Vlaams Economisch Verbond

Organisatie
Olivier Boehme (2023, aanvulling), Dirk Luyten (1998)

Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) is een Vlaamsgezinde belangengroep en patronale organisatie, die werd opgericht in 1926. Tijdens het interbellum zette het VEV zich in voor algemeen economische thema's en voor vraagstukken die verband hielden met de taalwetgeving. Na de Tweede Wereldoorlog richtte het zich vooral op de regionale economische ontwikkeling van Vlaanderen.

Afkorting
VEV
Alternatieve naam
Vlaamsch Economisch Verbond
Oprichting
11 april 1926
Stopzetting
2004
Leestijd: 19 minuten

Het in 1926 opgerichte VEV was de opvolger van het sedert 1908 bestaande Vlaamsch Handelsverbond. Deze organisatie had haar voortbestaan onmogelijk gemaakt door het engagement van een aantal van haar grondleggers ( Leo Meert, Leo
Leo Meert (1880-1963) was tijdens de Eerste Wereldoorlog een leider van het unionistische activisme. Ook had hij de leiding over Kolenverdeeling voor Vlaanderen. Lees meer
en Hippoliet Meert Meert, Hippoliet
Hippoliet Meert (1865-1924) was de oprichter van het Algemeen-Nederlands Verbond. Hij ijverde voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit en engageerde zich tijdens de Eerste Were... Lees meer
) in het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
. Pas in 1924 werd de tijd rijp geacht om een nieuwe Vlaamse economische Economie
Dit artikel gaat over de relatie tussen economie en Vlaamse beweging. Daarmee beoogt deze tekst geen economische geschiedenis te schetsen van wat we vandaag Vlaanderen noemen. Integendee... Lees meer
organisatie in het leven te roepen. De uiteindelijke stichting liet nog twee jaar op zich wachten.

De politieke, maatschappelijke en economische context waarbinnen het VEV diende te opereren, was fundamenteel verschillend van die waarin het Vlaamsch Handelsverbond actief was. Van bij de start van het VEV moesten strategische opties worden genomen met betrekking tot de positionering tegenover een ten gevolge van het activisme gecompromitteerde en verdeelde Vlaamse beweging ( maximalisten Maximalisten
‘Maximalisten’ was de benaming die de Vlaams-nationalisten zich tussen beide wereldoorlogen gaven. Ze gebruikten de term om zich te onderscheiden van de gematigdere Vlaamsgezinden die het... Lees meer
versus minimalisten Minimalisten
De zogenaamd minimalistische flaminganten probeerden het eisenprogramma voor de Vlaamse beweging, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog onder de leiding van Frans van Cauwelaert was tot stan... Lees meer
). Ook was het algemene politieke kader gewijzigd. Ten gevolge van de democratisering na de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
(invoering van het algemeen mannenkiesrecht, erkenning van het recht om te staken) hadden de socialistische en de christelijke arbeidersbeweging Christelijke arbeidersbeweging
In de christelijke arbeidersbeweging heeft steeds een uitgesproken belangstelling voor de Vlaamse kwestie bestaan. De groeiende invloed van deze beweging, in het kielzog van de democratis... Lees meer
reële politieke invloed verworven in het parlement en de regering. De sterk in ledenaantal gegroeide vakbeweging werd een nieuwe maatschappelijke kracht. Ten slotte waren de ontwikkelingskansen voor een op Vlaamse leest geschoeide economische organisatie potentieel groter ten gevolge van de op gang komende industriële ontwikkeling van Vlaanderen.

Binnen dit nieuwe krachtenveld trachtte het VEV een eigen positie te ontwikkelen, die in functie van tijdstip en omstandigheden nu eens meer de nadruk legde op haar rol als ideologische pressiegroep, waarbij Vlaamse eisen vooraan stonden, dan weer haar positie als patronale organisatie beklemtoonde. In de tweede helft van de jaren 1930 profileerde de organisatie zich meer en meer als werkgeversvereniging (zie Economie Economie
Dit artikel gaat over de relatie tussen economie en Vlaamse beweging. Daarmee beoogt deze tekst geen economische geschiedenis te schetsen van wat we vandaag Vlaanderen noemen. Integendee... Lees meer
, Bedrijfsleven Bedrijfsleven
Onder impuls van intellectuelen, ondernemers en gesalarieerde kaders verkreeg de Vlaamse beweging een economische oriëntatie. De uitbouw van een Vlaams bedrijfsleven behelsde een politiek... Lees meer
).

De voorzitters van het VEV, tot aan de integratie in VOKA in 2004, waren achtereenvolgens: Lieven Gevaert Gevaert, Lieven
Lees meer
(1926-1935), Baldewijn Steverlynck Steverlynck, Boudewijn
Boudewijn Steverlynck (1893-1976) was een West-Vlaamse ondernemer en beleidsmaker. Als voorzitter van het  Vlaams Economisch Verbond (1935-1940) voer hij een krachtige Vlaamsgezinde koer... Lees meer
(1935- 1941), Carlo Gevaert (1941-1945), Pieter Delbaere Delbaere, Pieter
Pieter Delbaere (1892-1957) richtte in 1926 mee het Vlaams Economisch Verbond op en was van 1945 tot 1952 voorzitter van deze werkgeversorganisatie. Lees meer
(1945- 1952), Octaaf Engels Engels, Octaaf
Octaaf Engels (1892-1990) was stichter en voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond. Hij streefde naar de vernederlandsing van het bedrijfsleven. Lees meer
(1952-1957), Arthur Mulier Mulier, Arthur
Arthur Mulier (1892-1979) engageerde zich als student in het activisme. Na de oorlog was hij eerst actief in de katholieke partij en daarna in het bedrijfsleven, waar hij pleitte voor ee... Lees meer
(1957-1963), Hendrik Cappuyns Cappuyns, Hendrik
De jurist Hendrik Cappuyns (1913-1992) doorliep een decennialange beroepscarrière bij Gevaert Photo-producten (later Agfa-Gevaert) en was van 1963 tot 1966 voorzitter van het Vlaams Econo... Lees meer
(1963-1966), Pol Provost Provost, Pol
Lees meer
(1966-1970), Vaast Leysen Leysen, Vaast
Vaast Leysen (1921-2016) was een bankier-ondernemer die een groot aandeel had in de organisatie van het Vlaamse bedrijfsleven. In de jaren 1970 speelde hij een belangrijke politieke rol a... Lees meer
(1970-1976), Robert Stouthuysen (1976-1981), Marc Santens (1981-1985), Walter vanden Avenne (1985-1989), Piet van Waeyenberge Van Waeyenberge, Piet
Piet van Waeyenberghe (1938) bouwde een loopbaan op als ondernemer. Hij was voorzitter van het VEV en bestuurder van meerdere banken. Lees meer
(1989- 1993), Johan de Muynck (1993-1997), Karel Vinck (1997-2000), Jef Roos (2000-2003), Ludo Verhoeven (2003-2004).

Ontstaan

Het idee om het Vlaamsch Handelsverbond nieuw leven in te blazen ontstond in de schoot van het Tweede Vlaamsch Economisch Congres dat in 1924 in het kader van de Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen werd georganiseerd. Daar werd het idee geopperd om een nieuwe Vlaamse economische organisatie op te richten die zich zou laten inspireren door de ideeën van Lodewijk de Raet De Raet, Lodewijk
Lodewijk de Raet (1870-1914) was een econoom en ambtenaar die in belangrijke mate bijdroeg aan de theorievorming over de Vlaamse beweging en deze van een sociaaleconomisch denkraam voorza... Lees meer
, Hippoliet Meert Meert, Hippoliet
Hippoliet Meert (1865-1924) was de oprichter van het Algemeen-Nederlands Verbond. Hij ijverde voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit en engageerde zich tijdens de Eerste Were... Lees meer
en Leo Meert Meert, Leo
Leo Meert (1880-1963) was tijdens de Eerste Wereldoorlog een leider van het unionistische activisme. Ook had hij de leiding over Kolenverdeeling voor Vlaanderen. Lees meer
, die ook aan de basis hadden gelegen van het Vlaamsch Handelsverbond. De continuïteit met het gecompromitteerde Vlaamsch Handelsverbond werd ook weerspiegeld in de figuur van Lieven Gevaert Gevaert, Lieven
Lees meer
, die mee aan de wieg had gestaan van dit verbond en eveneens bij de stichting van de nieuwe organisatie een centrale rol speelde, zij het minder op het publieke forum. In besloten kring werd onder zijn leiding gewerkt aan de voorbereiding van de statuten.

Discussiepunt daarbij was de precieze formulering ervan, waarbij de vraag aan de orde was of de nieuw op te richten organisatie de ‘Vlaamse economische belangen’ dan wel ‘‘s lands economische belangen’ zou dienen te behartigen. Deze kwestie hield verband met de tegenstelling binnen de Vlaamse beweging tussen maximalisten Maximalisten
‘Maximalisten’ was de benaming die de Vlaams-nationalisten zich tussen beide wereldoorlogen gaven. Ze gebruikten de term om zich te onderscheiden van de gematigdere Vlaamsgezinden die het... Lees meer
en minimalisten Minimalisten
De zogenaamd minimalistische flaminganten probeerden het eisenprogramma voor de Vlaamse beweging, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog onder de leiding van Frans van Cauwelaert was tot stan... Lees meer
. Op het Derde Vlaamsch Economisch Congres, op 11 april 1926, waar de nieuwe economische organisatie werd opgericht en de statuten werden goedgekeurd, werden de doelstellingen geformuleerd als volgt: ‘Het bevorderen der Vlaamse economische belangen, alsmede het uitbreiden van het gebruik der Nederlandse taal in het zakenleven.’ Een apart artikel vermeldde expliciet dat zou worden gestreefd naar de uitbreiding van de economische relaties met Nederlandstalige landen. Hoewel in principe werd gekozen voor een formulering die meer aansloot bij de gevoeligheden van de maximalisten, heeft het VEV, zoals de nieuwe organisatie werd genoemd, zich ervoor gehoed zich met een politieke familie te verbinden. Een constante was het zoeken naar een zo breed mogelijk politiek draagvlak. Gevaert werd de eerste voorzitter.

Uitbouw

De eerste jaren na het ontstaan werd getracht de organisatie uit te bouwen en te consolideren. Dit laatste gebeurde in deze fase vooral door op te treden als ideologische pressiegroep, waarbij de aandacht werd gevraagd voor algemeen economische thema's en voor vraagstukken die verband hielden met de taalwetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
.

De organisatorische uitbouw van het VEV was een van de eerste zorgen. Hij kreeg gestalte door een aantal initiatieven die in de sfeer van informatie- en dienstverlening te situeren zijn. Er werd een documentatiedienst opgericht, die informatie vergaarde over in Vlaanderen gevestigde zakenlui. Tevens werd een gespecialiseerde bibliotheek uitgebouwd. Leden konden een beroep doen op gespecialiseerde diensten: een dienst die naging of cliënten solvabel waren; een dienst die nalatige betalers opvolgde en een juridische en fiscale dienst. In 1930 richtte het VEV een compensatiekas op, die de administratie en uitbetaling van kinderbijslag voor haar aangeslotenen regelde. Het VEV stond zijn leden ook bij in hun commerciële activiteiten. Op het secretariaat konden zij stalen van hun producten tentoonstellen en er werd een net van buitenlandse correspondenten uitgebouwd. Voor deze activiteiten werd een permanente staf gerekruteerd.

Het VEV steunde niet enkel op dienstverlening om zijn groei te schragen, maar probeerde ook zijn organisatie te versterken door de uitbouw van gewestelijke of plaatselijke en sectorale afdelingen. Het VEV was in de beginfase sterk Antwerps Antwerpen
Lees meer
georiënteerd. Wilde het zijn ambitie waarmaken om te spreken voor de hele Vlaamse economie, dan diende het een bredere basis te hebben dan enkel de Antwerpse regio. In 1930 had het VEV 16 gewestelijke afdelingen. De pogingen om sectorale organisaties op te richten of te overkoepelen resulteerde in de toetreding van het Vlaamsch Financieel Verbond Vlaamsch Financieel Verbond
Het Vlaamsch Financieel Verbond (1926) was bedoeld als overkoepelend orgaan voor de Vlaamse financiële sector. Het heeft maar kort bestaan. Lees meer
, de Vlaamse Accountantsvereniging en de Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging Vlaamse Ingenieursvereniging
De Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging (1928) wilde het wetenschappelijke leven vernederlandsen en de beroepsbelangen van de ingenieurs behartigen. Lees meer
. De laatste organisatie ging vanaf 1932 echter haar eigen weg. Wat de zuivere industriële sectoren betreft, had het VEV minder succes. Ondanks herhaalde pogingen kon pas in 1933 een Textielafdeling in de schoot van het VEV worden opgericht. Verder traden Middenstandsorganisaties uit Gent en Antwerpen en de faculteitskringen economie en ingenieursopleiding van de Gentse universiteit toe.

Naast de organisatorische uitbouw trachtte het VEV zich vooral te manifesteren als ideologische pressiegroep. Het nieuwe tijdschrift VEV-Berichten (1926 maandblad; 1937 weekblad) liet toe standpunten in te nemen over allerhande vraagstukken en de ideeën van de organisatie te verspreiden. Verder werden aparte brochures verspreid over specifieke vraagstukken (bijvoorbeeld over de vlasnijverheid). De profilering was gekristalliseerd rond kwesties van taalwetgeving enerzijds en bredere economische thema's anderzijds. Er werd geijverd voor de vervlaamsing van het gerecht Gerecht
Lees meer
, vooral van de rechtbanken van koophandel, en het onderwijs Onderwijs
Lees meer
, in de eerste plaats van het technisch en handelsonderwijs en van de Gentse Rijksuniversiteit Universiteit Gent
Lees meer
. Meer algemeen streefde het VEV ernaar dat Vlaamse ondernemers in hun zakelijke contacten het Nederlands zouden gebruiken. Verder steunde het VEV initiatieven van Vlaamse verenigingen zoals de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
actie van Flor Grammens Grammens, Flor
Onderwijzer Flor Grammens (1899-1985) verwierf tijdens zijn leven grote bekendheid door zijn herhaalde en soms spectaculaire acties tegen de schendingen van de taalwetgeving. Lees meer
en het Vlaamsch Verbond voor Brussel Vlaams Verbond voor Brussel
Lees meer
.

Vanuit een nog bredere economische visie op de toekomst van Vlaanderen benadrukte het VEV de noodzaak van een Vlaamse financiële sector, om het spaargeld van de Vlamingen te draineren naar investeringen in Vlaamse bedrijven. Een tweede aandachtspunt waren de Kempische steenkoolmijnen, die in de loop van de jaren 1920 in exploitatie werden gebracht. De concessies waren in handen van de Belgische holdings, Franse en in mindere mate Duitse kapitaalgroepen. Het VEV stond op het standpunt dat alles in het werk moest worden gesteld om te vermijden dat de mijnexploitatie een bron van verfransing zou zijn en meende dat de rijkdom van de Vlaamse ondergrond ten goede moest komen aan Vlaanderen. Daarom moest worden geïnvesteerd in de infrastructurele ontwikkeling van Limburg Limburg
Lees meer
. De afwerking van wat het Albertkanaal zou worden was daarbij een prioriteit. Op internationaal vlak streefde het VEV naar betere handelsrelaties met Nederland, die op termijn moesten resulteren in een Belgisch-Nederlandse tolunie.

Het VEV, de Vlaamse patronale organisatie?

Met het aantreden van Baldewijn Steverlynck Steverlynck, Boudewijn
Boudewijn Steverlynck (1893-1976) was een West-Vlaamse ondernemer en beleidsmaker. Als voorzitter van het  Vlaams Economisch Verbond (1935-1940) voer hij een krachtige Vlaamsgezinde koer... Lees meer
als nieuwe voorzitter na het overlijden van Lieven Gevaert legde het VEV meer het accent op zijn rol als patronale organisatie en wierp het zich op als concurrent van het unitaire Comité central industriel (CCI). Deze optie moet worden gezien tegen de achtergrond van de groeiende staatsinterventie in het sociaaleconomische leven die zich mede ten gevolge van de economische crisis van de jaren 1930 aftekende. Deze evolutie kreeg nieuwe impulsen met het aantreden van de regering- Paul van Zeeland Van Zeeland, Paul
Toen hoogleraar en bankier Paul van Zeeland (1893-1973) tussen 1935 en 1937 aan het hoofd stond van de Belgische regering, werden onder andere de taalwet in rechtszaken en een amnestiewet... Lees meer
. De staat betrok patronale organisaties bij zijn interventie, zodat het er voor het VEV op aankwam zich op te werpen als gesprekspartner om bij deze interventie betrokken te worden. Om zijn positie te versterken werden inspanningen gedaan voor de uitbouw van sectorale organisaties en werden ook ondernemingen waarvan de Vlaamsgezindheid in twijfel kon worden getrokken als lid toegelaten.

De vraag of het VEV in de eerste plaats een organisatie was van Vlaamse ondernemingen dan wel van ondernemingen in Vlaanderen bleef zich stellen. Taalkwesties, onder meer in verband met het probleem Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
en de vernederlandsing van de Gentse universiteit, bleven vooralsnog de aandacht van de organisatie opeisen. Het werkingsveld van de compensatiekas, omgedoopt tot Onderlinge Kas VEV werd, conform de uitbreiding van de wetgeving, verruimd tot de zelfstandigen.

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
was het VEV erin geslaagd macht en invloed uit te breiden, maar in vergelijking met de Belgische ondernemersvereniging Comité Central Industriel (CCI) bleef het VEV het kleine en minder representatieve broertje. Dit hield verband met het beperktere rekruteringsveld van een organisatie die zich opwierp als de spreekbuis van een naar autonomie strevende Vlaamse ondernemersgroep. Het potentieel daarvoor was weliswaar gegroeid door de industrialisering van Vlaanderen, maar die leidde niet automatisch tot een Vlaamse economie, waarvan het VEV de spreekbuis wou zijn. Onder meer omdat veel kapitaal dat in die industrialisering werd geïnvesteerd afkomstig was van de holdings voltrok zich tegelijk een integratieproces van Vlaanderen in de Belgische economie. Bovendien opteerden niet alle Vlaamse ondernemers voor een autonomistische koers. Een groep, waar Léon Bekaert Bekaert, Léon
Lees meer
model voor kan staan had eerder een Belgisch dan een Vlaams referentiekader.

In deze context namen de spanningen die het dubbele karakter van het VEV (ideologische pressiegroep/patronale organisatie) opleverde niet af. De verruiming van zijn rekruteringsveld, noodzakelijk om zich als representatieve organisatie te kunnen legitimeren, leidde ertoe dat bedrijven of organisaties werden aangetrokken die slechts weinig affiniteit hadden met de Vlaamse beweging. Dat was het geval met de Association des groupements textiles belges (AGTB), een sectorale organisatie die veel gewicht in de schaal wierp. Zij verzette zich tegen de steun die het VEV in de schoot van de Vlaamse Kultuurverenigingen had gegeven aan de benoeming van Adriaan Martens Martens, Adriaan
Lees meer
in de Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België. Het kwam tot een conflict in de schoot van het VEV, dat besloot zich in 1939 terug te trekken uit de Vlaamse Kultuurverenigingen.

Het feit dat het VEV zich niet kon opwerpen als enige representatieve patronale organisatie in Vlaanderen en het CCI niet naar de kroon kon steken, betekent niet dat de door Steverlynck geïnitieerde koerswijziging zonder succes bleef. Het VEV werd, bijvoorbeeld, naast het CCI uitgenodigd op de nationale arbeidsconferenties (tripartite nationaal interprofessioneel ad hoc overlegorgaan), maar boekte vooral succes waar het via directe politieke contacten met de bevoegde ministers invloed kon doen gelden. Dergelijke contacten werden frequenter in de tweede helft van de jaren 1930 en waren erop gericht Vlamingen te benoemen in allerhande officiële economische adviescommissies en raden. Zo werd bijvoorbeeld in 1938 de raad van beheer van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid paritair samengesteld uit Vlamingen en Franstaligen.

Dergelijke successen waren mede het gevolg van de optie van het VEV om politiek neutraal te blijven. Op die manier bleven kanalen open naar alle politieke partijen en kon op contactpersonen die de eisen van het VEV genegen waren een beroep worden gedaan wanneer de betreffende partij regeringsverantwoordelijkheid droeg. Precies als gevolg van de democratisering konden daarbij ook vertegenwoordigers van de katholieke en socialistische arbeidersbeweging worden benaderd en nam de impact van de Vlaamsgezinde burgerij in de katholieke partij toe. De democratisering heeft het relatieve gewicht van het VEV tegenover zijn rivaal het CCI versterkt. Ze liet toe eisen in te willigen die niet of veel moeilijker te realiseren zouden geweest zijn wanneer enkel en alleen het argument van de representativiteit was ingeroepen. Het VEV kon dankzij de toenemende impact van Vlaamse politieke, economische en maatschappelijke actoren op het beleid meer invloed uitoefenen dan het aantal en het gewicht van zijn leden hadden kunnen laten vermoeden.

De Tweede Wereldoorlog en zijn nasleep

De Duitse bezetting luidde het einde in van de liberale economische orde. De economie werd in een organisatorisch keurslijf naar nazistisch model gepast. Net zoals in Duitsland na Adolf Hitlers machtsovername kwamen er in België achtereenvolgens 'warencentrales', belast met de rationele aanwending van een bepaald product (bijvoorbeeld ijzer) en 'bedrijfsgroepen', patronale eenheidsorganisaties per sector, tot stand. De Militärverwaltung mocht deze organisaties vormgeven in samenspraak met de bestaande werkgeversverenigingen.

Die situatie wakkerde de concurrentiestrijd tussen deze laatste aan, in de eerste plaats tussen VEV en CCI. Vooral het VEV meende voordeel te kunnen halen uit een nauwe samenwerking met de bezetter, temeer daar deze de Vlaams-nationalist Victor Leemans Leemans, Victor
Victor Leemans (1901-1971) was een politiek en sociaaleconomisch theoreticus, die het gedachtegoed van de revolutie van rechts introduceerde in de Vlaamse beweging. Tijdens de Tweede Were... Lees meer
, waarmee het VEV al contacten onderhield, als secretaris-generaal van het ministerie van economische zaken had doen benoemen. Deze strategie om te steunen op de bezetter om nieuwe machtsposities te veroveren werd sterk verdedigd door algemeen secretaris Piet Bessem Bessem, Piet
De Vlaams-nationalistische econoom Piet Bessem (1892-1964) was tussen 1930 en 1944 eerste onderdirecteur en vervolgens directeur van het Vlaams Economisch Verbond (VEV), waarvan hij in be... Lees meer
, die na de machtswissel van het voorzitterschap waarbij Baldewijn Steverlynck plaats moest ruimen voor Carlo Gevaert, meer en meer invloed kreeg. Hij schrok er niet voor terug zijn diensten aan te bieden aan de Duitsers om de bestaande patronale organisaties te ontbinden en te vervangen door een eenheidsorganisatie waarin het VEV de leidende rol zou spelen.

Ondanks het feit dat het ledental van het VEV sterk toenam was die concurrentiestrategie geen succes. Op enkele uitzonderingen na slaagde het VEV er niet in sleutelposities te verwerven in de nieuwe op nazistische leest geschoeide corporatistische economische organisaties. Zijn kandidaten wogen niet op tegen die van het CCI en de traditionele economische elite, die vaak de holdings vertegenwoordigden. De Militärverwaltung bleek niet bereid deze groepen al te zeer tegen de haren in te strijken en te steunen op het VEV, wiens kandidaten door de band niet tot de economische top behoorden (in vele gevallen werden hogere bedienden, werkzaam in Vlaamse bedrijven naar voren geschoven als alternatief voor gevestigde Franstalige industriëlen).

Ondanks de samenwerking met de vijand kwam het VEV relatief ongeschonden uit de oorlog. Bessem speelde geen rol meer in de organisatie, die ook aan vervolging door het militaire gerecht ontsnapte. Een onderzoek werd ingesteld zowel tegen het VEV als tegen het CCI. Het onderzoek tegen het VEV werd zonder gevolg geklasseerd, paradoxaal genoeg eerder dan het onderzoek tegen het CCI.

Het VEV, dat na de oorlog een nieuwe leiding kreeg, zag af van zijn concurrentiestrategie met het CCI. Deze laatste organisatie werd gemoderniseerd en omgedoopt tot Verbond der Belgische Nijverheid (VBN) in 1946. Er werd een samenwerkingsakkoord gesloten gericht op integratie en samenwerking tussen VBN en VEV, waarbij een van de ondervoorzitters van het VBN uit de rangen van het VEV zou komen. Van dan af zou het VEV zich meer profileren op specifiek Vlaamse en vooral regionaal economische eisen.

Regionale economische ontwikkeling voor Vlaanderen

De vervlaamsing van het bedrijfsleven Bedrijfsleven
Onder impuls van intellectuelen, ondernemers en gesalarieerde kaders verkreeg de Vlaamse beweging een economische oriëntatie. De uitbouw van een Vlaams bedrijfsleven behelsde een politiek... Lees meer
bleef binnen de actie van het VEV een aandachtspunt. Het thema werd onderwerp van een speciaal door Octaaf Engels Engels, Octaaf
Octaaf Engels (1892-1990) was stichter en voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond. Hij streefde naar de vernederlandsing van het bedrijfsleven. Lees meer
opgericht Studiecentrum voor de vernederlandsing van het bedrijfsleven Studiecentrum voor de Vernederlandsing van het Bedrijfsleven
Het Studiecentrum voor de vernederlandsing van het bedrijfsleven (1955) was een initiatief van het Vlaams Economisch Verbond. Het gaf publicaties uit en stimuleerde het nemen van wetteli... Lees meer
. In 1963 en 1973 resulteerde dit in aanpassingen van de wetgeving die de positie van het Nederlands in het Vlaamse bedrijfsleven beschermden. Niettemin vond er een accentverschuiving plaats in de werking van het VEV rond het thema van de regionale economische ontwikkeling. Dit paradigma ging ervan uit dat regio's met een economische ontwikkelingsachterstand specifieke aandacht en steun nodig hadden van de overheid om die achterstand te kunnen inlopen. Deze politiek kon goed worden gekaderd in de toen dominante keynesiaanse benadering in de economische wetenschap en het beleid die gesteund was op staatsinterventie in de economie.

Het VEV heeft de eis voor regionale economische ontwikkeling op diverse wijzen ondersteund. In de eerste plaats gebeurde dat door het stimuleren en financieren van studies waarin een inventaris werd gemaakt en oplossingen werden aangedragen voor de zwakheden van de economie in Vlaanderen. In 1952 maakte het VEV aan de regering een 'Vertoog' over waarin de zwakheden van de economie in heel Vlaanderen onder de loep werden genomen. Tussen 1953 en 1960 volgden regionale studies over de Antwerpse Kempen, de regio Mechelen en West-Vlaanderen. In 1961 werd, in samenwerking met de vakbonden, de coöperatieve vennootschap Venex (Vennootschap ter bevordering van economische expansie) opgericht, die technisch onderbouwde reconversieplannen voor bepaalde gebieden uitwerkte. Het VEV steunde ook de Vereniging voor Economie, initiatiefnemer van de Vlaamse economische congressen, waar in de jaren 1950 het vraagstuk van de regionale economische ontwikkeling meermaals aan de orde was.

In de tweede plaats was het VEV ook drijvende kracht achter de oprichting van economische raden (tussen 1951 en 1956) en de overkoepelende Economische Raad voor Vlaanderen Economische Raad voor Vlaanderen
Lees meer
. Deze acties vormden mee de achtergrond van de aanvankelijk nog unitair geconcipieerde expansiewetten, die in speciale overheidssteun voor investeringen voorzagen voor economisch achtergebleven gebieden. Deze wetten zorgden ervoor dat talrijke multinationale ondernemingen zich in Vlaanderen kwamen vestigen, waardoor het rekruteringsveld van het VEV toenam. Een tweede externe factor die de ontwikkeling van het VEV stimuleerde was de instelling van de verplichte sociale zekerheid in december 1944 en de uitbreiding van de sociale wetgeving. Hierdoor nam het werkingsveld van de sociaal- dienstverlenende tak van het VEV uitbreiding. Na de Tweede Wereldoorlog werd het sociaal secretariaat van het VEV opgericht, dat gestaag uitbreidde – ook niet-leden konden er een beroep op doen – en de organisatie een groter draagvlak gaf dan zijn relatief kleine aantal 'echte' leden.

Het VEV profileerde zich in de jaren 1960 ook verder als ideologische pressiegroep. De VEV-Berichten, uitgegroeid tot een publicatieforum voor Vlaamse economisten en sociale wetenschappers, werden in 1963 vervangen door het weekblad Tijd, 5 jaar later omgevormd tot de zakenkrant De Financieel-Economische Tijd De Tijd
Lees meer
. Samen met professor André Vlerick Vlerick, André
André Vlerick (1919-1990) speelde als econoom en politicus in de periode 1950-1970 een belangrijke rol in de studie en in het beleid met betrekking tot de Vlaamse economische ontwikkeling... Lees meer
van de Gentse universiteit werden vanaf 1955 jaarlijks studiedagen georganiseerd.

De samenwerking met Nederland Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
bleef ook na de Tweede Wereldoorlog een aandachtspunt. Er werd op een permanente wijze aandacht aan besteed door middel van een speciaal forum, de Hasseltse studiegroep, waarin wetenschappers uit Nederland en België elkaar ontmoetten. De groep gaf verschillende studies uit.

De sterke nadruk die het VEV legde op de 'regionale economische ontwikkeling' bleef tot het einde van de jaren 1960 gesitueerd in het kader van de unitaire Belgische staat. In de jaren 1970 kwam daarin verandering.

Naar sociaaleconomische autonomie voor Vlaanderen

De economische crisis van de jaren 1970 luidde het einde in van het keynesiaanse paradigma in de economische wetenschap en de politieke praktijk. Vanaf 1977 werd na een korte periode gericht op soberheid, opnieuw aangeknoopt bij de keynesiaanse economische politiek door rooms-rode kabinetten, maar de effecten ervan waren kennelijk uitgewerkt. De legitimiteit van het keynesiaanse paradigma werd ook ideologisch-politiek ter discussie gesteld ten voordele van het neoliberalisme.

In dit proces speelde het VEV en met hem gelieerde of sympathiserende persorganen zoals Trends een voortrekkersrol. Centraal in deze paradigmawissel stond het ter discussie stellen van de te groot geachte staatsinterventie in het economische leven (cf. het Roodboek over staatsinterventie dat het VEV publiceerde in 1980). In de specifiek Belgische politieke context viel de economische crisis ten dele samen met een verheviging van de communautaire spanningen die zich in de tweede helft van de jaren 1960 manifesteerden. De economische crisis bracht bovendien de traditionele basissectoren van de Belgische economie in moeilijkheden, in de eerste plaats het Waalse staal. Deze staalcrisis kon op communautaire wijze geproblematiseerd worden en gaf daarmee nieuwe impulsen aan de communautaire spanningen.

Hiermee zijn de contextgegevens geduid van de radicalisering die zich binnen het VEV aftekende op het communautaire vlak in de jaren 1970. Het VEV opteerde voor sociaaleconomisch federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
en nam met het oog daarop politieke initiatieven. Het door het VEV gestichte dagblad De Financieel-Economische Tijd liet de organisatie toe veelvuldig haar stem in het politieke debat te laten horen. Sociaaleconomische autonomie werd verantwoord vanuit de overweging dat Vlaanderen en Wallonië twee verschillende mentaliteiten hadden op sociaaleconomisch vlak en daarom moesten zij in staat worden gesteld om zelf zoveel mogelijk keuzes te maken. Meer in het bijzonder verschilde de visie op de rol van de staat fundamenteel. Sociaaleconomisch federalisme zou het door het VEV gewenste terugdringen van de economische rol van de staat gemakkelijker maken, omdat daarvoor in Vlaanderen sneller een consensus zou worden gevonden.

De opeenvolgende fasen van de staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
hebben de sociaaleconomische bevoegdheden van de deelgebieden uitgebreid. Hierdoor verwierf het VEV meer macht. Het werd in de eerste plaats erkend als representatieve organisatie in de Vlaamse sociaal-economische overlegorganen. Als gevolg hiervan werd in 1981 een nieuw samenwerkingsakkoord gesloten met het Verbond der Belgische Ondernemingen (VBO), waarbij de terreinen werden verdeeld overeenkomstig de verdeling van de sociaaleconomische bevoegdheden over de verschillende niveaus van de Belgische staat. Het VEV, dat zelf geen sectorale organisaties heeft maar een ledenbeweging is, kon bovendien als gevolg van de staatshervorming 'inbreken' in de sectorale federaties. Om op de hoogte te blijven van hetgeen in de Vlaamse overlegorganen gebeurde en er enigszins greep op te krijgen moesten zij een beroep doen op het VEV. Vanaf 1980 werden met het oog hierop samenwerkingsakkoorden met een aantal federaties gesloten.

De staatshervorming heeft niet alleen de macht van het VEV versterkt, maar heeft het ook meer doen uitkomen als organisatie van ondernemers. Zijn rol in de Vlaamse beweging en de communautaire verhoudingen verschoof naar de achtergrond om uiteindelijk nagenoeg te verdwijnen. Zoals de Vlaamse beweging haar eisen gestalte zag krijgen in nieuwe structuren en instellingen, zo werd het VEV deel van dat nieuwe model. Het VEV werd niet enkel onderhandelingspartner met de vakbonden, maar is er, vooral in de vroege jaren 1980, in geslaagd een nauwe samenwerking met de Vlaamse overheid tot stand te brengen en de interventie van die overheid meer in overeenstemming te brengen met de wensen van de patroons (bijvoorbeeld: Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen
Lees meer
). In de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen die in 1985 werd opgericht was het VEV vertegenwoordigd samen met de andere sociale partners. Tegelijk trad het VEV op als lobbygroep voor de nijverheid in Vlaanderen. Zo was het de drijvende kracht achter de FLAG ( Flemish Aerospace Group Flemish Aerospace Group
Lees meer
), die ervoor ijverde dat in Vlaanderen gevestigde bedrijven in voldoende mate in aanmerking kwamen voor compensaties in het kader van vooral militaire bestellingen.

De sterkere nadruk die ligt op de rol van ondernemersorganisatie maakte zijn rol als Vlaamse ideologische drukkingsgroep soms zelfs onmogelijk. Het VEV droeg nu immers medeverantwoordelijkheid voor het beleid en het werd moeilijker om vrijblijvende standpunten in te nemen. Een en ander bleek uit de discussie rond de Vlaamse verankering, die de 'vreemde' invloed in de Vlaamse economie wil terugdringen. Het VEV was hier heel wat meer genuanceerd dan de radicale stromingen binnen de Vlaamse beweging. Dit had te maken met de machtsbasis van het VEV: de industrialisering van Vlaanderen was voor een groot deel het werk van buitenlands kapitaal en in deze ondernemingen rekruteerde het VEV een groot deel van zijn achterban. Ook in de discussie over de federalisering van de sociale zekerheid waren de standpunten van het VEV minder verregaand. Sedert ongeveer 1996 leek de oude strijd tussen het VEV en de unitaire werkgeversorganisatie zich evenwel te herhalen. Tegen de achtergrond van het moeilijker functionerende sociaal overleg op federaal niveau pleitte het VEV voor een 'Vlaams sociaal' overleg, waar het meer kansen op slagen zou hebben. Het succes van een dergelijke operatie werd evenwel bemoeilijkt door de twijfels die bleven bestaan, ook bij de patronale concurrenten, over de representativiteit van het VEV. Dat stond op termijn een sterkere verankering in het weefsel van de gestaag voortschrijdende verzelfstandiging van de Vlaamse deelstaat echter niet in de weg.

Met de fusie van het VEV en de Vlaamse kamers van koophandel tot het Vlaams netwerk van ondernemingen Voka in 2004 werd een bladzijde omgeslagen. De tendens tot verzakelijking en focus op de ondernemersbelangen in Vlaanderen, veeleer dan initiatieven ten behoeve van grotendeels gerealiseerde eisen die in het kader van de Vlaamse beweging werden geformuleerd, heeft zich daarmee beslissend doorgezet.

Literatuur

– Th. Luykx, Bijdrage tot de geschiedenis van de economische bewustwording in Vlaanderen. Veertig jaar Vlaams Economisch Verbond 1926-1966 (met medewerking van M. Lamberty en F. Wildiers), 1967.
– J. Herremans, Le Vlaams Economisch Verbond (VEV), in: Courrier Hebdomadaire CRISP, nr. 637, 1974.
– J. Moden en J. Sloover, Le patronat belge. Discours et idéologie, 1980.
– S. Govaert, Le Vlaams Economisch Verbond (VEV) dans la Belgique des régions, in: Courrier Hebdomadaire CRISP, nrs. 1003-1004, 1983.
– G. Vanthemsche, De reorganisatie van het Belgisch patronaat. Van Centraal Nijverheidscomité naar Verbond der Belgische Nijverheid (1946), in: E. Witte, J.C. Burgelman en P. Stouthuysen (red.), Tussen restauratie en vernieuwing. Aspecten van de naoorlogse Belgische politiek (1944-1950), 1989, pp. 109-147.
– S. Leblanc, La fédéralisation de la sécurité sociale, in: Courrier Hebdomadaire du CRISP, nrs. 1282-1283, 1990.
– A. Vincent, Le pouvoir économique dans la Belgique fédérale. Ancrage et délocalisations, 1990.
– D. Luyten, Burgers boven elke verdenking? Vervolging van economische collaboratie in België na de Tweede Wereldoorlog, 1996.
– D. Luyten, Ideologie en praktijk van het corporatisme tijdens de Tweede Wereldoorlog in België, 1997.
– L. Meyvis, Markt en macht : het VEV van 1926 tot heden, 2004.
– O. Boehme, Greep naar de markt. De sociaal-economische agenda van de Vlaamse Beweging en haar ideologische versplintering tijdens het interbellum, 2008.
– O. Ongena, Een geschiedenis van het sociaal-economisch overleg in Vlaanderen (1945-2010) : 25 jaar SERV, 2010.

Suggestie doorgeven

1975: Frans Wildiers (pdf)

1998: Dirk Luyten

2023: Olivier Boehme

Databanken

Inhoudstafel