Staatshervorming

Begrip
Dave Sinardet (2023, aanvulling), Robert Senelle / Edgard Van de Velde (1998)

Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die Belgiƫ omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest en drie gemeenschappen, de Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschap, met elk hun autonome bevoegdheden. Staatshervorming verwijst naar het proces dat de democratische instellingen en de bevoegdheidsverdeling hervormt en vooral naar het resultaat daarvan. De evolutie naar federale staat wordt ook federaliseringsproces genoemd en voor een aantal van deze hervormingen waren grondwetsherzieningen vereist.

Alternatieve term
grondwetsherziening
Leestijd: 49 minuten

Inleiding

De term staatshervorming verwijst in Belgiƫ naar het proces dat de democratische instellingen en de bevoegdheidsverdeling hervormt en vooral naar het resultaat daarvan. Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die Belgiƫ omvormden van een unitaire in een federale staat. In de meeste andere federale landen wordt naar dit proces verwezen als grondwettelijke hervorming omdat dergelijk proces grondige wijzigingen aan de Grondwet impliceert. In strikte zin is dat in Belgiƫ echter niet altijd het geval. Het proces van staatshervorming was onder meer een antwoord op communautaire spanningen en op de eisen van de Vlaamse en Waalse beweging, die via deze weg de kern van hun doelstellingen zagen gerealiseerd. In deze bijdrage zullen we dit proces beschrijven en analyseren, vooral focussend op de zes staatshervormingen sinds 1970.

Belgiƫ als eenheidsstaat

Belgiƫ ontstond als staat in de tweede helft van 1830 en de eerste maanden van 1831, door de afscheuring van de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Om het nationaal bewustzijn te versterken en de jonge staat te consolideren, grepen de machthebbers onder meer naar de taal als unificerend en natievormend instrument, en die taal was als vanzelfsprekend het Frans, de toenmalige cultuur- en communicatietaal van de elite en de hogere burgerij.

Hoewel de grondwet van 7 februari 1831 bepaalde dat het taalgebruik in BelgiĆ« vrij was, had het Frans de status van officiĆ«le staatstaal. Uit acties voor aanvankelijk het behoud van het ā€˜Vlaemschā€™ als volkstaal en na 1840 het gebruik ervan, naast het Frans, in onderwijs Onderwijs
Lees meer
, gerecht Gerecht
Lees meer
en administratie Bestuur
Het taalgebruik in het bestuur is een centraal aspect van de Belgische taalkwestie. Het omvat het proces van het afdwingen van taalrechten voor Vlamingen evenals de bestuurstaalwetgeving ... Lees meer
in Vlaanderen ontstond de Vlaamse Beweging, die na 1860 steeds meer aanhang kreeg. Ondersteund door buitenparlementaire agitatie konden Vlaamsgezinde parlementsleden vanaf 1873 taalwetten afdwingen die de verfransing van het noorden van het land afremden en de vier ā€˜Vlaamseā€™ provincies en het arrondissement Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
een tweetalig statuut gaven. Met de Gelijkheidswet Gelijkheidswet
De gelijkheidswet van 1898 stelde het Nederlands voor officiƫle publicaties gelijk aan het Frans. De wet werd vanuit de Vlaamse beweging breed ondersteund, en leidde, na de Waalse afwijzi... Lees meer
van 1898, die het Nederlands als wetgevingstaal en zodoende als officiƫle staatstaal erkende, naast en gelijkwaardig aan het Frans, kwam een einde aan het Frans-eentaligheidsproject van 1830-1831.

Tegen de eerste taalwetten en de ā€˜vertweetaligingā€™ van het openbare leven in Vlaanderen was intussen protest gerezen bij Waalse ambtenaren, eerst in de Vlaamse steden en Brussel, nadien ook in WalloniĆ«. Uit hun actie ontstond de Waalse Beweging. De vrees voor een uitbreiding van het tweetaligheidsregime tot het hele land en voor, als gevolg van de invoering van het algemeen (mannen)kiesrecht in 1893, de parlementaire en politieke minorisering van het ā€˜linkse antiklerikaleā€™ WalloniĆ« door het ā€˜rechtse klerikaleā€™ Vlaanderen bracht wallinganten er na 1900 toe voor de ā€˜bestuurlijke scheidingā€™ van WalloniĆ« en Vlaanderen te pleiten. Toen het activistische deel van de Vlaamse Beweging tijdens en na de Eerste Wereldoorlog eveneens ā€˜zelfbestuurā€™ voor Vlaanderen ging eisen, was de weg naar een vorm van ā€˜ federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van Belgiƫ van unitaire t... Lees meer
ā€™
ingezet.

Regionale eentaligheid en cultuurautonomie

Ā Nieuwe bestuurstaalwetten van 1921 en 1932 grendelden de mogelijke weg naar de algehele tweetaligheid in BelgiĆ« voorgoed af. Ze creĆ«erden, conform het territorialiteitsbeginsel, twee eentalige gebieden (met ā€˜ faciliteiten Faciliteiten
Al sinds de eerste taalwet (1873) voorzag de wetgever in faciliteiten. Deze tegemoetkomingen gaven aanleiding tot tegengestelde interpretaties door Nederlandstaligen en Franstaligen, zo ... Lees meer
ā€™
voor anderstaligen in enkele gemeenten langs de taalgrens als uitzondering), en gaven aan de gemeenten van de Brusselse agglomeratie een tweetaligheidsregime. Die territoriale regeling van het taalgebruik werd bevestigd en versterkt door eerst de wet van 8 november 1962 die de ā€“ tot dan toe op grond van een tienjaarlijkse talentelling Taaltelling
Talentellingen waren gekoppeld aan de tienjaarlijkse volkstellingen in Belgiƫ (1846-1947). De resultaten hadden grote gevolgen voor het taalstatuut van de gemeenten rond Brussel-hoofdsta... Lees meer
fluctuerende ā€“ taalgrens tussen Vlaanderen en WalloniĆ« vastlegde, en daarop aansluitend de wet van 2 augustus 1963 die vier taalgebieden instelde en afbakende (het Nederlandse, het Franse, het Duitse en het tweetalige arrondissement Brussel-Hoofdstad). Daarmee waren onbedoeld belangrijke fundamenten van de latere staatshervorming gelegd: op de vier taalgebieden zouden het ā€˜territoriumā€™ en competentiegebied van de gemeenschappen en de gewesten worden gebaseerd.

Eveneens in het interbellum groeide bij de politieke elite het inzicht dat het beleid rekening diende te houden met de culturele tweeledigheid van het land. Dat vertaalde zich in het concept cultuurautonomieā€™, waarvan de invoering als een voorafname op het federaliseringsproces kan worden beschouwd. In de jaren 1930 ging het om de indeling van het Nationaal Instituut voor Radio-omroep (NIR) in drie departementen (ā€˜Vlaamsche uitzendingenā€™, ā€˜Fransche uitzendingenā€™ en gemeenschappelijke diensten), de oprichting binnen het ministerie van Openbaar Onderwijs van twee adviserende cultuurraden, een Nederlandse en een Franse, en de splitsing van de Academies voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten respectievelijk voor Geneeskunde. Na de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
volgden in 1960 de opdeling van de openbare omroep in twee autonome instituten, Belgische Radio- en Televisieomroep (BRT) en Radiodiffusion-tƩlƩvision belge (RTB), en de splitsing van eerst enkele diensten en in 1969 van het volledige ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur.

De unitaire staat steeds meer onder druk

Na de Tweede Wereldoorlog kregen verschillende strijdpunten een communautaire dimensie, zoals de repressie Repressie
Lees meer
van de oorlogscollaboratie, de houding van koning Leopold III van Saksen-Coburg, Leopold III
Leopold III (1901-1983) werd aan de vooravond van en tijdens de Tweede Wereldoorlog het boegbeeld van een autoritaire stroming in de Belgische politiek. Zijn controversiƫle houding en mee... Lees meer
tijdens de oorlog en diens terugkeer uit ballingschap erna (Koningskwestie), de Schoolstrijd tussen de ā€˜linkseā€™ regering-Van Acker en de katholieke oppositie, het herstel- en expansiebeleid (ā€˜Eenheidswetā€™) van de katholiek-liberale regering-Eyskens, de voor Vlamingen gunstige verhoging van het aantal Kamer- en Senaatszetels (ā€˜ zetelaanpassing Zetelaanpassing
In 1965 werd door de regering-LefĆØvre het aantal parlementszetels aangepast aan de bevolkingscijfers. Met het oog op de Waalse minorisatievrees werden daarbij garanties beloofd tegen een... Lees meer
ā€™
), de vastlegging van de taalgrens en de afbakening van de Brusselse agglomeratie. Vooral de agitatie van de Waalse vleugel van het socialistische vakverbond tegen de ā€˜Eenheidswetā€™, op de achtergrond van de achteruitgang van de Waalse en de expansie van de Vlaamse economie Economie
Dit artikel gaat over de relatie tussen economie en Vlaamse beweging. Daarmee beoogt deze tekst geen economische geschiedenis te schetsen van wat we vandaag Vlaanderen noemen. Integendee... Lees meer
, versterkte de federalistische stroming in Walloniƫ en genereerde er enkele links-regionalistische partijen, die naderhand fuseerden in de Parti wallon (1965) en vervolgens het Rassemblement wallon (1968).


<p>De federalistische partijen maken het de unitaire partijen moeilijk om Belgiƫ bij elkaar te houden. Omslag van het tijdschrift <em>Pourquoi Pas?</em>, 25 augustus 1961. (Liberas)</p>

De federalistische partijen maken het de unitaire partijen moeilijk om Belgiƫ bij elkaar te houden. Omslag van het tijdschrift Pourquoi Pas?, 25 augustus 1961. (Liberas)

In Vlaanderen, waar de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in Belgiƫ, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
sinds 1954 het Vlaams-nationalisme in het parlement vertegenwoordigde en het federalisme propageerde, versterkten het ongenoegen over ā€˜toegevingenā€™ bij de taalwetcompromissen Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieƫn. Ook in Belgiƫ verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
van 1962-1963, het als anti-Vlaams ervaren optreden van het FDF in Brussel en de randgemeenten, en van Luiksgezinden in de Voerstreek Voeren
Lees meer
, de sluiting van de steenkoolmijn van Zwartberg en het studentenoproer en de campagne voor ā€˜ Leuven Vlaams Leuven Vlaams
Lees meer
ā€™
de federale stroming.

ā€˜Rondetafelā€™ bereidt grondwetsherziening voor

In die context groeide aan het begin van de jaren 1960 in politieke kringen de overtuiging dat de grondwetsherziening die in 1953 was ingeleid met het oog op de deelname van BelgiĆ« aan de Europese eenmaking, aangegrepen moest worden om de Vlaams-Waalse verhoudingen te ā€˜harmoniserenā€™ en de staatsinstellingen aan te passen. Hoewel het in 1961 verkozen parlement geen grondwetgevende bevoegdheid had, richtte de regering-LefĆØvre (CVP-BSP) een ā€˜politieke werkgroepā€™ op waarin ministers en parlementsleden van de twee regeringspartijen daarover van gedachten wisselden. De werkgroep die, blijkens het verslag van 24 oktober 1963, een federale staatsstructuur verwierp omdat die tot ā€˜de ontwrichting van het landā€™ zou leiden, vond een beperkte mate van cultuurautonomie wenselijk. Een ā€˜Kultuurraad voor Vlaanderenā€™ en een ā€˜Kultuurraad voor WalloniĆ«ā€™ zouden kunnen adviseren, voorstellen doen en ā€˜reglementerende maatregelenā€™ nemen in culturele aangelegenheden. Consensus was er ook over het principe van ā€˜sociale en economische decentralisatieā€™ en over de noodzakelijkheid om wetten in ā€˜aangelegenheden die van fundamenteel belang zijn voor beide gemeenschappenā€™ met een ā€˜versterkteā€™ of ā€˜specialeā€™ meerderheid aan te nemen en om in andere kwesties te voorzien in een ā€˜alarm- en verzoeningsprocedureā€™ om ā€˜bijtijds het gevaar van een krachtproef tussen de vertegenwoordigers van beide gemeenschappen te signalerenā€™ en een ā€˜ernstige kans op een compromisā€™ te scheppen.

De regering verzocht de twee meerderheidspartijen en de oppositionele liberale partij op basis van het verslag een voor de twee gemeenschappen aanvaardbare overeenkomst uit te werken en installeerde daartoe op 14 januari 1964 een taalparitaire ā€˜Rondetafelconferentieā€™, ook ā€˜Driepartijencommissieā€™ en ā€˜Commissie voor de Hervorming van de Instellingenā€™ genoemd. Wegens meningsverschillen tussen de Vlaamse vleugel van de CVP en de socialisten over de zetelaanpassing vielen de werkzaamheden van de commissie in de zomer stil. Na de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1964 werd het overleg voortgezet in een beperkte groep, die op 22 december ā€˜een ruim akkoord over de nog hangende problemenā€™ vond. De PVV-delegatie weigerde evenwel het ontwerpverslag goed te keuren en trok zich uit de commissie terug. De partij ging niet akkoord met de voorgestelde grondwettelijke verankering van de vier taalgebieden die de taalwet van 2 augustus 1963 had gecreĆ«erd, omdat die een rem zou zetten op de expansie van de Brusselse agglomeratie. De CVP en de BSP keurden het verslag op 26 januari 1965 wel goed.

Enkele elementen van het akkoord zouden in meerdere of mindere mate richtinggevend zijn voor de eerste staatshervorming van 1970-1971, onder meer: de grondwettelijke verankering van de vier taalgebieden; de oprichting van twee cultuurraden met adviserende en uitvoeringsverordenende bevoegdheid bestaande uit vijftig benoemde leden; een bijzondere regel (de helft plus Ć©Ć©n van de bij een taalgroep ingeschreven parlementsleden) voor de goedkeuring van bepaalde wetten (wat de indeling van de parlementsleden in taalgroepen impliceerde); een bijzondere procedure voor de behandeling van wetsontwerpen en wetsvoorstellen die de relaties tussen beide gemeenschappen ernstig kunnen aantasten; administratieve en economische decentralisatie (versterking van de gemeentelijke autonomie en oprichting door Ć©Ć©n of meer provincies van ā€˜gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijenā€™). Het akkoord voorzag ook in de oprichting van een taalparitaire ā€˜Vaste Commissie voor de verbetering der communautaire relatiesā€™, om voorstellen te doen om de betrekkingen tussen de gemeenschappen te verbeteren en een statuut voor de Brusselse agglomeratie uit te werken.

ā€˜Brusselā€™ als derde component

Op basis van het CVP-BSP-akkoord diende de regering-LefĆØvre op 3 maart 1965 bij het parlement een ontwerp van verklaring tot herziening van de grondwet in. Door de goedkeuring ervan waren de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat van rechtswege ontbonden.

Bij de verkiezingen van 23 mei 1965 leden de twee regeringspartijen zwaar verlies en deden, na en naast de Volksunie die haar zetelaantal meer dan verdubbelde, drie Franstalige ā€˜regionalistischeā€™ partijen hun intrede in de Kamer: de Parti wallon des Travailleurs en Front wallon, met elk Ć©Ć©n zetel, en het Brusselse Front dĆ©mocratique des Francophones (FDF), met drie zetels.

Het succes van die laatste partij weerspiegelde onder meer de groeiende bewustwording van de dominant francofone Brusselse agglomeratie als eigenstandige, derde component van de Belgische eenheidsstaat, naast Vlaanderen en WalloniĆ«. De Vlaamse ā€˜ marsen op Brussel Marsen op Brussel
De Mars(en) op Brussel waren twee flamingantische massabetogingen die in Brussel op 22 oktober 1961 en 14 oktober 1962 werden georganiseerd. Lees meer
ā€™ van 1961 en 1962, en de bestuurstaalwet van 2 augustus 1963 die het arrondissement Brussel-Hoofdstad oprichtte, tot de 19 gemeenten beperkte en een tweetalig statuut gaf, vormden ter zake een keerpunt. Franstalige Brusselaars, die hun aanwervings- en promotiekansen en de expansie van de agglomeratie bedreigd zagen, manifesteerden zich nu als een eigen bevolkingsgroep, zoals bleek uit de oprichting (1963-1964) van het FDF DĆ©mocrate fĆ©deraliste indĆ©pendant
Lees meer
, dat ageerde tegen de daadwerkelijke tweetaligheid van Brussel en ijverde voor de verdere expansie van Bruxelles. Na de verkiezingen van 1965 allieerde het zich met het RW en stelde het zich op de federalistische lijn van de Waalse autonomisten. In kartel eisten de twee partijen voor Brussel een institutionele plaats op als rĆ©gion Ć  part entiĆØre, mede waardoor aan het tot dan toe tweeledige aspect van de aanpassing van de staatsinstellingen (ā€˜cultuurautonomieā€™) een drieledige dimensie (ā€˜gewestvormingā€™) werd toegevoegd.

Hoewel de CVP en de BSP een vijfde van hun Kamerzetels hadden verloren, vormden ze na de verkiezingen een nieuwe regering onder leiding van Pierre Harmel Harmel, Pierre
De Franstalige christendemocraat Pierre Harmel (1911-2009) was nauwelijks acht maanden premier van Belgiƫ, maar meermaals minister. Hij werd ook voorzitter van de Senaat. Het Centrum van ... Lees meer
(PSC), die al na minder dan zeven maanden viel over de hervorming van de ziekteverzekering. Ze werd opgevolgd door de CVP-PVV-regering-Vanden Boeynants, die evenmin als de vorige op een voor een grondwetsherziening vereiste parlementaire tweederde meerderheid kon rekenen. Om niettemin de besluiten van de Rondetafelconferentie ā€˜naar vorm en geestā€™ te kunnen verwezenlijken, installeerde ze een ā€˜ Vaste Commissie voor de verbetering van de betrekkingen tussen de Belgische taalgemeenschappen Vaste Commissie voor de verbetering van de betrekkingen tussen de Belgische taalgemeenschappen
De Vaste Commissie voor de verbetering van de betrekkingen tussen de Belgische taalgemeenschappen was een parlementair overlegorgaan in 1966-1968 om via dialoog een nieuwe communautaire p... Lees meer
ā€™
(20 oktober 1966) en kondigde ze een tweejarig taalbestand af. De ā€˜Vaste Commissieā€™, onder voorzitterschap van Paul Meyers (CVP) en kortweg Commissie-Meyers genoemd, hield verscheidene vergaderingen, maar had geen enkel concreet voorstel geformuleerd toen de regering op 7 februari 1968 viel over ā€˜Leuven Vlaamsā€™, de kwestie van de verhuizing van de Franstalige afdeling van de Katholieke Universiteit Leuven naar WalloniĆ«.

De gespannen communautaire verhoudingen, in het bijzonder de kwestie-Leuven die sinds het bisschoppelijk mandement van mei 1965 grote beroering had veroorzaakt in Vlaanderen, beheersten de campagne voor de vervroegde verkiezingen van 31 maart 1968. De CVP en de BSP leden fors verlies. De PVV, die zich als hoeder van de eenheid van het land had opgesteld en op winst had gerekend, verloor Ć©Ć©n zetel. De winnaars van de verkiezingen waren de ā€˜regionalistischeā€™ of ā€˜federalistischeā€™ partijen: de Volksunie in Vlaanderen, het RW in WalloniĆ« en het FDF in Brussel.

ā€˜Leuven Vlaamsā€™ als katalysator

ā€˜Leuven Vlaamsā€™ en de verkiezingen van 1968 waren de katalysator van twee structurele omwentelingen in het politieke systeem: de splitsing van de drie ā€˜nationaleā€™ partijen en de staatshervorming.

Nadat de twee taalvleugels van de unitaire CVP al een aparte verkiezingscampagne hadden gevoerd, zette de verwijdering na de verkiezingen door en werden in 1969 de (Vlaamse) CVP en de (Franstalige) PSC formeel als autonome partijen opgericht. Bij de liberalen namen de tegenstellingen tussen Franstaligen en Nederlandstaligen na de verkiezingen van 1968 toe, het eerst in Brussel. Ze resulteerden in 1971-1972 in de splitsing van de unitaire partij en de oprichting van de PVV en de PLP als zelfstandige formaties. De BSP, die haar Brusselse federatie al in 1968 door communautaire spanningen had zien uiteenvallen, voerde in 1971 het covoorzitterschap (een Vlaming en een Franstalige) in en zou in 1978, als laatste van de drie ā€˜nationaleā€™ partijen, splitsen. Doordat de autonome Vlaamse respectievelijk Franstalige christendemocratische, socialistische en liberale partijen steeds meer gingen optreden als verdediger van de belangen van hun gemeenschap en/of gewest, en steeds minder als die van de ā€˜Belgischeā€™ belangen, waren voor het vinden van communautaire maar ook andere politieke compromissen die vroeger in de schoot van en tussen de drie ā€˜nationaleā€™ partijen werden gesloten, nu zes (of meer) ā€˜regionaleā€™ partijen nodig. Dat heeft ertoe bijgedragen dat na 1980 de politieke besluitvorming en vooral de regeringsvorming almaar moeizamer zijn geworden.


De christendemocratische familie was de eerste die niet meer in staat bleek om een consensus te bereiken en trok in 1968 gescheiden naar de kiezer, een voorbode van de definitieve splitsing van de partij in 1972. (KADOC, kcb000687)
De christendemocratische familie was de eerste die niet meer in staat bleek om een consensus te bereiken en trok in 1968 gescheiden naar de kiezer, een voorbode van de definitieve splitsing van de partij in 1972. (KADOC, kcb000687)

Uit de kwestie- Leuven Leuven Vlaams
Lees meer
en de verkiezingen van 1968 trok de politieke elite het besluit dat een aanpassing van de unitaire staatsstructuur onafwendbaar was geworden om de eenheid van het land te bewaren en een verdere opgang van de federalistische partijen af te remmen. De grondwetsherziening die daartoe in de steigers werd gezet, is de aanzet geworden van een proces waarbij in tot nog toe zes stappen de Belgische eenheidsstaat transformeerde tot ā€˜een federale staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewestenā€™ (artikel 1 van de gecoƶrdineerde grondwet van 17 februari 1994).

1970-1971: cultuurautonomie als eerste stap

Hoewel de CVP/PSC-BSP-regering die na de verkiezingen van 31 maart 1968 werd gevormd niet op een parlementaire tweederdemeerderheid kon rekenen, slaagde ze erin, zij het niet zonder moeite, de grondwet aan te passen. Dat was mee te danken aan de tactische behendigheid van eerste minister Gaston Eyskens die de steun van nu eens de liberalen en dan weer de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in Belgiƫ, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
wist te verkrijgen, en aan het feit dat in de grondwet slechts algemene beginselen werden opgenomen, die later in wetten geconcretiseerd zouden worden.

Voor de grondwetsherziening baseerde de regering zich op de conclusies van de Rondetafelconferentie van 1965. Tijdens het besluitvormingsproces werd op twee wezenlijke punten nochtans een andere weg ingeslagen.

De regering zelf wou de cultuurraden geen adviserende en uitvoeringsverordenende, maar normerende bevoegdheid geven om decreten uit te vaardigen ā€˜met de waarde van regionale wettenā€™. Volgens haar was het concept van 1965 achterhaald en hadden de verkiezingen aangetoond ā€˜dat een aanzienlijk gedeelte van het kiezerscorps een verdergaande autonomie in de twee grote taalgebieden nastreeftā€™.

Terwijl in het regeerakkoord sprake was van ā€˜decentralisatie op provinciaal niveauā€™ ā€“ en niet meer van het gemeentelijke niveau, zoals in 1965 ā€“, introduceerde de ā€˜Werkgroep der 28ā€™ het concept van drieledige gewestvorming. In die werkgroep, die was opgericht nadat de grondwetsherziening in de zomer van 1969 was vastgelopen, overlegden vertegenwoordigers van de regerings- en de oppositiepartijen over de oriĆ«ntaties van de grondwetsherziening. Ze vonden ruime overeenstemming, behalve over de grenzen en instellingen van Brussel en over het statuut van de zes Vlaamse randgemeenten; wel had de Volksunie zich tijdens de laatste vergadering teruggetrokken uit protest tegen de geplande ā€˜vergrendelingā€™ van de Vlaamse meerderheid.

In haar verslag (13 november 1969) stelde de ā€˜Werkgroep der 28ā€™ vast dat ā€˜de unitaire Staat, met zijn structuur en zijn werkwijze zoals die thans door de wetten nog geregeld zijn, door de gebeurtenissen achterhaald [is]ā€™ en dat ā€˜de gemeenschappen en de gewesten hun plaats moeten innemen in vernieuwde Staatsstructuren die beter aangepast moeten zijn aan de eigen toestanden van het landā€™. Premier Eyskens herhaalde die woorden toen hij op 18 februari 1970 in het parlement een nieuw regeringscompromis voorstelde.


Premier Gaston Eyskens verklaart in de Kamer dat de Belgische staat ā€˜door de gebeurtenissen is achterhaaldā€™, 1970. (ADVN, VFA10864/13)
Premier Gaston Eyskens verklaart in de Kamer dat de Belgische staat ā€˜door de gebeurtenissen is achterhaaldā€™, 1970. (ADVN, VFA10864/13)

De omzetting van het compromis in grondwetgevende teksten had nog heel wat voeten in de aarde. Voor het belangrijkste knelpunt, Brussel, kon pas een oplossing worden gevonden na de gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1970, toen het electorale succes van het FDF in de gemeenten van en grenzend aan de Brusselse agglomeratie, en de vrees voor een kabinetscrisis en vervroegde parlementsverkiezingen de andere partijen tot meer inschikkelijkheid aanzetten. Uiteindelijk kon met de laatste stemmingen op 18 december in de Kamer en op 22 december in de Senaat de grondwetsherziening tot een goed einde worden gebracht.

Met de nieuwe grondwettelijke beschikkingen en de bijzondere wet en enkele gewone wetten die in 1971 ter uitvoering ervan tot stand kwamen, was de basis gelegd voor de organisatie en werking van de federale-staat-in-wording:

  • de indeling van BelgiĆ« in vier taalgebieden: het Nederlandse, het Franse, het Duitse en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waardoor de taalgrens, de eentaligheid van Vlaanderen en WalloniĆ«, en de tweetaligheid van het arrondissement Brussel-Hoofdstad grondwettelijk verankerd werden;
  • de indeling van de Kamerleden en de senatoren in twee taalgroepen, een Nederlandse en een Franse;
  • de oprichting van drie cultuurgemeenschappen: de Nederlandse, de Franse en de Duitse, en van drie cultuurraden: Ć©Ć©n voor de Nederlandse en Ć©Ć©n voor de Franse Cultuurgemeenschap, en de Raad van de Duitse Cultuurgemeenschap.

De Nederlandse en de Franse Cultuurraad werden op 7 december 1971 geĆÆnstalleerd, waren samengesteld uit Kamerleden en senatoren van de betrokken taalgroep, en konden voor strikt omschreven aangelegenheden (cultuur, taalgebruik en enkele marginale onderwijszaken) decreten uitvaardigen die kracht van wet hebben. De Raad van de Duitse Cultuurgemeenschap, die op 23 oktober 1973 werd geĆÆnstalleerd en waarvan de leden vanaf 1974 rechtstreeks verkozen werden, kreeg slechts reglementerende bevoegdheid. De cultuurgemeenschappen hadden geen eigen uitvoerende macht; de nationale regering voerde de decreten uit. Voor hun financiering stelde de regering jaarlijks een dotatie ter beschikking.

  • de oprichting van drie gewesten: het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, die wegens het uitblijven van een uitvoeringswet ingevolge meningsverschillen over de grenzen en het statuut van het Brussels gewest niet meteen operationeel werden;
  • de taalpariteit in de ministerraad, de eerste minister eventueel uitgezonderd;
  • een ā€˜ alarmbelprocedure Alarmbelprocedure
    Lees meer
    ā€™ die inhoudt dat, behalve voor begrotingen en bijzonderemeerderheidswetten, een met redenen omklede motie, ondertekend door ten minste drie vierde van de leden van een taalgroep, kan verklaren dat een ontwerp of voorstel van wet de betrekkingen tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrang kan brengen; in dat geval wordt de parlementaire procedure opgeschort en de zaak naar de regering verwezen;
  • ā€˜bijzondere wettenā€™ die moeten worden aangenomen met een meerderheid van de stemmen in elke taalgroep, waarbij de helft van de leden van elke taalgroep aanwezig moet zijn en het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen twee derde van de uitgebrachte stemmen moeten bereiken;
  • de vorming van agglomeraties en federaties van gemeenten. Van de vijf agglomeraties die door de wet van 26 juli 1971 werden opgericht (Antwerpen, Brussel, Charleroi, Gent en Luik), werd alleen de Brusselse operationeel. De federatievorming bleef beperkt tot vijf Vlaamse randfederaties van de Brusselse agglomeratie (Asse, Halle, Tervuren, Vilvoorde en Zaventem), die opgeheven zouden worden per 1 januari 1977 omdat ze, zoals de hele federatievorming, door de fusie van gemeenten overbodig waren geworden.

Aansluitend op de grondwetsherziening werd het in 1963 opgerichte bijzonder arrondissement van de zes randgemeenten Vlaamse Rand
De Vlaamse Rand omvat de negentien gemeenten grenzend aan Brussel of aan een faciliteitengemeente. De relatie tot Brussel leidt er tot specifieke uitdagingen. Lees meer
opgeheven (wet van 23 december 1970). De zes gemeenten behoren sindsdien tot het arrondissement Halle-Vilvoorde en het Nederlandse taalgebied. Als tegemoetkoming aan de Franstaligen werd de ā€˜vrijheid van het gezinshoofdā€™ hersteld, zodat de ā€˜moedertaal of de gebruikelijke taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
van het kindā€™ niet meer bepalend is voor het taalstelsel waarin het onderwijs krijgt.

Ten slotte richtte de wet van 15 juli 1970 op de economische decentralisatie drie gewestelijke economische raden op (voor resp. Vlaanderen, Walloniƫ en Brabant) met raadgevende en aanbevelende bevoegdheid; ze creƫerde ook gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen (GOM), waarvan er in Vlaanderen vijf en in Walloniƫ en Brussel-Hoofdstad telkens ƩƩn opgericht werden.


Premier Eyskens slaagt er tijdens de eerste staatshervorming niet in om de gordiaanse knoop ā€˜Brusselā€™ door te hakken. Dat zou pas tijdens de derde staatshervorming gebeuren. (ADVN, VY900066)
Premier Eyskens slaagt er tijdens de eerste staatshervorming niet in om de gordiaanse knoop ā€˜Brusselā€™ door te hakken. Dat zou pas tijdens de derde staatshervorming gebeuren. (ADVN, VY900066)

1974: voorbereidende gewestvorming

Nadat ook de tweede rooms-rode regering-Eyskens (1971-1972) en de ā€˜tripartiteā€™ regering-Leburton (1972-1974) er niet in geslaagd waren uitvoering te geven aan grondwetsartikel 107quater over de drieledige gewestvorming, pleegde formateur Leo Tindemans (CVP) na de verkiezingen van 10 maart 1974 in het kasteel van Ham (Steenokkerzeel) overleg over de staatsstructuur met vertegenwoordigers van de christendemocratische, de liberale en de federalistische partijen. Hoewel het ā€˜conclaafā€™ (19-20 april) in een constructieve sfeer verliep, gingen de onderhandelaars uit elkaar zonder akkoord over de grenzen van het Brusselse gewest. Tindemans Tindemans, Leo
De Vlaamse christendemocraat Leo Tindemans (1922-2014) leidde vier Belgische regeringen. Hij werd nadien CVP-voorzitter en later ook minister van Buitenlandse Zaken. Als minister van Geme... Lees meer
vormde daarop een rooms-blauw minderheidskabinet, dat na uitbreiding met het RW over een parlementaire meerderheid beschikte en de wet van 1 augustus 1974 ā€˜tot oprichting van gewestelijke instellingen, in voorbereiding van de toepassing van artikel 107quater van de Grondwetā€™ tot stand bracht.

De ā€˜voorbereidende gewestvormingā€™ behelsde de oprichting van drie gewestraden en drie ministeriĆ«le comitĆ©s voor gewestelijke aangelegenheden. Ze hadden adviserende bevoegdheid in de beleidsdomeinen stedenbouw en ruimtelijke ordening, gewestelijke economische expansie en tewerkstelling, huisvesting, gezin, volksgezondheid, water, industrie en energie, en gemeentelijke organisatie. De gewestraden waren samengesteld uit de senatoren van het betrokken gewest; van de Brusselse Gewestraad maakten ook 42 van de 84 leden van de agglomeratieraad deel uit. Het Brusselse gewest bleef beperkt tot de negentien gemeenten van het arrondissement Brussel-Hoofdstad. Voor de financiering van het gewestelijk beleid werd een dotatie verdeeld met een drieledige sleutel: een derde volgens het bevolkingscijfer, een derde volgens de oppervlakte en een derde volgens de opbrengst van de directe belasting op natuurlijke personen van het gewest.

De drie gewestraden, die op 26 november 1974 geĆÆnstalleerd werden, zijn van weinig betekenis geweest toen ze door de wet van 19 juli 1977 afgeschaft werden. De gewestelijke ministeriĆ«le comitĆ©s waren wel functioneel en namen gaandeweg het uitvoeringsbeleid in gewestelijke aangelegenheden van de regering over.

1977: ā€˜inschrijvingsrechtā€™ en grondwettelijke bezwaren nekken Egmontpact

Nadat in het najaar van 1975 en het voorjaar van 1976, buiten de regering om, in discrete gesprekken tussen staatssecretaris Robert Moreau (RW) en senator Lode Claes Claes, Lode
Lode Claes (1913-1997) was een Vlaams-nationalistisch politicus, publicist en zakenman die een Vlaamse elite wilde vormen om de Vlaamse demografische meerderheid de leiding te laten nemen... Lees meer
(VU) enerzijds, en onder patronage van voorzitter Vaast Leysen van het Vlaams Economisch Verbond Vlaams Economisch Verbond
Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) is een Vlaamsgezinde belangengroep en patronale organisatie, die werd opgericht in 1926. Tijdens het interbellum zette het VEV zich in voor algemeen ec... Lees meer
anderzijds (ļƒ Vaast-Leysen-besprekingen), vergeefs een communautair vergelijk was gezocht, begon op 30 november 1976 een ā€˜gemeenschapsdialoogā€™ met 36 vertegenwoordigers van alle partijen, die evenwel niet verder kwamen dan een uiteenzetting van hun wederzijdse standpunten. De eis van het RW vĆ³Ć³r zijn congres van 5 maart 1977 een akkoord over de definitieve gewestvorming te sluiten, leidde tot de verwijdering van zijn ministers uit de regering en de ontbinding van het parlement (9 maart).

Na de verkiezingen van 17 april 1977 sloten, tijdens het door Tindemans geleide formatieberaad, christendemocraten, socialisten, Volksunie en FDF op 25 mei het Egmontpact, een ambitieus akkoord over een verregaand federalisme waarvan de partijen hoopten dat het de communautaire problemen voorgoed zou pacificeren. Het voorzag in de oprichting van drie rechtstreeks verkozen gewestraden en de omvorming van de Nederlandse resp. Franse Cultuurraad in de Nederlandse resp. Franse Gemeenschapsraad, samengesteld uit de leden van de gewestraden. Gemeenschappen en gewesten zouden over ruime exclusieve bevoegdheden beschikken alsook over een eigen regering, het ā€˜executiefā€. De leden van de gemeenschapsraden zouden samen de Senaat vormen. Het gewest Brussel bleef beperkt tot de 19 gemeenten en zou een eigen provincie en kiesarrondissement worden. De faciliteiten in de zes Vlaamse randgemeenten rond Brussel zouden worden uitgebreid met onder meer een ā€˜inschrijvingsrechtā€™ in Brussel, dat ook aan de (Franstalige) inwoners van nog eens acht andere Vlaamse gemeenten rond Brussel zou worden toegekend. Vooral wegens dat inschrijvingsrecht kreeg het ā€˜pactā€™ scherpe kritiek in Vlaanderen. Ook nadat het in februari 1978 was aangepast en aangevuld door het Stuyvenbergakkoord Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
, bleef het verzet, geleid door het anti-EgmontcomitƩ Anti-Egmontkomitee
Het Anti-Egmontkomitee verenigde een 50-tal niet-partijpolitieke Vlaamse verenigingen in hun verzet tegen het Egmontpact. De uitgeoefende druk lag aan de basis van de val van de regering-... Lees meer
, duren. In de Volksunie veroorzaakte het een dubbele dissidentie (oprichting van de Vlaams Nationale Partij en de Vlaamse Volkspartij). Voor de CVP, die eveneens met interne tegenstand had af te rekenen, was kritiek van de Raad van State, die enkele bepalingen van het Egmont-wetsontwerp ongrondwettelijk noemde, aanleiding om de herziening ervan te vragen. Een en ander leidde tot een politieke kortsluiting die uitmondde in het ontslag van de regering-Tindemans (11 oktober 1978) en vervroegde verkiezingen.


Betoging tegen het Egmontpact in Gent, 1977. Foto Roland van der Sijpt. (Amsab-ISG, fo021540)
Betoging tegen het Egmontpact in Gent, 1977. Foto Roland van der Sijpt. (Amsab-ISG, fo021540)

1980: gemeenschapsvorming en partiƫle gewestvorming

Na de verkiezingen van 17 december 1978 zette de regering-Martens (christendemocraten, socialisten en FDF) een staatshervorming in drie fasen in de steigers. In de eerste, ā€˜onmiddellijkeā€™ fase werden in de schoot van de regering vier ā€˜executievenā€™ gevormd voor resp. de Nederlandse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en het Brussels Gewest. Over het wetsontwerp inzake de tweede, ā€˜voorlopige en onomkeerbareā€™ fase, met onder meer de definitieve gewestvorming, vond de regering pas overeenstemming nadat het FDF aan de deur was gezet (16 januari 1980). Bij de stemming over het wetsontwerp in de Senaat werd door de tegenstem of onthouding van enkele CVP-senatoren de vereiste tweederdemeerderheid echter niet gehaald.

Het kabinet-Martens II nam ontslag en werd vervangen door de regering-Martens III, waarvan naast de christendemocraten en de socialisten ook de liberalen deel uitmaakten. Door een definitieve regeling voor ā€˜Brusselā€™ uit te stellen, slaagde zij erin, met de herziening van een beperkt aantal grondwetsartikelen en de uitvaardiging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (BWHI), de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (GWHI) en de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, de staatshervorming voort te zetten en BelgiĆ« belangrijke bouwstenen te geven voor een federale structuur.

De cultuurgemeenschappen werden omgevormd tot ā€˜gemeenschappenā€™, die ook bevoegd werden voor bepaalde ā€˜persoonsgebondenā€™ aangelegenheden (gezondheidsbeleid en bijstand aan personen), en kregen, naast een parlement (ā€˜gemeenschapsraadā€™), een eigen, uit en door de raad verkozen regering (ā€˜executieveā€™). De Duitstalige Gemeenschap kreeg nu ook decreetgevende bevoegdheid. Het Vlaamse en het Waalse Gewest kregen een ā€˜gewestraadā€™ die voor welomlijnde ā€˜plaatsgebondenā€™ aangelegenheden (leefmilieu, ruimtelijke ordening, natuurbehoud, huisvesting, gewestelijke aspecten van het economisch, tewerkstellings-, water- en energiebeleid, toezicht op de gemeenten) decreten kon uitvaardigen die kracht van wet hebben, en een eigen, eveneens uit en door de raad verkozen ā€˜executieveā€™. In afwachting van een hervorming van het tweekamerstelsel bestonden de gewestraden en de gemeenschapsraden, behalve die van de rechtstreeks verkozen Raad van de Duitstalige Gemeenschap, uit Kamerleden en senatoren. De financiĆ«le armslag van de deelgebieden werd verruimd door de toekenning, naast de bestaande dotatie, van volgens herkomst verdeelde ā€˜ristornoā€™sā€™ op belastingen en heffingen, en van een beperkte eigen belastingbevoegdheid. Ongeveer 7000 ambtenaren verhuisden van de rijksadministratie naar vier nieuwe ministeries van resp. de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brusselse Gewest, die op 1 januari 1983 operationeel werden.

Door de grondwettelijke mogelijkheid toe te passen om de uitoefening van de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest op te dragen aan de Vlaamse Gemeenschap, kwamen er Ć©Ć©n Vlaamse (gemeenschaps)raad, Ć©Ć©n Vlaamse (gemeenschaps)executieve en Ć©Ć©n Vlaamse administratie. In het zuidelijke landsdeel werden, wegens het grote gewicht van de Franstalige Brusselaars in de Franse Gemeenschap, de instellingen niet versmolten. Daardoor kreeg de federale staatsstructuur een asymmetrisch karakter.

Doordat decreten kracht van wet hebben en er, verschillend van andere federale staten, geen ā€˜normhiĆ«rarchieā€™ bestaat, voorzag de gewijzigde grondwet in de instelling van een Arbitragehof om bevoegdheidsconflicten tussen de drie beleidsniveaus te beslechten. Het werd opgericht door de wet van 28 juni 1983 en op 1 oktober 1984 geĆÆnstalleerd. Het Arbitragehof (sinds 2007: Grondwettelijk Hof) bestaat uit twaalf rechters, zes van elke taalgroep, van wie zes juristen en zes oud-parlementsleden.

De GWHI stelde een aparte procedure in ter voorkoming en regeling van belangenconflicten, zowel met betrekking tot wetgeving (de bestaande ā€˜alarmbelprocedureā€™) als tot regeringsbeslissingen; een centrale rol daarin kreeg het OverlegcomitĆ© van vertegenwoordigers van alle regeringen.

1980-1988: nationale economische sectoren en Happartkwestie

Al in de eerste helft van de jaren 1980 kwamen, naast het onopgeloste vraagstuk Brussel, onvolkomenheden in de regelgeving aan het licht en nieuwe verzuchtingen aan de oppervlakte, die de roep naar een derde staatshervorming steeds luider deden klinken. De soms onvoldoend precieze bevoegdheidsverdeling veroorzaakte wrijvingen tussen het nationale beleidsniveau en de ā€˜deelgebiedenā€™, waarvoor in het OverlegcomitĆ© zelden een adequate oplossing werd gevonden. De twee gewestexecutieves klaagden over hun geringe financiĆ«le zelfstandigheid, de Vlaamse bovendien ook over het als nadelig ervaren dotatiestelsel. Dat het onderwijsbeleid niet aan de gemeenschappen was overgedragen, werd door verschillende partijen als een lacune ervaren. Besparingsmaatregelen in het onderwijs gaven dan weer aanleiding tot communautair getinte discussies en twisten.

Die laatste waren er ook over de ā€˜nationale economische sectorenā€™. Wegens moeilijkheden in de textiel- en staalnijverheid door een wereldwijde recessie was in de BWHI van 8 augustus 1980, als uitzondering op de gewestbevoegdheid voor ā€˜gewestelijke economische expansieā€™, bepaald dat voor ā€˜de sectoren waar een nationaal sectorieel beleid erkend isā€™ de regels vastgesteld en de beslissingen genomen worden ā€˜door de nationale overheid, op advies van de executievenā€™. De wet erkende vijf sectoren: steenkolenmijnen, scheepsbouw en -herstelling, glasverpakkingsnijverheid, textielnijverheid en staalnijverheid. Na de fusie van bijna alle Waalse staalbedrijven in de NV Cockerill-Sambre (1 januari 1981), waarin de Belgische Staat een meerderheidsparticipatie nam, rees in Vlaanderen kritiek op de als exuberant ervaren financiĆ«le steun aan de vennootschap. De vraag om de BWHI te wijzigen en de vijf sectoren te regionaliseren, waartoe de CVP in juni 1981 een wetsvoorstel indiende, lokte even felle Waalse tegenreacties uit. De regering-Martens V besliste in juni 1983, bij wijze van compromis, dat nieuwe financiĆ«le steun aan de vijf sectoren ten laste viel van het betrokken gewest, wat neerkwam op een feitelijke regionalisering. Voor die financiering en voor de aflossing van oude gemeenschaps- en gewestschulden stond het Rijk de opbrengst van de erfenisrechten af aan de gemeenschappen en de gewesten (wet van 5 maart 1984).

Intussen had zich een nieuwe communautaire twistappel aangediend. Na de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1982 had de regering, ondanks Vlaams protest, JosƩ Happart Happart, JosƩ
Lees meer
tot burgemeester van Voeren benoemd, hoewel die geen Nederlands wilde of kon spreken. Klachten bij de Raad van State leidden (pas) op 30 september 1986 tot de vernietiging van het benoemingsbesluit. Het arrest bracht de ā€˜Voerencarrouselā€™ op gang: een opeenvolging van aanstellingen door de gemeenteraad van Happart tot eerste schepen (en bijgevolg waarnemend burgemeester), en schorsingen of vernietigingen van het gemeenteraadsbesluit door de gouverneur van Limburg. Onenigheid over een duurzame regeling van de kwestie was Ć©Ć©n van de aanleidingen tot de val van de regering (oktober 1987) en de vervroegde verkiezingen van 17 december 1987.

1988-1989: onderwijs, Brussel en Financieringswet

Na de verkiezingen kwam informateur Jean-Luc Dehaene (CVP) algauw tot de conclusie dat de Happart-crisis slechts kon worden opgelost in het ruimere kader van institutionele hervormingen. Discrete gesprekken en langdurig overleg tussen vijf partijen (CVP, PS, SP, PSC en Volksunie) resulteerden in een akkoord over zowel een verdere staatshervorming als over een regeling van de taalkennis van politieke mandatarissen, en in de vorming van de regering-Martens VIII (9 mei 1988).


De federale staatsstructuur van Belgiƫ, bestaande uit drie gemeenschappen en drie gewesten. Kaarten Vlaams Parlement.
De federale staatsstructuur van Belgiƫ, bestaande uit drie gemeenschappen en drie gewesten. Kaarten Vlaams Parlement.

Conform het regeerakkoord werden in de zomermaanden de grondwet herzien en de bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen uitgebreid (bijzondere wet van 8 augustus 1988). Voor de gemeenschappen betrof het in hoofdzaak het onderwijsbeleid, dat wegens de vrees voor minorisatie bij de vrijzinnige minderheid aan Vlaamse kant en de katholieke minderheid aan Franstalige kant tot dan toe nationaal was gebleven. De ā€˜communautariseringā€™ werd mogelijk gemaakt door in de grondwet de gelijkheid van alle leerlingen, studenten, ouders, personeelsleden en onderwijsinstellingen te waarborgen en het Arbitragehof de bevoegdheid te geven wetten en decreten aan ook dat beginsel te toetsen. De gewesten kregen er de bevoegdheid bij voor de infrastructuur (wegen, waterwegen, zeehavens, regionale luchthavens), het stads- en streekvervoer en het administratief toezicht op de lokale besturen; door de verruiming van eerder verkregen bevoegdheden kregen zij zo goed als volledige zeggenschap over het milieubeleid en het gewestelijk economisch beleid, inclusief de ā€˜nationale sectorenā€™.

In een tweede fase werd de bevoegdheid van het Arbitragehof uitgebreid tot de toetsing van wetten en decreten aan, naast het al genoemde onderwijsgelijkheidsbeginsel, het grondwettelijke gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel (bijzondere wet van 6 januari 1989).

Eindelijk werd ook een compromis gevonden dat toestand om het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op te richten (bijzondere wet van 12 januari 1989). Het kreeg uiteindelijk dezelfde bevoegdheden en financiĆ«le middelen als de twee andere gewesten, een verkozen Raad en een door en uit die raad samengestelde ā€˜executieveā€™. Maar die raad kreeg geen decreetgevende bevoegdheid, zoals de twee andere gewesten, maar wel ordonnantiegevende bevoegdheid. Het verschil was subtiel: ordonnanties hebben, net als decreten, kracht van wet, maar voor bepaalde aangelegenheden vallen ze onder de controle van de nationale (later federale) overheid. De uit gewestraadsleden van de betrokken taalgroep bestaande Vlaamse respectievelijk Franse Gemeenschapscommissie oefenen voor hun gemeenschap de ā€˜unicommunautaireā€™ bevoegdheden uit; als Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zijn ze samen bevoegd voor de ā€˜bicommunautaire' zaken. Het gewest oefent ook de bevoegdheden van de Brusselse agglomeratie uit, onder meer brandweer en huisvuilinzameling.

De bijzondere wet van 16 januari 1989, de zogenaamde Financieringswet, wijzigde de financiering van de ā€˜deelgebiedenā€™ door de dotaties te vervangen door ā€˜toegewezen belastingenā€™ die, wat de gewesten betreft, na een overgangsfase van tien jaar verdeeld zouden worden volgens de belastingopbrengst in elk gewest (ā€˜juste retourā€™).

Volgens het regeerakkoord zouden in een derde fase van de staatshervorming de residuaire bevoegdheid, het internationaal verdragsrecht van de gewesten en de gemeenschappen, en de rechtstreekse verkiezing van de gewest- en gemeenschapsraden met een daarmee verbonden hervorming van het tweekamerstelsel worden geregeld. De voorbereiding hiervan werd in december 1989 toevertrouwd aan een gemengde parlementaire commissie. Nadat er gedurende anderhalf jaar geen vooruitgang was geboekt, raakten de regeringspartijen het in de zomer van 1991 alsnog eens over een ontwerp tot herziening van de grondwet met betrekking tot de rechtstreekse raadsverkiezing en het verdragsrecht. Vanwege een communautair conflict rond wapenuitvoer verliet de Volksunie op 29 september 1991 de regering, die daardoor niet meer over een tweederde meerderheid beschikte om de grondwet te herzien. Enkele weken later kwam, in een nog steeds communautair geladen sfeer, het hele kabinet ten val en werden er vervroegde verkiezingen uitgeschreven.

1992-1993: Sint-Michielsakkoord

Na de verkiezingen van 24 november 1991 en een lang en lastig formatieberaad dat eindigde met de vorming, op 7 maart 1992, van een rooms-rode regering onder leiding van Jean-Luc Dehaene Dehaene, Jean-Luc
Lees meer
(CVP), voerden de vier regeringspartijen (CVP, SP, PS en PSC), de liberale partijen PVV en PRL, de groene partijen Agalev en Ecolo, en de Volksunie en het FDF vanaf 6 april een ā€˜dialoog van gemeenschap tot gemeenschapā€™ over de onderwerpen van de niet gerealiseerde ā€˜derde faseā€™ van de derde staatshervorming. De dialoogvoorzitters Hugo Schiltz Schiltz, Hugo
Hugo Schiltz (1927-2006) was een advocaat en politicus voor de Volksunie. Hij zetelde in de Antwerpse gemeenteraad, de Kamer en maakte deel uit van een Vlaamse Regering. Hij zetelde in he... Lees meer
(Volksunie) en GĆ©rard Deprez (PSC) stelden op basis van de gesprekken in enkele werkgroepen op 22 juni een onderhandelingsnota voor, maar voor de liberalen en het FDF was die, om verschillende redenen, onaanvaardbaar. Daarop zetten de andere partijen het overleg ā€˜in sneltreintempoā€™ voort. Op 10 juli stelden zij ā€˜met spijt maar zonder bitterheidā€™ vast dat er binnen de afgesproken termijn wel deelakkoorden maar geen ā€˜globaalā€™ akkoord konden worden gesloten. Na het zomerreces hervatten christendemocraten en socialisten vanaf 21 september, met informele betrokkenheid van de groenen en de Volksunie, de onderhandelingen. In de nacht van 28 op 29 september (de kerkelijke feestdag van de heilige Michiel) vonden de vier partijvoorzitters een omvattend akkoord over de verdere staatshervorming. In informele onderhandelingen wist premier Dehaene voor het ā€˜ Sint-Michielsakkoord Sint-Michielsakkoord
Het Sint-Michielsakkoord (1992) was een regeerakkoord rond de vierde fase van de federale staatshervorming. Het vormde Belgiƫ om tot een federale staat. Lees meer
ā€™
de steun te krijgen van de Volksunie en Agalev (28 oktober), in formele onderhandelingen over extra geld voor de Franse Gemeenschap ook die van Ecolo (31 oktober).

In de lente en de zomer van 1993 wijzigden de parlementsleden van de zeven betrokken partijen een veertigtal artikelen van de grondwet en brachten ze drie bijzondere wetten (met datum 5 mei, 16 juli en nogmaals 16 juli 1993) en twee gewone wetten (met datum 5 mei en 16 juli 1993) tot stand die BelgiĆ« definitief omvormden van een unitaire staat tot, aldus het nieuwe grondwetsartikel 1, ā€˜een federale staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewestenā€™. De constitutionele erkenning van de federale staatsvorm kwam ook tot uiting in een aanpassing van de terminologie: ā€˜federaleā€™ in plaats van ā€˜nationaleā€™ overheid en regering, ā€˜gemeenschapsregeringā€™ en ā€˜gewestregeringā€™ in plaats van ā€˜executieveā€™. In 1996 zou de Vlaamse Raad zich als eerste van de raden ā€˜parlementā€™ noemen; pas met de grondwetsherzieningsakte van 25 februari 2005 kwam de benaming ā€˜parlementā€™ officieel in de plaats van ā€˜raadā€™.


De federale staatsstructuur van Belgiƫ, bestaande uit drie gemeenschappen en drie gewesten. (Vlaams Parlement).
De federale staatsstructuur van Belgiƫ, bestaande uit drie gemeenschappen en drie gewesten. (Vlaams Parlement).

De vierde staatshervorming breidde de bevoegdheden van de deelstaten nogmaals uit. Volgens het principe ā€˜in foro interno, in foro extenoā€™ kregen de gemeenschappen en de gewesten verdragsrecht, waardoor zij internationale akkoorden kunnen sluiten in aangelegenheden waarvoor ze bevoegd zijn en betrokken worden bij de bepaling van de standpunten die BelgiĆ« inneemt in de Europese Unie. De gemeenschappen werden integraal bevoegd voor maatschappelijk welzijn (OCMW-regelgeving). Het bevoegdheidspakket van de gewesten voor landbouw-, milieu- en uitvoerbeleid werd verruimd.

Als tegemoetkoming aan de Volksunie werd in de grondwet (artikel 35) bepaald dat de federale overheid slechts bevoegd is voor de haar toegekende aangelegenheden, en dat de gemeenschappen en gewesten het zijn voor de overige aangelegenheden. Met die beschikking werd de residuaire of restbevoegdheid die tot dan toe bij de federale overheid berustte, principieel toegewezen aan de deelstaten. De toepassing van het principe, dat later vaak en verkeerdelijk zou worden beschouwd als poort naar een confederale staatsinrichting, is evenwel afhankelijk van de (nog niet gerealiseerde) invoeging in de grondwet van een artikel dat de exclusieve bevoegdheden van de federale overheid bepaalt.

Parallel aan de nieuwe bevoegdheden kregen de gemeenschappen en de gewesten bijkomende financiƫle middelen, maar geen substantiƫle fiscale autonomie.

De Franse Gemeenschap kreeg de mogelijkheid de uitoefening van haar bevoegdheden over te dragen aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie in Brussel (Cocof). In toepassing van die maatregel, die was ingegeven door de financiĆ«le zorgen van de Franse Gemeenschap, oefenen het Waalse Gewest en de Cocof (die daarvoor decreetgevende bevoegdheid heeft) sinds 1 januari 1994 de bevoegdheid voor sportinfrastructuur, toerisme, sociale promotie, beroepsomscholing en -bijscholing, leerlingenvervoer en aspecten van het gezondheids- en bijstandsbeleid uit. Dat versterkte het ā€˜asymmetrischā€™ karakter van de federale staatsstructuur: in het noorden van het land primeert de gemeenschap, in het zuiden het gewest.

Het federale karakter van de vierde staatshervorming kwam vooral tot uiting in de rechtstreekse verkiezing, om de vijf jaar en samenvallend met die voor de leden van het Europees Parlement, van de Vlaamse Raad Vlaams Parlement
Het Vlaams Parlement is de parlementaire vergadering van de Vlaamse deelstaat in het federale Belgiƫ. Zijn geschiedenis kent drie grote fasen: de periode van de Cultuurraad voor de Neder... Lees meer
, de Waalse Gewestraad en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad Brusselse Hoofdstedelijke Raad
Lees meer
. Daardoor kwam een einde aan het als hinderlijk ervaren gelijktijdige lidmaatschap (ā€˜dubbelmandaatā€™) van een regionaal en het federale parlement. De Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap kregen een beperkte ā€˜constitutieveā€™ of ā€˜institutionele autonomieā€™ om bepaalde aspecten van de inrichting en werking van hun instellingen te regelen.

Tegelijk werden de samenstelling en taakstelling van het federale parlement en de wetgevingsprocedure gewijzigd. De Kamer van Volksvertegenwoordigers, met nog maar 150 in plaats van 212 leden, kreeg de exclusiviteit van de politieke controle (inclusief de goedkeuring van de begroting) en de wetgevende bevoegdheid. De Senaat, met 71 leden in plaats van 184, werd nog slechts bevoegd voor de grondwetsherziening en de wetten over de staatsinstellingen. Als ā€˜reflectiekamerā€™ kan de assemblee, door middel van een ā€˜evocatierechtā€™, wel nog andere wetsontwerpen wijzigen, maar de Kamer heeft daarin het laatste woord. Door de aanwezigheid van telkens tien leden van de Vlaamse Raad en de Franse Gemeenschapsraad fungeerde de assemblee ook als ā€˜ontmoetingsplaats van de gemeenschappenā€™.

Met de splitsing van de provincie Brabant in Vlaams-Brabant Vlaams-Brabant
De naam van de provincie Brabant herinnert aan het vroegere gelijknamige hertogdom, dat tijdens de Middeleeuwen vorm had gekregen en waarvan het noordelijke deel een belangrijke rol speel... Lees meer
en Waals-Brabant werd het territorialiteitsbeginsel verder doorgetrokken; de negentien gemeenten van het Brussels gewest vormen geen provincie, maar hebben wel een ā€˜hoge ambtenaarā€™ (tot 2014: gouverneur) als commissaris van de federale regering.

Door de draagwijdte van de vierde staatshervorming en verklaringen, vooral aan Vlaamse maar ook aan Franstalige zijde, dat het niet de laatste zou zijn, was bij een deel van de publieke opinie vrees gerezen voor het uiteenvallen van het land. Dat kwam tot uiting in onder meer de betoging van de vzw Tegen het Separatisme waaraan op 25 april 1993 in Brussel enkele tienduizenden manifestanten deelnamen.


Bijeenkomst van de vijf onderhandelende partijen (CVP, PS, SP, PSC en VU) in Kasteel Hertoginnedal, mei 1988. V.l.n.r. Jaak Gabriƫls, Hugo Schiltz, Philippe Moureaux en Guy Spitaels. Foto Studio Dann. (ADVN, VFB2112/3)
Bijeenkomst van de vijf onderhandelende partijen (CVP, PS, SP, PSC en VU) in Kasteel Hertoginnedal, mei 1988. V.l.n.r. Jaak Gabriƫls, Hugo Schiltz, Philippe Moureaux en Guy Spitaels. Foto Studio Dann. (ADVN, VFB2112/3)

1993-1999: evaluatieverslag van de Senaat en ā€˜vijf resolutiesā€™

Na de vierde staatshervorming stond de sanering van de overheidsfinanciƫn, als voorwaarde voor de toetreding van Belgiƫ tot de Europese Monetaire Unie, bovenaan de politieke agenda. Het communautaire programma van de na de verkiezingen van 1995 gevormde tweede rooms-rode regering-Dehaene beperkte er zich toe de Senaat te belasten met een evaluatie van de bevoegdheidsverdeling en werking van de instellingen. De Senaatscommissie voor Institutionele Aangelegenheden wijdde daar van eind 1996 tot begin 1999 een vijftigtal vergaderingen en een dertigtal hoorzittingen aan. Haar lijvig verslag van 30 maart 1999 lijstte 236 knelpunten in de bevoegdheidsverdeling op; voor enkele tientallen ervan had de commissie een consensusoplossing geformuleerd.

Van groter politiek belang was een initiatief van de nieuwe Vlaamse regering (CVP-SP), waarvan Luc Van den Brande Van den Brande, Luc
Luc van den Brande (Ā°1945) was een christendemocratisch federaal minister van Tewerkstelling en Arbeid (1988-1991) en leidde van eind 1992 tot 1999 de Vlaamse executieve/Vlaamse Regering.... Lees meer
(CVP) opnieuw voorzitter was (waarvoor hij eerder al de titel ā€˜minister-presidentā€™ had ingevoerd en daarin door de voorzitters van alle deelstaatregeringen werd nagevolgd). Met een ā€˜Discussienota voor een verdere staatshervormingā€™ van 29 februari 1996, daarom ā€˜Schrikkelnotaā€™ genoemd, streefde zij ernaar om, met het oog op een ā€˜gemeenschapsdialoogā€™ in 1999, het jaar waarin de overgangsperiode van de Financieringswet van 1989 afliep, alle Vlaamse partijen op Ć©Ć©n lijn te krijgen over de staatkundige evolutie. De nota met voorstellen voor de verruiming en verdieping van de deelstatelijke autonomie werd langdurig en grondig besproken in de commissie voor Staatshervorming van het Vlaams Parlement. Dat resulteerde in vijf resolutievoorstellen waarin voor de deelstaten de volledige bevoegdheid werd opgeĆ«ist voor, in hoofdzaak, de organisatie en werking van de lokale en provinciale besturen, het gezondheids- en gezinsbeleid, buitenlandse handel, telecommunicatie, spoorinfrastructuur en regionale exploitatie ervan, ontwikkelingssamenwerking, landbouw, het arbeidsmarkt- en economiebeleid, en het wetenschaps- en technologiebeleid, alsook een ruime financiĆ«le en fiscale autonomie. Bij de stemming (3 maart 1999) keurden de fracties van de CVP, de VLD en de Volksunie de vijf voorstellen goed; de SP onthield zich over het voorstel waarin de splitsing van het gezondheidsbeleid opgenomen was, Agalev over alle vijf; het Vlaams Blok nam niet aan de stemming deel omdat de ontwerpteksten volgens de partij in laatste instantie afgezwakt waren.

Hoewel de ā€˜vijf resolutiesā€™ dus allesbehalve unaniem waren goedgekeurd ontstond toch de perceptie dat ze een Vlaamse consensus weerspiegelden. Wel wezen ze op de stuwkracht die sinds 1995 was uitgegaan van het rechtstreeks verkozen Vlaams Parlement. Op die ontwikkeling werd van Franstalige zijde negatief gereageerd. Het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap kantten zich in resoluties tegen de ā€˜revendications du Parlement flamandā€™. De voorzitters van PS, PRL, PSC en Ecolo, die sinds 1996 geregeld overlegden om de voor 1999 verwachte communautaire dialoog voor te bereiden, noemden een splitsing van de gezondheidszorg en een verruiming van de fiscale autonomie ā€˜onbespreekbaarā€™. De verstrakte houding van de twee Franstalige regeringspartijen, PS en PSC, leidde ertoe dat alle ā€˜communautaireā€™ artikelen geweerd waren uit de ā€˜Verklaring tot herziening van de grondwetā€™ die de Kamer en de Senaat eind april 1999 goedkeurden om het parlement te ontbinden en op 10 juni 1999 federale verkiezingen te kunnen houden, samen met die voor het Europees Parlement en de deelstaatparlementen.Ā 

1999-2002: Lambermont- en Lombardakkoord

Na de verkiezingen van 13 juni 1999, waarbij de vier regeringspartijen verlies leden, werden op alle beleidsniveaus, de Duitstalige Gemeenschap uitgezonderd, coalities gevormd van socialisten, liberalen en groenen. Om in het Vlaams Parlement aan een meerderheid te komen, deed ā€˜paars-groenā€™ een beroep op VU&ID Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in Belgiƫ, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
. De alliantie van de Volksunie en de ā€˜vernieuwingsbewegingā€™ ID21 greep die sleutelpositie aan om verdere staatshervormingsstappen te eisen. Tegelijk dreef de moeilijke financiĆ«le situatie van de Franse Gemeenschap, en met name van het Franstalige onderwijs, Ecolo en PS ook tot vragen om de financieringswet te herzien. Op 20 oktober 1999 werd dan ook een ā€™Intergouvernementele en Interparlementaire Conferentie voor Institutionele Vernieuwingā€™ geĆÆnstalleerd, gemeenlijk ā€˜Conferentie voor de Staatshervormingā€™ of ā€˜Costaā€™ genoemd, met vertegenwoordigers van de zes federale regeringspartijen, VU&ID, de CVP en de PSC. Omdat het hier ging om een zeer uitgebreide vergadering waarin de partijvoorzitters niet vertegenwoordigd waren verliepen haar werkzaamheden van meet aan stroef. Ze werden ook doorkruist door het ā€˜Sint-Elooisakkoordā€™ dat de zes regeringspartijen op 1 december sloten en kwaad bloed zette bij de Volksunie. Het bepaalde dat de onderwijsdotatie, die sinds 1989 volgens een vaste verdeelsleutel verdeeld werd over de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, vanaf het begrotingsjaar 2000 verdeeld zou worden volgens het aantal leerplichtige leerlingen, een criterium waar alle Vlaamse partijen zich tot dan toe tegen hadden gekant.

In de lente 2000 trok premier Guy Verhofstadt het dossier naar zich toe. Op 16 oktober 2000 vonden de zes coalitiepartijen en VU&ID een communautair akkoord (naar de straat van de ambtswoning van de premier waar de onderhandelingen waren gevoerd ā€˜ Lambermontakkoord Lambermontakkoord
Na de verkiezingen van 1999, vormden socialisten, liberalen, groenen en VU&amp;ID een coalitie onder leiding van premier Verhofstadt. Op 16 oktober 2000 kwam het Lambermontakkoord tot st... Lees meer
ā€™ genoemd) over onder meer de verruiming van de fiscale autonomie van de gewesten en de regionalisering van de organisatie van het lokale bestuur. Na alweer moeizaam overleg zette de regering het (intussen aangepaste) akkoord op 22 maart 2001 om in twee ontwerpen van bijzondere wet, een over bevoegdheden en een over financiering, waarin een betekenisvolle herfinanciering van de gemeenschappen werd voorzien.

Ruim een maand later, op 29 april, kwam het ā€˜ Lombardakkoord Lambermontakkoord
Na de verkiezingen van 1999, vormden socialisten, liberalen, groenen en VU&amp;ID een coalitie onder leiding van premier Verhofstadt. Op 16 oktober 2000 kwam het Lambermontakkoord tot st... Lees meer
ā€™ tot stand, een pakket maatregelen om de ā€˜goede werking van de Brusselse instellingenā€™ te verzekeren en een mogelijke blokkering ervan door het Vlaams Blok te voorkomen. Daarover hadden de Brusselse partijen, Vlaams Blok uitgezonderd, voordien vruchteloos onderhandeld. Pas nadat premier Verhofstadt op 26 april ook die zaak tot zich had getrokken, raakten de gesprekken vlot; de CVP en het FDF stonden evenwel niet achter het akkoord.

Intussen was gebleken dat in de Volksunie een minderheidsfactie het Lambermontakkoord niet steunde; een indicatie daarvan was de deelname van enkele Kamerleden, onder anderen Geert Bourgeois Bourgeois, Geert
Geert Bourgeois (1951) is een Vlaams-nationalistisch politicus voor de N-VA. Hij was van 2014 tot 2019 minister-president van Vlaanderen. Lees meer
die op 26 januari 2001 ontslag had genomen als partijvoorzitter, aan een protestbetoging van de Vlaamse Volksbeweging op 6 mei in Gent. Omdat de vereiste parlementaire tweederde meerderheid daardoor in het gedrang kwam, zocht en verkreeg de regering de medewerking van de PSC. In ruil voor amendering van het wetsontwerp dat de financiering regelde, extra geld voor het vrij onderwijs in de Franse Gemeenschap en de toezegging dat Belgiƫ het Kaderverdrag van de Raad van Europa over de bescherming van nationale minderheden zou ratificeren, keurde de partij het financieringsontwerp goed en onthielden haar parlementsleden zich bij de stemming over het bevoegdheidsontwerp.

Een eerste bijzondere wet van 13 juli 2001 droeg de organisatie van het binnenlands bestuur (Gemeente- en Provinciewet), het landbouwbeleid en het uitvoerbeleid over aan de gewesten. Gemeenschappen en gewesten kregen de bevoegdheid voor de controle op de verkiezingsuitgaven en voor aanvullende partijfinanciering. De bepaling over de overdracht aan de gemeenschappen en gewesten van de aspecten van de ontwikkelingssamenwerking die bij hun bevoegdheden aansluiten, zou door het ontbreken van een desbetreffende lijst niet van toepassing worden. Een tweede bijzondere wet van 13 juli 2001 breidde de fiscale bevoegdheid van de gewesten uit en gaf ze de mogelijkheid op de personenbelasting korting te geven of opcentiemen te heffen; de dotatie aan de gemeenschappen werd substantieel verhoogd. Bepalingen in beide wetten voorzagen in de verhoging van het aantal zetels in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 75 tot 89, waarvan 17 voor de Nederlandse taalgroep, in de rechtstreekse verkiezing van de (voordien door de Raad afgevaardigde) zes vertegenwoordigers van de Brusselse Vlamingen in het Vlaams Parlement, in maatregelen om te verhinderen dat het Vlaams Blok door een meerderheids- of dominante positie in de Nederlandse taalgroep de werking van de Hoofdstedelijke Raad zou verlammen, en in financiƫle steun aan de gemeenten van het Brusselse gewest die een Nederlandstalige schepen of OCMW-voorzitter aanstellen.

2003-2010: Brussel-Halle-Vilvoorde en eerste onderhandelingen voor een zesde staatshervorming

Met het Lambermontakkoord was voor een aantal Vlaamse partijen het staatshervormingsproces niet tot voltooiing gekomen. Naast het Vlaams Blok (vanaf november 2004: Vlaams Belang) sinds zijn ontstaan (1978), kwam ook de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) als voortzetting van de in 2001 uiteengevallen Volksunie op voor een ā€˜onafhankelijke republiek Vlaanderenā€™. Voorts sprak zowel de CVP, op zijn congres van 28-29 september 2001 (waarop de partijnaam in CD&V gewijzigd werd) als de VLD, bij de aanvulling en actualisering van de ā€˜Beginselverklaringā€™ uit 1992 (congres van 7 december 2002), zich uit voor een staatsstructuur waarin het zwaartepunt bij de deelstaten ligt (en die beide congressen, telkens tegen de partijleiding in, ā€˜confederaalā€™ noemden). De ā€˜paarseā€™ regering-Verhofstadt II (liberalen en socialisten) die na de verkiezingen van 18 mei 2003 werd gevormd, stuurde het communautaire contentieux evenwel door naar een ā€˜Forum voor Institutionele Hervormingenā€™ dat op 19 oktober 2004 werd geĆÆnstalleerd, maar wegens onenigheid over de agenda na zijn eerste vergadering (19 januari 2005) niet meer bijeenkwam.

Intussen had ā€˜BHVā€™ de spanning tussen Vlaamse en Franstalige partijen aangewakkerd. Onder de regering-Verhofstadt I (wetten van 13 december 2002) waren voor de Kamerverkiezingen de kiesarrondissementen vervangen door provinciale kieskringen, behalve in Vlaams-Brabant. Volgens een arrest van het Arbitragehof van 26 mei 2003 werden, door Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV) en Leuven als kieskring te behouden, de kandidaten en kiezers in Vlaams-Brabant ongelijk behandeld en was de regeling derhalve ongrondwettelijk; de zaak diende vĆ³Ć³r de volgende reguliere verkiezingen (24 juni 2007) geregeld te worden. Het pas gevormde kartel tussen CD&V en N-VA zag hier een dossier in om de federale regering mee onder druk te zetten. Al snel werd het voorgesteld alsof het arrest een splitsing van de kieskring beval, terwijl ook andere grondwettelijke oplossingen mogelijk maken, en dat dit met een gewone Vlaamse meerderheid kon gestemd worden. De druk werd verder opgevoerd door een campagne voor de splitsing van ā€˜BHVā€™, ondersteund door onder meer acties van burgemeesters uit Halle-Vilvoorde en een betoging in Halle (9 mei 2004; ca. 10.000 deelnemers). Bij de vorming van de nieuwe Vlaamse regering, geleid door Yves Leterme Leterme, Yves
Yves Leterme (1960) was christendemocratisch minister-president (2004-2007) van de Vlaamse Regering en eerste minister (2008-2011) van de federale regering. Hij ijverde voor confederalism... Lees meer
, werd afgesproken dat de vijf partijen (CD&V en kartelpartner N-VA, sp.a en kartelpartner Spirit, en VLD) op federaal vlak ā€˜onverwijldā€™ de splitsing zouden realiseren. Op 11 oktober 2004 werd een splitsingswetsvoorstel ā€˜zonder een door Vlaanderen te betalen prijsā€™ ingediend waarop de Franstalige partijen reageerden met tegenvoorstellen. De vier partijen van de regering-Verhofstadt II begonnen koortsachtig een vergelijk te zoeken, maar moesten op 10 mei 2005 vaststellen dat dit onmogelijk was ā€“ voor Spirit ging de ā€˜prijsā€™ die Verhofstadt bereid was te betalen te ver ā€“ en kwamen overeen niet over de wetsvoorstellen te stemmen. De door het Arbitragehof bepaalde ā€˜vervaldagā€™ omzeilden ze later door de federale verkiezingen twee weken te vervroegen.


Het Halle-Vilvoorde Komitee protesteert tegen het uitblijven van de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, november 1992. (ADVN, VAFA1527)
Het Halle-Vilvoorde Komitee protesteert tegen het uitblijven van de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, november 1992. (ADVN, VAFA1527)

Dat ā€˜BHVā€™ in het ruimere kader van een staatshervorming opgelost zou moeten worden, was intussen een in Vlaanderen ruim gedeelde opvatting. Vooral CD&V en N-VA, die in 2004 een kartel hadden gevormd om ā€˜paarsā€™ van de macht te halen en de ā€˜vijf resolutiesā€™ te realiseren, drongen op een zesde staatshervorming aan. Onder meer daarop en op het ā€˜Manifest voor een zelfstandig Vlaanderen in Europaā€™ van de denkgroep ā€˜In de Warandeā€™ (november 2005), zou de waarschuwing voor ā€˜openlijk of omfloerst separatismeā€™ van koning Albert II, in zijn nieuwjaarstoespraak tot de overheden (31 januari 2006), een antwoord zijn geweest.

Bij de verkiezingen van 10 juni 2007 leden VLD en sp.a verlies en triomfeerde het CD&V/N-VA-kartel, terwijl de MR groter werd dan de PS. Yves Leterme (CD&V) slaagde er evenwel niet in een coalitie op de been te brengen. De keuze om een centrum-rechtse coalitie zonder tweederde meerderheid te willen vormen met Open Vld, MR en cdH Ć©n tegelijk een staatshervorming te willen onderhandelen was daar niet vreemd aan. Pas nadat onder de tijdelijke regering die Guy Verhofstadt op verzoek van koning Albert II op 21 december 2007 had gevormd een ā€˜Raad van Wijzenā€™ een akkoord had gevonden over enkele ondergeschikte institutionele punten (ā€˜borrelnootjesā€™) en de afspraak was gemaakt tegen half juli een breder akkoord, inclusief ā€˜BHVā€™ te sluiten, kon Leterme een vijfpartijenregering (CD&V, Open Vld, PS, MR en cdH) leiden (20 maart 2008).

Half juli was er evenwel geen uitzicht op een omvattend akkoord. Om met de regering te kunnen doorgaan, werd de staatshervorming verwezen naar een ā€˜gemeenschapsdialoogā€™ en zou voor ā€˜BHVā€™ apart een ā€˜onderhandelde oplossingā€™ worden gezocht. Dat was niet naar de zin van de N-VA, die haar vertrouwen in de regering-Leterme opzegde; voor CD&V was daardoor een einde gekomen aan het kartel. Vanaf eind september verdrong de banken- en daaropvolgende financiĆ«le en economische crisis de staatshervorming van de politieke agenda. De BHV-kwestie werd in overeenstemming tussen de meerderheidspartijen bewust vooruitgeschoven door belangenconflicten die achtereenvolgens werden ingediend door het Parlement van de Franse Gemeenschap, de Cocof, het Waals Parlement en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap tegen het splitsingsvoorstel dat op 7 november 2007 door de Vlaamse leden van de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken was goedgekeurd.

In het licht van het verstrijken van de termijn van het vierde belangenconflict (mei 2010) en om te vermijden dat ā€˜BHVā€™ het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie (tweede helft van 2010) zou bezwaren, gaf koning Albert II op 24 november 2009 oud-premier Jean-Luc Dehaene de opdracht ā€˜een voorstel ten gronde te makenā€™ als onderhandelingsbasis voor de meerderheidspartijen. Dehaene had, na veel discrete gesprekken, op 19 april 2010 een voorstel klaar, maar omdat er op 22 april, de deadline die Open Vld had gesteld, nog geen meerderheidsakkoord was, zegden de Vlaamse liberalen hun vertrouwen in de regering op. Vier dagen later aanvaardde de koning het ontslag van het kabinet. Met een verklaring tot herziening van de grondwet werd het parlement op 7 mei ontbonden.

2010-2013: het Vlinderakkoord

Bij de federale verkiezingen van 13 juni 2010 werd de N-VA de grootste partij, gevolgd door de PS die opnieuw ruim over de MR sprong. Beide partijen leken bereid de as te vormen van een brede coalitie die, steunend op een tweederde meerderheid in het parlement, werk zou maken van de verdere staatshervorming. Na zeven maanden ā€˜communautaireā€™ gesprekken met zeven partijen was er evenwel nog altijd geen uitzicht op een akkoord. Vanaf februari 2011 werden ook de liberale partijen bij het overleg betrokken, maar de impasse bleef duren. Naarmate de weken verstreken, groeide in de media en de publieke opinie het ongenoegen daarover. Zo trok op 23 januari 2011 een ā€˜Shameā€™-betoging van ca. 35.000 Belgen door Brussel en werd op 17 februari met ludieke acties het vermeende wereldrecord regeringsvormen ā€˜gevierdā€™.

Pas nadat PS-voorzitter Elio Di Rupo, die op 16 mei tot formateur was aangesteld, begin juli een nota voorlegde die niet alleen over de staatshervorming handelde maar ook sociaaleconomische en budgettaire krachtlijnen en voorstellen voor diverse beleidsdomeinen bevatte, kwam er schot in de zaak. De N-VA vond de nota onvoldoende; CD&V, die zich tot dan op dezelfde lijn had gesteld, aanvaardde ze wel als onderhandelingsbasis nadat Di Rupo enkele voor de partij lastige punten (onder meer de invoering van een federale kieskring, de mogelijkheid van tweetalige lijsten in Brussel en de goedkeuring van het Minderhedenverdrag van de Raad van Europa) had geschrapt.

De onderhandelingen tussen acht partijen (Vlaamse resp. Franstalige socialisten, liberalen, christendemocraten en groenen) begonnen op 16 augustus. Met een akkoord over ā€˜BHVā€™ werd op 14 september een eerste horde genomen. Voor het FDF, dat sinds 1993 gefedereerd was met de Franstalige liberalen (sinds 2002 in de MR), was dat akkoord onaanvaardbaar; de partij verliet de federatie en trad weer autonoom op (vanaf 2015 als DĆ©FI). In de daaropvolgende weken vonden de onderhandelaars een vergelijk over andere institutionele en ā€˜communautaireā€™ kwesties. Formateur Di Rupo presenteerde het ā€˜Vlinderakkoordā€™, een verwijzing naar de vlinderdas die hij placht te dragen, op 11 oktober. Twee dagen later werd het formatieberaad voortgezet zonder de groene partijen. Op 6 december legde de regering-Di Rupo (PS, CD&V, MR, Open Vld, sp.a en cdH) de eed af en kwam er na 541 dagen een einde aan de langste regeringsformatie uit de Belgische geschiedenis. Een record dat het gevolg was van het koppelen van de regeringsvorming aan de staatshervorming.

Met de stemmen van de meerderheids- en groene fracties in het parlement werden in de daaropvolgende maanden 47 grondwetsartikelen herzien en vijftien bijzondere en gewone wetten uitgevaardigd. Bij de bevoegdheden die aan de deelstaten werden overgedragen, was met de kinderbijslag voor het eerst een onderdeel van het socialezekerheidsstelsel. Het was ook Ć©Ć©n van de grote struikelblokken geweest in de onderhandelingen. Over de keuze om de kinderbijslag te splitsen was al snel overeenstemming, maar het grote twistpunt was of deze zou overgeheveld worden naar de gemeenschappen of de gewesten. Vooral CD&V verdedigde een communautarisering van de kinderbijslag maar dit zou als gevolg hebben gehad dat er in het Brussels Hoofdstedelijk gewest (minstens) twee verschillende stelsels van kinderbijslag zouden bestaan, wat voor de Franstalige partijen, maar ook voor Ā Groen, sp.a en Open VLD, onwerkbaar en onwenselijk was. Uiteindelijk werd daarom gekozen voor een communautarisering die in de feiten een regionalisering was: in Brussel werd de bevoegdheid overgedragen aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) die dezelfde samenstelling heeft als het Brussels Parlement, waardoor er in Brussel Ć©Ć©n ā€˜gewestelijkā€™ systeem kwam. Hetzelfde gebeurde, om dezelfde reden, met de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en het jeugdsanctierecht. Ook op andere punten versterkte de zesde staatshervorming de facto de gewestelijke dynamiek tegenover de gemeenschapslogica. Zo verhuisde het toerismebeleid, dat sinds 1970-1971 een gemeenschapsbevoegdheid was, naar de gewesten.

Aan de gewesten werden ook grote delen van het arbeidsmarktbeleid (controle op de beschikbaarheid van werklozen en bijhorende sancties; doelgroepenbeleid; plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen; betaald educatief verlof; dienstencheques; outplacement; economische migratie) en van het mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid (snelheidsbeperking, behalve op autowegen; technische keuring van voertuigen; rijopleiding; binnenscheepvaart) overgedragen, alsook de woning- en handelshuur, het dierenwelzijn, het Rampenfonds en het Landbouwrampenfonds.

De gemeenschappen kregen er wel een aanzienlijk deel van de gezondheidszorg bij, onder meer de regelgeving en financiering van de bouw en de werking van woon- en zorgcentra, rust- en verzorgingstehuizen en centra voor dagverzorging; de bouw en renovatie van ziekenhuizen; de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg; palliatieve zorg; de erkenning van zorgverstrekkers; mobiliteitshulpmiddelen voor personen met een handicap; de justitiehuizen. Al snel klonk het echter dat op deze wijze de gezondheidszorg wel zeer versnipperd was geworden, een aanvoelen dat tijdens de COVID-crisis nog versterkt werd.

Ā 

Met onder meer een ā€˜positief injunctierechtā€™ verkregen de gemeenschappen en de gewesten betrokkenheid bij het vervolgings- en strafuitvoeringsbeleid. De deelstatelijke constitutieve autonomie werd uitgebreid en ook aan de Duitstalige Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verleend. In Brussel gebeurt de uitoefening ervan met een bijzondere meerderheid; de pariteit in de regering en de gegarandeerde vertegenwoordiging van de Vlamingen in het parlement bleven evenwel federale materie.

De fiscale autonomie van de gewesten werd verruimd door het deel van de personenbelasting dat ze als dotatie kregen te vervangen door de mogelijkheid zelf (ongeveer een kwart van de) personenbelasting te heffen, in de vorm van ā€˜opcentiemenā€™ op de federale personenbelasting. Ze kregen ook de bevoegdheid om voor eigen beleidsdomeinen belastingverminderingen of -kredieten toe te staan (onder meer voor een eigen woning, onderhoud en restauratie van beschermde monumenten, dienstencheques en energiebesparingen). De bijzonder complexe financieringswet beoogde verder de ā€˜solidariteitstransferā€™ van Vlaanderen naar WalloniĆ« en Brussel te verminderen, en een deeltje van het financieringstekort van de federale overheid ten laste van de deelstaten te leggen. Ook het Brussels gewest werd geherfinancierd, een vraag die vooral bij de Franstalige partijen leefde.

De zesde staatshervorming bracht ook een oplossing voor enkele zwaar symbolisch geladen klassieke taalconflicten rond Brussel die al jaren het staatshervormingsdebat en de politieke actualiteit beheersten. Het belangrijkste was uiteraard BHV: het territorialiteitsbeginsel werd doorgetrokken door de opdeling van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in de kieskringen Vlaams-Brabant en Brussel-Hoofdstad (19 gemeenten). In vergelijking met het Egmontpact, alsook met alle volgende volgende voorstellen en bijna-akkoorden werd een vrij ā€˜zuivereā€™ splisting van BHV bereikt. Enkel de zes randgemeenten met faciliteiten kregen een bijzondere regeling door ze samen te brengen in een apart kieskanton. In andere gemeenten van Halle-Vilvoorde werden echter geen inschrijvingsrechten of andere compensaties voorzien, zoals in eerdere voorstellen wel het geval was. Hoewel BHV bijna een decennium lang politieke hoogspanning en instabiliteit had veroorzaakt verliep in 2012 de uiteindelijke stemming van de splisting van de kieskring in de grootste onverschilligheid. Nadat de splitsing van BHV jarenlang dĆ© Vlaamse politieke prioriteit was zonder de welke niets nog mogelijk was, weerklonken er plots relativerende en zelfs kritische opmerkingen over het nut van een splitsing. Men leek het plots eens met Jean-Luc Dehaene in zijn memoires: 'De splitsing van B-H-V brengt Vlaanderen niets wezenlijks bij'.

Ook een ander symbooldossier in de Brusselse rand kreeg eindelijk een oplossing: de controverse rond de niet-benoeming door de Vlaamse regering van enkele Franstalige burgemeesters in Brusselse faciliteiten Faciliteiten
Al sinds de eerste taalwet (1873) voorzag de wetgever in faciliteiten. Deze tegemoetkomingen gaven aanleiding tot tegengestelde interpretaties door Nederlandstaligen en Franstaligen, zo ... Lees meer
gemeenten. Hiervoor werd een nieuwe procedure uitgewerkt met een sleutelrol voor de tweetalige algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook werd de creatie van een ā€˜Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschapā€™ voorzien waarvan de drie gewesten, de federale overheid en alle gemeenten van de oude provincie Brabant van rechtswege deel zouden uitmaken. Bij het afsluiten van het akkoord was echter al duidelijk dat dit een lege doos zou blijven, aangezien de eigenlijke oprichting afhankelijk werd gemaakt van een samenwerkingsakkoord tussen de drie gewesten en het duidelijk was dat verschillende Vlaamse regeringspartijen daar niet mee zouden instemmen.

Op naar een zevende staatshervorming?

Het lijkt erop dat de zesde staatshervorming erin slaagde om de klassieke taalconflicten rond Brussel te pacificeren. Alleszins zouden deze het volgende decennium nog nauwelijks het politieke debat te beheersen. Dat lag anders met debatten rond bevoegdheidsverdeling, hervormingen van de federale instellingen en financiering. Zoals ook het geval was na de vorige communautaire akkoorden bekoelde het enthousiasme al snel en weerklonken na de stemmingen van de zesde staatshervorming kritische geluiden. Onder meer de nieuwe bevoegdheidsverdeling in de gezondheidszorg werd vrij algemeen als te versnipperd beschouwd, de hervormde Senaat als onbevredigend, etc. Oproepen tot een zevende staatshervorming staken bijgevolg de kop weer op.Ā 

Tijdens de legislatuur 2019-2024 nam met name de federale regering enkele initiatieven ter inhoudelijke voorbereiding, zoals het oprichten van een gemengde commissie Kamer-Senaat die hoorzittingen organiseerde met experten. In aanloop naar de verkiezingen van 2024 beraadden verschillende partijen zich over hun precieze visie op zoā€™n toekomstige staatshervorming.

Toch verliep het debat anders dan in het verleden. De standpunten over staatshervorming lijken meer dan ooit uit elkaar te liggen en dan niet zozeer of enkel tussen de taalgroepen, maar ook binnen de taalgroepen. Terwijl er vroeger op zijn minst consensus was over de richting waarin bevoegdheden zouden moeten verschuiven, namelijk zeker aan Vlaamse kant naar de deelgebieden, kwam ook het voorstel om bevoegdheden te herfederaliseren nadrukkelijker in het debat. Het bleek onder meer bij parlementsleden van de liberalen, socialisten en groenen aan beide kanten van de taalgrens aan aanhang te winnen. Vooral in de nasleep van de Covid-crisis rees ook de discussie over het invoeren van een vorm van normenhĆ«racrchie of federale scheidsrechterrol in tijden van crisis of bij blokkeringen in het samenwerkingsfederalisme. Beiden maken deel uit van een tendens waarbij bij verschillende partijen ook aandacht is voor een vorm van versterking van de federale overheid, die uiteraard haaks staat op de Vlaams-nationalistische visie, zoals die onder meer gepropageerd bleef door N-VA, maar in mindere mate ook door CD&V.Ā 

Als deze diversiteit aan visies over waar het met het federale BelgiĆ« naartoe moet de kansen op het vinden van een zevende akkoord over staatshervorming al niet twijfelachtig maakt, dan wel de verderschreidende versnippering van het politieke landschap. Om de benodigde meerderheden voor de zesde staatshervorming te vinden waren al acht politieke partijen nodig, de verkiezingsresultaten- en prognoses doen vermoeden dat dit er in de toekomst alleen maar meer zullen zijn. Het opent discussies over pogingen om aan staatshervorming te doen met een gewone meerderheid, via technieken als voorlopige defederalisering of (andere) ā€˜extra-legaleā€™ pistes. N-VA en PS, samen met drie andere partijen, leken tot een deal in die richting te komen in de zomer van 2020. Echter, het feit dat men hierrond zelfs geen gewone meerderheid wist te verzamelen versterkt nog de idee dat de staat hervormen moeilijker wordt dan ook.

Literatuur

ā€“ M. Deweerdt e.a., ā€˜Overzicht van het Belgische politiek gebeuren in [ā€¦ā€™] (jaarlijks, van 1978 tot en met 2006), in Res Publica (Politiek jaarboek), 1979-2007.
ā€“ Fr. Joris, Les Wallons et la rĆ©forme de l'Etat. 1890-1971, 1983.
ā€“ T. Luykx en M. Platel, Politieke geschiedenis van BelgiĆ«, 1985.
ā€“ H. Todts, Staat in ontbinding? BelgiĆ«, de jaren 80, 1988.
ā€“ P. Berckx, 150 jaar institutionele hervormingen in BelgiĆ«, 1993.
ā€“ J. Clement e.a., Het Sint-Michielsakkoord en zijn achtergronden, 1993.
ā€“ A. Alen en L.P. Suetens (red.), Het federale BelgiĆ« na de vierde staatshervorming, 1993.
ā€“ J. Brassinne, La Belgique fĆ©dĆ©rale, 1994.
ā€“ R. Falter, Tweedracht maakt macht. Wegwijs in het federale BelgiĆ«, 1994.
ā€“ E. Witte en H. Van Velthoven, Taal en politiek, 1998.
ā€“ H. Todts, Federalisme, het einde?, 1995.
ā€“ N. Jacquemin e.a., O dierbaar BelgiĆ«. Ontstaan en structuur van de federale staat, 1996.
ā€“ A. Alen (red.), De vijfde staatshervorming van 2001, 2002.
ā€“ M. Platel, Communautaire geschiedenis van BelgiĆ«. Van 1830 tot vandaag, 2004Nieuwe geschiedenis van BelgiĆ«, 3 delen, 2005-2009.
ā€“ H. Van Goethem, De monarchie en ā€˜het einde van BelgiĆ«ā€™. Een communautaire geschiedenis van Leopold I tot Albert II, 2008
ā€“ J. Bouveroux en L. Huyse, Het onvoltooide land, 2009.
ā€“ D. Sinardet, ā€˜From consociational consciousness to majoritarian myth. Consociational democracy, multi-level politics and the Belgian case of Brussels-Halle-Vilvoordeā€™ in Acta Politica. International Journal of Political Science, 45: 3 (2010), p. 346-369.
ā€“ X. Mabille, Nouvelle histoire politique de la Belgique, 2011.

ā€“ D. Sinardet, ā€˜Federal Reform and Party Politics. The case of the Fifth Belgian State Reformā€™ in Arthur Benz & Felix Knuepling, Changing Federal Constitutions: Lessons from International Comparison, H.Farmington Hills, MI: B.Budrich Publishers, 2012, p. 135-160.
ā€“ P. Popelier, D. Sinardet, J. Velaers & B. Cantillon (ed.), ā€˜BelgiĆ«, Quo Vadis? Waarheen na de zesde staatshervorming?ā€™, Antwerpen-Cambridge: Intersentia, 2012, 356 p.
ā€“ D. Sinardet, Ā Le projet de circonscription Ć©lectorale fĆ©dĆ©rale, Bruxelles: Centre de recherche et d'information socio-politiques, 2012.- 48 p. (Courrier hebdomadaire du CRISP ; 2142).

ā€“ A. Alen (red.), Het federale BelgiĆ« na de zesde staatshervorming,2014.
ā€“ J. Velaers (red.), De zesde staatshervorming: instellingen, bevoegdheden en middelen,2014.
ā€“ E. Witte e.a., Politieke geschiedenis van BelgiĆ« van 1830 tot heden, 2016.
ā€“ D. Sinardet,Ā ā€˜Flemish Nationalism and the Left-Right Divide. Consequences for Constitutional Politics in Belgiumā€™ inĀ Constitutional Politics in Multinational Democracies,A. Lecours, N. Brassard-Dion, G. Laforest, (eds.), MontrealnĀ McGill-Queen's University Press,Ā 2021, p. 132-157
ā€“ M. Reuchamps, D. Sinardet, J.Dodeigne & D. Caluwaerts, 'Reforming Belgiumā€™s federalism: Comparing the views of MPs and voters' in Government and Opposition: An International Journal of Comparative Politics, 52, 3, 2017, p. 460-482.Ā 

Suggestie doorgeven

1998: Robert Senelle / Edgard Van de Velde

2023: Dave Sinardet

Databanken

Inhoudstafel