Brussel

Plaats
Rudi Janssens / Els Witte / Joost Vaesen / Machteld De Metsenaere / Dimokritos Kavadias / Ann Mares (2023)

In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich vooral in en rond de hoofdstad concentreerde.

Bovenliggend gebied
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Leestijd: 40 minuten

In de geschiedenis van de Vlaamse beweging nam Brussel door haar (meervoudige) hoofdstedelijke functies, de daaraan verbonden economische en politieke aantrekkingskracht en als symbool van verfransing een aparte plaats in. In de Belgische context situeerde het verfransingsproces zich vooral in en om de hoofdstad. Als politiek bestuurscentrum werd Brussel al snel na de Belgische onafhankelijkheid Belgische Revolutie
De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splits... Lees meer
een podium voor onder meer onderzoek (cf. de Vlaemse Commissie of Grievencommissie Vlaemsche Commissie
De Vlaemsche Commissie of Grievencommissie inventariseerde op vraag van de regering in 1856-1857 voor de eerste keer de problemen in verband met de positie van het Nederlands in België en... Lees meer
in 1856) en wetgevend werk.

Na de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
kenmerken grote straatmanifestaties Brussel als strijdtoneel voor communautaire eisen. Meer zelfs, het ‘statuut van Brussel’ vormde een groot knelpunt in de debatten omtrent de omvorming van de Belgische unitaire staat, en dat is vandaag nog steeds zo. Zowel de strijd voor het Nederlands als de positie van Brussel binnen de Belgische staatsstructuur is vanaf het ontstaan van de Vlaamse beweging tot nu een belangrijk strijdpunt dat de lokale Brusselse context overstijgt.

Een eerste strijdpunt betreft de politieke vertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel. Op het moment dat de Nederlandse taalgroep, die in het verleden een lagere status had, voldoende politieke macht verwief, verschenen taalbeschermingsmaatregelen Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
(hoger) op de politieke agenda. Kenmerkend is dat er eerder gewerkt werd met kleine stappen, onder meer aan de hand van taalwetgeving in verschillende domeinen (zoals onderwijs, bestuurszaken Bestuur
Het taalgebruik in het bestuur is een centraal aspect van de Belgische taalkwestie. Het omvat het proces van het afdwingen van taalrechten voor Vlamingen evenals de bestuurstaalwetgeving ... Lees meer
, het gerecht Gerecht
Lees meer
…).

In de huidige bestuurlijke organisatie in Brussel is er een ‘gegarandeerde vertegenwoordiging’ van Nederlandstaligen in het parlement van het Brusselse Gewest (maar niet in de Brusselse gemeenteraden), een minderheidsbescherming die gekoppeld is aan een analoog mechanisme voor Franstaligen in de nationale assemblee. Dat illustreert hoe het (huidige) bestuur van Brussel deel uitmaakt van een complex raderwerk van gewichten en tegenwichten.

Een tweede constante is de thematiek van intergenerationele taaloverdracht als basis voor de gemeenschapsvorming. Tot aan de jaren 1960 had het Frans een dominante positie in Brussel. Haar aantrekkingskracht vloeide voort uit haar hoge status, haar gebruik als (belangrijkste) onderwijstaal en de toegang die ze bood tot bepaalde functies op de arbeidsmarkt. Dat zorgde in de loop van de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw voor een verfransing van de bevolking in de hoofdstad, waarbij vele tweetalige ouders aan hun kinderen louter het Frans als hoge statustaal doorgaven. Met de federalisering Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
van de unitaire staat werden vervolgens stappen gezet die leidden tot een multipolair bestuurlijk model in Brussel, waarbij ook eentalig Nederlandstalige diensten (zoals in het domein van onderwijs en cultuur) werden uitgebouwd. Vanaf het midden van de jaren 1990 zorgde de verdere internationalisering Vlaamse beweging in internationaal-comparatief perspectief
De Vlaamse beweging heeft zich altijd internationaal georiënteerd. Niet alleen vertoonde ze opvallende gelijkenissen met andere nationale bewegingen in Europa en elders, ze maakte geregel... Lees meer
van de Brusselse bevolking, een proces dat al vele decennia daarvoor was ingezet maar dat nu verder intensifieerde, voor een nieuwe context: momenteel heeft ongeveer drie op de vier Brusselaars een herkomst in het buitenland. Dat opent het debat omtrent onder meer het officiële taalgebruik in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

In dat opzicht valt de gewijzigde positie van het Nederlands in de hoofdstad op. Die wijzigde van een situatie met een dominante Franstalige elite tegenover een meerderheid aan Vlaamssprekende Brusselaars in de culturele en linguïstische superdiversiteit van het huidige Brussel als stad van minderheden. Het Nederlands is voor velen de derde of vierde taal geworden, maar neemt wel een sterke plaats in als onderwijstaal voor Brusselse kinderen. Het is ook een belangrijke hefboom geworden voor tewerkstelling Economie
Dit artikel gaat over de relatie tussen economie en Vlaamse beweging. Daarmee beoogt deze tekst geen economische geschiedenis te schetsen van wat we vandaag Vlaanderen noemen. Integendee... Lees meer
.

Van de onafhankelijkheid tot de Tweede Wereldoorlog

In de andere Vlaamse steden verloor het Frans vanaf het begin van de 20ste eeuw terrein, en Vlaanderen evolueerde door de taalwetten van de jaren 1930 naar een regio met het Nederlands als enige officiële taal en unieke onderwijstaal. De Brusselse situatie was geheel anders. Van bij de start van het jonge koninkrijk België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
werd aan het Frans een unificerende kracht toebedeeld. De concentratie van politieke en financiële instellingen en administraties in de hoofdstad zorgde voor een sterke groei van de dienstensector, terwijl de rijke burgerij nood had aan huispersoneel, luxegoederen en -eten, artistieke en intellectuele ontspanning. Hoewel Brussel door sommige tijdgenoten in het midden van de 19de eeuw al als een Europese Europa
Lees meer
stad werd getypeerd, had het Frans er een dominante positie.

Het verfransingsproces in Brussel was ingezet door de keuze van hogere overheden (vooral vanaf de Franse periode (1794-1814)) voor het Frans als officiële taal voor de administratie, het gerecht en het onderwijs. In 1830 had ook de nieuwe Belgische elite voor het Frans gekozen in de veronderstelling dat één taal de opbouw van een Belgische identiteit en de eenheidsgedachte in het nieuwe land zou versterken en om zich af te zetten tegen de Nederlandse periode(1815-1830), waarin koning Willem I der Nederlanden, Willem I
Willem I (1772-1843) was koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, en dus ook tussen 1815 en 1830 (de jure tot 1839) van het zuidelijke deel daarvan. Zijn beleid inzake de nationale taal ... Lees meer
het Nederlands naast het Frans als officiële taal had geïntroduceerd in de administraties. De taalassimilatie van de Vlaamse bevolking werd in de hand gewerkt door een actieve verfransingspolitiek van de overheden, maar er was ook een sterke sociale en psychologische druk. Het Frans was de taal van de elite, van de cultuur en van de media, terwijl het Nederlands als een lage statustaal werd beschouwd. Wie hoger op de sociale lader wilde klimmen, stuurde zijn of haar kinderen naar Franstalige scholen. Deze nieuwe tweetaligen spraken op hun beurt met hun kinderen uitsluitend Frans – een taal die synoniem stond voor sociale status, prestige en macht. Verschillende elkaar versterkende mechanismen lagen aan de basis van het taalveranderingsproces. Boven op de verfransing van de Brusselaars, zorgde de massale bevolkingstoename in de 19de en 20ste eeuw voor een toestroom van Walen en Fransen naar de hoofdstad. Deze bevolkingsdruk leidde op haar beurt tot de verstedelijking en verfransing van de gemeenten rond de stad, de zogenaamde olievlek. Daarbij kwamen eerst de industriële gemeenten aan de beurt en in een latere fase de residentiële wijken. Verfransing ging met andere woorden hand in hand met de suburbanisatie.

Hoewel ze gecontesteerd zijn omwille van de methodologie, illustreren de talentellingen Taaltelling
Talentellingen waren gekoppeld aan de tienjaarlijkse volkstellingen in België (1846-1947). De resultaten hadden grote gevolgen voor het taalstatuut van de gemeenten rond Brussel-hoofdsta... Lees meer
dat het taalbeeld van de inwoners van de 19 gemeenten die nu deel uitmaken van het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd opgericht in 1989. Het wordt bestuurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Brusselse regering. Lees meer
in 100 jaar tijd geheel wijzigde. In 1846 wees de talentelling nog uit dat ruim 67% van de Brusselaars meestal Nederlands sprak. Een eeuw later, in 1947, bedroeg het aantal Nederlands-eentaligen volgens het onderzoek nog slechts 9,4%. 45% van de bevolking verklaarde toen zowel het Frans als het Nederlands machtig te zijn.

Aan de basis van deze verschuiving lag een combinatie van demografische Demografie
Lees meer
, sociale en economische redenen. Tussen 1831 en 1930 was het inwoneraantal van de stad verdubbeld. De hoofdstedelijke functie van Brussel zorgde voor een aanbod aan administratieve tewerkstelling, die, gegeven de dominantie van de Franse taal in deze sector van de arbeidsmarkt, vooral Franstaligen uit de rest van het land aantrok, aangevuld met Nederlandstalige kleine intelligentsia die zich op professioneel vlak ook van het Frans bediende. De arbeidersklasse bestond voornamelijk uit Vlaamse werknemers die geen Frans hoefden te spreken, en dus amper verfransten. De taalkloof was tegelijk een sociale kloof.

Brussel had in de jaren 1840, toen de Vlaamse beweging zich in de stad inplantte, duidelijk een ander linguïstisch uitzicht dan andere Vlaamse steden. Al vanaf de jaren 1840 manifesteerde het flamingantisme Cultuurflamingantisme
Lees meer
zich in Brussel via verenigingen als Het Nederduitsch Tael- en Letterkundig Genootschap Nederduitsch Tael- en Letterkundig Genootschap
Het Nederduitsch Tael- en Letterkundig Genootschap was een Vlaamsgezinde Brusselse letterkundige maatschappij. Ze werd op 3 april 1842 door Michiel van der Voort opgericht en bestond tot ... Lees meer
(1842), De Vlaemsche Verbroedering De Vlaemsche Verbroedering
Lees meer
(1845), het literair orgaan Het Vaderland Het Vaderland (1844-1845)
Het Vaderland was een Brussels tijdschrift voor literatuur en geschiedenis onder redactie van Michiel van der Voort (maart 1844 – maart 1845). Lees meer
(1844-1845), Het Taelverbond Het Taelverbond
Het Taelverbond (1845-1855) was een Antwerps literair maandblad, dat gaandeweg vooral op geschiedenis en taalkunde focuste. Het tijdschrift had een sociaaleconomische inslag en cultiveerd... Lees meer
(1844), het Vlaemsch Midden-Comiteit Vlaemsch Midden-Comiteit
Het Vlaemsch Midden-Comiteit (1849-1857) was een Vlaamsgezind genootschap in Brussel, dat ijverde voor de volledige vernederlandsing van het lager en middelbaar onderwijs in Vlaanderen.... Lees meer
(1849) en Vlamingen Vooruit Vlamingen Vooruit
Vlamingen Vooruit was een Vlaamse en vrijzinnige organisatie in Brussel die in 1858 onder impuls van Eugène van Bemmel in Brussel werd opgericht. Het programma eiste de gelijkberechtiging... Lees meer
(1858-1863). Cultuurminnende Vlaamse Brusselaars vonden elkaar in het kunstgenootschap De Distel De Distel
De Distel was een in 1881 door Jan-Matthijs Brans en Jan Baptist Janmoulle te Brussel opgericht Nederlandstalig letterkundig genootschap, met als kenspreuk ‘Stekelig, niet hekelig’. ... Lees meer
(1881). Ook het bloeiende Brusselse toneelleven zorgde voor een buffer tegen de verfransing met gezelschappen als De Veldbloem De Veldbloem
Lees meer
, De Wijngaerd De Wijngaerd
Lees meer
en De Morgenstar De Morgenstar
Lees meer
. Bij de opening van de Vlaamse Schouwburg Koninklijke Vlaamse Schouwburg
De Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) werd op 23 augustus 1875 opgericht op initiatief van een aantal prominente liberale flaminganten, die ijverden voor een Nederlandstalig beroepstone... Lees meer
(KVS) in 1887 zou een Belgische vorst voor de eerste keer in het openbaar Nederlands spreken. Dit gebeurde op aandringen van de progressieve liberale Vlaamsgezinde burgemeester Karel Buls Buls, Karel
Lees meer
. Die zorgde voor de oprichting van de KVS, ijverde voor meer Nederlandstalig onderwijs en liet de eentalige straatnaamborden vervangen door tweetalige.

De Vlaamse beweging vond vooral onderdak bij het progressieve deel van de liberale partij Liberale partij
De verhouding tussen de liberale partij en het partijpolitieke liberalisme in België enerzijds, en de Vlaamse beweging anderzijds levert een gevarieerd en ingewikkeld beeld op dat evoluee... Lees meer
en de organisaties die erbij aanleunden, met Julius Hoste Hoste, Julius (sr.)
De liberaal Julius Hoste sr. (1848-1933), stichter van De Zweep en Het Laatste Nieuws, speelde eind 19de en begin 20ste eeuw een centrale rol in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in Brussel.... Lees meer
(sr.) als voornaamste trekker. Hoste zat mee achter het tijdschrift De Zweep De Zweep
Het liberale Brusselse weekblad De Zweep was tot de oprichting van de krant Het Laatste Nieuws in 1888 politiek georiënteerd en Vlaamsgezind, en evolueerde nadien tot een zuiver commercie... Lees meer
(1869-1958), de Vlaemsche Liberale Bond Liberale Vlaamsche Bond van Brussel
Lees meer
(1876), de Brusselse afdeling van het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
(1873), en de samenwerking met studentenvereniging Geen Taal, Geen Vrijheid Geen Taal Geen Vrijheid
Geen Taal Geen Vrijheid is de kenspreuk en tot einde van de jaren 1940 de roepnaam van de Vlaamse studentenkring van de Brusselse universiteit. Lees meer
aan de Université Libre de Bruxelles en de leerlingenvariant Help U Zelf Help U Zelf (1885)
Help U Zelf (1885-) was een flamingantisch en Groot-Nederlands georiënteerde bond van Vlaamse leerlingen in het middelbaar onderwijs in het arrondissement Brussel. Lees meer
.

In het zog van deze initiatieven maakte een nieuwe groep Brusselse flaminganten hun opwachting. Daarbij zaten intellectuelen als August Vermeylen Vermeylen, August
August Vermeylen (1872-1945) was een schrijver, literatuur- en kunsthistoricus, en socialistisch senator. In het tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan hij de leiding had, publiceerde hij ... Lees meer
, Lodewijk de Raet De Raet, Lodewijk
Lodewijk de Raet (1870-1914) was een econoom en ambtenaar die in belangrijke mate bijdroeg aan de theorievorming over de Vlaamse beweging en deze van een sociaaleconomisch denkraam voorza... Lees meer
, Emanuel Hiel Hiel, Emanuel
Emanuel Hiel (1834-1899) was een Vlaamse dichter en schrijver. Als radicaal-democratische, vrijzinnige flamingant speelde hij een belangrijke rol in het Vlaamsgezinde verenigingsleven in ... Lees meer
, Maurits Josson Josson, Maurits
Maurits Josson (1855-1926) was een liberale Brusselse jurist die ijverde voor de vernederlandsing van het openbare leven. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vervulde hij een trekkersrol binne... Lees meer
en Alfons Prayon-van Zuylen Prayon-Van Zuylen, Alfons
Jurist en publicist Alfons Prayon-van Zuylen (1848-1916) was een vrijzinnige en progressieve flamingant, die zich zowel engageerde in het (Brusselse) liberale flamingantisme als in de sam... Lees meer
. Ook volgden onder meer de Landdagbeweging Landdagbeweging
De Landdagbeweging, die zich ontwikkelde vanaf de vroege jaren 1860, vormde tot aan de Eerste Wereldoorlog de aanzet tot een reeks al dan niet succesvolle initiatieven tot samenwerking va... Lees meer
, de stichting van een Nationaal Vlaamsch Verbond Nationaal Vlaamsch Verbond
Het Nationaal Vlaamsch Verbond was een vereniging waarin vrijzinnige en katholieke flaminganten van 1891 tot 1914 samenwerkten. Lees meer
(1891-1914), de participatie in een Vlaamsche Volksraad Vlaamsche Volksraad
De Vlaamsche Volksraad bestond van 1892 tot 1914 en probeerde Vlaamsgezinden van uiteenlopende ideologische signatuur samen te brengen. Lees meer
(1892-1914) en uiteindelijk de oprichting van een Vlaamsche Volkspartij Vlaamsche Volkspartij
De Vlaamsche Volkspartij (1892) was een Brusselse progressieve en liberale partij. Ze streefde naar vervlaamsing en democratisering van het openbare leven. Electoraal bleef het succes uit... Lees meer
in 1892.

Op het programma stonden Vlaamse eisen als de vernederlandsing van het gerecht, bestuur, onderwijs en leger, maar ook het algemeen stemrecht, de evenredige vertegenwoordiging, een vermindering van de militaire begroting en een sociale wetgeving.

In tegenstelling tot de liberale partij, zou het duren tot het begin van de 20ste eeuw vooraleer binnen de Brusselse socialistische partij Socialistische partij
De socialistische partij werd in België in 1885 opgericht als de Belgische Werkliedenpartij (BWP), veranderde in 1945 haar naam in Belgische Socialistische Partij (BSP) en viel in 1978 u... Lees meer
aandacht kwam voor het taalvraagstuk. Ook binnen de katholieke beweging Katholieke partij
De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder m... Lees meer
nam de Vlaamse beweging een marginale positie in. Terwijl de lagere clerus zich in Vlaanderen eerder identificeerde met de Vlaamse beweging, promootte de Rooms-Katholieke Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
in Brussel het gebruik van het Frans. Enkel de zogenaamde meidenmissen bleven in het Nederlands.

Gezien de status van het Frans als taal die noodzakelijk was voor opwaartse sociale en economische mobiliteit werden heel wat Vlaamse kinderen naar het Franstalige onderwijs gestuurd. Het principe van de ‘vrijheid van het gezinshoofd’ ondersteunde dit verfransingsproces en ook het goedbedoelde transmutatiestelsel Transmutatieklassen
De transmutatieklassen, ingevoerd in Brussel in 1881, beoogde tweetaligheid door geleidelijk leren via de moedertaal. Het faalde door tegenstand, gebrek aan geschikt lerarenkorps en vers... Lees meer
om analfabete Nederlandstaligen vlotter op te leiden tot tweetalige ‘verantwoordelijke’ burgers evolueerde in de praktijk naar een efficiënt verfransingsinstrument. De Vlaamse beweging bleef machteloos tegenover de verfransing van Brussel. Ook de eerste taalwetten aan het eind van de 19de eeuw, zoals de gelijkheidswet Gelijkheidswet
De gelijkheidswet van 1898 stelde het Nederlands voor officiële publicaties gelijk aan het Frans. De wet werd vanuit de Vlaamse beweging breed ondersteund, en leidde, na de Waalse afwijzi... Lees meer
uit 1898, die het Nederlands als officiële taal erkende, brachten hierin geen verandering. Het Frans bleef immers de dominante statustaal en taalwetten werden zelden helemaal toegepast. Deze frustraties leidden tijdens de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
mede tot het zogenaamde activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
– de samenwerking met de Duitse bezetter door een deel van de Vlaamse beweging.

Als reactie op het activisme nam de verfransingsdruk na de oorlog verder toe. De Brusselse gemeentelijke autoriteiten trachtten onder het mom van taalvrijheid het Nederlands als bestuurs- en onderwijstaal te ontmoedigen en binnen de politieke partijen kwamen Vlaamsgezinde kandidaten nauwelijks aan bod. De tegendruk bleef komen van enkele figuren als Julius Hoste Hoste, Julius (jr.)
Julius Hoste jr. (1884-1954) was een Vlaamsgezinde liberaal die actief was in de pers en de politiek. Hij behoort tot de kopstukken van de Vlaamse beweging. Lees meer
(jr.), die als liberale minister van Onderwijs de Vlaamse zaak bleef bepleiten. Bij de katholieken engageerde Gustaaf Borginon Borginon, Gustaaf
Gustaaf Borginon (1852-1922) was een Vlaamsgezinde arts en parlementslid voor de katholieke partij. Hij zette zich onder meer in voor de vernederlandsing van het onderwijs en het leger in... Lees meer
zich en binnen de Belgische Werkliedenpartij trok de nog jonge Hendrik Fayat Fayat, Hendrik
Lees meer
van leer tegen de Franstalige dominantie.

In het interbellum kwam voor het eerst een Vlaams-nationalistische partij op in enkele Brusselse gemeenten. Uit de Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
was het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
gegroeid, een Vlaams-nationalistische partij die in 1919 werd gesticht. Onder leiding van Staf de Clercq ging het Front later op in het rechts-autoritaire Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV). Daarmee kwam hij in concurrentie met het Verdinaso Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
, dat in Brussel door Frantz van Dorpe Van Dorpe, Frantz
Lees meer
werd getrokken.

Het Vlaamse verenigingsleven bleef actief via (amateur)toneel en cultuurverenigingen als het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
, het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
en het Algemeen-Nederlands Verbond Algemeen-Nederlands Verbond
Het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd in 1895 opgericht. Aanvankelijk behartigde het de belangen van de Nederlandse taal. Later en tot op de dag van vandaag ijvert het voor de brede ... Lees meer
. Onder impuls van August Vermeylen werd de Vlaamse Club voor Kunsten, Wetenschappen en Letteren Vlaamse Club voor Kunst, Wetenschap en Letteren
De Vlaamse Club voor Kunst, Wetenschap en Letteren werd op 5 juli 1923 als pluralistische vereniging opgericht. Het wilde de verzuiling in het Vlaamse gemeenschapsleven doorbreken en zo e... Lees meer
(1923) opgericht.

Om de link van ingeweken Vlamingen met hun geboortestreek levendig te houden en hun verfransing te verhinderen, werden verder gewestelijke bonden opgericht van West-Vlamingen, Oost-Vlamingen, Antwerpenaren, enzovoort. Daarnaast verdienen de Vlaamse studentenverenigingen als het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond en het vrijzinnige Geen Taal, Geen Vrijheid een vermelding.

Ook van grotere organisaties binnen de Vlaamse beweging werden Brusselse afdelingen opgericht: de Vlaamse Toeristenbond Vlaamse Toeristenbond
VTB-VAB (1922) was een cultureel-toeristische organisatie die bijdroeg aan de ontwikkeling van het toerisme en de mobiliteit in Vlaanderen. Ze was door haar financiële en culturele slagkr... Lees meer
, het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders Verbond VOS
Het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders (VOS), opgericht in 1919, was een flamingantische vereniging voor oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog, die in de loop van het interbellum tot ee... Lees meer
(VOS) en het Vlaams Economisch Verbond Vlaams Economisch Verbond
Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) is een Vlaamsgezinde belangengroep en patronale organisatie, die werd opgericht in 1926. Tijdens het interbellum zette het VEV zich in voor algemeen ec... Lees meer
(VEV). Verder groepeerden Vlamingen zich op socioprofessioneel vlak in eigen organisaties. Door de concentratie van administraties in Brussel zou het Verbond van het Vlaamsch Personeel der Openbare Besturen Verbond van het Vlaamsch Personeel der Openbare Besturen
Het Verbond van het Vlaamsch Personeel der Openbare Besturen (VVPOB) (1921-1946) was een syndicaat dat de belangen van de Nederlandstaligen in de overheidsdiensten behartigde. Lees meer
(1921) een belangrijke drukkingsrol spelen bij de totstandkoming van de bestuurstaalwetten. De Vlaamsche Leeraarsbond van het officieel middelbaar onderwijs Vlaamsche Leeraarsbond van het officieel middelbaar onderwijs
De Vlaamsche Leeraarsbond van het officieel middelbaar onderwijs was een vakorganisatie met als doel de rechten van de Vlaamse leerkrachten te beschermen. Lees meer
en de Vlaamsche Opvoedkundige Vereeniging Vlaamsche Opvoedkundige Vereeniging
De Vlaamsche Opvoedkundige Vereeniging was een pluralistische pedagogische vereniging, gesticht in 1922 en ontbonden bij het begin van de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
verdedigden het beginsel ‘moedertaal is onderwijstaal’ en voor lobbywerk op het vlak van taalwetgeving in rechtszaken was er het Vlaams Pleitgenootschap bij de Balie in Brussel Vlaams Pleitgenootschap bij de Balie te Brussel
Lees meer
.

Om de verschillende Vlaamse verenigingen te overkoepelen, Vlaams nationalisten en belgicisten, over de traditionele politieke families heen, werd in 1932 het pluralistische Vlaams Verbond voor Brussel Vlaams Verbond voor Brussel
Lees meer
(VVB) opgericht. Het VVB speelde in het interbellum een verbindende rol in de strijd voor het gebruik van het Nederlands in de administratie en het Nederlands als onderwijstaal, maar ondanks deze krachtenbundeling bleef de impact beperkt en verdween het VVB in de loop van de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
.

Van de Tweede Wereldoorlog tot 1989

Onenigheid over de methodologie van de talentelling Taaltelling
Talentellingen waren gekoppeld aan de tienjaarlijkse volkstellingen in België (1846-1947). De resultaten hadden grote gevolgen voor het taalstatuut van de gemeenten rond Brussel-hoofdsta... Lees meer
van 1947 had geleid tot uitstel van de bekendmaking van de resultaten ervan. Toen die in 1954 uiteindelijk toch officieel werden gepubliceerd met een verdere uitbreiding van de Brusselse tweetalige agglomeratie als gevolg, barstte aan Vlaamse kant het protest los. Het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens Vlaams Aktiekomitee Brussel en Taalgrens
Lees meer
bundelde de belangrijkste Vlaamse organisaties en zorgde voor massamanifestaties zoals de ‘geen-talentelling-dag’ in 1959, de boycot van de Vlaamse burgemeesters en de Vlaamse Marsen op Brussel Marsen op Brussel
De Mars(en) op Brussel waren twee flamingantische massabetogingen die in Brussel op 22 oktober 1961 en 14 oktober 1962 werden georganiseerd. Lees meer
in 1961 en 1962 – twee grootschalige flamingantische betogingen in de Belgische hoofdstad.

De algemene krachtsverhoudingen tussen de taalgemeenschappen waren intussen gewijzigd in het voordeel van de Vlamingen. Terwijl Vlaanderen volop in een periode van sociaal-economische expansie zat, werd Wallonië Waalse beweging
De Waalse beweging ontstond op het einde van de 19e eeuw en heeft zijn wortels in een culturele, politieke en taalkundige dimensie. Ze was verdeeld in verschillende stromingen, waarvan de... Lees meer
geconfronteerd met industriële achteruitgang. Brussel werd een symbool in het politieke eisenpakket van de Vlaamse beweging. Toen op de Wereldtentoonstelling Wereldtentoonstelling van 1958
Naar aanleiding van de ondervertegenwoordiging van Nederlandstaligen bij de organisatie van de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel ontstond commotie vanuit het flamingantische midde... Lees meer
in Brussel in 1958 België enkel in het Frans werd gerepresenteerd, kwam een Vlaamse tegenactie op gang. Brussel had er na de Tweede Wereldoorlog ook een internationale dimensie bijgekregen: in 1958 werd het de hoofdzetel van de Europese Economische Gemeenschap en later volgden het Europees Parlement en de ermee gelieerde Europese instellingen. Vanaf 1967 zetelde de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in Brussel. Tevens vestigden vele multinationale ondernemingen zich in de stad, en ook de belangen- en drukkingsgroepen wilden in dit economische en politieke machtscentrum aanwezig zijn.

De andere grote breuklijnen in de Belgische samenleving (de tegenstelling tussen Kerk en Staat en tussen kapitaal en arbeid) werden na de Tweede Wereldoorlog gepacificeerd en het besef groeide dat ook voor de communautaire problematiek een definitieve regeling nodig was. Met dat doel voor ogen was al snel na de bevrijding de Commissie Harmel Centrum Harmel
Het Centrum Harmel is de benaming van een politiek studiecentrum dat drie jaar na de Tweede Wereldoorlog werd opgericht om een regeling uit te dokteren voor de wrijvingen tussen de taalg... Lees meer
(1948) opgericht, voluit het Centrum voor onderzoek voor de nationale oplossing van de maatschappelijke, politieke en rechtskundige vraagstukken van de verschillende gewesten van het land. Vele andere denkgroepen en conclaven zouden volgen. In elk nieuw communautair compromis bleken immers kiemen te schuilen voor nieuwe tegenstellingen tussen de gemeenschappen en voor een volgende ronde in het federaliseringsproces. Geruggensteund door het demografische overwicht eisten de Vlaamse onderhandelaars een definitieve afbakening van de tweetalige Brusselse agglomeratie en een reële en afdwingbare tweetaligheid in Brussel. Tot dan toe hadden de taalwetten van 1932 weinig effect gehad en bleef het verfransingsproces er op volle toeren draaien. Vooral binnen de Christelijke Volkspartij Christelijke Volkspartij
Lees meer
(CVP) werd de druk opgevoerd om uitgesproken Vlaamse standpunten in te nemen en komaf te maken met elke Vlaamse achterstelling. Die partij voelde ook het meest de concurrentie van de in 1954 opgerichte Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
.

In het begin van de jaren 1960 werden verschillende ingrijpende maatregelen genomen: de talentellingen werden afgeschaft (1961), de taalgrens (1962) werd definitief vastgelegd en de Brusselse agglomeratie werd begrensd tot de huidige 19 gemeenten.

Het compromis van Hertoginnedal Hertoginnedal-besprekingen
Lees meer
resulteerde in de taalwetten van 1963. Voor de Brusselse administratie betekende dit onder andere een gelijkwaardige behandeling van beide officiële talen. Dat impliceerde voor de lokale administratie de tweetaligheid van de ambtenaar, terwijl voor de centrale administratie de dienst zelf tweetalig moest zijn, eventueel met eentalige ambtenaren. Inherent hieraan waren taalvoorwaarden bij de rekrutering van het personeel, de zogenaamde taalkaders, waarbij werd gestreefd naar pariteit bij de topambtenaren en een verdeling naar taal van het diploma voor de andere ambtenaren. De bedoeling was om een tweetalige dienstverlening en promotiekansen voor de ambtenaren van beide taalgroepen te garanderen. Hiertoe werden een aantal controle- en sanctiemechanismen ingebouwd die vooral de positie van de Nederlandstalige ambtenaren moesten ondersteunen, zoals de Vaste Commissie voor Taaltoezicht Vaste Commissie voor Taaltoezicht
De Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT) is een orgaan dat toezicht uitoefent op de toepassing van de bestuurstaalwet. De Commissie werd eerst opgericht in 1932 en later heropgericht in... Lees meer
en controle door de vicegouverneur van Brabant Cappuyns, Leo
Leo Cappuyns (1920-1978), jurist en eerste vice-gouverneur van Brabant, engageerde zich voor de toepassing van de taalwetgeving, bevorderde de Vlaamse cultuur in Brussel en ontving daarvo... Lees meer
. De organisatie van taalexamens zelf werd voortaan het exclusieve domein van het Vast Wervingssecretariaat. Door de versterking van tweetaligheid zagen vooral Franstaligen zich in hun loopbaan- en promotiekansen bedreigd, wat leidde tot de oprichting van het Front démocratiques des francophones Démocrate féderaliste indépendant
Lees meer
(FDF) in 1964.

Ook binnen de nog traditionele unitaire politieke partijen in Brussel hadden deze spanningen de opsplitsing van de traditionele partijen in taalvleugels tot gevolg. In Brussel gebeurde dat in een asymmetrie met de nationale opdelingen. De socialistische Rode Leeuwen Rode Leeuwen
De Rode Leeuwen waren Vlaamse socialisten in Brussel die vanaf 1968 opkwamen met een eigen verkiezingslijst en erkend werden als de 'Vlaamse BSP-federatie van Brussel'. Lees meer
en de liberale Blauwe Leeuwen Blauwe Leeuwen
Blauwe Leeuwen verwijst naar de Brusselse Vlaamse liberalen die zich in 1968 en 1969 afscheurden van de Brusselse arrondissementsfederatie van de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV)... Lees meer
(1968) scheurden er eerder af van de unitaire federaties, terwijl de christendemocraat Paul vanden Boeynants Vanden Boeynants, Paul
De rechts-conservatieve christendemocraat Paul vanden Boeynants (1919-2001) werd twee keer premier, in 1966-1968 en in 1978-1979. Tegelijk drukte hij zijn stempel op het bestuur van de st... Lees meer
net in Brussel de al op nationaal vlak uiteengevallen Christelijke Volkspartij bij elkaar trachtte te houden in de Union pour l’Avenir de Bruxelles-Unie voor de Toekomst van Brussel. Afhankelijk van de lokale politieke situatie en het beleidsniveau opteerden Vlaamse politici in Brussel voortaan voor ideologische eenheidslijsten met de Franstalige zusterpartij, voor lokale samenwerkingen, bijvoorbeeld de burgemeesterslijsten, dan wel voor kartellijsten met uitsluitend Nederlandstalige kandidaten. Deze politiek-electorale strategieën konden evenwel niet voorkomen dat in de meeste Brusselse gemeenten het stemmenaandeel van Nederlandstalige kandidaten afnam.

Vanaf de jaren 1960 gingen steeds meer stemmen op voor een verdere federalisering van België, waarbij vanuit Nederlandstalige politieke beleidsmakers de vraag naar culturele autonomie centraal stond, met als basis het gemeenschapsdenken. Vanuit Franstalige hoek werd gestreefd naar meer autonomie op economisch vlak, waarbij de gewestvorming centraal stond. Uiteindelijk resulteerde dit in de eerste staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
van 1970. In Brussel botsten beide visies, wat de complexiteit van een mogelijk compromis enkel verhoogde. Vanuit Vlaamse politieke hoek werd Brussel gezien als een ontmoetingsplaats van twee gemeenschappen met eigen instellingen (tweeledigheid) en werd gestreefd naar een gelijke behandeling van beide officiële talen en beide taalgemeenschappen en een afdwingbare taalwetgeving. Bij de Franstaligen overheerste het denken in drie gewesten met Brussel als een volwaardig gewest (drieledigheid met Brussel als ‘une région à part entière’), dat uitging van de realiteit van een dominant Franstalige stad. Bij gebrek aan consensus werd het probleem Brussel tijdelijk in de ‘politieke koelkast’ gestopt. De tweede staatshervorming introduceerde dan wel de concepten van ‘Gemeenschappen’ en ‘Gewesten’, maar de institutionalisering ervan in Brussel bleef bij gebrek aan politiek compromis voorlopig uit. Er werden bij de oprichting van de agglomeratieraad in 1970 een aantal beschermingsmechanismen voor Nederlandstaligen uitgewerkt, zoals pariteit in het college en de uitwerking van een alarmbelprocedure, maar die bescherming was relatief – zoals bleek bij de verkiezing van de zogenaamde ‘valse Vlamingen’ (kandidaten van Franstalige politieke partijen met een Nederlandstalige identiteitskaart).

Op gemeentelijk niveau was de inbreng van de Vlamingen sowieso erg beperkt, met doorgaans voor het geheel van de Brusselse gemeenten zo’n 10% van de verkozenen. Aan Franstalige kant focuste men op de verdere territoriale uitbreiding van de Brusselse agglomeratie en de band met de zogenaamde faciliteitengemeenten Vlaamse Rand
De Vlaamse Rand omvat de negentien gemeenten grenzend aan Brussel of aan een faciliteitengemeente. De relatie tot Brussel leidt er tot specifieke uitdagingen. Lees meer
.

Pas bij de derde staatshervorming (1988-1989) werd een consensus bereikt over het statuut van Brussel door territoriale en gemeenschapsgebonden elementen te combineren. Hiermee werd de basis gelegd voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd opgericht in 1989. Het wordt bestuurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Brusselse regering. Lees meer
met eigen instellingen, verkiezingen, een parlement, met een alarmbelprocedure ter bescherming van de gemeenschappen, een regering die wat de ministers betreft paritair wordt samengesteld (een ongelijk aantal staatssecretarissen weerspiegelt dan weer de Franstalige meerderheid) en werkt met consensus, een eigen volwaardige administratie… Er is evenwel geen sprake van een strak afgelijnde verdeling. Niet alleen kreeg het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in 2014 de bevoegdheid voor biculturele materies van regionaal belang, bij de Grondwetsherziening van 1988-1989 werden ook zogenaamde Gemeenschapscommissies opgericht (elk met een eigen administratie). De twee eentalige gemeenschapscommissies VGC en COCOF hangen respectievelijk vast aan de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap terwijl een Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor bepaalde bicommunautaire aangelegenheden instaat. Twee kenmerken typeren hun werking. Enerzijds is er een cumul van politieke mandaten met de instellingen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest: de drie gemeenschapscommissies (zowel voor de executieve/regering als de assemblees) worden samengesteld uit de Brusselse Gewestorganen (executieve/regering en raad/parlement). Anderzijds is er de asymmetrie tussen deze organen. Immers, de Franstalige en Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissies beschikken (uiteindelijk) deels over legislatieve bevoegdheden (omwille van bevoegdheidsoverdrachten), terwijl dit voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie niet het geval is.

In een, nu hoofdzakelijk door migratie, verder verfransend Brussel bleef het Nederlandstalige verenigingsleven een belangrijke rol spelen, zowel voor het behouden en versterken van het gemeenschapsgevoel van de Vlamingen in Brussel als voor de zichtbaarheid van de Vlaamse aanwezigheid in de 19 gemeenten. In de loop van de jaren 1960 werden op gemeentelijk niveau Verbonden van Vlaamse Verenigingen opgericht, die samen met koepelorganisaties de basis zouden leggen voor het latere netwerk van gemeenschapsstructuren. Het Contact- en Cultuurcentrum Brussel Contact- en Cultuurcentrum Brussel
Lees meer
(CCC, 1966) en de Agglomeratieraad voor het Plaatselijk Sociaal-Kultureel Werk (APSKW, 1972) effenden samen met de Nederlandstalige Commissie voor de Cultuur van de Brusselse Agglomeratie Nederlandse Commissie voor de Cultuur van de Brusselse Agglomeratie
Lees meer
(NCC, 1970) het pad voor hedendaagse Vlaams-Brusselse structuren als de Vlaamse Gemeenschapscommissie Vlaamse Gemeenschapscommissie
De politieke instelling in Brussel die de belangen van de Brusselse Vlamingen verdedigt. Lees meer
(VGC). Als resultaat van de grondwetsherziening van 1970 zou het NCC een cultureel tegenwicht vormen voor de verfransende en vaak Vlaamsonvriendelijke gemeentelijke structuren in de 19 Brusselse gemeenten en voorzien in de uitbouw van een Nederlandstalig onderwijsnet in Brussel.

Het Nederlandstalige onderwijs in Brussel

Naast het verenigingsleven was het Nederlandstalige onderwijs een tweede steunpilaar van de Nederlandstalige Gemeenschap in de hoofdstad. Als onderdeel van het pacificatiemodel tussen beide gemeenschappen werd op 30 juli 1963 een nieuwe onderwijswet gestemd, voor Brussel gebaseerd op het principe van ‘de thuistaal als onderwijstaal’. In de praktijk resulteerde dit evenwel nog steeds in een vrije keuze voor onderwijs in het Nederlands of het Frans, aangezien de controle op de taalverklaring haast onbestaande was. Nederlandstalige ouders kozen nog steeds in belangrijke mate voor het Franstalige onderwijs omwille van de hogergenoemde aantrekkingskracht (onder meer door de hoge sociale status).

Ter ondersteuning van het Nederlandstalige onderwijs werd het Vlaams Onderwijscentrum Brussel Vlaams Onderwijscentrum Brussel
Het Vlaams Onderwijscentrum (VOC) werd opgericht in 1967 om het Nederlandstalig onderwijs in Brussel te bevorderen en promoten. Initiatiefnemers waren o.a. Lode Craeybeckx en Hendrik Faya... Lees meer
(VOC) opgericht, een taak die in 1989 door de VGC werd overgenomen. De staatshervorming van 1970 gaf de gemeenschappen ook beperkte onderwijsbevoegdheden in Brussel, maar voerde onder Franstalige druk en als onderdeel van een politiek compromis tevens opnieuw de ‘liberté du père de famille’ in. Die vrijheid van het gezinshoofd om zelf de onderwijstaal van het kind te kiezen, had tot dan toe vooral geleid tot een voorkeur voor het Frans als onderwijstaal bij Nederlandstalige en tweetalige families. Ter compensatie kon het Nederlandstalige onderwijs in Brussel genieten van een gunstigere omkadering en uitbouw van haar onderwijsinfrastructuur. In informatiecampagnes van de NCC (via onder meer grote straataffiches, huis-aan-huisfolders, publiciteit op trams) werd een belangrijke troef uitgespeeld, namelijk de garantie dat kinderen via het Nederlandstalige onderwijs tweetaligheid konden verwerven. Steeds meer taalgemengde, Franstalige en anderstalige gezinnen vonden de weg naar het Nederlandstalige onderwijs in Brussel. Daar was de gunstige economische situatie in Vlaanderen en dus het voordeel op de arbeidsmarkt natuurlijk niet vreemd aan. Ook de reputatie van kwaliteitsvol onderwijs zou een rol gaan spelen in die aantrekkingskracht.

Vanaf 1989 tot heden

Het jaar 1989 betekende in twee opzichten een keerpunt voor Brussel. Het was niet alleen het jaar waarin de basis voor het huidige Brusselse model werd gelegd en de Brusselaars hun eigen lokale politici direct naar het Brussels Parlement konden afvaardigen, maar ook het jaar van de val van de Berlijnse Muur, die er samen met de uitbreiding van de Europese Gemeenschap/Unie en het vrije verkeer van personen als onderdeel van Europees burgerschap voor zorgde dat de Brusselse bevolking verder internationaliseerde. Brussel was al een (erg) diverse stad door de aanwezigheid van mediterrane arbeidsmigranten die na de Tweede Wereldoorlog in de Brusselse industrie en bouwsector terechtkwamen, door de Congolese Congo en de Vlaamse beweging
Vanaf het begin van de kolonisatie heeft de Vlaamse beweging zich beziggehouden met Congo: in eerste instantie vanuit Vlaanderen, later ook vanuit de kolonie. Na de dekolonisatie zou de ... Lees meer
aanwezigheid na de onafhankelijkheid en door de aanwezigheid van de NAVO en de EU-instellingen en de lobbygroepen en dienstverlening die zich in het zog van deze instellingen in Brussel vestigden.

Brussel kent een zeer diverse aantrek vanuit verschillende continenten en evolueerde zo tot de meertalige en multiculturele kleine wereldstad van vandaag. Een grote meerderheid van de Brusselse bevolking heeft momenteel een herkomst in het buitenland (zelf of via een ouder en/of grootouder). Die ‘superdiversiteit’ van de bevolking schuurt tegen de bestuurlijke architectuur met eentalige en tweetalige instellingen en organisaties die het resultaat zijn van de traditionele tegenstelling tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Dit heeft niet alleen een impact op alle beleidsdomeinen (twee- of meertaligheid wordt nu wel in gezinnen doorgegeven, in tegenstelling tot het verleden, en een grote meerderheid van Brusselaars identificeert zich ook met een meertalige stad), maar ook op de relatie tussen Brussel en Vlaanderen.

Brusseldynamiek

De bijzondere wet van 12 januari 1989 maakte van Brussel een eigen gewest met eigen instellingen, met beschermingsmechanismen voor Vlamingen. Dit impliceert onder meer dat de Brusselse Gewestbevoegdheden worden uitgeoefend door Brusselaars die via eentalige lijsten (Frans of Nederlands) worden verkozen en die binnen het Brussels Parlement (de Brusselse Hoofdstedelijke Raad) een eigen taalgroep vormen. De Brusselse regering (oorspronkelijk executieve genoemd) wordt paritair samengesteld wat betreft de ministers (maar niet voor de staatssecretarissen), waarbij binnen elke taalgroep eerst een meerderheid wordt gevormd, en regeert bij consensus.

De Bijzondere Brusselwet voorziet eveneens in een alarmbelprocedure, waarbij een maatregel die door drie vierde van een van beide taalgroepen betwist wordt, opnieuw naar de regeringstafel verhuist. De bescherming van de Vlaamse minderheid in Brussel moet begrepen worden binnen het geheel van de Belgische pacificatiemechanismen met een Franstalige minderheid op nationaal niveau en een Vlaamse minderheid in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met op beide niveaus specifieke beschermingsprocedures die historisch aan elkaar gekoppeld werden.

Niettegenstaande de impact van de Nederlandstalige vertegenwoordiging op het niveau van de Brusselse regering, daalde het aantal effectief verkozen Vlaamse parlementsleden. Ook op gemeentelijk niveau waren er niet in alle gemeenten Vlaamse verkozenen. Beide pijnpunten komen bij de vijfde staatshervorming op de onderhandelingstafel. Het Brusselse luik van het Lambermontakkoord Lambermontakkoord
Na de verkiezingen van 1999, vormden socialisten, liberalen, groenen en VU&ID een coalitie onder leiding van premier Verhofstadt. Op 16 oktober 2000 kwam het Lambermontakkoord tot st... Lees meer
(2001) brengt het aantal Brusselse parlementsleden op 89, en garandeert tegelijk 17 zetels voor de verkozenen van de Vlaamse lijsten, een aantal net onder de symbolische grens van 20%.

Tegelijk werd aan de gemeenten met een Vlaamse schepen of OCMW-voorzitter een bijkomende bijzondere dotatie toegekend, een sterk verleidingsmechanisme voor de financieel precaire Brusselse gemeenten. Op het gemeentelijke niveau bleven de Vlaamse verkozenen echter in een zwakke positie en het zou nog tot 2013 duren vooraleer in alle Brusselse gemeenten een Vlaamse schepen was geïnstalleerd. Voor deze schepenen is eveneens een evolutie merkbaar van de verantwoordelijkheid voor de lokale ‘Vlaamse aangelegenheden’ naar een ruimer bevoegdheidspakket. Dit hangt ook samen met het feit dat het overgrote deel van hen via taalgemengde lijsten werd verkozen.

De staatshervorming van 1989 bepaalt eveneens de institutionele verhoudingen tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse verkozenen in Brussel. Het feit dat beide gemeenschappen inzake de ‘persoonsgebonden materies’ eigen instellingen en verantwoordelijkheden krijgen (concreet voor de Vlaamse Gemeenschap de Vlaamse Gemeenschapscommissie of VGC), betekent evenwel niet dat de bevoegdheden hiervan vastliggen. In dat opzicht zijn ze een ondergeschikt bestuur van de Vlaamse Gemeenschap en is het deze overheid die de contouren van de bevoegdheden van de VGC uittekent. De beleidsruimte van de VGC wordt in eerste instantie bepaald door haar financiële armslag, namelijk de financiering die ze (in aflopende orde van grootte) van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en de federale overheid krijgt toebedeeld. Op basis hiervan kan ze een eigen gemeenschapsbeleid uitbouwen. Gezien het beleid van sommige Brusselse gemeenten kreeg de VGC ook als het ware een ‘gemeentelijke’ rol en wordt ze in Vlaamse beleidsdocumenten wel eens omschreven als de 20ste Brusselse gemeente.

Op 1 januari 1995 kreeg de VGC er ook de bevoegdheid bij van bepaalde gemeenschapsmateries in Brussel, die tot dan toe onder de provincie Brabant vielen. Maar de Vlaamse Gemeenschap investeert ook rechtstreeks in de gemeenschapsbevoegdheden in Brussel. Sinds de Vlaamse regering van 1999 wordt deze investering afgetoetst aan de zogenaamde Brusselnorm, die een investering voorziet van 5% van het budget voor nabijheidsvoorzieningen aan de gemeenschapsbevoegdheden in Brussel, maar ook mikt op een bereik van een derde van de Brusselaars. Het doelpubliek wordt dus niet langer op basis van taal of afkomst gedefinieerd, maar er wordt concreet verwezen naar een numeriek deel van de Brusselse populatie. Bovendien was bij de omvorming van de unitaire staat gekozen om geen subnationaliteit in te voeren. Dat betekent dat het de instellingen en organisaties (en niet de individuele burgers) zijn die zich bekennen tot hetzij de Vlaamse Gemeenschap, hetzij de Franse Gemeenschap (voor diensten zoals bijvoorbeeld het onderwijs). Anders gezegd, burgers kunnen uit de dienstverlening van beide Gemeenschappen kiezen op een manier die vrij, niet-exclusief en omkeerbaar is.

‘Vlaanderen laat Brussel niet los’

De band tussen de Brusselse en Vlaamse politiek blijft complex. Vlaanderen koos Brussel als hoofdstad, maar de Brusselse politieke en sociale realiteit verschilt zichtbaar van de Vlaamse. De Nederlandstalige politici in Brussel dienen niet enkel rekening te houden met de verschillende interne ideologische verschillen, maar ook met het feit dat Vlaamse partijen die in Brussel in de meerderheid zitten, niet noodzakelijk de partijen uit de Vlaamse meerderheid zijn. Wel telt de Vlaamse regering een minister uit en bevoegd voor Brussel die ook de vergaderingen van het college van de VGC met raadgevende stem bijwoont.

De band met Vlaanderen is ook losser geworden sinds de zesde staatshervorming door de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Dat was een oude Vlaamse eis, maar heeft wel tot gevolg dat het voor Brusselaars op Nederlandstalige lijsten bijna onmogelijk wordt om op federaal niveau een Kamerzetel te veroveren (wat mee verklaart waarom er bij sommigen weer nagedacht of zelfs gewerkt wordt aan tweetalige kandidatenlijsten). De VGC is voor de realisatie van haar beleid niet alleen afhankelijk van de Vlaamse overheid, maar ook de relatie met de Franstaligen speelt een belangrijke rol. Voor het realiseren van een aantal doelstellingen kan de VGC niet om het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heen, dat eveneens instaat voor het gros van de inkomsten van deze instelling. Bovendien zorgt de cumul van politieke mandaten tussen beide instellingen voor een ‘politieke condensatie’ tussen de instellingen.

Een van de historische pijnpunten in de relatie tussen Nederlandstaligen en Franstaligen, dat binnen de Brusselse regering geregeld terugkeert, is de toepassing van de taalwetgeving binnen de administratie. De basis van de taalwetgeving in de lokale administratie is de tweetaligheid van de ambtenaar. Waar het gebruik van het Nederlands door de dominantie van het Frans en de beperkte aanwezigheid van Vlamingen op het lokale niveau intern moeilijk afdwingbaar was, en de taalwetgeving door de Franstalige meerderheid minimalistisch werd toegepast, lag de focus vooral op het recht van de Nederlandstalige inwoners van Brussel om in de contacten met de lokale overheid de eigen taal te kunnen gebruiken. De Vlamingen dachten bij de vorming van het BHG met het gewest als toezichthouder meer impact te hebben op de gemeenten omwille van hun gegarandeerde aanwezigheid binnen de executieve. De kloof tussen de wetgeving en de functionele realiteit nam echter nog verder toe. Het aantal statutaire ambtenaren daalde binnen de gemeentelijke diensten en OCMW’s en nieuwe aanwervingen betroffen vooral contractuelen die volgens de lokale Franstalige besturen niet onderworpen waren aan de taalwetgeving. Eerder was er ook sprake van ‘benoemingscarroussels’ waarbij geschorste of geannuleerde aanstellingen telkens opnieuw werden ingediend.

Om de kloof te dichten werd in 1996 bij wijze van compromis binnen de Brusselse regering het Taalhoffelijkheidsakkoord Taalhoffelijkheidsakkoord
Taalkaders en -vereisten zijn bepaald voor aanwervingen in Brusselse en federale instellingen. Dit wordt in Brussel betwist als het om contractuelen gaat. Sinds 1996 is er een akkoord om... Lees meer
afgesloten. Daarbij raakte men enerzijds niet aan de taalwetgeving op zich, maar aanvaardde men anderzijds wel de realiteit op voorwaarde van een regulariseringstermijn waarbij diegenen die niet aan de voorwaarden voldoen een taalcursus kunnen volgen. Het compromis, dat afwijkt van de taalwetgeving, werd tot tweemaal toe geschorst door de Raad van State na klachten vanuit de Vlaamse beweging. Uit de jaarlijkse verslagen van de vicegouverneur (die toezicht houdt op de toepassing van de bestuurstaalwet in de Brusselse gemeenten en OCMW’s) blijkt dat de meerderheid van de aanwervingen de taalwetgeving niet respecteert. In 2022, bijvoorbeeld, was slechts 16,1% van de behandelde dossiers integraal in overeenstemming met de taalwetgeving.

Alhoewel welzijn en gezondheidszorg tot de gemeenschapsbevoegdheden behoren, is er een aantal instellingen binnen deze sectoren die buiten dit kader vallen, de zogenaamde bicommunautaire instellingen. Het is de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) die voor deze instellingen bevoegd is. Parallel aan het Brussels Parlement bestaat de GGC enerzijds uit de Verenigde Vergadering van de GGC samengesteld uit de 89 leden van dit parlement, en een Verenigd College dat paritair is samengesteld en bestaat uit de ministers van de Brusselse regering en wordt voorgezeten door de minister-president. Binnen de GGC beschikken beide taalgroepen over een vetorecht. Niettegenstaande deze samenstelling is het een gemeenschapsinstelling en geen instelling die afhankelijk is van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De instellingen die onder hun bevoegdheid vallen kan men opsplitsen in enerzijds de publieke instellingen, afhankelijk van gemeenten of OCMW’s, en private instellingen die op het ogenblik dat de Brusselwet van kracht werd, geen keuze hebben gemaakt tussen de Vlaamse of Franstalige Gemeenschap. Deze instellingen groepeerden zich in eerste instantie in netwerken op basis van hun doelpubliek (personen met een handicap, dak- en thuislozen, rusthuizen en ziekenhuizen).

Als gevolg van de zesde staatshervorming (2014) werden nog een aantal bevoegdheden naar de Gemeenschappen overgeheveld, waarvan de kinderbijslag de belangrijkste was. De Brusselse regering-Vervoort III (2019) richtte een nieuwe instelling op, Iriscare, verantwoordelijk voor onder meer 260 bicommunautaire zorginstellingen, en een departement gericht op gezinnen en personen, inclusief de kinderbijslag voor de kinderen die op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wonen. Hiernaast is er ook een netwerk van Irisziekenhuizen, dat de publieke ziekenhuizen groepeert. Het verschil tussen de publieke en private instellingen is dat de publieke onderworpen zijn aan de taalwetgeving, en dus verplicht zijn Nederlandstalige hulpzoekers in hun eigen taal te woord te staan, en de private niet. De enige uitzondering zijn de spoeddiensten en de MUG-diensten, die zowel in de publieke als private ziekenhuizen in beide officiële talen moeten functioneren. Het niet toepassen van de taalwetgeving in de ziekenhuizen blijft echter een van de grote pijnpunten in Brussel en leidde tot de oprichting van een Vlaams Meldpunt Taalklachten in de Brusselse Ziekenhuizen.

Ook de ‘superdiversiteit’ van de Brusselse bevolking heeft impact op de politieke vertegenwoordiging van Nederlandstaligen en Franstaligen. Door het Verdrag van Maastricht in 1992 werden eveneens lokaal en Europees stemrecht binnen de EU een basisrecht van EU-burgers. De concrete omzetting van deze Europese richtlijn in wetgeving had in België heel wat voeten in de aarde. Het waren vooral de Vlaamse politici die het effect ervan op hun vertegenwoordiging in Brussel en de Vlaamse Rand Vlaamse Rand
De Vlaamse Rand omvat de negentien gemeenten grenzend aan Brussel of aan een faciliteitengemeente. De relatie tot Brussel leidt er tot specifieke uitdagingen. Lees meer
vreesden, in de veronderstelling dat diegenen die geen Nederlands spraken sowieso voor Franstalige partijen zouden stemmen. Pas in 1999 verwierven EU-burgers dit stemrecht. Uiteindelijk zou blijken dat minder dan 10% van de potentiële EU-kiezers zich in 2000 inschreef voor de eerste verkiezingen Verkiezingen
Lees meer
waaraan ze mochten deelnemen, waarmee ze 2% van het totale aantal uitgebrachte stemmen vertegenwoordigden. Voor de meest recente verkiezingen van 2019 registreerde 8,7% van de potentiële EU-kiezers zich in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

In 2004 kregen ook de inwoners met de nationaliteit van niet-EU landen stemrecht, indien ze vijf jaar ononderbroken wettelijk in België verbleven en zich als kiezer registreerden. Dit zorgde voor een vergelijkbare controverse, al speelde, net als in 1999, ook de machtsstrijd tussen de politieke partijen hier een belangrijke rol. Uiteindelijk zou voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest slechts 9,3% van de potentiële niet-EU kiezers zich registreren voor de eerste gemeenteraadsverkiezingen waaraan ze mochten participeren. Het gewijzigde profiel van de Brusselse bevolking zorgt ook in andere opzichten voor debat omtrent politieke vertegenwoordiging. Recente discussies in de Raad van de VGC illustreren een spanningsveld dat te maken heeft met de identiteit van de instelling en de vraag tot welke bevolkingsgroepen ze zich (primair) moet richten: zou een naamsverandering naar Nederlandstalige Gemeenschapscommissie (NGC) niet meer inclusief zijn ten aanzien van alle Brusselaars die gebruik willen maken van hun dienstverlening (en teruggrijpen naar de omschrijving van de eerste cultuurcommissie)?

Het Nederlands in Brussel

De laatste decennia kent het Nederlandstalige onderwijs in Brussel niet enkel numeriek succes, maar door de toenemende diversiteit van de bevolking evolueerde het van onderwijs voor Vlamingen in Brussel naar onderwijs in het Nederlands voor alle Brusselaars die zich willen inschrijven. De VGC brengt deze zeer diverse schoolpopulatie in kaart, zet in op ondersteuning van leerkrachten om met deze diversiteit om te gaan, en op ondersteuning van leerlingen in het gebruik van het Nederlands. Het Nederlands is niet louter meer de thuistaal van de Vlaamse minderheid die via politieke en maatschappelijke weg haar plaats als officiële taal naast het Frans moet afdwingen, maar evolueerde naar een bredere contacttaal, een aantrekkelijke taal in de economische context en zelfs een inclusieve taal die haar functie als thuistaal overstijgt. Deze veranderende context illustreert de evolutie van de plaats van het Nederlands in Brussel en de manier waarop de taal vanuit het beleid wordt ondersteund.

Het overnemen van de taken van de NCC door de VGC leidde onder andere tot een overkoepelend beleid voor de 22 gemeenschapscentra en een meer doorgedreven professionalisering ervan. Deze centra vormen samen met het netwerk van bibliotheken de lokale ruggengraat van het Vlaamse culturele leven in het BHG. Sinds 2011 fungeert Muntpunt als de grootste stedelijke bibliotheek in Brussel, maar tegelijk evolueert het als draaischijf door een geïntegreerd beleid voor informatie, communicatie en promotie te voeren over het aanbod van Brusselse Vlaamse instellingen en organisaties. Op die manier wil het Brussel met (de rest van) Vlaanderen verbinden en omgekeerd.

De Vlaams-Brusselse media zijn een ander element dat een belangrijke rol speelt in het proces van gemeenschapsvorming. Onder impuls van de NCC werd met een krant gestart. Maand in Brussel (1970) werd Deze Week in Brussel (1985) en vanaf 1998 Brussel deze Week met een drietalige cultuurbijlage. TV-Brussel (1993) en FM-Brussel (2000) volgden en vanaf 2004 kwam er een permanent online kanaal www.brusselnieuws.be. In 2016 werden de Vlaams-Brusselse media samengevoegd tot BRUZZ. De beste illustratie van de veranderende rol van het Nederlands is ongetwijfeld de oprichting van het Huis van het Nederlands Brussel (HvhNB) in 2003. Waar de aandacht van het beleid in de 20ste eeuw vooral uitging naar de bescherming van het Nederlands als minderheidstaal tegenover de dominantie van het Frans, ligt de klemtoon nu vooral op het aanleren van het Nederlands aan de Brusselaars die de taal niet beheersen. In 2019 werden bijna 18.000 mensen naar de een of andere vorm van taalleren Nederlands doorverwezen. Het HvhNB geeft zelf geen taallessen, maar ondersteunt wel de cursussen Nederlands als Tweede Taal (NT2) en evalueert mee het aanbod en werkt mogelijke leerformules uit. Een andere opdracht is taalpromotie, waarbij initiatieven worden ontwikkeld waarmee Brusselaars worden gestimuleerd om Nederlands te leren, te oefenen en te gebruiken. Ten slotte ondersteunt het HvhNB ook organisaties en bedrijven met het uitwerken van een taalbeleid, waarbij het gebruik van het Nederlands centraal staat. Zo werkten ze bijvoorbeeld in 2006 een taalbeleidsplan uit voor de Iris-ziekenhuizen.

Recente knelpunten en discussies over Brussel

De Vlaamse beweging en de toekomst van Brussel

Analyses van de mediaverslaggeving over Brussel getuigen van een binair polariserend narratief waarbij enerzijds de nadruk wordt gelegd op problemen en uitdagingen (met kenmerken als chaotisch, onveilig, integratiethematiek…) en anderzijds de kosmopolitische troeven (uitgaande van de verrijking door culturele uitwisseling, vrijheid, tolerantie, het uitgebreide culturele netwerk…). Het eerste beeld is sterk van toepassing op de Nederlandstalige ‘nationale’ media en in het geval van het thema van taalpolitiek en -beleid gaat het dan vaak over de gebrekkige toepassing van de taalwetgeving of het tekort aan plaatsen in het Nederlandstalige onderwijs. De discussie over de rol van Brussel en de Vlaamse natievorming loopt evenwel vooral via de politieke partijen. Daarom wordt hierna gefocust op de visie van de Vlaamse politieke partijen inzake het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en haar relatie tot Vlaanderen. In 1999 keurde het Vlaams Parlement Vlaams Parlement
Het Vlaams Parlement is de parlementaire vergadering van de Vlaamse deelstaat in het federale België. Zijn geschiedenis kent drie grote fasen: de periode van de Cultuurraad voor de Neder... Lees meer
vijf resoluties goed waarmee het richting wilde geven aan de toekomstige staatshervormingen. Wat de resolutie over Brussel betreft, ging het Vlaams Parlement uit van een tweeledige staatsstructuur met twee deelstaten en Brussel met een specifiek statuut, waarbij Vlamingen en Franstaligen het BHG op voet van gelijkheid besturen. Brussel is tegelijk de hoofdstad van Vlaanderen en de Brusselse Vlamingen maken integraal deel uit van de deelstaat Vlaanderen, met de VGC als intermediaire beleidsstructuur. In die optiek wordt verder ingezet op de tweeledigheid van België en een gedeeld bestuur van de hoofdstad, zoals bij de debatten in het kader van de eerste staatshervorming. Hiernaast steunde de resolutie eveneens een verschuiving van bevoegdheden van het gemeentelijke naar het gewestelijke niveau, met een administratie gebaseerd op de tweetaligheid van de ambtenaar. Naast de hier geschetste algemene krijtlijnen nemen de politieke partijen zelf ook een eigen positie in die soms verder, soms minder ver gaat dan de betrokken resolutie. De Vlaams-nationale partijen, die streven naar een onafhankelijk Vlaanderen, gaan hierbij logischerwijs het verst. Zo stemde het ledencongres van de N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
in 2014 in met een vorm van wat zij confederalisme noemen, waarbij onder andere alle Brusselse gemeenten opgaan in het gewestelijk niveau en met een afdwingbare tweetalige administratie. De partij streeft wel naar een maximale overheveling van bevoegdheden naar de twee deelstaten, ook wat de sociale zekerheid betreft, waarbij Brusselaars een keuze maken tussen het Vlaamse en het Waalse stelsel (de zogenaamde ‘Brusselkeuze’). Een keuze voor het Vlaamse stelsel impliceert niet alleen dezelfde rechten en plichten als de Vlamingen, maar garandeert eveneens toegang tot het Nederlandstalige onderwijs en geeft recht op het aanduiden van de leden van het Vlaams Parlement die zitting hebben in het Brussels Parlement.

Het Vlaams Belang ziet in hun verkiezingsprogramma van 2019 Brussel als een onderdeel van de Vlaamse republiek, maar met een tweetalig statuut en met een zekere autonomie voor Franstaligen inzake onderwijs en cultuur. Ook zij pleiten voor een strikter toegangsbeleid voor het Nederlandstalige onderwijs met verplichte taalbadklassen voor niet-Nederlandstalige kinderen, en voor een afdwingbare taalwetgeving.

CD&V vertrekt in zijn visietekst op Brussel (2012) van de tweeledigheid zoals deze in de resoluties van het Vlaams Parlement naar voren komt. De partij staat weigerachtig tegenover fundamentele hervormingen om de positie van de Vlamingen in Brussel, die integraal deel uitmaken van de Vlaamse Gemeenschap, niet in gevaar te brengen door aan de evenwichten van het Belgische model te morrelen. Verder bepleit ze extra investeringen in de gemeenschapsbevoegdheden met de VGC als lokale expert, die tegelijk een essentiële eerstelijnsfunctie voor de Vlamingen vervult. Ook de CD&V pleit voor de afdwingbaarheid van de taalwetgeving.

De bovengenoemde partijen tekenen een bepaald model voor Brussel uit, al zijn er uiteraard ook binnen deze partijen afwijkende meningen. De voorstellen van de andere Vlaamse partijen hebben een meer fragmentair karakter. Vuye en Wouters, ten slotte, een inmiddels opgeheven tweekoppige Kamerfractie die zich in 2016 van de N-VA afscheurde als protest tegen het gebrek aan communautaire initiatieven van deze partij, liet een aparte stem binnen de Vlaamse beweging horen. Ook deze fractie schoof een model voor Brussel naar Brussel voren (het V&W-model, 2018), waarbij werd vertrokken van het feit dat Vlamingen en Franstaligen op een andere manier naar Brussel kijken, wat een asymmetrisch model mogelijk maakt. Om de institutionele band tussen Brussel en Vlaanderen te realiseren, en de discussie over de Brusselse problematiek binnen Vlaanderen te stimuleren, stelden ze voor dat er een minister van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in de Vlaamse regering zou zetelen, net zoals Vlaamse verkozenen in het Brussels Parlement ook in het Vlaams Parlement zetelen en deze bijgevolg ook deel uitmaken van de GGC. Deze verkozenen vertegenwoordigen op die manier niet enkel de Vlamingen in Brussel maar ook de Vlaamse Gemeenschap, wat hun aanwezigheid legitimeert. Administratief wordt op die manier ook de VGC overbodig. Belangrijk aan deze structuur is eveneens dat ze volgens de auteurs verdere stappen in de staatshervorming niet bemoeilijkt. Ten slotte pleit het V&W-model ook voor een vereenvoudiging van de Brusselse structuren, waarbij de gemeenten opgaan in het gewest met één OCMW en één politiezone en het lokale beleid via districten wordt uitgerold.

Vlamingen in Brussel of Brusselaars?

Het tweeledigheidsdenken is een essentieel element van het Brusselse pacificatiemodel uit de jaren 1960, maar sindsdien ziet de samenstelling van de bevolking er fundamenteel anders uit. Recente cijfers van Statbel (2021) tonen aan dat zowat 75% van de Brusselaars wortels in het buitenland heeft (via een ouder en/of grootouder). Dat cijfer verhult bovendien een grote complexiteit wat betreft taalkennis, -gebruik en -identiteit. Met een politiek discours enkel gericht op Vlamingen, vist men in een steeds krimpende vijver. Men houdt het dan meestal ook bij een vage toegeschreven identiteit. Het zijn de participanten aan de discussie zelf die, afhankelijk van hun overtuiging, definiëren wie een ‘Vlaming’ is: iemand die is opgegroeid in een eentalig Nederlandstalige familie, iemand die in Brussel met partner en kinderen uitsluitend Nederlands spreekt, iemand die voor een Vlaamse politieke partij stemt, iemand die het Nederlands beheerst, iemand die participeert aan de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel, een bepaald percentage van de Brusselse bevolking. In ieder geval komt men in het BHG niet ver met de definitie van een groep mensen die eenzelfde geschiedenis, cultuur en taal delen (mutatis mutandis geldt hetzelfde, zij het op een andere schaal, aan Franstalige zijde).

Het BRIO-taalbarometeronderzoek, dat sinds 2001 op recurrente basis een wetenschappelijk inzicht tracht te bieden in de taalkennis, het taalgebruik en de taal- identiteit van de Brusselaars, illustreert de taalcomplexiteit van de Brusselse bevolking. Zo daalde het aantal volwassen Brusselaars dat opgroeide in een (eentalig) Nederlandstalig gezin sinds het begin van de eeuwwisseling van 9,3% naar 5,6%, al 114 bleef het de laatste jaren vrijwel constant. Opmerkelijk hierbij is wel dat over deze periode het aandeel van de leeftijdscategorie van 18-30 jaar met het Nederlands als thuistaal verdubbelde van 10,9% naar 20,6%. De groep van Brusselaars die in het Nederlands opgroeide is beduidend jonger geworden. Ongeveer de helft van hen groeide in Vlaanderen op, en werd aangetrokken door het culturele leven in de hoofdstad en de meertalige en multiculturele sfeer. Ze kijken op een andere manier tegen de taalverhoudingen aan en switchen makkelijker van de ene taal naar de andere, ook in een administratieve context, waar ze al sneller naar het Frans overschakelen dan de vorige generaties. Een deel van hen verlaat ook weer de stad en hierbij spelen het feit dat men zijn/haar kinderen niet naar de geprefereerde kwaliteitsvolle Nederlandstalige school kan sturen en het gebrek aan een volwaardige tweetalige administratie een rol. Van deze Nederlandstaligen die in Brussel met een partner gaan samenleven, kiest minder dan 40% voor een Nederlandstalige partner, al kiest 50% er wel voor om ook naar het Nederlands als thuistaal over te schakelen zodra er kinderen zijn.

Hiernaast kende Brussel altijd al traditioneel tweetalige gezinnen die thuis Nederlands en Frans spreken, de laatste jaren zowat 10% van de bevolking. De bovenstaande evolutie weerspiegelt zich eveneens in de samenstelling van de huidige leerlingenpopulatie van het Nederlandstalige onderwijs: het aandeel van kinderen uit taalgemengde gezinnen in het basisonderwijs is meer dan dubbel zo groot als het aandeel van kinderen uit eentalig Nederlandstalige gezinnen. Hierbij komt dat ze samen minder dan de helft van de leerlingenpopulatie uitmaken.

Op basis van deze cijfers kan men zich afvragen wie nu de Vlamingen in Brussel zijn en wat de rol van het Nederlandstalige onderwijs is. Het BRIO-taalbarometeronderzoek peilt ook naar de mate waarin de Brusselaars zich al dan niet met de traditionele taalgroepen identificeren, dus niet de toegewezen, maar de beleefde identiteit. Uiteraard moet men er hierbij rekening mee houden dat identiteit meervoudig en veranderlijk is, maar het geeft een duidelijke indicatie van hoe de bewoners van Brussel in hun huidige omgeving een inclusieve gemeenschap ervaren. Uit het onderzoek blijkt dat van diegenen die opgroeiden in een eentalig Nederlandstalig gezin ongeveer 17% zich in 2018 identificeerde als Vlaming, meer dan een halvering in vergelijking met 2001. Een even groot aantal identificeert zich in 2018 als Nederlandstalige, wat in 2001 amper 3% deed. Van de traditioneel tweetaligen ziet ongeveer 2% zichzelf als Vlaming of Nederlandstalige, en de evolutie is vergelijkbaar met diegenen die uit een eentalig Nederlandstalig gezin komen. Hoe men zich identificeert is vooral afhankelijk van zijn of haar politieke perceptie en niet zozeer van de taalachtergrond. Toch onderstrepen zowel ‘Vlamingen’ als ‘Nederlandstaligen’ het belang van een gedeelde cultuur op basis van taal, al situeren deze laatsten dit meer binnen een meertalige Brusselse context terwijl de eersten het afzetten tegenover de Franstalige cultuur. Bijna de helft van de Brusselaars die in het Nederlands opgroeide, ziet zichzelf echter als Belg en een vergelijkbare groep beschouwt zich als Brusselaar. Dit delen ze met de andere Brusselaars, ongeacht hun taalachtergrond. De vraag is in welke mate dit een basis vormt voor een Brusselse gemeenschapsvorming. Enerzijds is er vanuit de bevolking een groeiend draagvlak voor meertaligheid, ook op het vlak van onderwijs en politieke representatie. Anderzijds kan men evenmin ontkennen dat op het terrein van de gemeenschapsbevoegdheden ook structureel meer samenwerking groeit. Denken we maar aan het Brussels Cultuurplan, waar organisaties gesubsidieerd door de Vlaamse dan wel Franstalige Gemeenschap samen een cultuurbeleid uittekenen (2009).

Binnen het onderwijs is er de oprichting van het Brussels Studies Institute (2012) als samenwerkingsverband tussen de Brusselse universiteiten met Brussel zelf als studieobject en het aanstellen van een Schoolfacilitator (2014) ter ondersteuning van de creatie van extra schoolcapaciteit, beide eveneens met financiële ondersteuning van het gewest. De zesde staatshervorming transfereerde de bevoegdheden inzake kinderbijslag ook naar het gewestelijk niveau, met voor Brussel de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie als coördinerend orgaan. Ook het promoten van een tweetalige lerarenopleiding (2017) ligt in die lijn.

Welke rol speelt het Nederlandstalige onderwijs in de bovenstaande context? De cijfers over de samenstelling van de leerlingenpopulatie in het onderwijs illustreren dat men het hier niet langer over een homogene cultuurgemeenschap kan hebben die haar taal en cultuur aan de volgende generatie doorgeeft, maar over onderwijs in het Nederlands voor een taal- en cultureel diverse bevolking. Het Nederlandstalige onderwijs is dus niet langer (en louter) een cruciaal element van gemeenschapsvorming op basis van de Vlaamse identiteit, maar is gericht op het omgaan met de diversiteit en het meertalige karakter van de stedelijke omgeving. Het Nederlandstalige onderwijs levert geen ‘Vlamingen’ af, maar jongeren die onder meer het Nederlands beheersen, al dan niet als thuistaal. De populariteit van het Nederlandstalige onderwijs bij deze jongeren lag tegelijk aan de basis van een capaciteitsproblematiek in deze Brusselse scholen, en het feit dat niet iedereen zich kon inschrijven in de school naar keuze, of zelfs moest uitwijken naar de ‘Vlaamse Rand’ of verder. Dit resulteerde in het uitwerken van een complex voorrangsbeleid waarbij de Vlaamse overheid een maximaal aantal thuistaalsprekers Nederlands een plaats wil garanderen.

De positie van het Nederlands in Brussel

Traditioneel vielen binnen de Vlaamse beweging in Brussel de strijd voor de Vlaamse vertegenwoordiging enerzijds en voor het Nederlands in Brussel anderzijds samen, maar dit is duidelijk niet langer het geval. De historische strijd van het verdedigen van het Nederlands tegenover een oprukkende verfransing werd vervangen door het promoten van de Nederlandse taal bij Brusselaars die deze niet van huis uit mee kregen. De context is gewijzigd in verschillende opzichten. Niet alleen is er het veranderde profiel van de Brusselse bevolking die door superdiversiteit gekenmerkt wordt. Ook de dominante economische positie van Vlaanderen heeft een belangrijke impact op de status van het Nederlands. Zowel bij het HvhNB als bij het werkgelegenheidskantoor Actiris stijgt de vraag naar cursussen Nederlands en een onderzoek van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid (2017) wijst op de kloof tussen de taalkennis Nederlands van de werkzoekenden en de vragen van de arbeidsmarkt, waarbij de nadruk vooral ligt op de vraag naar de combinatie Nederlands-Frans en het feit dat de kennis van het Engels niet zomaar een alternatief vormt voor de kennis van het Nederlands.

Het BRIO-taalbarometeronderzoek wijst echter op een paradox in verband met de kennis van het Nederlands: alhoewel tussen 2001 en 2018 het aantal Brusselaars dat naar eigen zeggen goed tot uitstekend het Nederlands beheerst, halveerde (van 33,3 procent naar 16,3 procent), stijgt het gebruik van de taal. Zo zegt bijna een kwart van de volwassen Brusselaars dat ze het Nederlands wel eens gebruiken bij het winkelen en gebruikt ongeveer de helft de taal geregeld in hun arbeidsomgeving.

Dit illustreert de manier waarop in een meertalige omgeving met het Nederlands wordt omgegaan, waarbij mensen hun beschikbare taalregister gebruiken en ook binnen eenzelfde conversatie van taal switchen, eerder dan dat deze in de standaardtaal worden gevoerd. Opvallend is dat de kennis van het Nederlands stabiliseert bij de EU-burgers en zelfs stijgt bij de niet-EU-burgers, maar er net bij de Belgen op achteruitgaat. Dit is vooral toe te schrijven aan het gebrekkige taalonderwijs in de Franstalige scholen. Ten slotte is ook de rol van het Nederlands in het integratiebeleid in het BHG een belangrijk discussiepunt. Parallel met het beleid in Vlaanderen organiseert de Vlaamse overheid via het HvhNB een Vlaams integratietraject in Brussel. In 2016 werd in het Brussels Parlement beslist dat er een verplicht inburgeringstraject voor de Brusselse nieuwkomers komt met taallessen en lessen maatschappelijke oriëntatie. Hierover werd een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de GGC, de Vlaamse Gemeenschap en de Cocof dat vanaf 1 januari 2021 van start zou gaan, al haalde men deze deadline niet. Het integratiebeleid biedt de nieuwkomers dus de keuze tussen een traject in het Nederlands of het Frans, met het lidmaatschap van een van beide traditionele verbeelde gemeenschappen als finaliteit. In dit opzicht is het een lakmoesproef voor hoe de Vlaamse Gemeenschap er in de toekomst gaat uitzien en of het gemeenschapsdenken in de Brusselse superdiverse context als samenlevingsmodel houdbaar is.

Literatuur

- De taalbarometeronderzoeken van Rudi Janssens: https://www.briobrussel.be/node/14487
- BRIO-onderzoeksfiches: https://www.briobrussel.be/node/24?language=nl
- Brussels Studies: https://bsi.brussels/nl/onderzoeken/
- Brusselse Thema’s, 15 delen, VUB-Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel, VUB, 1989-2007: https://www.briobrussel.be/node/7601
- E. Corijn, E. Vloeberghs, Brussel!, VUBPress, 2009.
- J. Degadt, Een hoofdstad in meervoud, Pelckmans, 2015.
- E. Gubin, Bruxelles au XIXe siècle: berceau d'un flamingantisme démocratique (1840-1874), 1979;
- J. Stengers (red.), Brussel: groei van een hoofdstad, 1979.
- Taal & Sociale Integratie, 13 delen, VUB-Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel, 1978-1989.
- E. Witte, 'Centrumvorming in België. De rol van Brussel tijdens de stichtingsfase van de Belgische staat (1830-1840)', in BMGN, jg. 101, nr. 4 (1986), pp. 601-629;
- E. Witte, A. Alen, H. Dumont, R. Ergec, Het Statuut van Brussel, Gent, Larcier, 1999 - E. Witte, A. Alen, H.Dumont, P. Vandernoot, De Brusselse negentien gemeenten en het Brussels model, De Boeck @ Larcier, 2003.
- E. Witte, H. Van Velthoven, Strijden om taal, Pelckmans, 2010.

Suggestie doorgeven

1973: Edgar Van Cauwelaert (pdf)

1998: Ann Mares / Luc Sieben / Anja Detant / Machteld De Metsenaere / Els Deslé / Sabine Parmentier (pdf)

2023: Rudi Janssens / Els Witte / Joost Vaesen / Machteld De Metsenaere / Dimokritos Kavadias / Ann Mares

Databanken

Inhoudstafel