Flamenpolitik

Begrip
Jacob Müller (2023)

Met het begrip ‘Flamenpolitik’ wordt verwezen naar de politiek die de Duitse bezetter voerde ten aanzien van de Vlaamse beweging tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Sommige auteurs gebruiken het begrip ook voor de Duitse politiek tegenover de Vlaamse beweging vóór 1914 en in het interbellum. In Duitse documenten duikt het begrip voor het eerst begin 1915 op.

Leestijd: 21 minuten

Vóór 1914

In het proces van de Duitse natievorming in de negentiende eeuw ging er veel aandacht uit naar ‘stamverwante’ Germaanse volkeren, waaronder de Vlamingen. In de ‘völkische Bewegung’ en met name in het Alldeutscher Verband Alldeutscher Verband
Het Alldeutscher Verband (1891 - 1939) was een imperialistische drukkingsgroep in het Duitse keizerrijk die de Vlaamse beweging hoopte in te schakelen in een Duits expansiebeleid.Na 1918 ... Lees meer
, probeerde men vanaf de jaren 1890 politieke banden te smeden met de Vlaamse beweging. Een hoogtepunt van deze Vlaams-Duitse contacten was het tijdschrift Germania Germania
Germania was een Duits-Vlaams tijdschrift, opgericht en gefinancierd door Alduitsers. Het bestond van 1898 tot 1905. Lees meer
, dat van 1898 tot 1905 bestond.

Niettegenstaande de ‘völkische’ belangstelling in sommige Duitse kringen, volgde de officiële buitenlandse politiek van Duitsland een niet-inmengingsbeleid. Duitsland volgde de redenering, dat een actieve pangermaanse politiek zowel de Duitse politiek alsook de Vlaamse beweging meer kwaad dan goed zou doen. Respect voor de Belgische soevereiniteit en neutraliteit bood daarnaast kansen om zich te onderscheiden van het beleid van Frankrijk, dat zich wel actief in de Belgische politiek mengde en de Vlaamse beweging als een bedreiging van haar nationale Franse belangen beschouwde.

De Flamenpolitik in de Eerste Wereldoorlog was dus niet gebaseerd op de vooroorlogse buitenlandse politiek van Duitsland, noch volgde zij een uitgewerkt plan. Niettemin kon ze voortbouwen op belangstelling die reeds vóór 1914 was ontstaan. En ook de eerder genoemde tendens om politiek vanuit een etnisch of ‘völkisch’ perspectief te bekijken maakte mee de voedingsbodem uit waarop zich later de Flamenpolitik zou enten.

Tijdens de bezetting 1914 tot 1918

De Flamenpolitik tijdens de Eerste Wereldoorlog kan in drie fases verdeeld worden: een verkenningsfase, een culturele fase, die in het kader van de Belgische wettelijkheid bleef, en een laatste fase waarin de opbouw van een Vlaamse staat centraal stond (nation building-fase).

Verkenningsfase (augustus 1914 tot februari 1915)

De schending van de Belgische neutraliteit en de Duitse gruweldaden in augustus 1914 markeerden het begin van de Eerste Wereldoorlog. Nooit eerder en nooit meer nadien zou België dermate in het centrum van de internationale aandacht komen te staan. Onmiddellijk na de inval wendden zich verschillende zelfbenoemde experts, veelal afkomstig uit de ‘völkische Bewegung’, tot de Duitse regering met voorstellen betreffende de Vlaamse beweging. Met name het netwerk dat zich rond 1900 rond het tijdschrift Germania had gevormd, speelde hierin een belangrijke rol.

En inderdaad: vrij snel na de Duitse inval in België begon de Duitse politiek zich met de Vlaamse beweging bezig te houden. Al op 2 september 1914 wees Rijkskanselier Theobald von Bethmann-Hollweg Von Bethmann-Hollweg, Theobald
Als Duits rijkskanselier tussen 1909 en 1917 nam Theobald von Bethmann-Hollweg het initiatief tot Duitse inmenging in de Vlaamse beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog en hij werd verant... Lees meer
de net benoemde Verwaltungschef (het hoofd van het burgerlijk bestuur) Maximilian von Sandt Von Sandt, Maximilian
Lees meer
op de Vlaamse beweging, die hij als een culturele beweging voor de rechten van de Nederlandse taal opvatte. Bethmann hoopte dat een Vlaamsvriendelijke houding de opinie in Nederland positief zou kunnen beïnvloeden. Drie maanden later, op 16 december 1914, schreef hij bovendien aan gouverneur-generaal Moritz von Bissing Von Bissing, Moritz
Moritz von Bissing (1844-1917) was van november 1914 tot aan zijn dood in april 1917 gouverneur-generaal van het bezette België. Lees meer
, dat ‘naar de stand van zaken, een gevoel van saamhorigheid zich alleen in de Vlaamse landsdelen kan ontwikkelen, waarvan de oude cultuur en taal verwant zijn aan de onze’. Hij stelde voor het Nederlands te bevorderen, de universiteit Gent te vernederlandsen en een publicistische verbinding met Nederland te creëren (Zie: Hoger onderwijs Gent Hoger onderwijs in Gent
Met de vernederlandsing in 1930 als hoogtepunt is de Gentse universiteit een belangrijk strijdpunt geweest in de Vlaamse beweging. Van het Latijn uit 1817 tot het Engels van vandaag: het ... Lees meer
).

Von Bissing en Sandt reageerden terughoudend op deze voorstellen. Zij vreesden dat radicale stappen, het bestuur van het land zouden kunnen bemoeilijken. De eerste maatregelen waren daarom eerder symbolisch van aard. Zo werd in Duitse bekendmakingen de Nederlandse tekst voor de Franse gedrukt en werd er op een stipte naleving van de Belgische taalwetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
gelet. Daarnaast werd de controle over de pers gebruikt, om echte of (voor het grootste deel) vermeende aanvallen van Franstalige kant aan de kaak te stellen. Op die manier moest de bereidheid worden gestimuleerd, om ook van Vlaamsgezinde kant de Belgische godsvrede te verbreken.
Een eerste stap in de richting van een meer systematische Flamenpolitik was de inrichting van de Commissie voor Vlaamsche aangelegenheden Commissie voor Vlaamsche Aangelegenheden
De Commissie voor Vlaamsche Aangelegenheden (1915-1917) was een groep Duitse deskundigen binnen het bezettingsbestuur tijdens de Eerste Wereldoorlog, die de mogelijkheden van de Flamenpol... Lees meer
(Ausschuss für vlämische Angelegenheiten) in januari 1915. De commissie ressorteerde onder de Politische Abteilung met de diplomaat Oscar von der Lancken-Wakenitz aan het hoofd.

Culturele fase (februari 1915 tot oktober 1916)

Een belangrijke actor in deze vroege fase was de in april 1915 aangestelde Duitse ambassadeur in Nederland, Richard von Kühlmann. Net als de kanselier zag hij de Flamenpolitik als een mogelijkheid om invloed op het neutrale Nederland uit te oefenen en Nederlandse angsten voor een Duitse annexatie van België te temperen. Kühlmann werkte samen met de Groot-Nederlander Frederik Carel Gerretson Gerretson, Frederik C.
Frederik Carel Gerretson (1884–1958) was een Nederlandse historicus, zakenman en politicus, die vanuit zijn Groot-Nederlandse overtuiging het Vlaams-nationalisme trachtte te beïnvloeden.... Lees meer
, die met Duits geld de controle kon verwerven over het vluchtelingenblad De Vlaamsche Stem De Vlaamsche Stem (1915-1916)
De Vlaamsche Stem (1915-1916) was een Vlaamsgezind dagblad dat in Nederland verscheen en na een tijd in Duitse handen overging. De koerswijziging die het dagblad als gevolg daarvan onderg... Lees meer
. Vanwege de steeds maar pro-Duitser wordende houding, verliet de meerderheid van de redactie in de zomer van 1915 de krant. Toen de Belgische regering in ballingschap optrad tegen de aanblijvende redacteuren, deden deze zich voor als martelaren van een wraakzuchtige Belgische staat. Binnen de flaminganten ontstond nu steeds meer een splitsing tussen ‘passivisten’, die een strikte naleving van de godsvrede voorstonden en aan de andere kant ‘activisten’, die de Vlaamse strijd ook tijdens de oorlog wilden voortzetten – desnoods met de hulp van de bezetter (zie: Passivisme Passivisme
Het begrip ‘passivisme’ verwijst naar de Vlaamsgezinden die tijdens de Eerste Wereldoorlog verdere pogingen om de Vlaamse eisen te realiseren tot na het einde van het politiek-militair co... Lees meer
; Activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
).

Bethmann Hollweg en Kühlmann pleitten al vroeg voor de inrichting van een Vlaamse, Nederlandstalige, Hogeschool in Gent, maar de gouverneur-generaal ging er pas in november 1915 definitief mee akkoord. De plannen werden eind december 1915 openbaar gemaakt en hadden meteen het gewenste effect. In de Vlaamse beweging ontketende zich een debat over mogelijke medewerking aan een door de bezetter opgerichte universiteit.

Rijkskanselier Bethmann Hollweg bekende zich in dit verband op 5 april 1916 in de rijksdag openlijk tot de Flamenpolitik en zei dat men de ‘lang onderdrukte Vlaamse volksstam niet opnieuw aan de verfransing zou prijsgeven’ (den lange niedergehaltenen flämischen Volksstamm nicht wieder der Verwelschung preisgeben werde). En ook volgens Von Bissing moest de Vlaamse Hogeschool een ‘Brennpunkt’ (brandpunt) van de Vlaams-Nederlands cultuur worden.

Met de plannen voor de Vlaamse Hogeschool lukte het de Duitsers inderdaad om Vlamingen naar het activistische kamp over te halen, die eerder afwijzend hadden gestaan tegenover een samenwerking met de bezetter. Met het harde Duitse optreden tegenover tegenstanders van de Vlaamse Hogeschool verloor het project echter al snel aan sympathie. Met name de deportatie van de professoren Paul Fredericq Fredericq, Paul
Paul Fredericq (1850-1920) was een vooraanstaande Gentse historicus, die als de officieuze ideoloog van het liberaal flamingantisme kan worden  omschreven. Als rector van de Gentse univer... Lees meer
en Henri Pirenne Pirenne, Henri
Henri Pirenne (1862-1935) was een van de invloedrijkste Belgische historici uit de 20ste eeuw. Zijn werk, met name zijn zevendelige Histoire de Belgique, reflecteerde een Belgisch-nationa... Lees meer
leidde tot protesten in het binnen- en buitenland. Ook het begin van de wegvoering van Belgische dwangarbeiders in het najaar van 1916 had als gevolg dat veel aanhangers van de hogeschool zich terug trokken.

De met de voorbereiding belastte commissie zag zich genoodzaakt, de eisen voor docenten te verlagen en de salarissen te verhogen. Maar het bleef moeilijk om professoren en studenten te vinden voor de op 21 oktober 1916 ingehuldigde universiteit.


Overdracht van de vernederlandste Universiteit Gent aan de academische overheid, 21 oktober 1916. Beheerder Ernest Haerens staat rechts op de eerste rij naast Moritz von Bissing, de gouverneur-generaal van het Duitse bezettingsbestuur. (Universiteitsbibliotheek Gent)
Overdracht van de vernederlandste Universiteit Gent aan de academische overheid, 21 oktober 1916. Beheerder Ernest Haerens staat rechts op de eerste rij naast Moritz von Bissing, de gouverneur-generaal van het Duitse bezettingsbestuur. (Universiteitsbibliotheek Gent)

Opbouw van een Vlaamse staat (oktober 1916 tot oktober 1918)

Ondanks deze moeilijkheden intensiveerden de Duitse autoriteiten de Flamenpolitik. Er werd nu een fase ingeluid, waarin zich het doel van een zogenaamd onafhankelijk Vlaanderen steeds scherper begon af te tekenen. Op 4 februari 1917 werd een activistische Raad van Vlaanderen Raad van Vlaanderen (1917-1918)
De Raad van Vlaanderen (1917-1918) was een activistisch marionettenparlement tijdens de Eerste Wereldoorlog, dat onderdeel was van de Duitse plannen om in Vlaanderen een blijvende invloed... Lees meer
opgericht. Reeds op 3 maart 1917 ontving Bethmann een afvaardiging van de Raad van Vlaanderen en beloofde hij de activisten bij de verwezenlijking van de Vlaamse zelfstandigheid te ondersteunen. Concreet kondigde hij een administratieve scheiding (Verwaltungstrennung) aan. Dit was trouwens geen tegemoetkoming aan de eisen van de activisten, maar de realisatie van Duitse plannen die reeds in februari 1917 waren gemaakt.

Al in oktober 1916 had de bezetter het ministerie van onderwijs in een Vlaamse en een Waalse afdeling gesplitst. Op 21 maart 1917 werd een ‘Verordening betreffende de indeling van België in twee bestuurlijke gebieden’ uitgevaardigd. Hiermee werden voor het eerst in de Belgische geschiedenis eentalige bestuursgebieden ingevoerd.

De Belgische regering in ballingschap reageerde met strafmaatregelen tegen diegenen die aan de opsplitsing van België zouden meewerken. Toen de Duitse bezetter op 10 mei 1917 de splitsing van de ministeries van landbouw, onderwijs en arbeid afkondigde, traden de topambtenaren in staking. Aangezien er te weinig bekwame activisten waren om de vacatures te vullen, moest de bezetter nu zelf talrijke taken op zich nemen.

Met de administratieve scheiding ging ook een opmerkelijke reorganisatie van het bezettingsbestuur gepaard. In het midden van een oorlog, waarin men in Duitsland iedere geschikte man naar het front stuurde, verdubbelde het bezettingsbestuur in België. Twee Duitse hoofden van bestuur, de ene verantwoordelijk voor Vlaanderen en de andere voor Wallonië, vervingen Sandt die vanaf september 1914 aan het hoofd van het burgerlijk bestuur had gestaan. De bezettingsadministratie werd verregaand opgesplitst en de Flamenpolitik werd op die manier als het ware geïnstitutionaliseerd. Op de politieke afdeling na, bleven er op Belgisch niveau slechts afdelingen bestaan, die voor economische zaken verantwoordelijk waren en direct aan de gouverneur-generaal ondergeschikt waren.


Op 27 januari 1918 vieren professoren en studenten van de vernederlandste Gentse Universiteit het uitroepen van de politieke zelfstandigheid van Vlaanderen met een feestelijke optocht. (Universiteitsbibliotheek Gent)
Op 27 januari 1918 vieren professoren en studenten van de vernederlandste Gentse Universiteit het uitroepen van de politieke zelfstandigheid van Vlaanderen met een feestelijke optocht. (Universiteitsbibliotheek Gent)

De radicale nation-building-fase van de Flamenpolitik viel daarnaast samen met ingrijpende personele veranderingen aan de Duitse top. Met de dood van gouverneur-generaal Von Bissing op 18 april 1917 en het ontslag van kanselier Bethmann Hollweg op 13 juli 1917 vielen twee actoren weg, die de Flamenpolitik beslissend mee bepaald hadden. De opvolgers van Bethmann Hollweg, de rijkskanselieren Georg Michaelis en Georg von Hertling Von Hertling, Georg
Georg von Hertling (1843-1919) was de Duitse rijkskanselier van oktober 1917 tot september 1918. Op het einde van zijn ambtstermijn zette hij een streep onder de ‘flamenpolitieke’ koers v... Lees meer
, stonden sceptisch tegenover de Flamenpolitik, omdat ze die als een hindernis voor vredesonderhandelingen beschouwden.

De nieuwe gouverneur-generaal Ludwig Freiherr von Falkenhausen Von Falkenhausen, Ludwig
Ludwig von Falkenhausen (1844-1936) was van april 1917 tot november 1918 de Duitse gouverneur-generaal in België. In zijn ambtstermijn vielen de administratieve scheiding en de zelfstandi... Lees meer
zette daarentegen de administratieve scheiding niet alleen voort, maar maakte haar tot een kern van zijn beleid. Hij verkreeg daarvoor de steun van de opperste legerleiding onder Paul von Hindenburg en Erich Ludendorff. Onder het bewind van Falkenhausen werden ook pogingen ondernomen om Vlaanderen economisch uit het Belgische staatsverband los te werken. De doelstelling was duidelijk: België moest opgesplitst worden in twee onafhankelijke staten. De dossiers in het Duitse ministerie van binnenlandse zaken heetten bijgevolg Zerlegung Belgiens in Flandern und Wallonien, dus: ‘opdeling van België in Vlaanderen en Wallonië’.

Vanaf de zomer van 1917 werd de Flamenpolitik in Duitsland steeds meer een twistpunt tussen degenen die een vrede door onderhandeling nastreefden en de aanhangers van een overwinningsvrede. De meerderheid in de Duitse rijksdag had op 19 juli 1917 een declaratie aanvaard, die een vrede zonder annexaties en contributies eiste. De Flamenpolitik bleek steeds meer een obstakel voor een dergelijke vrede te zijn, aangezien de Entente van een Duitse toezegging over het herstel van België een belangrijke onderhandelingsvoorwaarde maakte. Voor de Duitse tegenstanders van een vrede door onderhandeling was dit net een reden, om de Flamenpolitik voort te zetten en zelfs te intensiveren. Zij bood immers de mogelijkheid om de vredesonderhandelingen een spaak in het wiel te steken.

Al vanaf het begin was de Flamenpolitik nauw verwerven met andere overwegingen in de binnen- en buitenlandse politiek in Duitsland. En in het laatste oorlogsjaar werd ze helemaal de speelbal van politieke geschillen in de Duitse leiding. De daadwerkelijke situatie in bezet België was daarbij niet of nauwelijks meer van belang.

De Duitse legerleiding onder Hindenburg en Ludendorff had nog in het voorjaar van 1917 de Flamenpolitik vooral als een hinderpaal voor de radicale uitbuiting van België beschouwd. Vanaf 1917 steunde ze echter de poging om een Vlaamse satellietstaat op te richten en vond hiervoor in Falkenhausen een gewillige bondgenoot. Rijkskanselier Hertling en zijn minister van Buitenlandse Zaken, Kühlmann, die in 1915 een beslissende rol in de Flamenpolitik had gespeeld, probeerden daarentegen deze initiatieven af te remmen.

Op 22 december 1917 riep de Raad van Vlaanderen de politieke zelfstandigheid van Vlaanderen uit. Deze stap werd waarschijnlijk met de Duitse autoriteiten in het gouvernement-generaal gecoördineerd, maar zonder medeweten van de regering in Berlijn. De resolutie vond meteen de steun van Falkenhausen en de legerleiding, terwijl de kanselier zich tegen een publicatie van de zelfstandigheidsverklaring verzette. Hertling maakte zijn toestemming uiteindelijk afhankelijk van de voorwaarde, dat de Raad van Vlaanderen zich door verkiezingen zou laten legitimeren. De ‘volksraadplegingen’, die van januari tot maar 1918 plaatsvonden, waren het gevolg van deze eis uit Berlijn.

De kanselier was echter niet van plan de activisten op te waarderen. In een redevoering op 25 februari 1918 verklaarde hij zijn bereidheid om met de Belgische regering in ballingschap te onderhandelen, zonder ook maar gewag te maken van de activisten. Ook na de de vorming van de tweede Raad van Vlaanderen in maart 1918 was Hertling niet bereid, de door zijn voorganger gemaakte beloften openlijk te bevestigen. Hij weigerde de activisten officieel te ontvangen. Tegelijkertijd zette men in het gouvernement-generaal echter wel de opbouw van een Vlaamse satellietstaat voort.

De tegenstrijdige houding van de verscheidene Duitse actoren zorgde voor grote onzekerheid onder de Vlaamse activisten. Anderzijds hadden de verwezenlijkingen van de Flamenpolitik een duidelijk effect op de Vlaamse Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
in het Belgisch leger. De overlopers in het voorjaar van 1918 werden door de Raad van Vlaanderen ontvangen en meteen in de activistische propaganda ingelijfd. Met de Duitse nederlaag werd ook het einde van de Flamenpolitik ingeluid. Op 5 oktober 1918 kondigde de nieuwe Duitse rijkskanselier Max von Baden aan België als een onafhankelijke staat te herstellen.


Ook aan het front voerden de Duitsers een Flamenpolitik. In een op het Duitse leger veroverde loopgravenstelling poseren Belgische soldaten bij een bord dat Vlaamse soldaten moest aangemoedigen om over te lopen. (ADVN, VFA3663)
Ook aan het front voerden de Duitsers een Flamenpolitik. In een op het Duitse leger veroverde loopgravenstelling poseren Belgische soldaten bij een bord dat Vlaamse soldaten moest aangemoedigen om over te lopen. (ADVN, VFA3663)

Weimarrepubliek (1919-1933)

In de Weimarrepubliek was er van een officiële Flamenpolitik geen sprake. Weliswaar bestond er tot in 1922 een met de liquidatie van de Flamenpolitik belaste Abwicklungsbehörde onder leiding van Rudolf Asmis Asmis, Rudolf
Rudolf Asmis (1879-1945) werkte vanaf 1914 voor het Duitse bezettingsbestuur in België en was na 1918 in het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken belast met de ‘afwikkeling’ van de Fl... Lees meer
. Deze instelling beperkte zich echter tot hulp aan naar Duitsland en Nederland gevluchte activisten en regelde pensioenaanspraken, vooral van de professoren van de onder Duits toezicht opgerichte Vlaamse Hogeschool. Het ministerie van Buitenlandse Zaken hield de Abwicklungsbehörde nauw in de gaten en wilde de Flamenpolitik zo snel mogelijk doen vergeten.

Een van de veronderstellingen van de Flamenpolitik was geweest, dat een sterke Vlaamse beweging een toenadering van België aan Frankrijk zou voorkomen. Deze analyse werd in het interbellum bevestigd. De Vlaams-nationalisten waren, naast de socialisten, de enigen die consequent tegen het stelsel van Versailles en de bezetting van Duits grondgebied door de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog pleitten.

Net als voor de Eerste Wereldoorlog vond het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken Duitse steun aan de Vlaamse beweging echter contraproductief voor beide kanten. Maar dat neemt niet weg, dat er talrijke contacten waren, die veelal tijdens de bezetting waren ontstaan. Sommige Duitse ambtenaren lobbyden voor een actieve steun aan de Vlaams-nationalisten, zoals de rijksarchivaris Robert Paul Oszwald Oszwald, Robert P.
Robert P. Oszwald (1883-1945) was een Duits ambtenaar. Hij was betrokken bij de Flamenpolitik tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook tijdens het interbellum en het nationaalsocialistische re... Lees meer
of de diplomaat Werner Neumeister. Die laatste was zelfs een tijd verantwoordelijk voor België, Nederland en Luxemburg in het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Naast de officiële politiek was er, net als vóór de Eerste Wereldoorlog, een netwerk van privé- en semi-officiële verenigingen die zich met Vlaanderen en het Westen in het algemeen bezighielden. In de kringen van de zogeheten Westforschung werden oude contacten onderhouden en nieuwe aangeknoopt. België werd algemeen als een zwakke schakel in het systeem van Versailles gezien, maar de focus van de Duitse regering lag op een teruggave van de na 1918 geannexeerde gebieden van Eupen en Malmedy. Die mocht niet in gevaar gebracht worden door herinneringen aan de Duitse bezetting terug te brengen.

Nationaalsocialistisch Duitsland (1933-1940)

Met de machtsovername van de nationaalsocialisten verwachtte men in sommige Duitse rechts-nationalistische kringen een offensievere politiek tegenover België. Hierbij werden duidelijk ook verbanden gelegd met de Flamenpolitik. Vooral Joris van Severens Van Severen, Joris
Joris van Severen (1894-1940) is vooral bekend als de oprichter en leider van het fascistisch geïnspireerde Verdinaso (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen). Medio jaren 1930 verru... Lees meer
fascistische Verdinaso Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
sprak tot de verbeelding van sommige nationaalsocialisten. Het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) werd daarentegen eerder sceptisch  en met weinig enthousiasme bekeken.

De nieuwe regering onder Hitler zag weinig in een Flamenpolitik, die de Belgische terugkeer naar de neutraliteit in gevaar had kunnen brengen. Desalniettemin werden de informele banden die tijdens de Weimarrepubliek gelegd waren uitgebreid. Deze contacten verkregen alleen al door de gelijkschakeling van de politieke en maatschappelijke groepen in Duitsland een meer officieel karakter. De rassenideologie van de nazi’s zag in de Vlamingen een bloedverwante Germaanse stam. Deze overtuiging werd niet alleen in racistische studies naar voren gebracht, maar ook in de populaire literatuur. In romans was bijvoorbeeld de ontmoeting van Duitse soldaten met Vlaamse vrouwen tijdens de Eerste wereldoorlog een vaker voorkomend thema.

Voor de Duitse inlichtingendiensten waren Vlaams-nationalisten een waardevolle bron. In 1935 vonden gesprekken plaats tussen verschillende Duitse ministeries over een mogelijke financiële steun aan het VNV. Deze plannen werden echter vanwege het diplomatieke risico opgeschort.

Midden de jaren dertig kreeg daarenboven de Rex Rex
Rex was een Belgische politieke partij (1935-1940) en een collaboratiebeweging in Franstalig België (1940-1944). Lees meer
-
beweging van Léon Degrelle Degrelle, Léon
Léon Degrelle (1906-1994) was de leider van Rex, initieel een Belgische, extreemrechtse nationalistische beweging, nadien omgevormd tot partij, die na 1936 radicaliseerde in fascistische ... Lees meer
duidelijk meer aandacht van de top van het Derde Rijk, dan het VNV. Degrelle ontmoette Goebbels en Hitler, die hem ook financieel gingen steunen. Achtergrond was enerzijds dat men een machtsovername door Rex waarschijnlijker achtte dan door het VNV. Anderzijds was de dynamische Degrelle ook duidelijk meer naar de smaak van de nazi’s dan de in hun ogen eerder gezapige Vlaams-nationalisten.

Pas in de loop van 1938 ging men over tot een actievere steun aan het VNV, met name van de krant Volk en Staat Volk en Staat
Volk en staat (15 november 1936 - 3 september 1944) was een Vlaams-nationalistisch dagblad en orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond. Het blad verscheen als opvolger van De Schelde (1... Lees meer
die een maandelijkse toelage verkreeg. Daarnaast was er de Militaire Organisatie Militaire Organisatie
De Militaire Organisatie (MO) werd opgericht door Staf de Clercq, leider van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV), tijdens de mobilisatie na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (193... Lees meer
(MO), die onder de persoonlijke toezicht stond van VNV-leider Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
. De MO moest in de traditie van de Frontbeweging de Vlaamse soldaten in het Belgisch leger organiseren en in het geval van een Duits-Belgische oorlog sabotage organiseren. Hierbij werd waarschijnlijk al sinds het midden van de jaren dertig met Duitse inlichtingendiensten samengewerkt.


Tijdens de parlementsverkiezingen van 1939 waarschuwt de Liberale Partij voor het gevaar van de nauwe banden tussen het VNV en het nationaal-socialistische Duitsland. (Liberas)
Tijdens de parlementsverkiezingen van 1939 waarschuwt de Liberale Partij voor het gevaar van de nauwe banden tussen het VNV en het nationaal-socialistische Duitsland. (Liberas)

Duitse bezetting 1940 tot 1944

Reeds voor de aanval in 1940 was er in het Duitse leger een studiegroep ter voorbereiding van de bezetting ingericht. Onder leiding van Eggert Reeder Reeder, Eggert
Eggert Reeder (1894-1959) leidde van 1940 tot 1944 het Duitse militaire bestuur. Hij was een van de centrale figuren in de Duitse Flamenpolitik van tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
, later hoofd van de burgerlijke administratie van het militair bestuur (Militärverwaltungschef), boog men zich ook over de Flamenpolitik van 1914/18. De conclusie was betrekkelijk negatief, vooral aangaande de administratieve scheiding, die in de ogen van de Duitse planners politiek en vooral economisch desastreus was geweest.

Niettemin werd al voor de aanval het bevel gegeven om Vlaamse en Franstalige soldaten van elkaar te scheiden. Terwijl Vlamingen al vanaf juni 1940 terug naar huis mochten, verbleven Franstaligen vaak tot aan het einde van de oorlog in krijgsgevangenschap. Veel Vlaams-nationalisten stonden bovendien al voor de officiële capitulatie gereed om met de Duitsers te collaboreren. Anders dan in 1914 bestond er met het VNV een Vlaams-nationalistische partij, die haar doelstelling om de Belgische staat te vernietigen met de hulp van de bezetter wilde realiseren.

Staf de Clercq werd al op 3 juni 1940 door de Duitse militaire bevelhebber Alexander von Falkenhausen ontvangen, dus nog vóór de Belgische secretarissen-generaal. De VNV-leider wees hierbij ook op de activiteiten van de Militaire organisatie (MO) in het Belgisch leger. Al op 16 juni 1940, dus drie weken na de Belgische capitulatie, mocht de partijkrant Volk en Staat opnieuw verschijnen. De midden juli 1940 door Hitler gegeven richtlijn voor het militair bestuur luidde: ‘De Führer heeft nog geen definitief besluit genomen over de toekomst van de Belgische staat. Voorlopig wil hij alle mogelijke steun voor de Vlamingen, inclusief de repatriëring van Vlaamse krijgsgevangenen. De Walen mogen geen voordelen krijgen’.


Op bevel van Adolf Hitler werden de meeste Vlaamse krijgsgevangen vervroegd vrijgelaten. De Waalse en Franstalige soldaten kregen geen voorkeursbehandelingen en verbleven vaak tot aan het einde van de oorlog in Duitse gevangenkampen. (CegeSoma/Rijksarchief)
Op bevel van Adolf Hitler werden de meeste Vlaamse krijgsgevangen vervroegd vrijgelaten. De Waalse en Franstalige soldaten kregen geen voorkeursbehandelingen en verbleven vaak tot aan het einde van de oorlog in Duitse gevangenkampen. (CegeSoma/Rijksarchief)

Dit was wel een bevel voor een Flamenpolitik, maar zonder – voorlopig – de vorm van de Belgische staat aan te tasten. Door de verrassend snelle overwinning en de beslissing van koning Leopold III van Saksen-Coburg, Leopold III
Leopold III (1901-1983) werd aan de vooravond van en tijdens de Tweede Wereldoorlog het boegbeeld van een autoritaire stroming in de Belgische politiek. Zijn controversiële houding en mee... Lees meer
om in België te blijven, verschilde de situatie in 1940 namelijk aanzienlijk van 1914. Er zat nu weinig anders op dan zich bij de Duitse overheersing neer te leggen en België stond ook niet in het centrum van de internationale aandacht. De in het land gebleven Belgische elite zocht naar een modus vivendi met de bezetter en wilde zomin mogelijk bevoegdheden afgeven. Deze houding paste bij de Duitse bedoeling België met zo weinig mankracht mogelijk te besturen.

De Flamenpolitik mocht deze modus vivendi niet in gevaar brengen en bleef dus veelal tot symboolpolitiek beperkt. Het militair bestuur vaardigde bijvoorbeeld een ‘herstelverordening’ uit, die in de schadeloosstelling van voormalige activisten voorzag en onder leiding van de oud-activist August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
stond. Met de herstelverordening, zo stelde Reeder, had Duitsland wel een bekentenis tot bepaalde beginselen van de Flamenpolitik van de Eerste Wereldoorlog afgelegd, zonder daaraan echter concrete handelingen te verbinden. De oud-activisten werden in ere hersteld, maar het politieke project waaraan zij in 1914/18 verbonden waren werd niet meer nagestreefd.
Daarnaast werden vooral cultuur- en taalpolitieke initiatieven genomen. Een nieuw geschapen Commissie voor Taaltoezicht, die vanaf december 1941 door Flor Grammens Grammens, Flor
Onderwijzer Flor Grammens (1899-1985) verwierf tijdens zijn leven grote bekendheid door zijn herhaalde en soms spectaculaire acties tegen de schendingen van de taalwetgeving. Lees meer
geleid werd, ontplooide grote invloed in de schoolpolitiek in Brussel en het taalrandgebied. Een poging om de Franstalige Vrije universiteit Brussel in een ‘Germaans-Duits bolwerk’ te veranderen werd echter gestaakt, nadat onder meer de poging om de oud-activist Antoon Jacob Jacob, Antoon
Antoon Jacob (1889-1947) was een atheneumleraar en later hoogleraar in Hamburg en Gent. Hij was actief bij activistische tijdschriften, nadien in de amnestiebeweging en later de culturele... Lees meer
tot professor te benoemen, voor onrust en uiteindelijk voor een staking van de professoren zorgde.

Het militair bestuur voerde dus geen nation building-politiek zoals dit tijdens de Eerste Wereldoorlog het geval was geweest. Zij vulde echter zo veel mogelijk posities in de bestaande Belgische staat met ‘betrouwbare Vlamingen’ in, meestal VNV-leden. Het VNV leverde twee secretarissen-generaal, vier gouverneurs en op het einde van de oorlog ongeveer de helft van de Vlaamse burgemeesters. Nieuwe instellingen zoals het Commissariaat voor Prijzen en lonen, de Nationale Landbouw en Voedingscorporatie en het Rijksarbeidambt werden door VNV’ers bestuurd.

Het bleek echter spoedig dat de bezetter niet bereid was om het VNV aan een machtsmonopolie in Vlaanderen te helpen. De doelstelling om een onafhankelijk Vlaanderen of Groot-Nederland Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
op te richtten werd door de Duitsers zelfs expliciet afgewezen. Voor hun was dit Germaans separatisme. Ook al zeiden de Duitsers het niet altijd met zoveel woorden: Vlaanderen moest na de eindoverwinning op de een of andere manier door Duitsland beheerst worden. De concrete invulling van die overheersing was echter omstreden. De SS wilde Vlaanderen in een toekomstig Groot-Duitsland inlijven, terwijl er in andere machtsgroepen ideeën over een Groot-Germaanse statenbond gekoesterd werden, waarbij dan ook Nederland en andere ‘Germaanse’ delen van Europa zouden worden betrokken.


Staf de Clercq groet enkele Duitse officieren tijdens de Tollenaere-herdenkingsmars in Brussel, 12 juli 1942. (CegeSoma/Rijksarchief)
Staf de Clercq groet enkele Duitse officieren tijdens de Tollenaere-herdenkingsmars in Brussel, 12 juli 1942. (CegeSoma/Rijksarchief)

Het VNV was onmisbaar voor het militair bestuur, omdat het veruit de grootste organisatie in de collaboratie was. Met de Vlaamse SS en de DeVlag Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vóór de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer
werd echter een concurrentie opgebouwd, die openlijk de aanhechting bij Duitsland nastreefde. Met de Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941 werden Vlaamse vrijwilligers voor het Oostfront geworven, die meestal in de Waffen-SS dienstnamen. Het werd al snel duidelijk, dat de Duitsers oorspronkelijk gedane beloften over Vlaamse officieren, Vlaamse aalmoezeniers en het Nederlands als commandotaal niet wilden nakomen. In plaats daarvan ondergingen de rekruten in de opleidingskampen een Groot-Duitse indoctrinatie.

De dubbelzinnige houding van de bezetter leidde tot wantrouwen en een groeiende frustratie aan de kant van de Vlaams-nationalisten. In mei 1943 werd het Vlaamsch Legioen Vlaamsch Legioen
Het Vlaamsch Legioen (1941-1943) was een Vlaamse eenheid aan het oostfront tijdens de Tweede Wereldoorlog, die deel uitmaakte van de Waffen-SS. Lees meer
zonder toestemming van de VNV-leiding in de SS-Sturmbrigade Langemarck geïntegreerd. Hendrik Elias Elias, Hendrik
Hendrik Elias (1902-1973) was een historicus en Vlaams-nationalistisch politicus die als leider van het Vlaamsch Nationaal Verbond collaboreerde met de Duitse bezetter tijdens de Tweede W... Lees meer
, de opvolger van de in 1942 overleden De Clercq, zette daarop de militaire collaboratie met de Waffen-SS in augustus 1943 stop. De frustratie van de Vlaamse collaborateurs werd ook gevoed door het feit, dat er een onverwachte concurrentie was ontstaan met Leon Degrelles Rex aan Franstalige kant. Hoewel Degrelle zich openlijk Belgicistisch opstelde, viel hij duidelijk meer in de smaak van de Duitse leiders, dan de in hun ogen kleurloze topmannen van de Vlaamse collaboratie.
Toen de collaborateurs in september 1944 België moesten verlaten, werd het VNV van de Duitsers opzijgezet. Aan het hoofd van de landsleiding Vlaanderen werd DeVlag-leider Jef van de Wiele Van de Wiele, Jef
Jef van de Wiele (1903-1979) was een leraar, schrijver en leider van de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap. Hij trad tijdens de Tweede Wereldoorlog in de culturele en politieke collabor... Lees meer
geïnstalleerd.

Terwijl de Duitse bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog de structuren van een Vlaamse staat opbouwde om een Vlaams-nationalistische beweging te helpen ontstaan, gebruikten zij de Vlaams-nationalisten tijdens de Tweede Wereldoorlog om de Belgische staat te besturen en een aanhechting aan Duitsland voor te bereiden. Het militair bestuur van 1940 maakte handig gebruik van de illusies die aan Vlaamsgezinde kant over de doeleinden van de Duitsers bestonden. Ze kon de vruchten plukken van de Flamenpolitik van 1914 tot 1918. De Flamenpolitik beïnvloedt de Vlaamse beweging tot op heden.

Literatuur

– J. Gotovitch, La légation d’Allemagne et le mouvement flamand entre 1867 et 1914, in: Revue belge de philologie et d’histoire, 1967, nr. 2, pp. 438-478.
– F. Wende, Die belgische Frage in der deutschen Politik des Ersten Weltkrieges, 1969.
– H.J. Elias, Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939, 4 dln., 1971.
– A. de Jonghe, Hitler en het politieke lot van België (1940-1944), 1972.
– A. de Jonghe, De Strijd Himmler-Reeder om de benoeming van een HSSPF te Brussel (1942-1944). Eerste deel: De Sicherheitspolizei in België, in: Bijdragen – Cahiers, jg. 3, 1974, nr. 1, pp. 9-81.
– L. Wils, Flamenpolitik en aktivisme, 1974.
– F. Meire, De DeVlag vóór mei 1940, in: BTNG-RBHC, jg. 13, 1982, pp. 419-466.
– L. Wils, Honderd jaar Vlaamse beweging. De geschiedenis van het Davidsfonds 1914 tot 1936, 1985.
– E. Langendries, De ‘Vlaamsche Hoogeschool’ te Gent (1916-1918). Een bronnenuitgave, 1984.
– P. Klefisch, Das Dritte Reich und Belgien 1933-1939, 1988.
– W. Dolderer, Deutscher Imperialismus und belgischer Nationalitätenkonflikt. Die Rezeption der Flamenfrage in der deutschen Öffentlichkeit und deutsch-flämische Kontakte 1890 - 1920, 1989.
– W. Warmbrunn, The German occupation of Belgium: 1940-1944, 1993.
– B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994.
– L. Wils, Vlaanderen, België, Groot-Nederland. Mythe en geschiedenis, 1994.
– W. Dolderer, De Weimarrepubliek en de Vlaamse beweging. Eerste deel: De Complottheorie, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 56, 1997, nr. 2, pp. 101–123.
– W. Dolderer, De Weimarrepubliek en de Vlaamse beweging. Tweede deel: De betrekkingen; in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 56, 1997, nr. 3, pp. 131–151.
– S. de Schaepdrijver, De Groote Oorlog. Het Koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1998.
– O. Boehme, Revolutie van rechts en intellectuelen in Vlaanderen tijdens het interbellum, 1999.
– W. Dolderer, Activistische ballingen in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog, deel 1, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 59, 2000, nr. 2, pp. 67–98.
– W. Dolderer, Activistische ballingen in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog, deel 2, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 59, 2000, nr. 3, pp. 131–161.
– W. Dolderer, Activistische ballingen in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog, deel 3, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 59, 2000, nr. 4, pp. 195–225.
– D. Vanacker, De Frontbeweging. De Vlaamse strijd aan de IJzer, 2000.
– A. Vrints, Bezette stad Vlaams-nationalistische collaboratie in Antwerpen tijdens de Eerste Wereldoorlog, 2002.
– W. Dolderer, Der flämische Nationalismus und Deutschland zwischen den Weltkriegen, in: B. Dietz e.a., Griff nach dem Westen: die ‘Westforschung’ der völkisch-nationalen Wissenschaften zum nordwesteuropäischen Raum (1919-1960), 2003, pp. 109–136.
– M. Fahlbusch, Deutschtumspolitik und Westdeutsche Forschungsgemeinschaft, in: B. Dietz e.a., Griff nach dem Westen: die ‘Westforschung’ der völkisch-nationalen Wissenschaften zum nordwesteuropäischen Raum (1919-1960), dl. 2, 2003, pp. 569-647.
– M. Amara, H. Roland, Gouverner en Belgique Occupée, Oscar Von der Lancken-Wakenitz. Rapports d’activité (1915-1918), 2004.
– B. Majerus, Von Falkenhausen zu Falkenhausen. Die deutsche Verwaltung Belgiens in den zwei Weltkriegen, in: G. Kronenbitter, Besatzung. Funktion und Gestalt militärischer Fremdherrschaft von der Antike bis zum 20. Jahrhundert, 2006, pp. 131-145.
– D. Vanacker, Het activistisch avontuur, 2006.
– N. Wouters, De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België 1940-1944, 2006.
– B. Majerus, Occupations et logiques policières. La police bruxelloise en 1914-1918 et 1940-1945, 2007.
– S. Frech, Wegbereiter Hitlers? Theodor Reismann-Grone. Ein völkischer Nationalist (1863-1949), 2009.
– H. Eickmans, Tussen ‘Flamenpolitik’, ‘Westforschung’ en ‘Ahnenerbe’. Over de ideologische dwaalwegen van de Duitse neerlandistiek 1914-1945; in: M. Hüning, Neerlandistiek in Europa: bijdragen tot de geschiedenis van de Universitaire Neerlandistiek buiten Nederland en Vlaanderen, 2010, pp. 45-63.
– N. Eversdijk, Kultur als politisches Werbemittel. Ein Beitrag zur deutschen kultur- und pressepolitischen Arbeit in den Niederlanden während des Ersten Weltkrieges, 2010.
– E. Verhoeyen, Spionnen aan de achterdeur. De Duitse Abwehr in België 1936-1945, 2011.
– B. Yammine, Drang nach Westen. De fundamenten van de Duitse Flamenpolitik (1870 - 1914), 2011.
– I. van linthout, Das Buch in der nationalsozialistischen Propagandapolitik, 2012.
– C. Brüll, Vom Reichsbeauftragten für Eupen-Malmedy zum Staatssekretär der Regierung Adenauer. Franz Thedieck (1900-1995), in: C. Brüll, Eine ostbelgische ‘Stunde Null’? Eliten aus Eupen-Malmedy vor und nach 1944, 2013.
– P. Schöttler, Eine Art ‘Generalplan West’. Die Stuckart-Denkschrift vom 14. Juni 1940 und die Planungen für eine neue deutsch-französische Grenze im Zweiten Weltkrieg, in: Sozial.Geschichte, Neue Folge, jg. 18, 2013, nr. 3, pp. 83-131.
– L. Wils, Onverfranst, onverduitst? Flamenpolitik, activisme, frontbeweging, 2014.
– L. Wils, Het aandeel van de ‘Flamenpolitik’ in de Vlaamse natievorming, in: BTNG-RBHC, jg. 45, 2015, nrs. 2/3, pp. 216-237.
– J. Müller, Nation-Building avant la lettre? Deutsche Flamen- und Besatzungspolitik ab 1914; in: S. Bischoff e.a., Belgica - terra incognita? Resultate und Perspektiven der Historischen Belgienforschung, 2016, pp. 146-157.
– J. Müller, Die importierte Nation. Deutschland und die Entstehung des flämischen Nationalismus 1914 bis 1945, 2020.
– B. Yammine, Fake news in oorlogstijd: Duitse mediamanipulatie en de Flamenpolitik (1914-1915), 2021.

Suggestie doorgeven

1998: Pieter Van Hees (pdf)

2023: Jacob Müller

Databanken

Inhoudstafel