Vlaamse Rand

Gebied
Jonathan Bernaerts (2023, herwerking), Anja Detant (1998)

De Vlaamse Rand omvat de negentien gemeenten grenzend aan Brussel of aan een faciliteitengemeente. De relatie tot Brussel leidt er tot specifieke uitdagingen.

Leestijd: 27 minuten

Begrippen en afbakeningen

Net als bij andere grootsteden is er wat Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
betreft discussie over de afbakening van de stad en het gebied errond. Bijzonder is dat de relatie tussen Brussel en de omliggende gemeenten vanuit verschillende perspectieven kan worden bekeken en in verschillende termen kan worden gevat. Zo duidt de bestuurstaalwet uit de jaren 1960 de gemeenten Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezenbeek-Oppem aan als ‘randgemeenten’. Deze gemeenten zijn begiftigd met een ‘eigen taalregeling’ en behoren samen met de taalgrensgemeenten, de gemeenten in het Duitse taalgebied en de gemeenten uit het Malmedyse tot de ‘faciliteitengemeenten’.

Naast de randgemeenten in de juridische betekenis, worden de gemeenten rond Brussel ook gegroepeerd onder de noemer ‘Brusselse Rand’ of ‘Vlaamse Rand’, waarbij de gehanteerde term een politieke betekenis heeft gekregen in de twintigste eeuw. Het gebied van de Vlaamse Rand omvat de gemeenten die grenzen aan Brussel of aan een van de zes randgemeenten. De regio strekt zich uit over negentien gemeenten (Asse, Beersel, Dilbeek, Grimbergen, Hoeilaart, Machelen, Meise, Merchtem, Overijse, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde, Zaventem en de zes randgemeenten). Al deze gemeenten liggen in het Vlaamse Gewest en de Vlaamse overheid wil er met de term en een specifiek beleid het Vlaamse karakter van ondersteunen. De gemeenten van de Vlaamse Rand vormen dus op zich geen bestuurlijk geheel, maar ze krijgen wegens hun specifieke situatie wel bijzondere aandacht van het beleid. Op Tervuren na, dat tot het arrondissement Leuven behoort, liggen 18 van deze 19 gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde. Alle 19 betrokken gemeenten maken deel uit van de provincie Vlaams-Brabant, die als partner van de Vlaamse overheid eveneens specifieke beleidsaandacht aan het gebied schenkt. Ook vzw ‘de Rand’ is betrokken bij de uitvoering van het Vlaamse Randbeleid.

Bepaalde auteurs verwijzen naar de gemeenten in de Vlaamse Rand als ‘randgemeenten’, waardoor de term een ruimere betekenis krijgt dan in de strikt juridische zin. De gemeenten in de Rand hebben gemeenschappelijke kenmerken, maar zijn tevens divers en kunnen worden opgedeeld in verschillende typologieën.

Daarnaast wordt er ook verwezen naar de ‘brede Vlaamse Rand’, met inbegrip van een aantal bijkomende gemeenten (Affligem, Gooik, Halle, Huldenberg, Kampenhout, Kortenberg, Lennik, Liedekerke, Pepingen, Steenokkerzeel en Ternat) en naar de negenendertig gemeenten in het werkingsgebied van Vlabinvest apb, een agentschap waar we later op terugkomen. Ook in de gemeenten in deze regio’s speelt de nabijheid van Brussel een belangrijke rol.

De relatie tussen enerzijds de randgemeenten of de Vlaamse Rand en anderzijds de Brusselse agglomeratie of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd opgericht in 1989. Het wordt bestuurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Brusselse regering. Lees meer
, kan vanuit een geografisch, demografisch, taalsociologisch, economisch, juridisch en politiek perspectief worden bekeken. Vanuit de Vlaamse Beweging is er in het bijzonder grote interesse in de taalkenmerken, de taalregeling en het Vlaamse karakter van de Vlaamse Rand alsook de integriteit van het bijhorende grondgebied. Doorheen de twintigste eeuw ging er voornamelijk aandacht naar de verfransing van de Vlaamse Rand, terwijl naar het einde van de twintigste eeuw en in het begin van eenentwintigste eeuw eerder sprake is van de internationalisering en de ontnederlandsing van de Vlaamse Rand.

Tegen deze achtergrond laat de taalregelgeving in de Vlaamse Rand zich kenmerken door enerzijds een doorzetting van het territorialiteitsbeginsel in de publieke sfeer (bestuurs-, onderwijs- en gerechtszaken) en een bescherming van het Vlaamse karakter in andere domeinen. Anderzijds zijn maatregelen ten behoeve van Franstaligen in de randgemeenten een blijvend aspect van de relevante regelgeving.

Suburbanisatie en verfransing in de twintigste eeuw

De demografische uitwisseling tussen Brussel en de Vlaamse Rand heeft de bevolkingssamenstelling in het laatstgenoemde gebied in verschillende opzichten beïnvloed. Meer en meer gezinnen uit de middenklasse verlieten Brussel in de periode na de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
en gingen op zoek naar een woning in de groene zone rondom de stad in de relatieve nabijheid van hun werkplaats. Tegen het einde van de jaren 1950 was een gordel van gemeenten ontstaan die gekenmerkt werd door een continue inwijking van stedelingen die dagelijks naar Brussel pendelden. Sommige wijken of gemeenten in de Rand rond Brussel kregen een uitgesproken residentieel karakter, andere trokken met meer bescheiden open bebouwing hoofdzakelijk middengroepen aan. De groene gemeenten in de Rand verloren meer en meer hun ruraal karakter en verstedelijkten.


Spitsuur in het Centraal Station van Brussel, jaren 1950. Dagelijks trokken er tienduizenden pendelaars naar de hoofdstad voor hun werk. Velen woonden vroeger in de Brusselse agglomeratie maar verhuisden naar groene en rustige randgemeenten. (FOD Kanselarij van de Eerste Minister)
Spitsuur in het Centraal Station van Brussel, jaren 1950. Dagelijks trokken er tienduizenden pendelaars naar de hoofdstad voor hun werk. Velen woonden vroeger in de Brusselse agglomeratie maar verhuisden naar groene en rustige randgemeenten. (FOD Kanselarij van de Eerste Minister)

De interne migratie naar de gemeenten in de Rand rond Brussel ging gepaard met een taalverschuiving ten nadele van het Nederlands. De geïmmigreerde begoede Franstaligen of verfranste Vlamingen waren bijna volledig op Franstalig Brussel afgestemd en hadden weinig contact met de lokale Nederlandstalige gemeenschap. Gezien de economische draagkracht en de electorale waarde van deze nieuwe inwoners alsook de status van het Frans, bestond in een aantal gemeenten rond Brussel een grote bereidheid om rekening te houden met de wens van Franstalige inwijkelingen om het Frans te gebruiken in de publieke sfeer.

Bestuurstaalwetten van 1921 en 1932

De taalwetgeving in de jaren 1920 en 1930 vertrok echter vanuit het territorialiteitsprincipe en het gebruik van het Nederlands door besturen in Vlaanderen. De bestuurstaalwet van 1921 nuanceerde dit uitgangspunt door bepalingen ten behoeve van taalminderheden en ‘verdwaalde’ taalgrensgemeenten. Zo kon de gemeenteraad in een verdwaalde taalgrensgemeente beslissen om de taalregeling te wijzigen, indien uit de tienjaarlijkse talentelling Taaltelling
Talentellingen waren gekoppeld aan de tienjaarlijkse volkstellingen in België (1846-1947). De resultaten hadden grote gevolgen voor het taalstatuut van de gemeenten rond Brussel-hoofdsta... Lees meer
bleek dat een meerderheid van de bevolking meestal een andere taal dan de taal van het gebied sprak. De taalgrens bleef op deze manier flexibel.

In 1932 bevestigde een nieuwe bestuurstaalwet de eentaligheid van de gemeenten in Vlaanderen en Wallonië alsook de tweetalige regeling in Brussel. Als uitzondering op de eentaligheid van het gebied, bleven er speciale regelingen voor taalminderheden en verdwaalde taalgrensgemeenten bestaan. Als 30% van de inwoners meestal een andere taal dan de taal van het gebied gebruikte, werd in de gemeente de externe tweetaligheid voor berichten en mededelingen aan het publiek ingevoerd. Voorts werd bepaald dat de bestuurstaal wisselde in de verdwaalde taalgrensgemeenten, indien de meerderheid van de inwoners meestal een andere taal dan de taal van gebied sprak.

In de aanloop naar de bestuurstaalwet van 1932 werd er in een aantal gemeenten grenzend aan de Brusselse agglomeratie, zoals Sint-Agatha-Berchem, Ganshoren en Evere, campagne gevoerd voor een toevoeging aan de agglomeratie. Burgemeesters in deze gemeenten wierpen zich op als verdedigers van de belangen van de Franstalige inwijkelingen uit Brussel. Deze gemeenten werden uiteindelijk niet opgenomen in de opsomming van de gemeenten binnen de Brusselse agglomeratie. Sint-Stevens-Woluwe (thans een deelgemeente van Zaventem) verdween wel uit de agglomeratie in vergelijking met de bestuurstaalwet van 1921. Aldus omvatte de Brusselse agglomeratie bij afkondiging van deze wet zestien gemeenten.

De talentelling van 1947

De vorige talentellingen zorgden voor de nodige oplettendheid in de aanloop naar de talentelling van 1947. Deze telling werd om verschillende redenen sterk gecontesteerd, zo werd de vraag naar welke taal meestal werd gebruikt als te vaag ervaren aan Vlaamse zijde. Ook had de naoorlogse anti-Vlaamse sfeer ongetwijfeld een voor de Vlamingen nefaste invloed op de geleverde antwoorden. Onder druk van de Vlaamse Beweging werd de publicatie van de resultaten lange tijd uitgesteld, al was het duidelijk dat de verfransing rond Brussel zich had verdergezet.


Kaart van de taalsituatie in en rondom Brussel, opgesteld door Hendrik Aelvoet, ca. 1955. (ADVN, AC280)
Kaart van de taalsituatie in en rondom Brussel, opgesteld door Hendrik Aelvoet, ca. 1955. (ADVN, AC280)

Naar aanleiding van de uiteindelijke gehele publicatie van resultaten in 1954, werd door sommige gemeentebesturen in de Rand aangestuurd op een tweetalig regime, waar in Vlaamse kringen afwijzend werd op gereageerd. Het protest kon echter niet verhinderen dat de Brusselse agglomeratie in 1954 werd uitgebreid met drie gemeenten (Ganshoren, Evere en Sint-Agatha-Berchem) waar de telling meer dan 50% Franstaligen aangaf. Bovendien werden in Drogenbos, Wemmel, Kraainem en Linkebeek meer dan 30% Franstaligen geteld waardoor de externe tweetaligheid van toepassing werd. Sint-Genesius-Rode en Wezembeek-Oppem (thans randgemeenten in de juridische zin) bleven onder de 30% en behielden een eentalig Nederlands regime.

De snelle verfransing van de randgemeenten en de wijze waarop de publicatie van de betwiste talentelling dit proces politiek ondersteunde, stimuleerden de actiebereidheid in de Vlaamse Beweging. De vastlegging van de taalgrens en de strikte afbakening van het tweetalige gebied Brussel werden prioritaire Vlaamse eisen. Franstaligen pleitten daarentegen voor een brede Brusselse zone, waarbij ze de verfransing van het randgebied als een natuurlijk onontkoombaar proces beschouwden. Via de uitbouw van actieve plaatselijke kernen en met de steun van een deel van de Vlaamse dagbladen slaagde het overkoepelende Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens Vlaams Aktiekomitee Brussel en Taalgrens
Lees meer
(VABT) erin om de Vlaamse eisen inzake Brussel en de Rand kracht bij te zetten. Het VABT reageerde aanvankelijk tegen de talentelling en eiste de afbakening van de taalgrens. De “Geen-Talentelling-dag” in november 1959 en het succesvol betrekken van de Vlaamse burgemeesters bij de taalstrijd zou resulteren in de wettelijke bepaling dat geen taalvraag werd gesteld bij de volkstelling van 1961.

De Vlaamse publieke opinie werd op grote schaal gemobiliseerd voor de Vlaamse strijd. Het VABT eiste de herziening van de bestaande taalwetgeving en radicaliseerde haar standpunten. Het VABT slaagde erin grote massa’s op straat te brengen bij een eerste Mars op Brussel Marsen op Brussel
De Mars(en) op Brussel waren twee flamingantische massabetogingen die in Brussel op 22 oktober 1961 en 14 oktober 1962 werden georganiseerd. Lees meer
op 22 oktober 1961, een tweede Mars op Brussel op 14 oktober 1962 en een betoging in Antwerpen op 10 november 1963. De regering-Lefèvre kon hier niet om heen en moest rekening houden met de Vlaamse eisen.


Deelnemers aan de tweede Mars op Brussel, 14 oktober 1962. De manifestanten dragen bordjes met daarop onder meer de slogans ‘Geen faciliteiten’ en ‘Handen af van de randgemeenten’. (KADOC, kfb002364)
Deelnemers aan de tweede Mars op Brussel, 14 oktober 1962. De manifestanten dragen bordjes met daarop onder meer de slogans ‘Geen faciliteiten’ en ‘Handen af van de randgemeenten’. (KADOC, kfb002364)

De taalwetgeving begin jaren 1960

Het uiteindelijke politieke compromis behelsde meerdere componenten die relevant zijn voor de Vlaamse Rand, namelijk de taalregeling in het bestuur en in het onderwijs alsook de arrondissementele indeling van de randgemeenten. De bestuurstaalwet van 2 augustus 1963 voorzag in een reeks beschermende maatregelen, de zogenaamde faciliteiten Faciliteiten
Al sinds de eerste taalwet (1873) voorzag de wetgever in faciliteiten. Deze tegemoetkomingen gaven aanleiding tot tegengestelde interpretaties door Nederlandstaligen en Franstaligen, zo ... Lees meer
, voor Franstaligen in de randgemeenten. In vier van de randgemeenten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wemmel) was in 1954 al het systeem van externe tweetaligheid ingevoerd, terwijl er in twee nieuwe gemeenten (Sint-Genesius-Rode en Wezembeek-Oppem) een beperkter systeem van faciliteiten werd geïntroduceerd. De telling van 1961 zou ook naar alle waarschijnlijk meer dan 30% Franstaligen hebben opgeleverd in Sint-Genesius-Rode en Wezembeek-Oppem.

De faciliteitenregeling bevestigde de situatie die bestond in de praktijk. Deze regeling werd door de wet wel beperkt tot de zes randgemeenten, terwijl voordien bijna alle gemeenten uit de Rand taalkundige tegemoetkomingen aan Franstaligen verleenden. Ook werden de maatregelen die in vier van de zes faciliteitengemeenten al in 1954 waren ingevoerd door de taalwetgeving van 1963 enigszins teruggeschroefd. Het personeel dat met het publiek in contact kwam moest niet langer het Frans grondig beheersen, een elementaire kennis volstond. Net als voor de andere gemeenten in het Nederlandse taalgebied, dient het Nederlands te worden gebruikt in de binnendienst in de randgemeenten en is de kennis ervan vereist voor een aanstelling in een lokale overheidsdienst.


Vanuit het overwegend Franstalige Brussel bepleitte men de uitbreiding van het tweetalig hoofdstedelijk gebied. De zes naburige gemeenten met faciliteiten voor Franstaligen stonden hoog op het verlanglijstje genoteerd. De Vlaamse Volksbeweging (VVB) klaagde de uitbreiding, symbolisch voorgesteld door de olievlek en de octopus, scherp aan. Prentbriefkaart, 1964. (ADVN, VPR235)
Vanuit het overwegend Franstalige Brussel bepleitte men de uitbreiding van het tweetalig hoofdstedelijk gebied. De zes naburige gemeenten met faciliteiten voor Franstaligen stonden hoog op het verlanglijstje genoteerd. De Vlaamse Volksbeweging (VVB) klaagde de uitbreiding, symbolisch voorgesteld door de olievlek en de octopus, scherp aan. Prentbriefkaart, 1964. (ADVN, VPR235)

Ook het Franstalige kleuter- en lager onderwijs bleef in de Rand beperkt tot de zes randgemeenten en het onderwijs was gebonden aan een aantal voorwaarden, terwijl voordien iedere gemeente Franstalig onderwijs kon inrichten via het stelsel van de transmutatieklassen Transmutatieklassen
De transmutatieklassen, ingevoerd in Brussel in 1881, beoogde tweetaligheid door geleidelijk leren via de moedertaal. Het faalde door tegenstand, gebrek aan geschikt lerarenkorps en vers... Lees meer
. Bovendien was het bedoeling om in het Franstalig onderwijs in de randgemeenten de overgang naar het Nederlandstalig middelbaar onderwijs te stimuleren via extra uren Nederlands.

Inzake de bestuurlijke indeling werd een tussenoplossing gevonden. De randgemeenten werden noch bij Brussel-Hoofdstad, noch bij Halle-Vilvoorde gevoegd, maar zouden een apart arrondissement vormen (aan Franstalige zijde aangeduid als het arrondissement en l'air). Aan Franstalige zijde was er de hoop dat dit arrondissement op termijn aan het tweetalig arrondissement Brussel-Hoofdstad zou worden toegevoegd. Het aparte statuut van de zes randgemeenten werd aan Vlaamse zijde beschouwd als een tegemoetkoming aan hun eis om de tweetalige Brusselse agglomeratie niet verder uit te breiden. Het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bleef zo beperkt tot de 19 gemeenten die reeds deel uitmaakten van de Brusselse agglomeratie. De verkavelingsformule, die inhield dat bepaalde verfranste wijken van de randgemeenten bij Brussel-Hoofdstad en sommige Nederlandstalige delen van de Brusselse agglomeratie bij het Nederlandse taalgebied zouden worden toegevoegd, lag op tafel tijdens de onderhandelingen maar werd niet aangenomen.

Het compromis over de taalwetgeving dat werd bereikt in de jaren 1960 zorgde voor onvrede. Naar aanleiding van een klacht van verschillende inwoners tegen de taalwetgeving inzake onderwijs, oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 1968 dat het territorialiteitsbeginsel in overeenstemming is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het Hof vond wel een schending bij een van de klachten over de toegankelijkheid van de kleuter- en lagere scholen in de randgemeenten, die beperkt was tot kinderen wier ouders in deze gemeenten woonden. De redenering van het Hof rustte op de veronderstelling dat de randgemeenten een tweetalig gebied vormden, aangezien deze gemeenten niet tot het eentalige Nederlandse taalgebied behoorden.

Grondwetsherziening 1970

Onder impuls van gematigde federalisten in Vlaanderen en Wallonië werd begin 1969 gestart met onderhandelingen over de hervorming van de bestaande staatsstructuur. Het bij de grondwetswijzing Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
van 1970 ingevoegde artikel 3bis (thans artikel 4) van de Grondwet bevestigde en verankerde de vier taalgebieden in België. Deze grondwetswijziging ging gepaard met de uitdrukkelijke indeling van de randgemeenten in het Nederlandse taalgebied, waardoor ook uitvoering werd gegeven aan het eerder aangehaalde arrest van het Europees Hof. Deze elementen waren deel van een ruimer communautair pakket in de regering Eyskens-IV. Zo werd de begrenzing van Brussel in tegenstelling tot de Vlaamse verzuchtingen niet grondwettelijk vastgelegd.

De grondwetsherziening van 1970 was onbevredigend voor alle partijen. Naast het statuut van het Brusselse Gewest, was er ook onenigheid over de begrenzing van het bijhorende gebied en het lot van de zes randgemeenten. Tijdens de Egmont-Stuyvenberg-onderhandelingen (1977-1978) werd opnieuw gedebatteerd over Brussel en de periferie. De bedoeling van de onderhandelingen was een algemeen en definitief communautair akkoord. Het inschrijvingsrecht in Brussel voor Franstaligen uit de randgemeenten was deel van het akkoord. De fictieve domiciliëring van Franstaligen uit de randgemeenten in een Brusselse gemeente betekende niet alleen dat ze alle juridische en administratieve formaliteiten in Brussel (en dus in het Frans) konden afhandelen, maar ook dat ze voortaan in de hoofdstad konden gaan stemmen. Het Gemeenschapspact bepaalde verder dat de Franstaligen in de zes randgemeenten inzake cultuur en persoonsgebonden aangelegenheden voortaan dezelfde rechten zouden genieten als de Nederlandstaligen in Brussel. Ook was er een akkoord dat Franstalige kinderen uit enkele andere gemeenten in de Rand hun kinderen konden inschrijven in Franstalige kleuter- en lage scholen in de randgemeenten. Het Gemeenschapspact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
stuitte op heftig verzet in Vlaanderen en liep uit op een mislukking.


Campagne tegen het Gemeenschapspact, beter bekend als het zogenaamde Egmontpact, ca. 1978. Onder meer het inschrijvingsrecht voor Franstaligen uit de randgemeenten botste op heftig verzet. (ADVN, VAFA429)
Campagne tegen het Gemeenschapspact, beter bekend als het zogenaamde Egmontpact, ca. 1978. Onder meer het inschrijvingsrecht voor Franstaligen uit de randgemeenten botste op heftig verzet. (ADVN, VAFA429)

De Randfederaties

Een studie van het onderzoekscentrum Mens en Ruimte uit 1964 had het verband tussen suburbanisatie en verfransing aangetoond en zorgde voor een nieuwe aanpak van het beleid. In een poging om het gebied rond Brussel van verdere verfransing te vrijwaren en tegelijk een administratieve rationalisering door schaalvergroting door te voeren, had de rooms-rode regering Eyskens, anders dan voor een fusie van gemeenten, gekozen voor de groepering van de gemeenten rond de Brusselse agglomeratie in vijf Randfederaties, Asse, Halle, Tervuren en Zaventem. Als een gordel van smaragd zouden de gemeenten voortaan via een gezamenlijke planning een groene buffer kunnen vormen. Net als de Brusselse Agglomeratie kregen de Randfederaties daarvoor een eigen rechtstreeks verkozen raad en college, maar in tegenstelling tot in Brussel, hielden de Randfederaties in 1977 al op te bestaan.

De Pacificatiewet

De communautaire spanning werd in de jaren 1980 gevoed door discussies over de taalkennis van gemeentelijke mandatarissen. De Franstalige burgemeesters Roger Thiéry (in Linkebeek) en Baudouin de Hemricourt de Grunne (in Wezembeek-Oppem) werden door gemeenteraadsleden verweten Nederlandsonkundig te zijn. Eenzelfde probleem stelde zich eind jaren 1980 in Kraainem met OCMW-voorzitter Capart. Samen met de zaak-Happart in Voeren leidden deze perikelen tot een crisis in de regering Martens-VI en de nood aan een wettelijk kader over de taalkennis van gemeentelijke mandatarissen in de faciliteitengemeenten.

Verschillende voorstellen lagen op de onderhandelingstafel van de regering Martens-VIII. De Parti Socialiste had via Guy Spitaels het voorstel gelanceerd om de faciliteiten voor bestuurden uit te breiden tot bestuurders en deze laatsten de mogelijkheid te geven hun mandaat in het Frans uit te oefenen. Dit idee stootte op heftig verzet bij de Christelijke Volkspartij Christelijke Volkspartij
Lees meer
(CVP) en de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU). Een tweede PS-voorstel wilde een adjunct-burgemeester aanstellen in alle gemeenten met een burgemeester aan wiens taalkennis werd getwijfeld.

Uiteindelijk kwam de Parti social-chrétien (PSC) en Gerard Deprez op de proppen met een “achtpuntenprogramma”, waaronder het voorstel om het faciliteitenstelsel grondwettelijk vast te leggen door een tweederdemeerderheid te vereisen voor de wijziging ervan. Dit zou betekenen dat de faciliteiten worden gebetonneerd, daar ze in de praktijk niet of zeer moeilijk zouden kunnen worden afgeschaft. Dit zette aan Vlaamse zijde veel kwaad bloed. Toch werd op basis van het PSC-voorstel een compromis bereikt dat de basis vormde voor de derde staatshervorming. Het akkoord bepaalde dat het statuut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd opgericht in 1989. Het wordt bestuurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Brusselse regering. Lees meer
zou worden uitgewerkt en dat het faciliteitenstelsel grondwettelijk zou worden vastgelegd. Deze elementen werden aanvaard in ruil voor twee Vlaamse eisen, namelijk de uitoefening van de voogdij over de faciliteitengemeenten door het Vlaamse Gewest en de niet-wijziging van de taalgrens. Tegelijkertijd werd een regeling getroffen aangaande de taalkennis van mandatarissen in de taalgrens- en randgemeenten door middel van de Pacificatiewet. Deze wet bepaalt dat alle lokale mandatarissen in de zes randgemeenten de taal moeten kennen van het taalgebied waarin de gemeente is gelegen. Ze worden door hun verkiezing of hun benoeming vermoed over de vereiste taalkennis te bezitten. Dit vermoeden is onweerlegbaar voor rechtstreeks verkozen mandatarissen in de zes randgemeenten, zijnde de gemeenteraadsleden alsook de schepenen en de leden van de raad en van het vast bureau voor maatschappelijk welzijn. De Pacificatiewet zorgde voor een zekere communautaire vrede in het politieke conflict over de taal van lokale mandatarissen.


De faciliteiten in de zes gemeenten rond Brussel waren een doorn in het oog van veel Vlaamsgezinden. Vooral het Taal Aktiekomitee (TAK) voerde hiertegen jarenlang vaak heftig actie, 1989. (ADVN, VAFA1488)
De faciliteiten in de zes gemeenten rond Brussel waren een doorn in het oog van veel Vlaamsgezinden. Vooral het Taal Aktiekomitee (TAK) voerde hiertegen jarenlang vaak heftig actie, 1989. (ADVN, VAFA1488)

De vierde en vijfde staatshervorming

De randgemeenten en Brussel bleven echter op de politieke agenda staan en zeer relevant bij staatshervormingsonderhandelingen. Als gevolg van het Sint-Michielsakkoord over de vierde staatshervorming (1993) werd op 1 januari 1995 de voormalige provincie Brabant opgesplitst in twee provincies: Vlaams-Brabant en Waals-Brabant. De randgemeenten behoren na de splitsing van de provincie Brabant tot een eentalige Vlaamse provincie. De splitsing betekende echter geen oplossing voor de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde bij de federale verkiezingen en voor het gelijknamige gerechtelijke arrondissement. Deze problemen bleven sluimeren tot de zesde staatshervorming.

Bij deze splitsing was er ook aandacht voor het toezicht op de taalwetgeving. Er werd bepaald dat in de provincie Vlaams-Brabant het toezicht op de taalregeling in de randgemeenten, dat voorheen in handen was van de vice-gouverneur van Brabant, wordt uitgeoefend door een adjunct van de gouverneur van Vlaams-Brabant, terwijl de vice-gouverneur van het administratieve arrondissement Brussel-Hoofdstad toeziet op de naleving van de bestuurstaalwet in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. De nieuwe Provincie Vlaams-Brabant en Vlaamse Regering spraken ook af om voortaan samen van een beleid gericht op het behoud en ondersteunen van het Vlaamse karakter een topprioriteit te maken. Dat leidde tot de oprichting van een cel Coördinatie Vlaamse Rand binnen de Vlaamse administratie, tot vzw ‘de Rand vzw de Rand
Lees meer
, tot Ring-TV en RandKrant. De strikte toepassing van de taalwetgeving via omzendbrief Peeters Peeters, Leo
Lees meer
(1997) kadert eveneens in dit beleid. Daarnaast zouden heel wat culturele initiatieven worden ondersteund en werd een open en gastvrij onthaalbeleid voor anderstaligen ontwikkeld. 1995 kan worden beschouwd als een acceleratiemoment in het beleid ten aanzien van het betrokken gebied. Een tweede versnellingsmoment komt er in 2005 met een aanvullende regeringsverklaring na de impasse rond BHV waarin de Vlaamse Rand opnieuw als prioritair wordt omschreven. Een Task Force wordt opgericht onder leiding van de provinciegouverneur, een Vlaams minister krijgt de Vlaamse Rand er als bevoegdheid bij, en een Platform van gemeenten van de Rand zoekt samen naar oplossingen. Die bestaan uit meer middelen voor het onderwijs, voor taalpromotie en -integratie, voor een Vlaamse wooncode (2006) en een restrictief Grond-en pandenbeleid (2009).

Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen ondertekende België in het kader van de vijfde staatshervorming het Kaderverdrag ter bescherming van nationale minderheden. Het verdrag is echter nog niet geratificeerd door België, daar de juridische en politieke discussies over het verdrag sluimerend aanslepen. In het licht van de adviespraktijk van het Adviserend Comité bij het Kaderverdrag, zouden de Franstaligen in de randgemeenten na een ratificatie mogelijk als een nationale minderheid in de zin van het Kaderverdrag kunnen worden erkend. Het zou volgens deze adviespraktijk zelfs niet eenvoudig zijn om het toepassingsgebied van het Kaderverdrag tot deze gemeenten te beperken. Voorts hield de vijfde staatshervorming ook de installatie van een standstill-bepaling in, die bepaalt dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan de bestaande waarborgen van inwoners en mandatarissen in de randgemeenten.

De splitsing van BHV en de benoeming van burgemeesters in de randgemeenten

De zesde staatshervorming bracht rechtstreeks en onrechtstreeks een antwoord op twee hete politieke hangijzers (beide gelinkt aan de randgemeenten). Het betreft enerzijds de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV), met een bijzondere modaliteit voor de randgemeenten, en anderzijds de bevoegdheid van de Algemene Vergadering van de Raad van State voor de benoeming van burgemeesters en administratieve geschillen in de randgemeenten.

De splitsing van BHV

Voorafgaand aan de zesde staatshervorming strekte de kieskring BHV zich als enige kieskring bij de verkiezingen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers en het Europees Parlement uit over twee taalgebieden en twee provincies. Brusselse politici konden hierdoor stemmen vergaren bij Franstalige inwijkelingen uit Brussel die in Halle-Vilvoorde woonden. Het relatief beperkte Franstalige en Nederlandstalige electoraat respectievelijk in Halle-Vilvoorde en in Brussel-Hoofdstad was nuttig voor bepaalde verkiezingslijsten in combinatie met de stemmen uit het andere gebied. Aan Vlaamse zijde werd echter gesteld dat deze anomalie bijdroeg aan de verfransing van de Vlaamse Rand en de splitsing van de kieskring werd reeds gevraagd in de jaren 1960.

Deze splitsing werd politiek urgenter en juridisch noodzakelijk, nadat het Grondwettelijk Hof in 2003 oordeelde dat de invoering van provinciale kieskringen buiten voor Vlaams-Brabant leidde tot een discriminatie van de kandidaten in deze provincie. Ten langen leste werd in het kader van de onderhandelingen over de zesde staatshervorming in 2011 een akkoord bereikt over de splitsing van BHV. Er kwam een kieskring voor de provincie Vlaams-Brabant en een voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Tevens werd een bijzondere modaliteit ingevoerd die inhoudt dat de kiezers in de zes randgemeenten bij de verkiezingen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers kunnen kiezen voor, hetzij een lijst van de kieskring Vlaams-Brabant, hetzij een lijst van de kieskring Brussel-Hoofdstad.


Manifestatie voor de splitsing van de kieskring Burssel-Halle-Vilvoorde, met vooraan o.a. Eric Van Rompuy (midden) en Hendrik Bogaert (rechts), 9 juni 2004. Foto Werner Vandenberghe. (ADVN, VNE2640/13)
Manifestatie voor de splitsing van de kieskring Burssel-Halle-Vilvoorde, met vooraan o.a. Eric Van Rompuy (midden) en Hendrik Bogaert (rechts), 9 juni 2004. Foto Werner Vandenberghe. (ADVN, VNE2640/13)

Daarnaast werd bij de zesde staatshervorming het gerechtelijk arrondissement BHV hervormd. De zetel werd ontdubbeld, via een Franstalige en een Nederlandstalige rechtbank bevoegd voor het gehele arrondissement, en het Openbaar Ministerie werd gesplitst in een Brussels parket (bevoegd voor de Brusselse gemeenten) en een parket bevoegd voor Halle-Vilvoorde. Aldus is het gerechtelijk arrondissement niet volledig gesplitst en het gebrek aan een eigen rechtbank voor Halle-Vilvoorde is voer voor terugkerende discussies. Er wordt hierbij onder meer gesteld dat de Franstalige rechtbanken in Brussel een lakser beleid voeren dan de Nederlandstalige rechtbanken.

De (niet)-benoeming van de burgemeesters

Het tweede relevante dossier bij zesde staatshervorming betrof de benoeming van burgemeesters in de randgemeenten. In tegenstelling tot de jaren 1980 was het twistpunt niet langer de taalkennis van burgemeesters in de randgemeenten, wel de niet-naleving van de bestuurstaalwetgeving. Dit dispuut is terug te voeren tot verschillende interpretaties van de faciliteitenregeling. Een omzendbrief van Vlaams minister Leo Peeters in 1997 en een van minister Luc Martens in 1998 stelden dat het gebruik van de andere taal elke keer opnieuw moest worden aangevraagd door een inwoner van een faciliteitengemeente. De praktijk in enkele gemeenten hield echter eerder een tweetalig regime in waarbij inwoners slechts eenmaal hun taalvoorkeur moesten aangeven. Deze omzendbrieven werden aangevochten, maar de Raad van de State oordeelde in 2004 dat de omzendbrieven een correcte interpretatie van de faciliteiten volgden.

Na deze arresten bleef een aantal burgemeesters in de randgemeenten (Damien Thiéry, Arnold d’Oreye en François van Hoobrouck d’Aspre respectievelijk in Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem) de jarenlange praktijk onderschrijven. Vervolgens weigerde de Vlaamse Regering deze burgemeesters opnieuw te benoemen na de gemeenteraadsverkiezingen van 2006.

Voorstellen inzake het taalgebruik in de randgemeenten en de geldigheidsduur van een aanvraag tot het gebruik van taalfaciliteiten werden tijdens onderhandelingen over de zesde staatshervorming besproken, maar de onderhandelaars kwamen niet tot akkoord over deze aspecten. Er was wel overeenstemming om de bevoegdheid inzake bestuursgeschillen in de randgemeenten en inzake de benoeming van burgemeesters in dezelfde gemeenten bij de tweetalige Algemene Vergadering van de Raad van de State te leggen. Daarenboven was er ook een akkoord over een nieuwe benoemingsprocedure voor burgemeesters in de randgemeenten om zo een einde te maken aan de zogenaamde benoemingscarrousels waarbij een kandidaat opnieuw werd voorgedragen ondanks een eerdere weigering door de Vlaamse Regering.

De Vlaamse oppositie oordeelde dat de randgemeenten werden ‘verbrusseld’ in de zesde staatshervorming, waarbij zowel de modaliteit voor kiezers in de randgemeenten als de regeling inzake de bestuurlijke geschillen in de randgemeenten werden bekritiseerd. Vanuit een perspectief gericht op de geografische afbakening van Vlaanderen, enerzijds, en van Brussel (of Wallonië), anderzijds, werd geopperd dat deze regelingen argumenten leveren aan Franstaligen om de randgemeenten bij een opdeling of splitsing van België niet gewoonweg bij Vlaanderen te rekenen. De aanhechting van de randgemeenten bij Brussel wordt ook nog sporadisch naar voren geschoven door Franstalige politici.

De gemeenteraadsverkiezingen van 2012 waren de eerste test voor deze nieuwe regelingen. Het aantal stemmen voor Franstalige lijsten daalde over het algemeen in de Vlaamse Rand in vergelijking met de verkiezingen van 2006. In de randgemeenten bleef het aantal stemmen voor Franstaligen lijsten hoog met Franstalige kandidaat-burgemeesters als gevolg. De Vlaamse Regering weigerde opnieuw de benoeming van enkele kandidaat-burgemeesters in de randgemeenten, met als prominentste voorbeeld Damien Thiéry in Linkebeek. Hij werd voorgedragen als burgemeester, maar zijn benoeming werd meermaals geweigerd door de Vlaamse Regering. In het kader van de aanvechting van de eerste weigeringsbeslissing, stelde de Algemene Vergadering van de Raad van State in 2014 dat Franstalige inwoners van de randgemeenten slechts eenmaal om de vier jaar het gebruik van het Frans moeten verzoeken. Nadien verzette de Vlaamse Regering zich tegen het aanleggen van taalregisters in de randgemeenten, maar de Raad van State oordeelde dat de vierjarige termijn deze registers noodzakelijk inhoudt. Ondanks de bevestiging van deze rechtspraak in meerdere arresten na 2014, lijkt de Vlaamse Regering vast te houden aan haar eerdere interpretatie.

De verkiezingsresultaten voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers geven aan dat in 2014 en in 2019 een meerderheid van de stemmen in de randgemeenten werd uitgebracht op een Brusselse lijst, waarvan ongeveer 90% op een Franstalige lijst. Wat de stemmen uit de randgemeenten voor de kieskring Vlaams-Brabant betreft, ging de meerderheid daarvan naar Nederlandstalige lijsten. Noch de Nederlandstalige partijen in de kieskring Brussel-Hoofdstad noch het Front démocratique des Francophones Démocrate féderaliste indépendant
Lees meer
(FDF) of Défi in de kieskring Vlaams-Brabant haalden de kiesdrempel bij de federale verkiezingen in 2014 en 2019.

De splitsing van BHV betekende het verlies van een Nederlandstalige zetel in de Kamer. De kieskringen BHV en Leuven hadden immers 29 zetels te verdelen, wat op basis van de inwonersaantallen steeg tot 30 zetels na de splitsing. Bij de verkiezingen van 2010, werden de 29 zetels voor de splitsing verdeeld tussen 16 Nederlandstaligen en 13 Franstaligen. Na de splitsing werden de 30 zetels gelijk verdeeld tussen Nederlandstaligen en Franstaligen bij de verkiezingen in 2014 en 2019, wat aldus neerkomt op het verlies van een Nederlandstalige zetel.

Internationalisering en ontnederlandsing

De demografische ontwikkelingen in de tweede helft van de twintigste eeuw en begin eenentwintigste eeuw vereisen echter een blik die niet louter aandacht heeft voor de verfransing en de Franstaligen in de Vlaamse Rand. De realiteit in de Rand is geïnternationaliseerd en wordt gekenmerkt door een diversiteit die breder is dan de tegenstelling tussen Nederlandstaligen en Franstaligen. Terwijl interne migratie uit Brussel van personen met een andere nationaliteit of een migratieachtergrond eerst leidde tot de vrees voor een nieuwe verfransingsgolf, werd nadien op basis van cijfermateriaal eerder gesproken over een ontnederlandsing van de Vlaamse Rand.

Het aantal inwoners in de Vlaamse Rand steeg in het begin van de eenentwintigste eeuw sterker dan de rest van het Vlaamse Gewest, zij het procentueel slechts half zo sterk als Brussel. Het gebied telde in 2018 ongeveer 432.000 inwoners, waarbij de randgemeenten behoren tot de gemeenten met het kleinste aantal inwoners in de Rand. De Vlaamse Rand internationaliseerde door nieuwe inwoners met een andere nationaliteit of een migratieachtergrond, waarbij de instroom uit Brussel-Hoofdstad een bepalende rol speelt. Het aantal inwoners in de Vlaamse Rand met een andere nationaliteit bedroeg in 2018 rond de 15% van de totale bevolking, een aandeel dat hoger lag dan de rest van het Vlaamse Gewest (9%), maar lager dan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (35%). Daarbij zijn in de Vlaamse Rand opmerkelijk veel inwoners met een Westerse en West-Europese nationaliteit. Iets meer dan een derde van de inwoners van de Vlaamse Rand had een migratieachtergrond, wat procentueel opnieuw hoger lag dan de rest van Vlaanderen en lager dan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Taalverhoudingen

Het inschatten van de taalverhoudingen in de Vlaamse Rand en de randgemeenten was steeds een belangrijk argument bij discussies over de faciliteiten en de afbakening van Brussel. Bij gebrek aan een talentelling werd cijfermateriaal vergaard via alternatieve methoden met onzekere resultaten. De nood aan wetenschappelijk cijfermateriaal over de taalverhoudingen wordt nu echter ingevuld door de BRIO-taalbarometers, die ook informatie bieden over de internationalisering en ontnederlandsing in de Vlaamse Rand.

De taalbarometers voor de Vlaamse Rand van 2014 en 2019 geven aan dat het Frans er de meest gekende taal is, terwijl het Nederlands de meest gesproken taal is. De kennis van het Engels steeg in de taalbarometer in 2019 significant bij de inwoners van de Vlaamse Rand. Het gebruik van het Nederlands blijft dominant, al vergroot het aandeel van meertalige communicatie. Terwijl diegenen die zich voor langere tijd in een gemeente in de Rand willen vestigen meer Nederlands leren, heeft een deel van de expats weinig behoefte om de taal te leren. De cijfers maken duidelijk dat de toenemende diversiteit in de Vlaamse Rand niet louter een spanning tussen Nederlandstaligen en Franstaligen omvat, maar dat ook rekening moet worden gehouden met de integratie van anderstalige nieuwkomers. Naast de verdringing van het Nederlands via een verfransing of een ontnederlandsing, is er aandacht in het debat over de internationalisering van de Vlaamse Rand voor de sociale verdringing van de lokale bevolking. Naar aanleiding van de beslissing in 1992 om Brussel uit te roepen tot de hoofdstad van de Europese Unie, kwamen een aantal acties op gang tegen de Europese aanwezigheid in Brussel. Zo lanceerde de Vlaamse Volksbeweging in 1992 de campagne “Stop Euro-Brussel” tegen de “wurggreep van Europa” en de vestiging van Europese functionarissen in de Rand.


Actie van de Vlaamse Volksbeweging (VVB) tegen de uitbreiding van de Europese instellingen in Brussel, 1992. (ADVN, VAFA2598)
Actie van de Vlaamse Volksbeweging (VVB) tegen de uitbreiding van de Europese instellingen in Brussel, 1992. (ADVN, VAFA2598)

Bescherming van het Vlaamse karakter

De nieuwe Provincie Vlaams-Brabant en Vlaamse Regering spraken in 1995 af om voortaan samen een topprioriteit te maken van een beleid gericht op het behoud en ondersteunen van het Vlaamse karakter. Het actieplan van de Vlaamse regering voor de Vlaamse rand rond Brussel leidde tot de oprichting van een cel Coördinatie Vlaamse Rand binnen de Vlaamse administratie, tot een commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand in het Vlaams Parlement vzw ‘de Rand, tot Ring-TV en RandKrant. De strikte toepassing van de taalwetgeving via omzendbrief Peeters (1997) kadert eveneens in dit beleid. Daarnaast zouden heel wat culturele initiatieven worden ondersteund en werd een open en gastvrij onthaalbeleid voor anderstaligen ontwikkeld. 1995 kan worden beschouwd als een acceleratiemoment in het beleid ten aanzien van het betrokken gebied. Een tweede versnellingsmoment komt er in 2005 met een aanvullende regeringsverklaring na de impasse rond BHV waarin de Vlaamse Rand opnieuw als prioritair wordt omschreven. Een Task Force wordt opgericht onder leiding van de provinciegouverneur, een Vlaams minister krijgt de Vlaamse Rand er als bevoegdheid bij, en een Platform van gemeenten van de Rand zoekt samen naar oplossingen. Die bestaan uit meer middelen voor het onderwijs, voor taalpromotie en -integratie, voor een Vlaamse wooncode (2006) en een restrictief Grond-en pandenbeleid (2009). Met deze maatregelen wil de Vlaamse regering iets doen aan de hoge woonprijzen en er voor zorgen dat sociaal zwakkeren de mogelijkheid krijgen om in de eigen streek te blijven wonen. Daarnaast voorzag het Vlabinvest programma in een aanbod aan betaalbare woningen in de zes randgemeenten alsook in Hoeilaart, Overijse en Tervuren. In 2005 werd het werkingsgebied van Vlabinvest uitgebreid tot 39 Vlaams-Brabantse gemeenten. Het programma wordt sinds 2015 beheerd door een Vlaams-Brabants autonoom provinciebedrijf, het agentschap voor woon- en zorginfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant (Vlabinvest apb). Bij het aanbieden van betaalbare huur- en koopwoningen en kavels, tracht het agentschap om het Vlaamse karakter van de Vlaamse Rand te behouden aan de hand van voorrangsregels voor diegenen die een voldoende band met de gemeenten in het werkingsgebied kunnen aantonen.

Ook de provincieraad van Vlaams-Brabant en enkele gemeenten namen gelijkaardige maatregelen, waarbij het toekennen van sociale woningen of de verkoop van bouwgronden wordt gekoppeld aan een aantal criteria, waaronder het bewijs van een sociaal-culturele band met de gemeente in kwestie.

De verplichting tot het aantonen van de bereidheid om het Nederlands te leren als voorwaarde voor sociale huurwoningen (Vlaamse Wooncode, 2006) om zo de communicatie tussen de huurder en de verhuurder te verbeteren en de leefbaarheid van sociale woningcomplexen te verhogen werd strenger in 2017. Aan een taalkennisvereiste op A1-niveau moet worden voldaan een jaar nadat iemand huurder is geworden. Gemeenten kunnen bovendien een toewijzingsreglement op basis van lokale binding aannemen. In tegenstelling tot Vlabinvest apb, zijn deze instrumenten in het kader van de Vlaamse Wooncode niet beperkt tot de Vlaamse Rand.


Met dit zakwoordenboekje tracht vzw de Rand, samen met diverse andere organisaties en overheden, de kennis van het Nederlands bij specifieke doelgroepen te versterken.
Met dit zakwoordenboekje tracht vzw de Rand, samen met diverse andere organisaties en overheden, de kennis van het Nederlands bij specifieke doelgroepen te versterken.

Flankerend beleid

Daarnaast namen verschillende gemeenten in de Vlaamse Rand een taal- en integratiebeleid aan. Hoewel enkele gemeenten taalmeldpunten installeerden waar particulieren taalklachten in de brede zin konden rapporteren, schetst dergelijk taal- en integratiebeleid voornamelijk een kader voor onder meer taalpromotie, taallessen en oefenkansen binnen de gemeente. De bescherming van het Vlaamse karakter en het Nederlands in de Vlaamse Rand is zodoende veelal onderdeel van dit beleid. Aldus blijven de rechten en de impact van de Franstaligen in de Vlaamse Rand en in de randgemeenten belangrijke aspecten bij een bespreking van deze gebieden, maar dient de geïnternationaliseerde context ook in ogenschouw te worden genomen voor een goed begrip van de situatie.

Literatuur

- G. Tastenhoye, Vlaams Brabant in de wurggreep van Europa, 1991.

- E. Lammens en H. Meert, ‘De huisvestingsproblematiek van Vlaams-Brabant’. In: Planologisch Nieuws, jg. 12, nr. 2 (1992), 145-157.

- E. Witte (ed.), De Brusselse Rand, Brusselse Thema’s 1, 1993.

- J. Clement, ‘Het Sint-Michielsakkoord en de lokale en provinciale besturen’. In: Tijdschrift voor Gemeenterecht, nr. 1, 1994, 2-19.

- J. Koppen, B. Distelmans en R. Janssens (eds.), Taalfaciliteiten in de Rand. Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk, 2002.

- J. Clement, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten: Het Belgisch model, 2003.

- D. Derudder, De Vlaamse Rand: socio-economisch profiel en een blik op het Vlaamse karakter, 2009.

- E. Witte en H. van Velthoven, Strijden om taal: De Belgische taalkwestie in historisch perspectief, 2010.

- J. Velaers, ‘De splitsing van de kieskring BHV en de bijzondere regelingen voor de randgemeenten: de bevoegdheid van de algemene vergadering van de Raad van State, de benoeming van de burgemeesters en de stand still’. In: J. Velaers, J. Vanpraet, Y. Peeters en W. Vanderbruwaene (eds.), De zesde staatshervorming: instellingen, bevoegdheden en middelen, 2014, 151-201.

- R. Janssens, Taal en identiteit in de Rand. Een analyse van de taalsituatie in de Rand rond Brussel op basis van de BRIO-Taalbarometer, 2014.

- F. De Maesschalck, T. De Rijck en V. Heylen, Wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel, 2014.

- R. Janssens, De Rand vertaald. Een analyse van de taalsituatie op basis van Taalbarometer, 2019.

- A. de Weerdt; W. Naudts, ‘Taalkeuze en taalregister in de randgemeenten – voorgeschiedenis en “compromis à la belge”’. In: Tijdschrift voor gemeenterecht, 2019, 2, 49-59.

- A. de Weerdt; W. Naudts, ‘Taalkeuze en taalregister in de randgemeenten – voorgeschiedenis en “compromis à la belge”’. In: Tijdschrift voor gemeenterecht, 2019, 2, 49-59.

Suggestie doorgeven

1975: Karel De Witte (pdf)

1998: Anja Detant

2023: Jonathan Bernaerts

Databanken

Inhoudstafel