Eerste Wereldoorlog

Gebeurtenis

De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagvlak en de praxis van de flaminganten. Hij leidde tot een hoogtepunt van Belgisch nationalisme, radicaliseerde het Vlaams-nationalisme en bracht beide nationalismen met elkaar in botsing. In de naoorlogse mythevorming over de oorlog zou die tegenstelling uitvergroot worden.

Alternatieve naam
Wereldoorlog I
WOI
Grote Oorlog
Groote Oorlog
Periode
28 juli 1914 -
11 november 1918
Leestijd: 49 minuten

De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. Vreemd is dat niet. Oorlogen zijn immers katalysatoren van processen van staats- en natievorming. Dat geldt in het bijzonder voor zogenaamde ‘totale oorlogen’, die de fysieke en culturele mobilisatie van hele samenlevingen vereisen. De Eerste Wereldoorlog was  een typevoorbeeld van een Volkskrieg, een oorlog die niet in de eerste plaats door beroepslegers, maar door burgers onder de wapenen werd uitgevochten. De burgersamenleving moest bovendien niet alleen mannen leveren, maar ook arbeid  en goederen in het kader van de oorlogseconomie. Het nationale gevoel was cruciaal voor de legitimering van al die inspanningen. De Eerste Wereldoorlog was dan ook een nationale oorlog par excellence.

Waren soldaten en burgers zelf overtuigd van de nationale zaak? Of was het nationalisme een vertoog dat hun van bovenaf werd opgelegd? Deze vragen zijn voorwerp van aanhoudende debatten. Wat echter buiten kijf staat, is dat de natie door de oorlog een ongekende urgentie kreeg. In het dagelijkse burgerbestaan van vóór de oorlog was het belang van de natie door de band genomen tamelijk beperkt. Een aantal historici gaat zelfs zo ver te stellen dat brede lagen van de bevolking onverschillig stonden tegenover de natie. Van ‘nationale onverschilligheid’ kon echter moeilijk sprake zijn aan het front, waar soldaten in de naam van de natie hun leven moesten riskeren en al evenmin aan het thuisfront, waar de oorlog het hele leven overhoop haalde. De oorlog maakte de natie heel reëel, intensiveerde nationale gevoelens.

De massale mobilisatie van burgers voor de nationale oorlog leidde tot een nieuwe machtsdeling binnen staten. Het voortbestaan van de staat hing nu immers niet meer af van een beperkt professioneel korps, maar van de voltallige bevolking, die met man en macht de oorlogsinspanning droeg. Zo’n grootschalige mobilisatie kon niet enkel door middel van repressie afgedwongen worden, maar moest geconsolideerd worden door middel van toegevingen aan de bevolking. Niet toevallig gaan periodes van grote mobilisaties samen met uitbreidingen van het stemrecht. Wie zijn leven veil moest hebben voor het vaderland of andere offers voor de natie moest brengen, verlangde ook medezeggenschap over de koers van het land. De oorlog had dus niet enkel een nationaliserend, maar ook een democratiserend effect, twee processen die sinds de Franse Revolutie onlosmakelijk met elkaar verbonden waren.

De beslissende impuls die de Eerste Wereldoorlog gaf aan de doorbraak van het nationalisme en de democratie was in heel Europa merkbaar. Met name in Centraal- en Oost-Europa, waar na de ineenstorting van de keizerrijken als gevolg van de Eerste Wereldoorlog overal natiestaten ontstonden, was dat proces zelfs op de landkaart af te lezen (al zaten democratie en nationalisme er elkaar in de weg, doordat ook die nieuwe staten tal van nationale minderheden zonder zelfbeschikkingsrecht omvatten). Dat de meeste van die prille natiestaten hun democratische karakter al snel verloren, schrijft een aantal historici paradoxaal genoeg toe aan de doorwerking van diezelfde Eerste Wereldoorlog. De democratie zou er in het gedrang gekomen zijn door een krachtige nationalistische mythe over de oorlog, waarin de verheerlijking van het krijgsgeweld centraal stond. De oorlogscultuur zou volgens die logica zijn blijven doorleven in de politieke cultuur van het interbellum en gewelddadige politieke systemen als het fascisme en het nationaalsocialisme verklaren. Geweld zou als gevolg van de oorlog opgang maken als politiek middel. Hoe omstreden die zogenaamde ‘brutaliseringsthese’ ook is, duidelijk is wel dat de mythevorming over de Eerste Wereldoorlog van kapitaal belang is voor de verdere ontwikkeling van het nationalisme in Europa in de 20ste eeuw.

Hoewel veel minder dramatisch dan in Oost- en Centraal-Europa, vormde ook in België de Eerste Wereldoorlog een belangrijke schok voor het politieke systeem. De gevolgen zijn tot op de dag van vandaag voelbaar. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagvlak en de praxis van de flaminganten. Hij betekende bovendien een kapitaal moment in de geschiedenis van nationalisme in België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
. De oorlog leidde tot een hoogtepunt van Belgisch nationalisme Belgisch nationalisme
Lees meer
, radicaliseerde het Vlaams-nationalisme en bracht beide nationalismen met elkaar in botsing. In de naoorlogse mythevorming over de oorlog zou die tegenstelling uitvergroot worden. Dit alles maakt de oorlog tot een cruciale fase in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. Om de betekenis en invloed van de Eerste Wereldoorlog te begrijpen, is het noodzakelijk oog te hebben voor de uiteenlopende impact op flamingantische politici, de militanten en de Vlaamse bevolking als geheel.

Nationalisering van de bevolking

Zoals overal in Europa leidde de Eerste Wereldoorlog ook in België tot een verbreding en verdieping van de nationale gevoelens bij brede lagen van de bevolking. De verontwaardiging over de Duitse inval in het kleine neutrale land was algemeen en leidde tot sterke anti-Duitse gevoelens en een dito identificatie met de Belgische zaak. De groeiende haat tegen de Duitsers en de intensivering van het Belgische sentiment waren keerzijden van dezelfde medaille. Die gevoelens werden nog geïntensiveerd door de Duitse gewelddaden tegen burgers tijdens de invasie en de jarenlange ervaring van een repressief regime en materiële ontbering-. Onder deze omstandigheden ervoer de overgrote meerderheid van de Belgische bevolking de Duitse bezetter als een rechtstreekse bedreiging voor haar welvaart en welzijn. Zij stelde haar hoop op het IJzerleger voor het herstel van de onafhankelijkheid van het land. Het gros van de bevolking die zwaar te lijden had onder de schaarste en andere ellende van de bezetting, ging het Belgische vaderland associëren met de relatieve welvaart en welzijn van voor de oorlog. Belgische symbolen en begrippen kregen een betekenis die ze voor brede lagen van de bevolking eerder nauwelijks hadden. Met name koning Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
groeide uit tot een mythische figuur die het verzet van het kleine, onschuldige, moedige België tegen het grote, schuldige en laffe Duitse keizerrijk incarneerde. Het Belgische nationalisme had dus een uitgesproken defensief karakter. Dat was a fortiori het geval voor de ongeveer 360.000 Belgische soldaten die hun leven moesten riskeren voor het vaderland. Zij hielden hun oorlogsinspanning niet vol op basis van nationalistisch enthousiasme, maar zagen de verdediging en bevrijding van het vaderland wel als een plicht ten aanzien van hun familieleden in het bezette land.


De wacht in de eerste linie. Tweetalige opschriften manen de soldaten aan tot stilte om hun positie niet te verraden aan de vijand, ca. 1915-1918. (Koninklijk Legermuseum)
De wacht in de eerste linie. Tweetalige opschriften manen de soldaten aan tot stilte om hun positie niet te verraden aan de vijand, ca. 1915-1918. (Koninklijk Legermuseum)

Vanuit dat perspectief bekeken, wekt het geen verwondering dat het ‘defensieve patriottisme’ van de Belgische soldaten net zoals elders in Europa sterk verknoopt was met lokale en regionale vormen van identificatie. Dat was uitgesproken het geval bij flamingantische intellectuelen in het leger van wie de patriottische vervoering bij de invasie gesterkt werd door de oproep van Koning Albert aan de Vlamingen en de Luikerwalen om respectievelijk de Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
en de zeshonderd Franchimontezen te gedenken. Dat de meeste frontblaadjes Frontblaadjes
Frontblaadjes waren krantjes die tijdens de Eerste Wereldoorlog onder de soldaten werden verdeeld, met als doel hun moraal op te krikken. Lees meer
zich richtten tot soldaten met eenzelfde woonplaats of streek van herkomst, is een andere betekenisvolle indicatie in dat verband. Die vormen van identificatie stonden zeker niet haaks op het overkoepelende nationale gevoel. Zo golden streekgebonden liederen in het Belgische leger onverkort als nationale liederen. Voor de Nederlandstalige soldaten was De Vlaamse Leeuw De Vlaamse Leeuw
De Vlaamse Leeuw (1847) is een nationaal Vlaams lied op tekst van Hippoliet van Peene en muziek van Karel Miry. Op 11 juli 1985 werden tekst en muzikale notatie officieel vastgelegd als V... Lees meer
het Belgische strijdlied bij uitstek dat minstens zo vaak gezongen werd als de Brabançonne. Ook onder de Nederlandstalige bevolking van het bezette land was er die probleemloze combinatie van Vlaamse en Belgische symbolen. Arbeiders die door de Duitsers gedeporteerd werden, hieven bij wijze van protest De Vlaamse Leeuw aan en ook bij de Wapenstilstand gold die nog als een vaderlands lied. Dat Belgische en Vlaamse symbolen elkaar niet uitsloten, maar zelfs in grote mate inwisselbaar waren, hoeft niet te verwonderen. Voor de Eerste Wereldoorlog was dit immers de norm. Zelfidentificatie als Vlaming stond een Belgische aanhankelijkheid niet in de weg.


In deze zowel in het Frans als het Nederlands verspreide patriottische postkaart sprak koning Albert I zijn volk aan als ‘Belgen, Walen en Vlamingen’ en alludeerde hij expliciet op regionale symbolen zoals de Vlaamse leeuw (BELvue Museum)
In deze zowel in het Frans als het Nederlands verspreide patriottische postkaart sprak koning Albert I zijn volk aan als ‘Belgen, Walen en Vlamingen’ en alludeerde hij expliciet op regionale symbolen zoals de Vlaamse leeuw (BELvue Museum)

Net doordat de natie in het leven van alledag veel reëler werd dan ooit te voren, verdiepten ook de verwachtingen ten aanzien van het vaderland. Mensen in het bezette land en zeker aan het front waren bereid offers te brengen voor de natie, maar verwachtten dan wel rechtvaardigheid van de kant van dat vaderland. De Belgische elites voelden bijvoorbeeld goed aan dat brede lagen van de bevolking in tijden van schaarste een rechtvaardige voedselpolitiek verlangden en zetten daarom een Nationaal Comité voor Hulp en Voeding op. Dat de meerderheid van de bevolking afhankelijk werd van de nationaal opgezette voedselpolitiek, ongezien in het economisch-liberale België van voor de oorlog illustreert nog eens de toegenomen betekenis van de natie in het dagelijkse leven. De offers die voor het vaderland gebracht moesten worden, stimuleerden het verlangen naar een gelijkere, democratischere samenleving. De sociale, culturele en politieke ongelijkheid die de 19de-eeuwse klassenmaatschappij kenmerkte, viel in die context steeds minder te tolereren. Dat had ook een weerslag op de taalverhoudingen. Het gebruik van het Frans als distinctiemiddel van de beter gesitueerden botste in het democratiserende klimaat op steeds meer weerstand. Lucide waarnemers lieten er geen twijfel bestaan dat, behalve in Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
en aan de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
, de steun voor het flamingantische taalprogramma alleen maar toenam. Dat was het geval in het bezette land, maar in het bijzonder onder de overwegend Nederlandstalige soldaten die aan het front hun leven op het spel zetten voor België. Zij ervoeren het optreden van Nederlandsonkundige officieren als een grievende, want onnodige extra deprivatie. Door de democratiserende impuls die van de oorlogservaring uitging, vergrootte 1914-1918 het sociale draagvlak voor de Vlaamse beweging structureel.

De verdieping van het nationale gevoel bij brede lagen van de bevolking impliceerde geenszins dat de interne sociale en politieke spanningen in België plotsklaps verdwenen zouden zijn. In het kader van de zogenaamde Godsvrede Godsvrede
Godsvrede is een middeleeuws begrip dat een schorsing van de vijandelijkheden tussen verschillende partijen inhoudt. In de geschiedenis van de Vlaamse beweging werd het begrip op verschil... Lees meer
werd de politieke strijd weliswaar gestaakt zolang de oorlog duurde. De bezetting riep echter nieuwe spanningsvelden op, zoals rond de verdeling van het schaarse voedsel. Diverse politieke stromingen hoopten bovendien dat hun programma gesterkt uit de oorlog zou komen als beloning voor hun steun aan de nationale zaak. Zo rekenden de socialisten op een snelle democratisering en de flaminganten op een verdiepte vernederlandsing.

De Duitse Flamenpolitik

De Duitse bezetter werd dus geconfronteerd met een vijandige bevolking die zich sterker dan ooit te voren met het Belgische vaderland identificeerde. Niettemin ontwikkelde hij al van het prille begin van de bezetting een beleid om België te verzwakken door de Vlaamse en Belgische idee met elkaar in botsing te laten komen, de zogenaamde Flamenpolitik Flamenpolitik
Met het begrip ‘Flamenpolitik’ wordt verwezen naar de politiek die de Duitse bezetter voerde ten aanzien van de Vlaamse beweging tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Sommige aute... Lees meer
. Zoals Lode Wils Wils, Lode
Lode Wils (1929) is een emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis. Hij publiceerde voornamelijk over het katholieke flamingantisme en is een van de belangrijkste geschiedschrijvers van... Lees meer
al decennia geleden stelde, kan het belang van dat Duitse initiatief bezwaarlijk overschat worden. De intellectuele achtergrond van de Flamenpolitik was het wijd verspreide völkische denken onder de Duitse elites. Binnen dat denken, met afstamming en taal als bepalende criteria voor nationale identiteit, gold het veeltalige België als ‘onnatuurlijk’ en werden de Vlamingen als ‘stamverwante’ Germanen gezien. In de decennia voor de oorlog hadden völkische, imperialistische drukkingsgroepen als het Alldeutscher Verband Alldeutscher Verband
Het Alldeutscher Verband (1891 - 1939) was een imperialistische drukkingsgroep in het Duitse keizerrijk die de Vlaamse beweging hoopte in te schakelen in een Duits expansiebeleid.Na 1918 ... Lees meer
al interesse opgevat voor de Vlaamse beweging zoals Bruno Yammine overtuigend heeft aangetoond. Binnen die invloedrijke drukkingsgroepen gingen völkische ideeën en geopolitieke aspiraties hand in hand. Om Duitsland Duitsland & Vlaanderen
Van de eerste helft van de 19de eeuw tot 1945 stond het Duitse beeld van Vlaanderen in het teken van etnisch-culturele verbondenheid. Die romantische perceptie leefde vooral bij een beper... Lees meer
tot een wereldmacht te doen uitgroeien, moesten de Noordzeehavens in België en Nederland binnen de Duitse invloedssfeer worden gebracht. De opvatting dat Vlamingen en Nederlanders verwante Nederduitsers waren, was daarvoor dienstbaar. Het officiële Duitsland kwam echter voor de oorlog niet tussen in de Belgische binnenlandse politiek, aangezien het tevreden was met de langdurige katholieke regering die afstand hield van de Franse lekenrepubliek.

De Belgische weigering om de Duitse legers in augustus 1914 door te laten, veranderde echter de houding van het officiële Duitsland. België moest gestraft worden voor zijn weerstand en blijvend in de Duitse invloedssfeer worden gebracht. De bestaande völkische en geopolitieke schema’s kleurden de Duitse plannen om het onnatuurlijke België te onttakelen. Die plannen met België pasten in een bredere Duitse strategie. Het keizerrijk wilde zijn tegenstanders verzwakken door overal in de wereld -- van Ierland tot India -- interne nationale, sociale en godsdienstige tegenstellingen aan te wakkeren. Nationaliteiten die losgeweekt konden worden uit de vijandige machten, zouden bovendien de bouwstenen kunnen vormen van de Duitse hegemonie van de toekomst. Terwijl radicale krachten Duitsland eenvoudigweg wensten te vergroten door annexaties, wilden ‘gematigden’ zoals kanselier Theobald von Bethmann-Hollweg Von Bethmann-Hollweg, Theobald
Als Duits rijkskanselier tussen 1909 en 1917 nam Theobald von Bethmann-Hollweg het initiatief tot Duitse inmenging in de Vlaamse beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog en hij werd verant... Lees meer
de Duitse macht vooral vestigen op een gordel satellietstaten. Zodoende kon vermeden worden al te veel religieuze of etnische minderheden in het rijk op te nemen. Over het einddoel, Duitse hegemonie, bestond geen discussie, enkel over de methode om dat te bereiken.

Al tijdens de eerste oorlogsmaand, nog voor de Vlaamse provincies goed en wel bezet werden, begon Bethmann te schakelen om zijn Flamenpolitik te initiëren. Op 2 september 1914 gaf hij aan het Duitse bestuur in Brussel het bevel om de Vlaamse beweging en de Nederlandse taal te begunstigen. Oogmerk hiervan was vooral om een goede indruk te maken in Nederland in de hoop dat land in de Duitse invloedsfeer te lokken. Het strategische doel was een met Vlaanderen vergroot Nederland in het Duitse concept Mitteleuropa een plaats te geven. In de bezette gebieden gingen de Duitsers daadwerkelijk vanaf einde augustus 1914 het Nederlands vooropstellen bij publieke verordeningen. De daaropvolgende maanden werd met behulp van experts een beleid ontwikkeld om in te spelen op de communautaire tegenstelling in België. Dat denkwerk resulteerde in de instructie die Bethmann op 16 december 1914 aan Moritz von Bissing Von Bissing, Moritz
Moritz von Bissing (1844-1917) was van november 1914 tot aan zijn dood in april 1917 gouverneur-generaal van het bezette België. Lees meer
stuurde, de nieuwe gouverneur-generaal die over het gros van bezet België heerste. Basisidee was dat Duitsland zich een positie als beschermer van de verwante Vlaamse bevolking moest zien te verwerven. Zelfs als het België zou moeten ontruimen, kon het land zo een stevige vinger in de pap houden.

Tegen de jaarwisseling lag het basisprogramma voor de Flamenpolitik al vast: voeling krijgen met de leiders van de Vlaamse beweging, Groot-Nederlandse Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
banden tussen Vlaanderen en Nederland stimuleren, de Gentse universiteit vernederlandsen en een bestuurlijke scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië doorvoeren. Dat programma zou door Von Bissing methodisch, maar voorzichtig doorgevoerd worden. In 1916 werd de Gentse universiteit heropend met Nederlands als onderwijstaal. In 1917 werd een Vlaams marionettenparlement gecreëerd, de Raad van Vlaanderen Raad van Vlaanderen (1917-1918)
De Raad van Vlaanderen (1917-1918) was een activistisch marionettenparlement tijdens de Eerste Wereldoorlog, dat onderdeel was van de Duitse plannen om in Vlaanderen een blijvende invloed... Lees meer
, en werd de bestuurlijke scheiding doorgevoerd. Zijn behoedzame aanpak bracht de gouverneur-generaal regelmatig in conflict met de militaire overheden in het Etappengebied en van de keizerlijke Marine die een radicalere en openlijk anti-Belgische lijn voorstonden. Aangezien ze allebei België wilden verzwakken of vernietigen, ging het geschil over de te hanteren tactiek. Gezien de kracht van het Belgische sentiment wist Von Bissing dat hij voorzichtig moest opereren en dat pangermaans extremisme contraproductief was. Bijzonder functioneel daarvoor was het optreden van een aantal Duitsgezinde Groot-Nederlanders in Noord-Nederland, zoals F.C. Gerretson Gerretson, Frederik C.
Frederik Carel Gerretson (1884–1958) was een Nederlandse historicus, zakenman en politicus, die vanuit zijn Groot-Nederlandse overtuiging het Vlaams-nationalisme trachtte te beïnvloeden.... Lees meer
. Zij konden efficiënter de Belgische loyaliteit van de flaminganten aan het wankelen brengen dan de bezetter zelf en speelden in de ontplooiing van de Flamenpolitik dan ook een cruciale rol.


Overdracht van de vernederlandste Universiteit Gent aan de academische overheid, 21 oktober 1916. Beheerder Ernest Haerens staat rechts op de eerste rij, naast gouverneur-generaal van het Duitse bezettingsbestuur Moritz von Bissing. (Universiteitsbibliotheek Gent)
Overdracht van de vernederlandste Universiteit Gent aan de academische overheid, 21 oktober 1916. Beheerder Ernest Haerens staat rechts op de eerste rij, naast gouverneur-generaal van het Duitse bezettingsbestuur Moritz von Bissing. (Universiteitsbibliotheek Gent)

De weerklank van de Flamenpolitik

De Flamenpolitik slaagde er niet in de Vlaamse bevolking te verdelen. Voor de overgrote meerderheid van de bevolking was samenwerking met de Duitse bezetter geen optie, aangezien zij die bezetter verantwoordelijk hield voor alle ellende van de oorlog. Dat was uitgesproken het geval onder de stedelingen en de lagere sociale groepen die het zwaarst te lijden hadden onder de honger, de oorlogsontbering met de breedste sociale impact. Het Duitse discours over pangermaanse verwantschap met de Vlamingen stond in schril contrast met de dagelijkse ervaringen van die Vlamingen met de Duitsers. De overgrote meerderheid van de Vlamingen bleef zich de hele bezetting lang identificeren met de Belgische zaak en was dan ook niet vatbaar voor anti-Belgische propaganda. De Flamenpolitik werd algemeen afgekeurd en wie er op inging, nog meer. Geconfronteerd met alle problemen die overleven in het bezette land stelde, waren taalkwesties voor de hongerende bevolking bepaald geen prioriteit.

Vanuit dat perspectief bekeken, is het maar de vraag of brede lagen van de bevolking wel veel belang hebben gehecht aan de Flamenpolitik en of ze haar überhaupt opmerkten. De eerste twee jaar van de bezetting trad Von Bissing immers erg behoedzaam op, en ook later bleef de impact van de Flamenpolitik op het dagelijkse leven klein. Van de vernederlandsing van de Gentse universiteit of de bestuurlijke scheiding merkten de meeste Vlamingen niets. In het dagelijkse bestaan van het gros van de bevolking bleef de weerslag van de Flamenpolitik beperkt tot de vervanging van een tweetalig straatnaam Straatnamen
Straatnamen kunnen als monumenten fungeren die een bepaalde nationalistische of andere politiek-ideologische agenda reflecteren. In de geschiedenis van de Vlaamse beweging dienden straatn... Lees meer
bordje door een Nederlandstalig en het verschijnen van nieuwe Duitsgezinde kranten. Enkel in Brussel en aan de taalgrens was dat anders, aangezien kinderen daar onder dwang van Frans- naar Nederlandstalige schoolklassen werden gestuurd en de ministeries werden opgesplitst. Ook in Gent was de vernederlandste universiteit (de Vlaamsche Hoogeschool) een opzienbarende gebeurtenis, die niet onopgemerkt voorbijging aan de bewoners van de stad. Daarbuiten was de Vlaams-nationalistische collaboratie nauwelijks zichtbaar.

Die collaboratie opereerde veelal erg discreet; pas tijdens het laatste bezettingsjaar ging ze de publieke ruimte opzoeken. Van zodra de nationalistische collaborateurs, de zelfverklaarde ‘activisten’, begin 1918 de openbaarheid moesten opzoeken onder de vorm van proclamaties van Vlaanderens zelfstandigheid, wekten ze meteen veel meer weerstand. In verscheidene steden werden de activisten bij die gelegenheid van de straat geveegd door veel talrijkere tegenbetogers. In toenemende mate kwamen ze in een sociaal isolement terecht; in de woorden van Hendrik Elias Elias, Hendrik
Hendrik Elias (1902-1973) was een historicus en Vlaams-nationalistisch politicus die als leider van het Vlaamsch Nationaal Verbond collaboreerde met de Duitse bezetter tijdens de Tweede W... Lees meer
werden ze uitgespuwd door de bevolking. Dat mag dan wel waar zijn, maar sommige categorieën werden nog veel sterker uitgespuwd dan de activisten. Veel voelbaarder dan de Flamenpolitik voor brede lagen van de bevolking, was de Duitse exploitatiepolitiek van het bezette land. Wie daar aan meewerkte en er zijn voordeel mee deed door bijvoorbeeld te woekeren, wekte bijzonder veel woede onder brede lagen van de bevolking. Het optreden van economische Economie
Dit artikel gaat over de relatie tussen economie en Vlaamse beweging. Daarmee beoogt deze tekst geen economische geschiedenis te schetsen van wat we vandaag Vlaanderen noemen. Integendee... Lees meer
normovertreders had niet alleen een veel voelbaardere impact op het dagelijkse leven, maar sprong ook veel meer in het oog dan dat van politieke collaborateurs.


Op 3 februari 1918 was kunstenaar Eugeen van Mieghem getuige van een activistische straatmanifestatie in Antwerpen die werd belaagd door tegenbetogers. Tekening van Eugeen van Mieghem. (Privécollectie Jo Valgaeren)
Op 3 februari 1918 was kunstenaar Eugeen van Mieghem getuige van een activistische straatmanifestatie in Antwerpen die werd belaagd door tegenbetogers. Tekening van Eugeen van Mieghem. (Privécollectie Jo Valgaeren)

Op de Vlaamse bevolking als geheel mag de Flamenpolitik dan wel nauwelijks aantrekkingskracht hebben uitgeoefend, hetzelfde gold niet voor de Vlaamse beweging. De zorgvuldige Duitse interventie wist een aantal flamingantische militanten los te weken uit de vaderlandse consensus. Gevolg was dat de Vlaamse beweging verdeeld raakte in een pro-Duits en een Belgisch-loyaal kamp. De Flamenpolitik raakte binnen het flamingantische milieu een gevoelige snaar. Er bestond een zekere ontvankelijkheid onder de flaminganten voor het idee om met de Duitsers samen te werken. Die ontvankelijkheid is terug te voeren op een samenspel van factoren. Onder flaminganten leefden voor de oorlog völkische gevoelens van Germaanse verwantschap met Duitsland, terwijl Frankrijk Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
en Engeland gewantrouwd werden. Al werd dat niet vertaald in anti-Belgische actie, het is duidelijk dat  bij een aantal militanten het Vlaamse nationale bewustzijn flink was gegroeid. Het ongeduld over het tempo van de vooroorlogse vernederlandsing langs parlementaire weg vertaalde zich bij een aantal militanten in antipolitieke oprispingen. De bezetting bood een gelegenheid om in één klap grote stappen te zetten én lucratieve carrières uit te bouwen.

Bij het begin van de bezetting troffen de Duitsers geen collaboratiebereide nationale beweging aan. Slechts een paar geïsoleerde militanten stonden klaar om de bezetter tot dienst te zijn, met name de leden van de pangermaanse groupuscule Jong-Vlaanderen Jong-Vlaanderen (1914-1918)
Jong-Vlaanderen (1914-1918) was een in Gent opgerichte activistische drukkingsgroep, die tijdens de Eerste Wereldoorlog een radicaal Vlaams-nationalistisch en anti-Belgisch politiek progr... Lees meer
, geïnitieerd door de Gentse dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard Domela Nieuwenhuis Nyegaard, Jan
Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard (1870-1955) was predikant en pangermanist. Tijdens beide wereldoorlogen collaboreerde hij met de Duitse bezetter met de bedoeling een zelfstandig Vlaa... Lees meer
. Het radicale anti-Belgische optreden van die ultra’s bleek al snel contraproductief en werd dan ook afgeremd door Von Bissing. Een gematigder programma, ogenschijnlijk binnen het Belgische (wettelijke) kader, werkte beter om flaminganten te lijmen. Door de belangrijkste vooroorlogse eis van de Vlaamse beweging te realiseren, de vernederlandsing van de  Gentse universiteit, wist Von Bissing een eerste doorbraak in het flamingantische milieu af te dwingen. Naast de Jong-Vlaamse ultra’s ontstond ook een collaborerende fractie die federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
nastreefde, de zogenaamde ‘unionisten’. Tegen het begin van 1918 schatten de activisten hun eigen aanhang op ongeveer 15.000 mensen. Op het geheel van de Vlaamse bevolking is dat cijfer verwaarloosbaar, op de groep van de flamingantische militanten was het dat allesbehalve. Een aanzienlijk deel van hen bleek gevoelig voor de lokroep van de Flamenpolitik en dat zou verstrekkende gevolgen hebben voor de geschiedenis van de Vlaamse beweging.

De zogenaamde loyale flaminganten die de collaboratiepolitiek verwierpen (door de activisten met zin voor politieke communicatie aangeduid als ‘ passivisten Passivisme
Het begrip ‘passivisme’ verwijst naar de Vlaamsgezinden die tijdens de Eerste Wereldoorlog verdere pogingen om de Vlaamse eisen te realiseren tot na het einde van het politiek-militair co... Lees meer
’), hadden dus niet kunnen voorkomen dat een significant deel van de flaminganten bereid was mee te stappen in de Duitse plannen. Hoewel zij op twee uitzonderingen na alle parlementaire leiders van de beweging tot hun kamp konden rekenen, was de loyaal-flamingantische manoeuvreerruimte al met al beperkt. De Belgische regering en de vorst in ballingschap gingen nauwelijks in op de loyaal-flamingantische pressie om een antwoord te bieden op de uitdaging van de Flamenpolitik, aangezien ze zich verzekerd wisten van de Belgische gezindheid van de bevolking. De activisten gebruikten die passiviteit om de flamingantische opinie te overtuigen van hun gelijk. De bezetter beantwoordde uitingen van loyaal-flamingantisch verzet met repressie. Ondanks die beperkingen wisten de loyale flaminganten zich te manifesteren als een politieke factor van betekenis. Zelfs in het bezette land werd de loyaal-flamingantische boodschap wijd verspreid. Een goed ontwikkelde sluikpers werd daartoe op poten gezet. Belangrijker nog was echter de rol van sociaal-politieke organisaties en de massale steun van de (lagere) geestelijkheid. Het katholieke kamerlid Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
ontpopte zich als de belangrijkste voorman van de loyaal-flamingantische strekking.


Frans van Cauwelaert tijdens een bezoek aan het Belgische front, augustus 1918. Van Cauwelaert probeerde de invloed van het activisme bij de Vlaamsgezinden in te dijken en adviseert de regering over dit onderwerp. (Koninklijk Legermuseum)
Frans van Cauwelaert tijdens een bezoek aan het Belgische front, augustus 1918. Van Cauwelaert probeerde de invloed van het activisme bij de Vlaamsgezinden in te dijken en adviseert de regering over dit onderwerp. (Koninklijk Legermuseum)

Niet zozeer het onderscheid in nationale identificatie of de inhoudelijke tegenstellingen waren bepalend in de keuze tussen loyaal-flamingantisme en activisme. Doorslaggevend was uiteindelijk het antwoord op de vraag welke strategie aangewezen was om het flamingantische programma te realiseren. En dat antwoord had verstrekkende implicaties. De activisten stelden zich op als een revolutionaire voorhoede die zichzelf het recht toemat om met steun van een externe machtsfactor, namelijk het dictatoriale gezag van de bezetter, ingrijpende hervormingen aan de onwillige bevolking op te leggen. De groepen flaminganten die voor de oorlog het verst stonden van de macht, waren logischerwijze het vatbaarst voor die totalitaire verleiding. Het betrof dan militanten van buitenparlementaire pressiegroepen, vrijzinnigen na dertig jaar katholiek bewind en Brusselaars die moesten opboksen tegen de alomtegenwoordige suprematie van het Frans. De bijzondere aantrekkingskracht die het activisme uitoefende op een hele generatie aanstormende kunstenaars en intellectuelen, Paul van Ostaijen Van Ostaijen, Paul
Paul van Ostaijen (1896-1928) was een schrijver die met zijn poëzie, proza en kritische werk grote invloed heeft uitgeoefend op de Nederlandstalige literatuur. Zijn zoektocht naar een nie... Lees meer
voorop, past perfect in dat patroon. Zij bij uitstek koesterden hooggestemde, vaak humanistisch gekleurde, verwachtingen en ambities die niet in verhouding stonden tot hun politieke ervaring, laat staan machtsbasis. Dat utopische zelf- en maatschappijbeeld voedde de wensdroom om het vooroorlogse burgerlijke bestel in één keer uit te schakelen en het Vlaamse volk desnoods tegen zijn wil in te ‘bevrijden’.

De activisten kozen dus voor een die haaks stond op de verzuchtingen en identificaties van de overgrote meerderheid van de bevolking. De ultieme consequentie van die autoritaire aanpak was het gebruik van dwang en geweld om politieke tegenstanders uit te schakelen. August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
stuurde aan op de vorming van een activistische rijkswacht en een geheime politie om de bevolking in de pas te doen lopen. Plannen zagen het licht om de grens van het toekomstige Vlaanderen maximaal naar het zuiden (Wallonië) en westen (Frans-Vlaanderen) te verschuiven en ongewenste, francofone bevolkingen desnoods weg te zuiveren. Dat de geweldspraxis al met al beperkt bleef, valt vooral toe te schrijven aan de weigerachtigheid van de bezetter. Die had zolang de oorlog duurde geen zin in ordeverstoringen achter het front. De bereidheid om  een autoritaire collaboratiepolitiek te voeren, valt slechts te verklaren vanuit het elitaire zelfbeeld van de vooroorlogse flamingantische katholieke én vrijzinnige middengroepen, waaruit het gros van de activisten stamde. Het vanzelfsprekende recht om tijdens de bezetting als ‘bewuste’ elite het ‘onbewuste’ volk zonder betekenisvolle inspraak te leiden, sproot voort uit dezelfde klassegebonden mentaliteit die vóór 1914 vele flaminganten uit de middengroepen ervan had weerhouden de democratische gelijkberechtiging van de lagere sociale groepen te steunen. De oorlog had echter de kloof verdiept. Hij radicaliseerde het elitarisme van de activisten en versterkte de democratische aspiraties van het gros van de bevolking.

De loyale flaminganten wezen een dergelijke machtspolitiek af, niet het minst omdat de alliantie met de gehate bezetter de Vlaamse zaak nodeloos dreigde te discrediteren bij de bevolking die de ontberingen van de bezetting moest ondergaan. Zij waren zich goed bewust van het anti-Duitse en pro-Belgische klimaat onder de bevolking én van de aanzwellende steun van die bevolking voor de vernederlandsing. Zij kozen dan ook bewust voor de democratisch-reformistische weg: de flaminganten moesten uitgaan van hun eigen kracht en het draagvlak onder de bevolking gebruiken om na een Duitse nederlaag de vernederlandsing van Vlaanderen te realiseren. Met dat doel voor ogen werkte Van Cauwelaert aan een alliantie met de geradicaliseerde christelijke standsorganisaties (met name de christelijke arbeidersbeweging Christelijke arbeidersbeweging
In de christelijke arbeidersbeweging heeft steeds een uitgesproken belangstelling voor de Vlaamse kwestie bestaan. De groeiende invloed van deze beweging, in het kielzog van de democratis... Lees meer
) om in zijn partij en in het land de bovenhand te halen op de (overwegend francofone) bourgeoisie.

Hoewel de loyale flaminganten uit dezelfde middengroepen als de activisten stamden, braken ze met het elitarisme van de vooroorlogse Vlaamsgezinde middenklasse. De oorlog vormde dus een kristallisatiepunt voor de flamingantische omgang met macht. Terwijl de activisten het elitaire denken van de vooroorlogse Vlaamse beweging radicaliseerden, kwamen de loyale flaminganten – mede door de confrontatie met de autoritaire collaboratie – gedemocratiseerd uit de oorlog. Van Cauwelaert, die voor de oorlog zoals het gros van de flamingantische katholieke middengroepen weinig ophad met de democratie, kwam als een democraat uit de wereldbrand. Die zwenking was waarschijnlijk mede ingegeven door het voortschrijdende strategische inzicht dat enkel de democratie de triomf van de Vlaamse beweging naderbij kon brengen. Door de oorlog was de democratisering onvermijdelijk geworden en dat versterkte het draagvlak voor de volkstaal. Met andere woorden de activisten sneden zich af van de belangen en aspiraties van de bevolking, terwijl de loyale flaminganten die belangen nu nadrukkelijk wensten te integreren in hun politieke strijd. Minstens even belangrijk als de breuk van de Vlaamse beweging in een Belgisch-loyale en een anti-Belgische vleugel, is dan ook het opduiken van een tegenstelling tussen een democratische en een autoritaire strekking binnen het flamingantisme. Die tegenstelling bleek vooralsnog uit de gehanteerde politieke strategie en kreeg (vooralsnog) geen expliciete ideologische vertaling. Bovendien was er veeleer sprake van een continuüm van posities dan duidelijk uitgekristalliseerde kampen.


Activistische optocht in Gent naar aanleiding van de door de Raad van Vlaanderen uitgeroepen Vlaamse zelfstandigheid, 27 januari 1918. (Universiteitsbibliotheek Gent)
Activistische optocht in Gent naar aanleiding van de door de Raad van Vlaanderen uitgeroepen Vlaamse zelfstandigheid, 27 januari 1918. (Universiteitsbibliotheek Gent)

Een soortgelijke dynamiek speelde aan het IJzerfront. Nog sterker dan op de bevolking als geheel had de oorlog op de soldaten een nationaliserend én democratiserend effect. Zij moesten immers de grootste offers voor het vaderland brengen én stamden buitenproportioneel uit de lagere sociale groepen. Over het algemeen bleken de soldaten bereid hun plicht voor België te doen, maar verwachtten dan wel een democratischer België, waarin zij meer in de melk te brokken zouden hebben dan in de 19de-eeuwse klassenmaatschappij. Dat democratisch elan stond op gespannen voet met de ervaring van de hiërarchische organisatie van het leger. Dat die hiërarchie zich van het Frans bediende, werd door het Nederlandstalige voetvolk als een  grievend teken van sociale ongelijkheid ervaren. Onder de Nederlandstalige soldaten die door de snelle en volledige bezetting van Wallonië in het leger  oververtegenwoordigd (63% in plaats van 55% in de bevolking als geheel) waren, stimuleerde dat flamingantische gevoelens, al is de precieze reikwijdte daarvan bij gebrek aan systematisch onderzoek vooralsnog niet bekend. Een betekenisvolle indicatie is dat de Nederlandstalige soldaten vatbaarder bleken voor defaitisme en een buitenproportioneel aandeel van de deserteurs naar de vijand uitmaakten. Sophie de Schaepdrijver mag dan wel terecht aangegeven hebben dat de Vlaamse zaak niet de kern van de Vlaamse frontervaring vormde, maar dat die het flamingantisme bij vele soldaten versterkte, is zeker.

Bij de flamingantische militanten aan het front staat de radicalisering buiten kijf en die houdt verband met hun sociale profiel. Door de mobilisatie kwam er plots een aanzienlijk aantal katholieke Vlaamsgezinde intellectuelen met vaak een plattelandse achtergrond onder de wapenen. Zij stonden sociaal heel dicht bij de overwegend francofone en vrijzinnige officieren, maar ideologisch zeer ver. Voor de oorlog was hun inbreng in het leger erg beperkt vanwege het vigerende antimilitarisme in dat milieu. Zelfs de veralgemening van de legerdienst bracht geen verandering in de situatie, aangezien studenten dienst konden doen in zogenaamde universitaire compagnieën en seminaristen, novicen en onderwijzers vrijgesteld werden als ze een opleiding tot brancardier volgden. Net vanwege de geringe sociale afstand, was de relatie met de officieren die gewend waren om het bevel te voeren over soldaten uit de lagere klassen, gespannen. Deze katholieke, flamingantische intellectuelen aan het front stelden zich op als een alternatieve elite. Zij waren erop gebrand de godsdienst en moedertaal van de soldaten, twee factoren die in hun ogen onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, te vrijwaren. Met die doelen voor ogen ontstond de zogenaamde Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
, zeker tot 1917 veeleer een strekking  van gelijkgestemde flamingantische soldaten dan een echte organisatie. De tegenstelling met het officierenkorps verdiepte naarmate aan het front bekend raakte dat in bezet België een Vlaams-nationalistische collaboratiebeweging was ontstaan, het activisme. Dat wierp in hoofde van de hiërarchie een onvaderlands odium op alle flaminganten. Koning, legerleiding en regering ondernamen bovendien nauwelijks actie om de positie van het Nederlands te versterken, zodat het flamingantische ongenoegen bleef gisten.


Guldensporenviering door leden van de Frontbeweging, 11 juli 1917. Van links naar rechts: Gaston de Weir, Karel de Zutter, Frans Strubbe, Richard Ide, Leo van de Walle, drie onbekenden en Renaat de Rudder. (ADVN, VFA4722)
Guldensporenviering door leden van de Frontbeweging, 11 juli 1917. Van links naar rechts: Gaston de Weir, Karel de Zutter, Frans Strubbe, Richard Ide, Leo van de Walle, drie onbekenden en Renaat de Rudder. (ADVN, VFA4722)

De botsing tussen Vlaanderen en België die in het bezette land door de Flamenpolitik was ingezet, liet zich ook aan de andere kant van het front voelen. De Frontbeweging, die na beperkende maatregelen begin 1917 min of meer ondergronds ging, voerde met open brieven Open Brieven van de Frontbeweging
De Open Brieven van de Frontbeweging waren gestencilde of gedrukte clandestiene manifesten die tussen 11 juli 1917 en 11 juli 1918 aan het front werden verspreid. Daarbij mogen ook een aa... Lees meer
en manifestaties van tot 5000 soldaten in uniform de druk op. Ze verwijderde zich geleidelijk van de katholieke partij Katholieke partij
De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder m... Lees meer
om voor een Vlaams-nationalistisch standpunt te kiezen, een belangrijk succes voor de Flamenpolitik. Dat standpunt vertaalde zich in pleidooien om van België een federaal land te maken en het uitzenden van deserteurs over de frontlijn tijdens de Duitse voorjaarsoffensieven van 1918 (zie Sublieme Deserteurs Sublieme Deserteurs
De zogenaamde ‘Sublieme Deserteurs’ waren overlopers die in het voorjaar van 1918 door de Frontbeweging naar de Duitse linies werden gestuurd om contact op te nemen met het activisme. ... Lees meer
). De legerleiding reageerde daarop met repressie die op zichzelf gematigd was, maar die niet als zodanig werd ervaren. Bij een fractie van de Frontbeweging radicaliseerde net als bij de activisten het vooroorlogse flamingantische elitarisme in autoritaire richting. Gestimuleerd door de krijgservaring, rijpte de opvatting dat zij het recht had om de samenleving na de oorlog vorm te geven, desnoods gewapenderhand.  Op het gros van de Vlaamse soldaten die het oorlogsgeweld aan den lijve moesten ondervinden, oefende het perspectief van politiek geweld  echter geen enkele aantrekkingskracht uit. Wel meenden zij net als alle soldaten op basis van hun offerbereidheid aanspraak te kunnen maken op respect en op inspraak in de koers van het land. Die koppeling werd op het vlak van de taalkwestie vertaald in de flamingantische leuze Leuzen
Lees meer
‘hier ons bloed, wanneer ons recht?’.

Na de Wapenstilstand: een verdeelde, maar krachtige beweging

Na de Wapenstilstand leek er voor flaminganten op het eerste gezicht weinig reden tot juichen. De Flamenpolitik had de Vlaamse beweging verdeeld en gecompromitteerd. De Duitse nederlaag sloeg de bodem weg onder de activistische autoritaire politiek. De wensdroom van activistische kernen om samen met fronters die lijn voort te zetten door middel van aanslagen, liep op niets uit. Immers, onder de Vlaamse soldaten en bevolking bestond niet het geringste draagvlak voor dergelijke avonturen. De voormalige activisten zaten in de hoek waar de klappen vielen, hun vielen gerechtelijke en administratieve sancties te beurt en enkele honderden van hen vluchtten naar Nederland of Duitsland. In de politieke transitie kwamen de flaminganten er bekaaid van af. Anders dan de socialisten Socialistische partij
De socialistische partij werd in België in 1885 opgericht als de Belgische Werkliedenpartij (BWP), veranderde in 1945 haar naam in Belgische Socialistische Partij (BSP) en viel in 1978 u... Lees meer
, die geïntegreerd werden in het politieke systeem en van wie de belangrijkste eisen werden ingewilligd, werden de flaminganten goeddeels geweerd uit de besprekingen in Loppem en de naoorlogse regeringen. De staatsdragende elites, Koning Albert voorop, poogden hun eisen op de lange baan te schuiven. Zonder het activistische landverraad was zulks een stuk moeilijker geweest. De elites zagen in de veroordeling ervan door de overgrote meerderheid van de Vlaamse bevolking een geruststellend signaal. De Vlaamse beweging raakte echter vooral gediscrediteerd waar het activisme zichtbaar geweest was: in Gent, langs de taalgrens en vooral in Brussel, waar de Nederlandse volkstaal het na de oorlog nog moeilijker had door de activistische schoolpolitiek . Elders was dat in veel mindere mate het geval, zeker op het platteland waar de activisten veel behoedzamer hadden opgetreden en zich Belgisch-loyaal hadden voorgedaan De claim dat opkomen voor een democratische taalpolitiek onvaderlands zou zijn, maakte daar nauwelijks indruk. Bovendien impliceerde de veroordeling van de collaboratie niet noodzakelijk het afzweren van flamingantisme. De terugslag van de Vlaamse beweging was grotendeels schijn. Wel had die beweging door de discreditering in Gent en Brussel veel sterker dan voor de oorlog een kleinsteeds, plattelands en overwegend katholiek karakter gekregen.

Belangrijker én duurzamer dan de al met al beperkte discreditering, was de vergroting van het draagvlak van de Vlaamse beweging als gevolg van de democratisering. De invoering van een volwaardige democratie (althans voor mannen) in 1919 zou de 19de-eeuwse taalverhoudingen structureel ondergraven. Het gebruik van het Frans om zich te onderscheiden van het gewone volk, werd in een gedemocratiseerde samenleving steeds minder getolereerd. Het besef dat dat volk een buitenproportioneel zwaar deel van de oorlogsinspanning had gedragen én het gevoel dat de doorgaans Franstalige elites de dans goeddeels ontsprongen, zorgde ervoor dat de tolerantie voor distinctief taalgebruik erodeerde. De wijd verspreide opvatting (en realiteit) dat de Vlamingen oververtegenwoordigd waren geweest onder de soldaten, droeg daar zeker toe bij. De oorlog had niet enkel de Belgische, maar ook de Vlaamse gevoelens versterkt. Voor brede lagen van de bevolking sloten die twee vormen van identificatie elkaar allesbehalve uit. De elitaire pogingen om het flamingantisme als onvaderlands te brandmerken, vielen dan ook goeddeels op een koude steen.

Politiek gezien werd een einde gemaakt aan de oververtegenwoordiging van de veelal Franstalige hogere sociale groepen en wonnen de Nederlandstalige lagere sociale groepen en middengroepen aan gewicht. De invoering van de massademocratie was een voorafgaandelijke voorwaarde voor de triomf van de volkstaal en daarmee ook voor de Vlaamse beweging.  Flamingantische krachten binnen de katholieke partij stelden zoals gezegd hun strategie daar op af. Een schoolvoorbeeld van die strategie was de vorming van het Antwerpse rooms-rode college Van Cauwelaert- Huysmans Huysmans, Camille
Camille Huysmans (1871-1968) was een Vlaamsgezinde socialistische politicus, die van 1933 tot 1940 burgemeester van Antwerpen was, tweemaal een ministerpositie bekleedde en een jaar lang ... Lees meer
in 1921, dat een actieve vernederlandsingspolitiek voorstond. Coalitievorming van de katholieke standsorganisaties met die andere doorbraakgroep, de socialisten, liet toe de dominantie van de vertegenwoordigers van de Franstalige katholieke en liberale notabelen te breken. Ze illustreert dat de politieke emancipatie van de lagere sociale groepen de vernederlandsing mogelijk maakte. Hun vertegenwoordigers waren immers over het algemeen gekant tegen de officiële positie van het Frans in Vlaanderen of maalden er niet om die te behouden.


Al tijdens de eerste parlementsverkiezingen na de oorlog werpen sommige afdelingen van de katholieke partij het minimumprogramma van Frans van Cauwelaert in de strijd: ‘de volledige gelijkheid op taalgebied tussen Vlamingen en Walen’, 1919. (KADOC, kcb000379)
Al tijdens de eerste parlementsverkiezingen na de oorlog werpen sommige afdelingen van de katholieke partij het minimumprogramma van Frans van Cauwelaert in de strijd: ‘de volledige gelijkheid op taalgebied tussen Vlamingen en Walen’, 1919. (KADOC, kcb000379)

De verstrengeling van Vlaamse en sociale emancipatie zorgde voor een maatschappelijk en politiek draagvlak om in minder dan twee decennia de vernederlandsing van bestuur, onderwijs Onderwijs
Lees meer
, leger Leger
Lees meer
en gerecht Gerecht
Lees meer
af te dwingen. De oorlog vergrootte met andere woorden het draagvlak van de Vlaamse beweging structureel. Het elitaire verzet kon niet tegen die politieke aardverschuiving op en kon hooguit het tempo van de vernederlandsing vertragen. Enkel in Brussel en aan de taalgrens wisten francofone elites de Vlaamse beweging blijvend in het defensief te dwingen.

De impuls die van de democratisering voor de Vlaamse beweging uitging, was zo krachtig dat ook de verdeeldheid van de flaminganten als gevolg van de Flamenpolitik die dynamiek hoogstens wat kon afremmen. De kloof die de oorlog in de Vlaamse beweging geslagen had, bleek nochtans duurzaam. De botsing tussen Vlaanderen en België die de Flamenpolitik in het flamingantische milieu veroorzaakt had, bleef doorwerken. De Vlaams-nationalistische strekking die tijdens de oorlog aan de oppervlakte was gekomen, presenteerde zich voor het eerst als een aparte, politieke stroming. Met een verwijzing naar de Frontbeweging noemde zij zich het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
, maar ze bekende zich al gauw openlijk tot de politieke erfenis van het activisme, de anti-Belgische tendens. Die strekking stuurde aan op Vlaamse staatsvorming, al raakte ze, net als voorheen de activisten, erg verdeeld over de vraag hoe het Vlaamse zelfbestuur er moest uitzien.

In de onmiddellijke naoorlogse jaren was de grens tussen de nationalistische optie van zelfbestuur en vernederlandsing door taalwetten nog bijzonder flou. Vele flamingantische militanten mochten dan wel aangetrokken worden tot het Vlaams-nationalisme, de electorale draagkracht in de gehele bevolking bleek al snel beperkt. Het Belgische bewustzijn van het gros van de Vlamingen stond een doorbraak in de weg. De voormalige loyale flaminganten, met Van Cauwelaert op kop, hanteerden dan ook een andere politieke strategie. Zij waren zich er zeer goed van bewust dat er onder de bevolking nauwelijks steun was voor anti-Belgische avonturen, maar des te meer voor de vernederlandsing van het openbare leven. Inspelend op de naoorlogse democratische dynamiek, probeerden ze daarvoor een maximaal parlementair draagvlak te creëren. Deze zogeheten ‘ minimalisten Minimalisten
De zogenaamd minimalistische flaminganten probeerden het eisenprogramma voor de Vlaamse beweging, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog onder de leiding van Frans van Cauwelaert was tot stan... Lees meer
’ deden er dan ook alles aan om het ontstaan van het Vlaams-nationalisme als aparte politieke stroming te voorkomen, aangezien dat het gewenste draagvlak dreigde te verzwakken. Voormannen als Van Cauwelaert en Huysmans probeerden bijvoorbeeld voormalige activisten aan zich te binden door al snel te pleiten voor amnestie Amnestie na de Eerste Wereldoorlog
Na de Eerste Wereldoorlog ontstond als reactie op de bestraffing van de activistische collaboratie een Vlaamsgezinde amnestiebeweging, waarin Vlaams-nationalisten sterk vertegenwoordigd w... Lees meer
of banen aan te bieden. Dat ze het anti-Belgische Vlaams-nationalisme de pas probeerden af te snijden, had veel meer met politieke berekening dan met een verschil in nationaal gevoel te maken.


Een militant van de Frontpartij plakt affiches voor de eerste naoorlogse parlementsverkiezingen op 16 november 1919. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph5011)
Een militant van de Frontpartij plakt affiches voor de eerste naoorlogse parlementsverkiezingen op 16 november 1919. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph5011)

De poging om de breuk binnen de Vlaamse beweging en daarmee ook de barst binnen België te bezweren, liep mede stuk op de houding van  francofone elites (met inbegrip van Koning Albert). Door de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen als onvaderlands te brandmerken en daadwerkelijk af te remmen, creëerden zij de voorwaarden voor een anti-Belgische doorbraak onder flamingantische militanten vanaf 1923. Zij speelden dus (ongewild) in de kaart van die krachten (voormalige activisten, Groot-Nederlandse intellectuelen en Duitse imperialisten) die de tegenstelling Vlaanderen-België wensten te bestendigen.  Anti-Belgische tendensen kregen de bovenhand in het Vlaamsche Front en het Verbond der Vlaamsche Oud-Strijders Verbond VOS
Het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders (VOS), opgericht in 1919, was een flamingantische vereniging voor oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog, die in de loop van het interbellum tot ee... Lees meer
(VOS) en tijdens de IJzerbedevaarten. De versplintering van de Vlaamse beweging verzwakte het politieke gewicht van de flaminganten. Tekenend is het flamingantische onvermogen om betogingen te organiseren voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit, het belangrijkste strijdpunt, terwijl de aanhangers van Gand français wel wisten te mobiliseren. De Vlaams-nationalisten weigerden niet enkel op straat, maar vanaf 1922 ook in het parlement steun te verlenen aan de vernederlandsing van het openbare leven. Ze noemden de flaminganten die Vlaanderen via parlementaire weg wensten te vernederlandsen slappelingen en verraders, een indicatie van de afstand die ze tot het democratische politiek hielden. De enkele poging om hun eigen politieke project op de parlementaire agenda te zetten, Herman Vos Vos, Herman
Herman Vos (1889-1952) engageerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in het activisme. Vanaf 1925 was hij parlementslid voor de Frontpartij. Toen het Vlaams-nationalisme zich in de jaren... Lees meer
’ ontwerp voor een Federaal Statuut, liep spaak op het verzet van anti-Belgische ultra’s.

Indirect hebben de nationalisten door de vrees voor een Vlaams-nationalistische doorbraak wel tot de realisatie van het Minimumprogramma bijgedragen. Een cruciaal ogenblik in dat verband was het plebisciet van de opgesloten activist August Borms bij een tussentijdse kamerverkiezing in Antwerpen in 1928 (zie Bormsverkiezing Bormsverkiezing
De Bormsverkiezing – de verkiezing van de onverkiesbare, in de gevangenis verblijvende ex-activist August Borms tot Kamerlid bij tussentijdse verkiezingen in 1929 – was een politiek feit ... Lees meer
). Dat zovelen bereid waren een proteststem op een notoire voormalige collaborateur uit te brengen, wijst op zichzelf op de kracht van het flamingantische ongeduld in de brede bevolkingslagen. Op die zogenaamde Bormsverkiezing na, bleken de groeikansen van het Vlaams-nationalisme als afzonderlijke politieke stroming beperkt. Die geringe electorale weerklank van het Vlaams-nationalisme versterkte nog de elitaire tendensen die onder de kleinburgerlijke achterban leefden. De ruimte voor een democratisch Vlaams-nationalisme bleek al snel beperkt en de stroming bleek dan ook vatbaar voor autoritaire tendensen.

Oorlogsmythen

De Eerste Wereldoorlog was niet alleen een cruciaal moment in de geschiedenis van de Vlaamse beweging, de naoorlogse betekenisgeving van die oorlog was minstens even invloedrijk. Mythen over die oorlog zouden de patronen van nationale identificatie in België blijvend tekenen. Het Belgische nationalisme werd in zekere zin opnieuw gegrondvest door de oorlogservaring. Een hele set mythen en helden symboliseerden de boodschap dat de Belgische natie de test van de oorlog glansrijk had doorstaan. Het beeld van het eendrachtige verzet van Vlaamse en Waalse soldaten onder leiding van Koning Albert was een van die invloedrijke patriottische mythen. De Belgisch-nationalistische betekenisgeving van de oorlog werd zeker in de onmiddellijke naoorlog bestendig gecultiveerd in allerhande herdenkingen en gepropageerd in het onderwijs. Doordat de oorlog voor zovelen een bijzonder ingrijpende ervaring geweest was, vond die Belgisch-nationalistische mythe weerklank onder brede lagen van de bevolking.  Ook vele flaminganten deelden in een aantal Belgische oorlogsmythen, zoals de figuur van de Koning-Ridder, maar binnen het flamingantische milieu groeiden specifieke herdenkingspraktijken en -mythen die op gespannen voet stonden met het officiële vertoog.

Onder Vlaamsgezinden heerste de overtuiging dat de Vlamingen het gros van de krijgsinspanning gedragen hadden en in het Belgische leger daar niet bepaald voor beloond waren. Bij de flamingantische soldaten aan het front leefde met name heel krachtig de idee dat de Vlamingen tot 80% van de troepen uitmaakten en dus ook in sterk overwegende mate de bloedtol betaalden. Al tijdens de oorlog was onder de soldaten een specifieke flamingantische herdenkingscultuur gekiemd. Vanuit de Frontbeweging was in 1916 Heldenhulde opgericht, een vereniging die grafzerken met een Vlaamsgezinde symboliek (een Keltisch kruis met het opschrift AVV-VVK, Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus (AVV-VVK)
Deze leuze werd in 1881 gelanceerd door Frans Drijvers in het scholierentijdschrift De Student. Ze verwoordde de dubbele motivatie van Vlaamsgezindheid en ultramontaanse geloofsijver die ... Lees meer
) voor gesneuvelde soldaten voorzag. Die symboliek maakt al duidelijk dat de flamingantische herinneringscultuur een uitgesproken katholiek karakter kreeg. Vrijwel onmiddellijk na de Wapenstilstand werden herdenkingen georganiseerd waarin het lijden van de Vlaamse soldaten gethematiseerd werd en gekoppeld aan flamingantische eisen. De bekendste daarvan zou vanaf 1920 uitgroeien tot de jaarlijkse IJzerbedevaarten IJzerbedevaarten
De IJzerbedevaart is een jaarlijkse herdenking van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, die ontstond omstreeks 1920. Dit voor de Vlaamse beweging erg symbolische gebeur... Lees meer
. De perceptie dat de Vlaamse soldaten een specifieke oorlogservaring achter de rug hadden, lag al evenzeer aan de basis van de oprichting van een afzonderlijk Verbond der Vlaamsche Oud-Strijders Verbond VOS
Het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders (VOS), opgericht in 1919, was een flamingantische vereniging voor oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog, die in de loop van het interbellum tot ee... Lees meer
(VOS) in de lente van 1919, los van de Nationale Strijdersbond van België Nationale Strijdersbond van België
De Nationale Strijdersbond van België was de grootste Belgische oud-strijdersorganisatie (1919). In tegenstelling tot het concurrerende Verbond der Vlaamse Oud-strijders (VOS) probeerde d... Lees meer
(NSB), die de ambitie had alle Belgische oud-strijders te verenigen. Ook binnen die NSB was het flamingantisme overigens sterk verspreid onder de oud-soldaten, wat al snel tot een hervorming van de bond op federale, paritaire basis zou leiden. Het onderscheid met het VOS was niet zozeer een verschil in identificatie, als wel de vraag of een oud-strijdersorganisatie zich met politiek mocht inlaten.

In de eerste naoorlogse jaren bleek de herdenkingscultuur van de Vlaamsgezinde soldaten bijzonder invloedrijk in het bredere flamingantische milieu. Dat bleek met name uit het feit dat de IJzerbedevaarten zich konden ontpoppen als de belangrijkste Vlaamsgezinde massamanifestatie. Het massale karakter van de flamingantische oorlogsherdenking is een krachtige illustratie van hoezeer de Vlaamse beweging meesurfte op het naoorlogse democratische elan. Voor de Vlaamsgezinde oud-strijders vormde het lijden van de Vlaamse soldaten aan de IJzer een spoorslag om taalgelijkheid te eisen, maar (nog) geen anti-Belgisch argument. De Vlaamsgezinde oud-soldaten combineerden Vlaamse en Belgische vormen van identificatie vooralsnog probleemloos. Binnen de dominante flamingantische oorlogsmythe was de tegenstelling tussen Vlaanderen en België, opgeroepen door de Flamenpolitik, nog niet overgenomen.


Het lijden van de Vlaamse frontsoldaten verpersoonlijkt in de tot martelaar verheven soldaat Renaat de Rudder op de affiche van de twaalfde IJzerbedevaart, 23 augustus 1931. Ontwerp Jos de Swerts. (ADVN, VAFC8)
Het lijden van de Vlaamse frontsoldaten verpersoonlijkt in de tot martelaar verheven soldaat Renaat de Rudder op de affiche van de twaalfde IJzerbedevaart, 23 augustus 1931. Ontwerp Jos de Swerts. (ADVN, VAFC8)

Die tegenstelling tekende natuurlijk wel de betekenisgeving van de oorlog door vele voormalige activisten. De verbittering over hun lot (verlies van hun privileges en macht, vlucht, bestraffing) versterkte de anti-Belgische gevoelens, ook bij de zogenaamde unionisten die tijdens de bezetting het Belgische staatsbestel hadden willen behouden. Ook de ervaring niet gevolgd, ja zelfs afgewezen te worden door de Vlaamse bevolking werd omgezet in haat tegen België. Om hun isolement binnen de Vlaamse bevolking en het beeld van de ‘zaktivist’ te doen vergeten, begonnen de voormalige activisten de mythe te cultiveren van een harde ‘activistenjacht’ door de Belgische staat. Activisten waren in deze voorstelling van zaken onbaatzuchtige idealisten die wegens hun flamingantische overtuiging of zelfs hun Vlaming-zijn gestraft werden door een anti-Vlaams staatsapparaat. Die Vlaams-nationalistische slachtoffermythe kwam niet uit de lucht gevallen, maar werd opgebouwd uit vertrouwde elementen. Tijdens de oorlog had de activistische propaganda het beeld verspreid dat de Vlaamse soldaten aan de IJzer het mikpunt werden van genadeloze vervolgingen en bovendien de dood werden ingestuurd doordat ze de Franstalige bevelen niet verstonden. Die propaganda in het bezette land werd voornamelijk gevoerd door de overlopers die de Frontbeweging naar het Duitse leger had gestuurd.

Na de oorlog probeerden de voormalige activisten hun eigen martelaarschap met dat van de Vlaamse soldaten te verbinden, in een anti-Belgische lezing van het oorlogsverleden. Door de naoorlogse politieke constellatie kreeg die verbinding levenskansen, temeer omdat ze goeddeels vormgegeven werd door begaafde, jonge intellectuelen die tijdens de oorlog in mindere of meerdere mate in het activistische kamp hadden gestaan. Ze voorzag in de terminologie van Bruno de Wever De Wever, Bruno
Historicus Bruno de Wever (1960) is een specialist van de geschiedenis van het Vlaams-nationalisme en van de Tweede Wereldoorlog. Hij weegt sinds de jaren 1980 op het debat over het oorlo... Lees meer
het ontluikende Vlaams-nationalisme van een krachtige funderingsmythe. Opvallend aan die funderingsmythe was haar defensieve karakter. Om het ontstaan van een anti-Belgisch Vlaams-nationalisme te verantwoorden, werd benadrukt dat dat nationalisme slechts een reactie vormde op het anti-Vlaamse optreden van de kwaadwillige Belgische staat en elites. Zij hadden de goede trouw van de Vlamingen beschaamd en lagen daardoor aan de basis van het Vlaams-nationalisme. Het ontstaan van het activisme werd gelegitimeerd door een anti-Vlaamse campagne die van ‘franskiljonse’ zijde gevoerd zou zijn vanaf de Duitse inval, en dat van de Frontbeweging door de opstelling van de legerleiding. Met andere woorden: in de funderingsmythe stonden niet de oorlogshandelingen, maar het slachtofferschap van de Vlaams-nationalisten centraal.


Na de oorlog probeerden de veroordeelde activisten hun eigen lijden met dat van de Vlaamse soldaten te verbinden. August Borms groeide zo in de Vlaams-nationalistische propaganda uit tot een martelaar en hét symbool voor het ‘verdrukte’ Vlaanderen. Affiche van de Frontpartij naar aanleiding van de tussentijdse verkiezingen in Antwerpen van 1928. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps850)
Na de oorlog probeerden de veroordeelde activisten hun eigen lijden met dat van de Vlaamse soldaten te verbinden. August Borms groeide zo in de Vlaams-nationalistische propaganda uit tot een martelaar en hét symbool voor het ‘verdrukte’ Vlaanderen. Affiche van de Frontpartij naar aanleiding van de tussentijdse verkiezingen in Antwerpen van 1928. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps850)

Vanwaar die behoefte om te benadrukken dat men zijns ondanks met België gebroken had? Het is toch moeilijk denkbaar dat Ierse nationalisten de noodzaak zouden voelen om de Paasopstand te legitimeren door de Engelsen ervan te beschuldigen dat ze tijdens de oorlog de goede trouw van Ieren hadden bedrogen? Het defensieve karakter van de funderingsmythe valt maar te verklaren door het feit dat ze juist de breuk met België moest legitimeren. Dat was immers de essentie en het doel ervan: het ontstaan van een anti-Belgisch nationalisme tijdens de oorlog moreel grondvesten. De mythe was zonder enige twijfel functioneel om de essentiële rol van de Duitse Flamenpolitik in de botsing tussen Vlaanderen en België te verdonkeremanen. De defensieve toonzetting was bovendien nog nuttiger om de talloze flaminganten die gehecht waren aan vorst en vaderland, in het Vlaams-nationalistische kamp te lokken. Ze kan echter niet enkel tot strategische berekening teruggebracht worden. De mythe getuigt vooral van de worsteling die de Vlaams-nationalisten zelf ervoeren om definitief te breken met België. Voor de oorlog hadden Vlaanderen en België elkaar immers niet uitgesloten. Om de breuk met België te legitimeren, moest de trouweloosheid van dat België tegenover de goedbedoelende Vlamingen tijdens (en ook nog na) de oorlog aangezet worden.

De Vlaams-nationalistische mythe over het oorlogsverleden zou door de ontgoocheling over het uitblijven van taalgelijkheid doorbreken bij vele flamingantische militanten. Die doorbraak zou de barst die de Flamenpolitik in België geslagen had, bestendigen. De erfenis van de activisten, in het bijzonder de radicaal jong-Vlaamse strekking, zou die van de soldaten gaan wegdrukken. Tekenend was de evolutie van het VOS. Waar het verbond in de jaren na de oorlog Vlaamse en Belgische symboliek nog probleemloos combineerde, waren het in 1923 flamingantische oud-strijders die symbolisch voorop gingen in de doorbraak van het anti-Belgische nationalisme door Belgische vlaggen te verbranden. Die wending ging logischerwijs gepaard met de eis van amnestie voor gestrafte activisten.

Alle banden met België doorknippen, bleek echter moeilijk voor de oud-strijders die hun leven veil hadden gehad voor de bevrijding van het land. Het VOS bleef verontwaardigd reageren op het verwijt dat het anti-Belgisch was en de band met de monarchie Monarchie
In deze bijdrage over de Belgische vorsten, van Leopold I tot en met Albert II (1831-2013), wordt gepeild naar hun oordeel over en aandeel in de ontwikkeling van de Belgische taalstrijd e... Lees meer
bleef tot op zekere hoogte intact. Dat het VOS zich zo ambivalent opstelde, had zeker ook met kennis van de eigen achterban te maken. Alle flaminganten deelden het beeld van het lijden van de Vlaamse soldaten aan de IJzer, maar de anti-Belgische kijk op de oorlog was veel minder breed gedeeld. Om dezelfde reden werd op de IJzerbedevaart de anti-Belgische boodschap versluierd in een mystieke, ondoorzichtige vormentaal, gecentreerd rond de zogenaamde IJzersymbolen IJzersymbolen
Lees meer
. Lijden en dood van een aantal Vlaamsgezinde soldaten symboliseerden de strijd van het idealistische Vlaanderen, niet tegen de Duitse vijand, maar tegen de Belgische staat. De anti-Belgische mythes over de oorlog zouden duurzaam blijken, met verregaande effecten. Doordat ze het ressentiment tegen het Belgische bestel voedden, zetten ze een rem op concrete politieke actie. Daadwerkelijk aan democratische politiek doen door zoals Van Cauwelaert langs parlementaire weg het Minimumprogramma realiseren, kon tegen de achtergrond van de oorlogsmythen snel afgedaan worden als verraad aan de martelaren. De anti-Belgische rancune werd niet vertaald in politiek geweld tegen de Belgische staat, maar in een soort politiek nihilisme. In plaats van de revolutionaire strijd aan te gaan, ontwikkelden de anti-Belgische nationalisten een revolutionair-attentistische verrottingsstrategie. Zij vestigden hun hoop op een Duitse revancheoorlog om hun programma aan de bevolking op te leggen. De autoritaire weg, ingeslagen door de activisten, bleek de ultieme optie.

Dat politiek geweld van anti-Belgische zijde uitbleef, had minstens ten dele ook met de erfenis van de oorlog te maken. Anders dan bij het Italiaanse fascisme of het Duitse nationaalsocialisme het geval was, speelde martiale mythevorming over de Eerste Wereldoorlog nauwelijks een rol in de autoritaire wending van het Vlaams-nationalisme. Een cultus van het oorlogsgeweld en een heroïsering van de soldaten bestond binnen het brede flamingantische milieu niet. Nog veel minder was er sprake van doorwerking van de geweldspraxis van tijdens de oorlog, zoals bij Duitse en Italiaanse paramilitaire groepen wel het geval was geweest. Integendeel, de Vlaamsgezinde soldaten ontwikkelden een antimilitaristische en later zelfs pacifistische Pacifisme
Lees meer
lezing van het oorlogsverleden. Hun vereniging, het VOS, was een sociale beweging met een civiel karakter, geen martiale strijdorganisatie. Onder de Vlaamsgezinde veteranen heerste een nog sterkere afkeer van de militaire organisatie dan bij de gemiddelde Belgische oud-strijders al het geval was. Het francofone karakter van de hiërarchie had de afstand tot het leger bij hen extra vergroot. Onder de Vlaamsgezinde oud-strijders leefde heel sterk de opvatting dat de gewone soldaten de prijs van de oorlog hadden moeten betalen, terwijl machtige politici en kapitalisten er hun voordeel mee hadden gedaan. Op de IJzerbedevaarten waarop de gevallen Vlaamse soldaten jaarlijks herdacht werden, kreeg die afkeer van de oorlog een rituele vertaling. Het succes en de inhoud van die bedevaarten illustreren hoezeer in de brede Vlaamse beweging ook buiten het milieu van de oud-strijders de antimilitaristische, ja zelfs pacifistische lezing van de oorlog dominant werd. In de flamingantische mythe over de oorlog stond niet het plegen van geweld door de soldaat, maar het ondergaan ervan centraal. De centrale notie was niet heldendom, maar slachtofferschap. De glorie van de oorlog werd niet bezongen, maar de gruwel ervan werd aan de kaak gesteld. De dominantie van het pacifistische vertoog over de oorlog in flamingantische kring vormde een steen des aanstoots voor martiale stemmen als Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
, die de Vlaamse oud-strijders verweet te veel oud en te weinig strijders te zijn.

Voor zover er in België al sprake was van een brutaliserend effect van de oorlog, moet dat dan ook niet bij de Vlaamsgezinde oud-strijders gezocht worden, maar bij hun uitgesproken spiegelbeelden, elitaire, francofone groupuscules van voormalige officieren die wél een martiale kijk op het oorlogsverleden koesterden. Een verband tussen de frontervaring en de autoritaire wending van het Vlaams-nationalisme is dan ook moeilijk hard te maken. Tekenend is dat de belangrijkste incarnatie van die wende, Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
, zelf een oud-strijder was, maar zijn oorlogsverleden niet mobiliseerde voor de autoritaire koers. Het weinig martiale karakter van dat verleden (hij was brancardier), maar vooral het Belgische karakter ervan stond een dergelijke instrumentalisering ervan wellicht in de weg. Niet toevallig zou die andere veteraan met een rechts-radicale Rechts-radicalisme
De rechts-radicale traditie begon toen het Vlaams-nationalisme in het interbellum koos voor Nieuwe Orde en collaboratie. Na de oorlog evolueerde radicaal-rechts in Vlaanderen van nostalgi... Lees meer
inslag, Joris van Severen Van Severen, Joris
Joris van Severen (1894-1940) is vooral bekend als de oprichter en leider van het fascistisch geïnspireerde Verdinaso (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen). Medio jaren 1930 verru... Lees meer
, zijn eigen oorlogsverleden inzetten voor martiale doeleinden, van zodra hij voor een pro-Belgische Nieuwe Marsrichting had geopteerd. Zolang hij een anti-Belgische nationalist was, was dat eenvoudigweg geen optie. Het dominante pacifistische vertoog over de oorlog heeft echter de autoritaire wending van het Vlaams-nationalisme niet kunnen verhinderen. Het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) werd op fascistische grondslag opgericht en manifesteerde zich tijdens de bezetting als een nationaalsocialistische organisatie. Zelfs het uitgesproken pacifistische VOS zou tijdens de Tweede Wereldoorlog eindigen als een hulptroep van het Duitse leger. De Duitse nazileiding zag het VNV en het VOS echter niet voor vol aan, niet alleen wegens hun vermeende klerikale karakter, maar ook wegens hun al te burgerlijke (lees: te weinig martiale) inslag, de nawerking van de pacifistische flamingantische oorlogsmythe.

Speelde misschien die veel krachtigere flamingantische oorlogsmythe, die van het slachtofferschap, dan een rol in de fascisering van het Vlaams-nationalisme? Het lijden van soldaten en activisten werd voorgesteld als een offer voor Vlaanderen, gebracht door belangeloze idealisten. Die klemtoon op en de idealisering van het offer was helemaal niet exclusief flamingantisch. Ze kenmerkte bijvoorbeeld ook de Belgisch-nationalistische oorlogsherinnering. Dat hoeft niet te verwonderen, want historici als John Horne hebben vastgesteld dat het offer de morele grondslag vormde van de herinneringscultuur in geheel Europa. Het was een manier om blijvend betekenis te verlenen aan de voorbije oorlog die van zoveel mensen leven of gezondheid had geëist. Typische kenmerken van deze retoriek waren de idealisering van het offer en het idee dat het offer van de doden nog steeds werkzaam was in de wereld van de levenden. Deze metafoor vormde niet noodzakelijk de opmaat voor autoritaire ideologieën of avonturen. Het offer kon immers heel uiteenlopend vertaald worden, gaande van een argument tot meer democratische inspraak over de noodzaak tot ontwapening tot de symbolische grondslag van het fascisme. De idealisering van het oorlogsoffer an sich verklaart de autoritaire wending van het Vlaams-nationalisme niet.

Epiloog: de lange slagschaduw van 1914-1918

De Eerste Wereldoorlog en de mythevorming erover zouden de geschiedenis van de Vlaamse beweging blijven tekenen. Als gevolg van de Eerste Wereldoorlog ontstond een anti-Belgisch Vlaams-nationalisme, waarvan de funderingsmythes bovendien op die oorlog teruggaan. Dat vandaag de toekomst van de Belgische staat hoogst onzeker is, valt niet te verklaren zonder de oppositie Vlaanderen-België die tijdens 1914-1918 in het leven geroepen is. De anti-Belgische stroming was tijdens en na die oorlog sterk minoritair onder de Vlaamse bevolking en lag op ramkoers met het politieke bestel. De kracht van haar elitarisme was omgekeerd evenredig met haar politieke draagkracht. Door de Eerste Wereldoorlog kwam een betekenisvolle fractie van de flaminganten in de buitenbaan van het politieke spel terecht, een positie die de politieke habitus van de Vlaams-nationalisten decennialang zou tekenen.

De enige, reële hoop op machtsverwerving lag in een nieuwe oorlog, ontketend door een revanchistisch Duitsland. Het belangrijkste oogmerk van de Flamenpolitik werd dus (deels) bereikt: bij vele Vlaams-nationalisten, niet bij het Vlaamse bevolking had het idee postgevat dat Duitsland hun ‘natuurlijke beschermer en trouwe vriend’ was. Pangermaanse en Groot-Nederlandse gevoelens van verwantschap speelden daarbij een belangrijke rol. Duitsland bleef de vinger aan de pols houden in Vlaams-nationalistische milieus. Het belangrijkste resultaat van die contacten was het feit dat de leiding van het VNV al voor de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
zijn lot verbonden had met het nationaalsocialistische regime. Het parool ‘geen tweede activisme’ van een aantal VNV’ers bij het begin van de Duitse bezetting bleek dan snel een loze kreet. Het VNV koos voor de collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
en de bezetter initieerde een nieuwe Flamenpolitik. Onder Duitse bescherming kenden oud-activisten zichzelf op kosten van het bezette land een riante schadevergoeding toe voor geleden schade sinds 1918 (zie Bormscommissie Bormscommissie
De Bormscommissie was een commissie die tijdens de Tweede Wereldoorlog schadevergoedingen uitkeerde aan door de Belgische overheid gestrafte activisten van de Eerste Wereldoorlog. Lees meer
).

Door de veel massalere collaboratie van Vlaams-nationalisten dan in de Eerste Wereldoorlog, was de discreditering van die stroming in 1944 veel intenser dan in 1918. Even leek het Vlaams-nationalisme als politieke strekking weer te verdwijnen, maar de erfenis van de Eerste Wereldoorlog bood een morele reddingsboei. Naar analogie met de voormalige activisten stelden de gestrafte collaborateurs zich voor als Vlaamse idealisten, wat toeliet hun nationaalsocialistische engagement op het achterplan te doen verdwijnen. De mythe van de activistenjacht bood het model voor het discours over de anti-Vlaamse repressie. Snel werd ook het vertrouwde discours over de noodzaak van algehele amnestie Amnestie
Lees meer
van onder het stof gehaald. De aanslagen van voormalige verzetslui op de IJzertoren IJzertoren
De IJzertoren is een Vlaamsgezind monument in Diksmuide, dat in 1928-1930 werd opgericht als eerbetoon aan de Vlaamse soldaten die sneuvelden aan het IJzerfront tijdens de Eerste Wereldoo... Lees meer
wegens de collaboratiebedevaarten versnelden de zaken in dat opzicht. Vanwege de symboliek van de IJzerbedevaarten konden ze voorgesteld worden als aanslagen op de Vlaamse beweging of zelfs op Vlaanderen. De  IJzerbedevaart was een van de eerste fora waarop het Vlaams-nationalisme zich weer publiekelijk kon manifesteren, juist door haar betekenis voor de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. De nationalistische fractie binnen het naoorlogse IJzerbedevaartcomité trachtte de bedevaarten weer op de vooroorlogse koers te krijgen, onder meer via sprekers namens het VOS. Ze zouden gedurende de hele tweede helft van de 20ste eeuw de belangrijkste Vlaams-nationalistische manifestatie blijven, ook nadat de overlevenden van de Eerste Wereldoorlog gestorven waren. Met andere woorden: de mythologie, de symbolen en de actierepertoires die na 1918 ontstaan waren, boden de erflaters van de collaboratie de mogelijkheid zich te bedienen van het intussen vertrouwde vocabulaire van Vlaamsgezind slachtofferschap van de Belgische staat en idealisme. Symbolisch werd dit proces voltooid door de openlijke vergoelijking van oostfronters Oostfronters
Het begrip oostfronters duidt in de context van de geschiedenis van de Vlaamse beweging op Vlamingen die als vrijwilliger aan de zijde van Duitsland vochten tegen het Sovjetrussische Rod... Lees meer
. Vrijwilligers voor de nationaalsocialistische vernietigingsoorlog in Oost-Europa werden zo in het verlengde van de IJzersoldaten geplaatst, nota bene onder voorzitterschap van oud-strijder Hendrik Borginon Borginon, Hendrik
Hendrik Borginon (1890-1985) was lid van de leiding van de Frontbeweging en Vlaams-nationalistisch politicus in de Frontpartij en het Vlaamsch Nationaal Verbond. Tijdens de bezetting fung... Lees meer
. 1914-1918 vormde dus de mal van het vertoog over het Vlaamse idealisme als krachtig wapen tegen het Belgische bestel. Wie dat kritisch tegen het licht hield, zoals Lode Wils Wils, Lode
Lode Wils (1929) is een emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis. Hij publiceerde voornamelijk over het katholieke flamingantisme en is een van de belangrijkste geschiedschrijvers van... Lees meer
in zijn werk Flamenpolitik en activisme uit 1974, werd als een nestbevuiler behandeld.


Met vlaggen van het Sint-Maartensfonds en het Duitse Rode Kruis (DRK) werden Vlaamse oostfrontsoldaten en DRK-vrijwillig(st)ers geëerd tijdens de vlaggenoptocht op de 49ste IJzerbedevaart, 4 juli 1976. Foto Studio Dann. (ADVN, VFB31)
Met vlaggen van het Sint-Maartensfonds en het Duitse Rode Kruis (DRK) werden Vlaamse oostfrontsoldaten en DRK-vrijwillig(st)ers geëerd tijdens de vlaggenoptocht op de 49ste IJzerbedevaart, 4 juli 1976. Foto Studio Dann. (ADVN, VFB31)

In de jaren 1990 bleek dat discours plots uitgewerkt. De IJzerbedevaarten trokken steeds minder volk en belandden in de politieke marge. Enkel bij uiterst-rechts Rechts-radicalisme
De rechts-radicale traditie begon toen het Vlaams-nationalisme in het interbellum koos voor Nieuwe Orde en collaboratie. Na de oorlog evolueerde radicaal-rechts in Vlaanderen van nostalgi... Lees meer
bleef het klassieke vertoog overeind in de vorm van de IJzerwake IJzerwakes
De IJzerwake is een Vlaams-nationale manifestatie die, na een eerste editie in 1995, sinds 2003 plaatsvindt als radicaal alternatief voor de IJzerbedevaart. Lees meer
, die de IJzerbedevaarten na 2003 overvleugelde. Dagblad De Standaard De Standaard (1914-)
Het eerste nummer van het dagblad De Standaard verscheen op 4 december 1918. De krant was gedurende vele decennia hét blad bij uitstek van de katholieke Vlaamse beweging in al haar varian... Lees meer
(1914-…) haalde in 1999 het letterkruis AVV-VVK van de voorpagina en knipte zo de band met de IJzersymboliek door. Het officiële Vlaanderen wenste, toen het eenmaal zijn autonomie had verworven, het oorlogsverleden ‘af te sluiten’ en hetzelfde gold met enige vertraging voor de krachtigste Vlaams-nationalistische partij, de Nieuw-Vlaamse Alliantie Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
(N-VA). Autonomie werd voortaan bepleit op grond van nieuwe zakelijkheid in plaats van historische sentimenten. De manier waarop de Vlaamse regering de herdenking van de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog aanpakte, is releverend in dat verband. In plaats van de IJzermythe te mobiliseren, zette de Vlaamse overheid een mercantiel project op om Vlaanderen als merk internationaal in de markt te zetten en buitenlandse toeristen aan te trekken. Met dat doel voor ogen werd de bekendheid van de regel In Flanders Fields in de Angelsaksische wereld maximaal geëxploiteerd. De IJzertoren, nog in 1986 door de Vlaamse Raad met veel bombarie uitgeroepen tot Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding, speelde in de herdenking een ondergeschikte rol.

Het heeft er alle schijn van dat de N-VA en de Vlaamse overheid bewust braken met de Vlaamse funderingsmythe van het Vlaamse lijden aan de IJzer. Na een eeuw cultivering bleef die mythe echter telkens weer opduiken in overigens heel uiteenlopende culturele producten, zoals de VRT-reeks In Vlaamse velden, de musical ’14-’18 van Studio 100 en de roman Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans (zie Televisie Televisie
Als geen ander massamedium heeft de televisie bijgedragen aan de vorming van de Vlaamse ‘verbeelde gemeenschap’. Terwijl de staatshervormingen zich voltrokken, werd de Vlaamse natie dagel... Lees meer
; Literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
), om de recente herdenkingsvormen met het grootste bereik te noemen. Wie in Vlaanderen met de Eerste Wereldoorlog een groot publiek wil aanspreken, kan blijkbaar niet om de funderingsmythe heen. Zelfs zonder betekenisvolle politieke sturing blijft de IJzermythe dus werkzaam als een krachtige bron van Vlaams nationaal gevoel.

Literatuur

– R. De Schryver (red.), De Vlaamse Beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Mededelingen van het Colloquium ingericht te Leuven op 15 en 16 november 1974, 1974.
– L. Wils, Flamenpolitik en aktivisme. Vlaanderen tegenover België in de Eerste Wereldoorlog, 1974.
– L. Schepens, Koning Albert, Charles de Broqueville en de Vlaamse Beweging, 1982.
– L. de Vos, De numerieke verhouding tussen Vlamingen en Walen in het Belgische leger bij het begin van W.O.I ., in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 43, 1984, nr. 4, pp. 228-229.
– L. de Vos en L. Coenen, De taalagitatie in het Belgische leger tijdens de Eerste Wereldoorlog, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 47, 1988, nr. 2, pp. 140-151 en pp. 196-218.
– H. Keymeulen en L. de Vos, Een definitieve afrekening met de 80%-mythe? Het Belgisch leger (1914–1918) en de sociale en numerieke taalverhoudingen onder de gesneuvelden van lagere rang, in: Belgisch Tijdschrift voor Militaire Geschiedenis, jg. 27, 1988, nr. 8, pp. 589–612; jg. 28, 1989, nr. 1, pp. 1–37, nr. 2, pp. 81–101.
– W. Dolderer, Deutscher Imperialismus und belgischer Nationalitätenkonflikt. Die Rezeption der Flamenfrage in der deutschen Offentlichkeit und deutsch-flämische Kontakte 1890-1920, 1989.
– D. Vanacker, Het aktivistisch avontuur, 1991.
– R. Boijen, De taalwetgeving in het Belgische leger (1830-1940), 1992.
– F. Weyns, De tussenoorlogse IJzerbedevaarten (1920–1939). Een onderzoek naar de politieke symboliek en de mythevorming, Universiteit Gent, ongepubliceerde licentieverhandeling, 1992.
– L. Wils, De geschiedschrijving van het aktivisme, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 51, 1992, nr. 1, pp. 65-83.
– B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994.
– L. Vandeweyer, Activisten op veroveringstocht in de administratie. Machtsverwerving in het Ministerie van Financiën, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 55, 1996, nr. 1, pp. 29-59.
– L. Vandeweyer, Collaboreren en arbeiders deporteren! Dilemma's voor activisten en Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog, in: Brood en Rozen, jg. 1, 1996, nr. 4, pp. 15-32.
– L. Vandeweyer, Herman Van den Reeck: pacifist in een gewelddadige beweging?, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 40, 1996, nr. 3, pp. 37–69.
– L. Vandeweyer, Kiezen tussen Kardinaal en Kaiser. Vlaamse katholieken tijdens de Eerste Wereldoorlog, in: Trajecta, jg. 5, 1996, nr. 2, pp. 134-155.
– S. de Schaepdrijver, De Groote Oorlog. Het Koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen, 1997.
L. Vandeweyer, Etnische zuivering als politiek project in België, in: Bijdragen tot de Eigentijdse geschiedenis, jg. 5, 1998, pp. 43-71.
– S. de Schaepdrijver, La Belgique entre Exaltation et Rejet, 1914-1918, in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, nr. 7, 2000, pp. 22-23.
– D. Vanacker, De Frontbeweging. De Vlaamse strijd aan de IJzer, 2000.
– J. Stengers en É. Gubin, Histoire du sentiment national en Belgique des origines à 1918. Volume 2. Le grand siècle de la nationalité belge, 2002.
– A. Vrints, Bezette stad. Vlaams-nationalistische collaboratie in Antwerpen tijdens de Eerste Wereldoorlog, 2002.
– B. Benvindo, Des hommes en guerre. Les soldats belges entre ténacité et désillusion 1914 - 1918, 2005.
– G. Buelens,  M. de Ridder & J. Stuyck (red.), De Trust der Vaderlandsliefde. Over literatuur en Vlaamse Beweging 1890-1940, 2005.
– A. van Everbroeck, August Borms. Zijn leven, zijn oorlogen, zijn dood. De biografie, 2005.
– F.-J. Verdoodt, "Wij, ontwikkelde Vlamingen van de Voorlinie…". De Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog: een culturele identiteit geprangd tussen een reële Belgische natie en een ideële Vlaamse natie, tussen het soldatenoffer en de politieke droom, in: E. Witte e. a. (red.), Natie en democratie - Nation et démocratie. 1890-1921, 2007, 293-304.
– M. de Ridder, Ouverture 1912. Literatuur en Vlaamse Beweging aan de vooravond van de Grote Oorlog, 2008.
– S. de Wilde en F. Verleden, Ambtenaren in dienst van de vijand. De bestraffing van het activisme in de Belgische rijksadministratie (1918-1921), in: BMGN - Low Countries Historical Review, jg. 124, 2009, nr. 1, pp. 30-56.
– B. Amez, La place du patriotisme et les rapports entre Wallons et Flamands durant la Première Guerre mondiale dans les écrits des combattants belges francophones, in: Tallier, Pierre-Alain en Nefors, Patrick (red.), En toen zwegen de kanonnen, 2010, pp. 519–534.
– J. Monballyu, De jacht op de flaminganten. De strafrechtelijke repressie van de Vlaamsgezinde militairen aan het IJzerfront, 2010.
– J. Monballyu, Slechte Belgen! De repressie van het incivisme na de Eerste Wereldoolog door het Hof van Assisen van Brabant (1919-1927), 2011.
– B. Yammine, Drang nach Westen. De fundamenten van de Duitse Flamenpolitik (1870-1914), 2011.
– J. Monballyu,  Deserteurs  voor  de  Vlaamse  zaak.  Over  de  Vlaamsgezinde  militairen  die  naar  de  vijand  overliepen, 2012.
– A. Vrints, "All the Butter in the Country Belongs to Us Belgians". Well-Being and Lower Class National Identification in Belgium during the First World War, in: M. Van Ginderachter en M. Beyen (red.), Nationhood from below : Europe in the Long Nineteenth Century, 2012, pp. 230–249.
– W. Dolderer, Een protestantse Flamenpolitik? Otto Bölke - dominee, heemkundige, Jongvlaams propagandist, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 72, 2013, nr. 4, pp. 303–327.
– D. Vandenbroucke, "De leer van de Daad". Het Vlaamse activisme en Duitse Aktivismus tussen nationalisme en kosmopolitisme, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 72, 2013, nr. 2, pp. 176-192.
– B. Yammine, De "Flamenpolitik" als continuïteit van de Duitse geopolitiek voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg. 43, 2013, nr. 2/3, pp. 12-45.
– D. Vandenbroucke, Dansen op een vulkaan. Victor J. Brunclair: schrijver in een bewogen tijd, 2014.
– L. Wils, Onverfranst, onverduitst? Flamenpolitik, Activisme, Frontbeweging, 2014.
– H. Roland, La Flamenpolitik de l’occupant allemand en 1914–1918, in: V. Deshoulières, H.-J. Lüsebrink en C. Vatter (red.), Europa zwischen Text und Ort / Interkulturalität in Kriegszeiten (1914-1954), 2014, pp. 111-126.
– K. Shelby, Flemish Nationalism and the Great War : the Politics of Memory, Visual Culture and Commemoration, 2014.
– G. Buelens, ”En redders zult gij zijn van heel het Vaderland”. De artistieke en culturele beeldvorming van en herinnering aan de Eerste Wereldoorlog als een Vlaamse, Belgische of internationale aangelegenheid sinds 1914, in: Volkskunde, 2015, jg. 116, nr. 2, pp. 151-176.
– L. Wils, Het aandeel van de Flamenpolitik in de Vlaamse natievorming, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg. 45, 2015, nr. 2/3, pp. 216-237.
– L. Wils, Frans van Cauwelaert. Politieke biografie, 2017.
– S. Bischoff, Kriegsziel Belgien. Annexionsdebatten und nationale Feindbilder in der deutschen Öffentlichkeit, 1914–1918, 2018.
– B. Deruytter, The Layering of Belgian National Identities During the First World War, in:  N. Wouters en L. van Ypersele (red.), Nations, Identities and the First World War. Shifting Loyalties to the Fatherland, 2018, pp. 155–174.
– T. Lobbes, The Cultural Mobilization of Language and Race During the First World War: The Interaction Between Dutch and Belgian Intellectuals in Response to the German Flamenpolitik, in: F. Rash en C. Declercq (red.), The Great War in Belgium and the Netherlands, 2018, pp. 65-94.
– M. Schoups en A. Vrints, De overlevenden. De Belgische oud-strijders tijdens het interbellum, 2018.
– L. Vandeweyer, "Een ruim veld voor de studentenbeweging ligt open". Inzake oorsprong en aard van de Vlaamse "Frontbeweging", in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 77, 2018, nr. 3, pp. 213-230.
– D. de Groen en A. Vrints, "Mijn man moet dagelijks zoowel zijn leven te pand stellen voor het Vaderland als de andere". Nationale identificatie in armenbrieven uit bezet België, 1914-1918, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg. 50, 2020, nr. 2, pp. 88–109.
– J. Müller, Die importierte Nation. Deutschland und die Entstehung des flämischen Nationalismus 1914 bis 1945, 2020.
– B. Yammine, Fake news in oorlogstijd Duitse mediamanipulatie en de Flamenpolitik (1914-1915), 2021.

Suggestie doorgeven

2023: Antoon Vrints

Databanken

Inhoudstafel