2, pp. 209-222.
– B. Bultinck, Flamands! Encore un effort! Notities over de taal van de Vlaamse literatuur, in: Bzzlletin, jg. 32, 2003, nr. 287, pp. 18-28.
– K. Humbeeck, “Een nieuwe generatie van onwetenden wordt opgeleid”: collaboratie, berechting en maatschappelijke reïntegratie volgens Louis Paul Boon, in: Hij was een zwarte, 2003, pp. 85-142.
– G. Buelens, M. de Ridder & J. Stuyck (red.), De trust der vaderlandsliefde. Over literatuur en Vlaamse Beweging 1890-1940, Antwerpen, 2005.
– M. de Ridder, Nawoord, in: G. Burssens, Alles is mogelijk in een gedicht. Verzamelde verzen 1914-1965 (M. de Ridder, ed.), Antwerpen/Amsterdam, 2005, pp. 971-998.
– H. Vandevoorde, R. de Bont en G. Reymenants (red.), Niet onder één vlag. Van Nu en Straks en de paradoxen van het fin de siècle, 2005.
– H. Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005, 2006.
– E. Bruinsma, H. Renders & L. Kuitert, Inktpatronen. De Tweede Wereldoorlog en het boekbedrijf in Nederland en Vlaanderen, 2006.
– G. Buelens, Un retard incitatif: la culture flamande moderne et l'héritage d'August Vermeylen, in: Études germaniques, jg. 61, 2006, nr. 4, pp. 501-521.
– J. Janssens, De weifelende ezel. Over Vlaamse identiteit en Nederlandse poëzie 1893-1925, 2006.
– M. de Ridder, Aan Borms. Willem Elsschot, een politiek schrijver, 2007.
– K. Humbeeck, ”Mama, zei hij.” Vrouwbeelden en verbale manhaftigheid in Filip de Pillecyns repressieroman Aanvaard het leven’, in: Filip de Pillecynstudies 4, Hamme, 2008, pp. 95-120.
– M. de Ridder, Ouverture 1912. Literatuur en Vlaamse Beweging aan de vooravond van de Grote Oorlog, 2008.
– H. Vandevoorde, Racial-linguistic nationalism. Race, language and nation at the Antwerp Universal Exhibition of 1894, in: P. Broomans, G. Jensma, H. Vandevoorde, & M. Van Ginderachter (red.), The beloved mothertongue. Ethnolinguistic Nationalism in Small Nations. Inventories and Reflections , 2008, pp. 171-186.
– M. de Ridder, Staatsgevaarlik! De activistische tegentraditie in de Vlaamse letteren, 1912-1933. Universiteit Antwerpen, onuitgegeven proefschrift, 2009.
– H. de Smaele, Religie en stemgedrag in negentiende-eeuws België, Leuven, 2009.
– G. Draye, Laboratoria van de natie. Literaire genootschappen in Vlaanderen (1890-1914), Nijmegen, 2009.
– K. Humbeeck, Manhaftigheid, arbeid en gemeenschap in de romans Houtekiet en De Soldaat Johan, in: Filip de Pilleceynstudies V, Hamme, 2009, pp. 27-48.
- W. van den Berg en P. Couttenier, Alles is taal geworden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1800-1900, Amsterdam, 2009.
– K. Absillis, Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970), 2010.
– K. Humbeeck, Begoochelingen en ontgoochelingen van een Vlaamse nationaal-socialist. Omtrent het idealisme van de schrijver Filip de Pillecyn, in: Zacht Lawijd IX, 2010, nr. 4, pp. 23-65.
– K. Rymenants e.a. (red.), Literatuur en crisis. De Vlaamse en Nederlandse letteren in de jaren dertig, Antwerpen, 2010.
– R. Mantels & H. Vandevoorde, Maar wat een wespennest! Het rectoraat van August Vermeylen en de vernederlandsing van de Gentse universiteit, 2010.  
– P.J. Verstraete, Raf Van Hulse: een Vlaamse Kriegsberichter aan het Oostfront, 2011.
– J. Weijermars, Stiefbroeders. Zuid-Nederlandse letteren en natievorming onder Willem I 1814-1834, Hilversum, 2012.
– L. Stynen, Jan Frans Willems. Vader van de Vlaamse beweging, Antwerpen, 2012.
– A. Ceulemans, Tussen Liereman en Literator. Het poëtisch oeuvre van Theodoor Van Ryswyck (1811-1849), Universiteit Antwerpen, proefschrift, 2013.
– K. Absillis e.a. (red.), De plicht van de dichter. Hugo Claus en de politiek, 2013.
– K. Absillis m.m.v. W. Lemmens, Hugo Claus en het verdriet van de puristen, in: WT, jg. LXXII, 2013, nr. 4, pp. 351-373.
– K. Humbeeck, Het sluitstuk van een oeuvre, in: Louis Paul Boon, Het Geuzenboek, (verzameld werk, nr. 20), 2013.
– G. Reymenants, Maria Elisabeth Belpaire. Gender en macht in het literaire veld 1900-1940, Leuven, 2013.
– L. Simons, Het boek in Vlaanderen sinds 1800. Een cultuurgeschiedenis, Tielt, 2013.
– G. Buelens, "En Flandre, les révolutionnaires qui ne sont pas des nationalistes flamand sont bien rares". Quelques remarques sur le nationalisme, l'internationalisme et l'activisme dans l'avant-garde flamande après la Grande Guerre, in: T. Hunkeler (red.), Paradoxes de l'avant-garde. La modernité artistique à l'épreuve de sa nationalisation, (Littérature des XXe et XXIe siècles; vol. 14), 2014, pp. 123-136.
– M. de Ridder, Behoud de begeerte. Een literaire geschiedenis 1984-2014, Antwerpen, 2014.
– J. Lensen, De foute oorlog. Schuld en nederlaag in het Vlaamse proza over de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen-Apeldoorn, 2014.
– D. Vandenbroucke, Dansen op een vulkaan. Victor J. Brunclair: schrijver in een bewogen tijd, 2014.
– R. Vanlandschoot, Hugo Verriest. Biografie, 2014.
– G. Wildemeersch, Hugo Claus. De jonge jaren, Antwerpen, 2015.
– K. Absillis,“Lot er ons de sijs van aflakke.” Bij de honderdste verjaardag van Pallieter, in: F. Timmermans, Pallieter (K. Absillis & W. Lemmens, ed.), Kalmthout, 2016.
– B. Govaerts, Ernest Claes. De biografie van een heer uit Zichem, 2016.
– K. Humbeeck, V. Rousseau, M. Marissen & M. van Steen, De mens, ge kunt gij daar niet aan uit. Een becommentarieerde bloemlezing uit het werk van Gerard Walschap, Leuven/Den Haag, 2016
– K. Humbeeck, K. Absillis en J. Weijermars (red.), De Grote Onleesbare: Hendrik Conscience herdacht, Gent, 2016.
- K. Humbeeck: Marnix Gijsen: opkomst en neergang van een kosmopoliet, in: E. van Boven en P. Verstraeten, Schrijverstypen, 2016.
– P. Theunynck, Karel Van de Woestijne. Biografie, 2016.
– D. de Geest, ‘Gij zijt allen welgekomen!’ Basiel de Craene en de Vlaamse Poëziedagen, 2017.
– K. Humbeeck, Cyriel Buysses kritiek van de Vlaamse Beweging of de politieke betekenis van ’n Leeuw van Vlaanderen (1900), in: WT, 2017, nr. 1, pp. 5-59.
– K. Humbeeck & A. Fuhrmann, Over de jonge jaren van Hugo Claus, in: WT, jg. LXXVI, 2017, nr. 3, pp. 263-279.
– L. Stynen, Pol De Mont. Een tragisch schrijversleven, Kalmthout, 2017.
– H. Vandevoorde, Hoe Vlaming te zijn? Zes teksten van August Vermeylen & Jozef Deleu, 2017.
– D. van Mol, (persoonlijk ben ik er niet voor). Over de moeizame doorbraak van de moderne -ismen en het ontstaan van een activistische tegentraditie in Vlaanderen, 1906-1933, Universiteit Antwerpen, doctoraatsverhandeling, 2017.
– S. van den Bossche, Ge zijt zoveel mensen geweest. Herman Teirlinck 1879-1967, Antwerpen, 2017.
– J. Bel, Bloed en Rozen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, 1900-1945, 2018.
– G. Buelens, “En Wij Zijn Hier”: Traditie, moderniteit, nationalisme en mercantilisme in en rondom “Wij, Heren van Zichem”, in: Spiegel Der Letteren, jg. 62, 2020, nr. 2, pp. 105-142.
– K. Humbeeck, Natieconstructie als kleine provocatie van onze literatuurwetenschap, in: G. Willems & Br. de Wever (red.), De verbeelding van de leeuw. Een geschiedenis van media en natievorming, Antwerpen, 2020, pp. 73-116.
– E. Spinoy, “Najaar van Hellas”/Een “repressie”-trauma, in: J. Sonnenschein & K. van der Haven (red.), Barricadepoëzie. Lyrisch activisme sinds 1848, Berchem, 2021, pp. 179-195.
– J. Vanhecke, Voor moedertaal en vaderland. Hendrik Conscience biografie. Antwerpen, 2021.
– K. Absillis, Het slechte geweten van Vlaanderen. Nationalisme, racisme en kolonialisme in de tijd van Hendrik Conscience, Antwerpen, 2022.
– B. Govaerts, Dubbelman. Een biografie van Marnix Gijsen & Jan-Albert Goris, 2022.
– F. de Ceuster, Breng die Elias terug op onze wereld! Maurice Gilliams of de tragische zoektocht naar een Vlaams kosmopolitisme (1917-1947), Universiteit Antwerpen, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 2022.
– M. de Ridder, Paul Van Ostaijen. De dichter die de wereld wilde veranderen, 2023.

Suggestie doorgeven

1973: Emiel Willekens (pdf)

1998: Piet Couttenier / Gaston Durnez / Emiel Willekens

2023: Kris Humbeeck / Geert Buelens / Matthijs de Ridder / Aragorn Fuhrmann

Databanken

Inhoudstafel