Concepten en uitgangspunten

Waarom de Vlaamse beweging niet vanzelfsprekend is

Het begint al met de twee woorden die samen het begrip ‘Vlaamse beweging’ vormen: beide worden vaak in de mond genomen, maar geen van beide is vanzelfsprekend. Wie spreekt over een Vlaamse ‘beweging’, ‘gemeenschap’, ‘cultuur’ enz., suggereert al dan niet bedoeld dat er zoiets bestaat als een door alle Vlamingen gedeelde identiteit en bewustzijn. De maatschappelijke realiteit echter wordt gekenmerkt door individuele, sociale, culturele, geografische en diachrone verschillen. Deze encyclopedie wil niet alleen recht doen aan die complexiteit, maar ook laten zien dat Vlaanderen, dat vandaag als een afgebakende politieke, sociale en culturele entiteit bestaat, het product is van een onvoorspelbare geschiedenis van natievorming, die ook in de toekomst nog vele kanten kan uitgaan.

Ook de term beweging suggereert een eenheid die er nooit is geweest. De ‘Vlaamse kwestie’ is altijd de bekommernis geweest van vele organisaties, groeperingen en individuen, die lang niet altijd dezelfde visie voorstonden en vaker wél dan niet elkaars concurrenten of tegenstanders waren. Bovendien is het maar de vraag in hoeverre er vandaag nog wel sprake is van een Vlaamse beweging, nu haar klassieke streefdoelen (taalrechten, materiële en geestelijke ontwikkeling, culturele/bestuurlijke autonomie) grotendeels zijn gerealiseerd.

Toch is de Vlaamse beweging het uitgangspunt van deze encyclopedie geworden. Dit is namelijk geen encyclopedie van Vlaanderen, de Vlaamse identiteit of de Vlaamse natie, al zijn al deze onderwerpen uiteraard onderling verweven en spelen ze eveneens een belangrijke rol in de hier aangeboden artikels. De focus van de encyclopedie ligt op personen en instanties die zich expliciet, zij het niet noodzakelijk als voorvechter of sympathisant, hebben gepositioneerd in een voortdurende discussie over vraagstukken zoals de taalkwestie, emancipatie, de wording van een Vlaamse natie. Het is dat brede en veelstemmige debat dat deze derde Encyclopedie van de Vlaamse beweging in al zijn variaties en tegenstellingen wil belichten.

Een beweging met vele gezichten

Conceptueel uitgangspunt voor deze encyclopedie vormt de definitie die de vorige edities hanteerden, aangevuld en bevraagd met inzichten uit recenter onderzoek. In navolging van de vorige redacties onderscheiden we drie componenten: taal, ontwikkeling en natie.

De Vlaamse beweging laat zich definiëren als een taalbeweging. Haar inzet was de herwaardering en wettelijke erkenning van het Vlaams of het Nederlands in Vlaanderen en Brussel: een streefdoel dat terugging op voorlopers in de late achttiende eeuw, die het geringe aanzien of ‘d’onacht’ der ‘Nederduitsche’ moedertaal aanklaagden. Het leidde na 1830 tot een standaardisering van het Nederlands in Vlaanderen en een volwaardige Vlaamse literatuur, de erkenning van het Nederlands als officiële taal naast het Frans in Vlaanderen en ten slotte de wettelijke vastlegging van Vlaanderens taalkundige homogeniteit. Dit lijkt de gemakkelijkste definitie van de Vlaamse beweging, omdat haar eisenprogramma en het geleidelijke inwilligen ervan concrete en aanwijsbare realiteiten waren. Niettemin is ook hier voorzichtigheid geboden. De ‘taalstrijd’ was bij alle taalromantiek en flamingantisch idealisme vanaf het begin ook een vehikel voor andere, materiële belangen en moest niet in de laatste plaats de maatschappelijke status van de pleitbezorgers ten goede komen. Bovendien was haar verloop minder lineair en doelgericht dan de hierboven lapidair geschetste evolutie laat vermoeden.  

Behalve een taalbeweging was de Vlaamse beweging ook een beweging die zich inzette voor de geestelijke en materiële ontwikkeling van de Vlamingen. Aan het einde van de 19de eeuw groeide bij een aantal flaminganten de overtuiging dat het taalprobleem ook als een sociaal en economisch vraagstuk moest worden gezien. De maatschappelijke opwaardering van het Nederlands – met de vernederlandsing van de Gentse universiteit als ultiem symbool – werd gepresenteerd als een instrument om de door armoede en analfabetisme geplaagde Vlamingen tot emancipatie te brengen. Als volksopvoeders wilden de veelal burgerlijke flaminganten bredere lagen van de bevolking aan zich binden in de context van een verruimde democratie. Maar aan de strijd voor de uitbreiding van het stemrecht had de Vlaamse beweging weinig verdienste. Pas in de periode tussen de twee wereldoorlogen verruilde een deel van de flaminganten zijn elitarisme voor een meer democratische ingesteldheid en in de jaren 1960 ontstond met de Volksunie een Vlaams-nationalistische partij met uitgesproken sociale programmapunten. Het is evenzeer een feit dat delen van de Vlaamse beweging de geestelijke en materiële ontwikkeling van de Vlamingen eerder hebben tegengewerkt dan bevorderd, zoals tijdens de twee wereldoorlogen door te collaboreren met een bezetter die het land economisch plunderde, de burgerlijke vrijheden schond en Vlamingen vervolgde, gevangen zette en om het leven bracht.

De derde en laatste karakterisering is sterk verweven met de vorige twee: de Vlaamse beweging als nationale en nationalistische beweging. Taalongelijkheid en cultureel-maatschappelijke onderontwikkeling werden vanaf het begin in verband gebracht met een gebrek aan nationaal (zelf)bewustzijn en gaandeweg ook steeds meer met de nood aan bestuurlijke autonomie. De Vlaamse beweging zag zichzelf als een voorwacht die de Vlamingen ervan moest overtuigen dat ze een volk waren. Dit streven naar een collectieve Vlaamse identiteit was aanvankelijk nog ingebed in de Belgische natievorming, maar radicaliseerde aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Vlaamse beweging viel uiteen in een loyaal-Belgische en een Vlaams-nationalistische vleugel, die op zelfbestuur voor Vlaanderen aanstuurde, al dan niet binnen het Belgische staatsverband. Voor beide groepen kwam een Vlaams natiebesef voortaan echter op de eerste plaats. Hun ambitie om een brede Vlaamsgezinde volksbeweging op gang te brengen zou in de loop van het interbellum werkelijkheid worden, al was dat ook een gevolg van de invoering van de massademocratie (waardoor bredere lagen van de Nederlandstalige bevolking belang gingen zien in de taalkwestie), terwijl een deel van de Vlaamse beweging in een antidemocratische richting evolueerde. In de loop van de 20ste eeuw werd het nationalistische karakter van de Vlaamse beweging steeds dominanter, in die zin dat een vorm van zelfbestuur, gaande van federalisering tot afscheiding van België, het centrale streefdoel werd waar de bijna volledige beweging zich achter schaarde. Deze eis voor bestuurlijke autonomie kreeg in de tweede helft van de 20ste eeuw zijn beslag in een reeks staatshervormingen die van Vlaanderen een deelstaat met een eigen bestuur maakten.

Een encyclopedie voor de 21ste eeuw

Vijfentwintig jaar na het verschijnen van de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging behoeven de drie klassieke componenten van de Vlaamse beweging – taal, ontwikkeling en natie – de nodige nuancering en aanvulling. Tot slot zoomen we in op belangrijke ontwikkelingen die het historisch onderzoek van de voorbije kwarteeuw hebben gekleurd. Als encyclopedie voor de 21ste eeuw wil dit online-naslagwerk zich openstellen voor recente maatschappelijke evoluties en nieuwe wetenschappelijke inzichten, al moet het daarbij ook zijn eigen beperkingen onder ogen zien. De belangrijkste beperking is ongetwijfeld dat de studie van de Vlaamse beweging de voorbije vijfentwintig jaar niet de grote bloei heeft gekend waar de NEVB in 1998 op kon bogen. Aangezien deze online-encyclopedie, zoals de meeste naslagwerken, gebonden is aan de stand van het onderzoek, is het niet haar taak om de lacunes weg te werken. Wel wil ze deze grondig in kaart brengen en de aandacht erop vestigen om daarmee nieuw onderzoek mogelijk te maken.

Grote vernieuwingen bleven dan misschien uit, de studie van de Vlaamse beweging heeft ook in de afgelopen periode wel degelijk ontwikkelingen doorgemaakt. Sinds het verschijnen van de NEVB heeft zich een opmerkelijke verbreding van de historiografie voorgedaan, met een verschuiving van overwegend klassieke en biografische studies naar een breder georiënteerde, meer interdisciplinaire onderzoeksinteresse. Vooral de toegenomen belangstelling voor cultureel nationalisme springt daarbij in het oog. Waar de focus voorheen lag op de politieke geschiedenis van nationalistische groeperingen, acties en militanten, kwam de nadruk nu te liggen op de constructie van nationale zelfbeelden, mythes en memorabilia, op het symbolisch repertorium van de Vlaamse beweging.

Deze accentverlegging naar (zelf)representatie en beeldvorming had als verdienste komaf te maken met primordialistische voorstellingen van de geschiedenis: een nationale identiteit is geen natuurlijk en onveranderlijk gegeven, de totstandkoming van naties geen onafwendbaar proces met een einddoel dat al bij voorbaat vastligt. Maar ook deze ‘cultural turn’ in de historiografie tornde uiteindelijk niet aan het primaat van de natie als denkraam. Het nationale kader blijft vandaag een van de hardnekkigste oude paradigma’s van de geschiedschrijving: historische actoren en evoluties worden op eendimensionale wijze in het licht van naties en nationale bewegingen geïnterpreteerd. Vanuit dat oogpunt reproduceren en bestendigen zelfs vele van de meest kritische studies over natievorming en nationalisme de ideologie van de natie, doordat haar vanzelfsprekendheid als perspectief op de wereld niet fundamenteel ter discussie wordt gesteld.

Als tegenreactie op dit diep verankerde ‘methodologisch nationalisme’ is in de internationale nationalismestudie recentelijk grote belangstelling ontstaan voor transnationale kruisverbanden en overlappingen. Zo vergelijken onderzoekers verschillende nationale bewegingen met elkaar en vragen ze aandacht voor onderlinge parallellen en verschillen die hun vermeende uniciteit relativeren en in perspectief plaatsen. Anderen laten zien hoe een nationale beweging geen geïsoleerd gegeven is, maar altijd ook een grote gevoeligheid voor internationale ontwikkelingen aan de dag legt en zelfs bij voortduring in interactie treedt met andere (nationale) culturen.

De bloeiende interesse voor internationale vergelijkingen en transfers in de buitenlandse geschiedwetenschap laat bij contrast zien hoe weinig weerklank deze aanpak voorlopig vindt in de studie van de Vlaamse beweging. Hetzelfde geldt voor andere historiografische vernieuwingen zoals genderstudies, postkoloniale theorie en het ‘from below’-perspectief. Wat deze recentere benaderingen en invalshoeken met elkaar verbindt, is dat ze alle de traditionele kaders van het nationalismeonderzoek en een hiërarchisch gekleurd beeld van de geschiedenis in twijfel trekken. Het nationale kader bevestigt niet alleen impliciet de natie in haar macht, het consolideert doorgaans ook het beeld van de welgestelde westerse man als hoofdrolspeler van de geschiedenis. Inzoomen op een nationale beweging impliceert in de regel immers dat alleen de toenmalige elites in beeld komen: de intellectuelen, schrijvers, kunstenaars en – in een later stadium – politici, kortom, al wie toegang had tot het maatschappelijke forum. Hoe bredere lagen van de bevolking en minderheden ingeschakeld werden in óf zelfstandig bijdroegen tot natievormingsprocessen, blijft al te vaak onderbelicht, laat staan dat de vraag gesteld wordt of de natie überhaupt zo’n belangrijke factor in hun leven vormde.

Al deze inzichten staan in zekere zin op gespannen voet met het opzet van een encyclopedie, die als medium in de regel een ‘top-down’-benadering impliceert: haar samenstellers vertrekken doorgaans vanuit de vraag wie belangrijk genoeg is geweest om een basisplaats te verwerven op het speelveld van de geschiedenis. Zowel gendertheorie, postkoloniale theorie, het ‘from below’-perspectief als een concept als ‘nationale onverschilligheid’ vormen een uitdaging voor het klassieke format van de encyclopedie. Ze nopen auteur, lezer en redactie tot een aandachtige en kritische omgang met dit nieuwe naslagwerk, die cruciaal is voor het succes ervan. Alleen als dynamisch virtueel instrument dat zijn gebruikers uitnodigt mee na te denken, slaagt deze digitale Encyclopedie van de Vlaamse beweging immers in haar ambitie om een encyclopedie voor de 21ste eeuw te zijn.