Pacifisme

Begrip
Luc Vandeweyer (2023, ongewijzigd), Luc Vandeweyer (1998)
Alternatieve term
Pacifist
Leestijd: 32 minuten

De Vlaamse beweging is van bij haar ontstaan vermengd en verbonden geweest met allerlei andere bewegingen en ideologische stromingen. Zo hebben vele flaminganten zich vaak krachtig gekant tegen de Belgische strijdkrachten en de veiligheidspolitiek – of tegen bepaalde aspecten ervan – en pleitten zij voor het regelen van internationale conflicten op geweldloze wijze. Er was dus een zone met overlappingen tussen Vlaamse beweging en pacifistische en antimilitaristische stromingen.

De strijdkrachten en de mogelijkheid om internationale politiek te bedrijven vormden de nationale machtsmiddelen bij uitstek. Zij bevestigden de souvereiniteit van de Belgische staat. Naarmate de Vlaams-nationalisten in conflict kwamen met de Belgische staat, kregen deze machtsmiddelen voor velen van deze radicalen een 'Vlaamse' invulling, onder meer in de vorm van bondgenootschappelijke gevoelens voor en dienstbaarheid aan Duitsland dat België bedreigde. Milities moesten gewapende macht in anti-Belgische handen geven. Dat proces leidde tot ernstige wrijvingen tussen deze anti-Belgische flaminganten enerzijds en Vlaamsgezinde pacifisten en antimilitaristen anderzijds. De vraagstukken betreffende internationale betrekkingen en bondgenootschappen, antimilitarisme of militarisme, met geweld of geweldloos... hebben binnen de Vlaamse beweging gezorgd voor conflicten die de beweging verdeelden.

Voor een beter begrip van de algemene ontwikkelingsgang van de Vlaamse beweging is een overzicht van de graad en de intensiteit van vermenging met het pacifisme en het antimilitarisme dus niet overbodig.

Enkele begripsverduidelijkingen

In het Nederlandse taalgebruik is de term "vredesbeweging" ingeburgerd, maar een sluitende definitie is eigenlijk niet te geven omdat net zoals de Vlaamse beweging deze beweging veelvormig van gedaante verandert naarmate de geschiedenis vordert. Als omschrijving is bruikbaar: "De beweging die beoogt de relaties tussen mensen, groepen en staten zo geweldarm mogelijk te maken, met als doel verstandhouding en samenwerking te bevorderen."

Daarbinnen worden er klemtonen gelegd. Er bestaan internationalisten die mikken op het uitbreiden en doen toepassen van het internationaal recht. Zij wensen internationale samenwerking en culturele uitwisseling en ze zijn bereid de nationale souvereiniteit daarvoor in te perken. Daarbinnen zijn er "pacificatoren" die bereid zijn op actieve wijze macht – ook militaire – als een 'minder kwaad' aan te wenden om de doeleinden van de vredesbeweging te bereiken. Er bestaan daarnaast ook groepen voor wie het afwijzen van geweld essentieel is omdat zij elke vorm van geweld zien als in se immoreel. Zij vormen de radicaalste vleugel in de vredesbeweging en worden pacifisten genoemd. Met de staande legers vormde er zich een militaire subcultuur met een aantal specifieke kenmerken aangaande korpsgeest, hiërarchie, tucht, gewelduitoefening enzovoort. Mensen die deze aparte militaire subcultuur afwijzen en de strijdkrachten liever ingericht zien als zo weinig mogelijk te onderscheiden van de burgerbevolking, noemen we antimilitaristen. Dat laatste was zonder twijfel de oudste reflex en ze wortelde in de negatieve ervaringen die de Vlaamse bevolking had, gedurende eeuwen van oorlogen en bezettingen, met de legers die voet zetten op Vlaamse bodem.

De 19de eeuw

Toen België in 1830 werd gesticht, was de herinnering aan de Franse revolutionaire oorlogen, de daaropvolgende bezetting en nadien de napoleontische oorlogen met hun bloedig slot in Waterloo, nog zeer levendig. Deze periode sloeg diepe wonden, niet alleen door de oorlogsverwoestingen, de opeisingen en de belastingdruk. Ook het inlijven van jonge mannen in de Franse legers, de Boerenkrijg Boerenkrijg
De Boerenkrijg is de benaming van een opstand in het najaar van 1798 tegen het Franse regime. Lees meer
die onder meer daartegen was gericht, de genadeloze repressie met zijn doodstraffen en deportaties enzovoort kwamen vooral op het platteland en in de kleine steden hard aan. Legers en dienstplicht waren in Vlaanderen niet populair, wat niet wil zeggen dat vechten voor de eigen zaak werd verworpen. De Boerenkrijg zou in katholiek-flamingantische kringen gedurende verscheidene generaties worden verheerlijkt. Vechten voor de eigen zaak vond ook plaats in 1830, toen een gewapende opstand het Nederlandse gezag verdreef ( Belgische Revolutie Belgische Revolutie
De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splits... Lees meer
). In 1831 volgde een Nederlandse inval waarbij Franse militaire hulp nodig was om het grondgebied te vrijwaren. Tot 1839 bleef de relatie met het Noorden erg gespannen en bestond er een groep die liever een nieuwe oorlog wilde met de noorderbuur dan concessies en gebiedsafstand te moeten doen. Verscheidene flaminganten, zoals Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
, behoorden tot deze oorlogspartij. In 1838 publiceerde hij De Leeuw van Vlaanderen die van het gewapend conflict rond 1302 een nationaal epos maakte ( Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
).

Vanaf 1839 kon de nieuwe staat zich nestelen in een opgelegde neutraliteit, beschermd door de grote nabuurstaten. Die neutraliteit was gewapend. Er bestond een staand Belgisch leger met een professioneel kader en een troep gevormd door lotelingen en vrijwilligers. Vermits de plaatsvervanging kon worden afgekocht, bestond de troep grotendeels uit mensen uit de laagste sociale klassen. Het leger had in de eerste plaats een afschrikwekkende functie. In het geval dat de afschrikking faalde, moesten de strijdkrachten het voortbestaan van de kern van de staat verzekeren, tot de grootmachten die zich daarvoor garant hadden gesteld de invaller zouden verjagen. Het leger werd ook gebruikt om de Belgische samenhorigheid te versterken. Het was een natiebouwende kracht ( natievorming Natievorming
Dit artikel over natievorming focust op de verbeelding en vorming van België en Vlaanderen als nationale gemeenschappen. Daarbij wordt gekeken naar de politiek van natievorming vanwege de... Lees meer
). Dat was ook het doel van de beginnende Vlaamse beweging die, uit Belgische bezieling, de Vlaamse volkstaal en geschiedenis ging promoten om aan te zetten tot nationale fierheid. De verschillen met Fransen en Nederlanders werden dik in de verf gezet. De oorlogsvrijwilliger van 1830, Conscience, en de priester Jan-Baptist David David, Jan-Baptist
Jan-Baptist David (1801-1866) was een katholiek priester, en vanaf 1834 hoogleraar nationale taal, letterkunde en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit in Mechelen en Leuven. Hij sp... Lees meer
waren voorname promotoren; zo ook de vroegere orangisten ( orangisme Orangisme
Het orangisme is de verzamelterm voor het verzet tegen de Belgische afsplitsing van het Koninkrijk der Nederland onder leiding van Willem I van Oranje. Lees meer
), zoals Jan F. Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
, die zich uiteindelijk met de Belgische staat verzoenden maar sterk aan het Nederlands gehecht bleven.

Toch werd het Belgisch leger vrij snel minder populair bij flaminganten. Zij kwamen uit de kleine burgerij en vreesden en verachtten de soldaten. Het veelvuldig verplaatsen van de eenheden en het legeren in streken, ver van de gemeenten van oorsprong, was een maatregel die het 'Belgische' karakter bevorderde maar het zorgde ook voor vervreemding. In de garnizoensplaatsen werden de troepen beschouwd als buitenstaanders die de gesloten gemeenschappen in de dorpen en in de kleine stadjes bedreigden. De aanwezigheid van militairen bracht nogal wat overlast met zich mee en was economisch gezien, door de erfdienstbaarheden rond de fortificaties, niet erg gunstig voor de bezitters van onroerend goed. Elke oproeping voor de militaire dienst betekende bovendien een zware financiële aderlating omdat een loteling geen loon of arbeidskracht meer inbracht in het gezin en elke vrijgekochte een flinke som geld kostte. De soldaten blonken meestal niet uit door een sterke godsdienstzin. Elke kazerne en elk kampement bevorderden ontucht en onkerkelijkheid. Wie soldaat werd, vervreemdde van zijn thuis en heel vaak ook van zijn godsdienst. Er waren dus redenen te over voor de boeren, de arbeiders en de kleine burgerij om het leger niet erg welgezind te zijn. In het officierenkorps waren nogal wat onkerkelijken en openlijke antiklerikalen aanwezig. Velen waren lid van een vrijmetselaarsloge. Ook dat bevorderde het antimilitarisme in katholieke kringen. De snelle verfransing van het kader was voor de Vlaamsbewusten een extra reden om afstand te nemen. Binnen het leger werd de natievormende opdracht immers begrepen als het zo snel mogelijk opdringen van het Frans als enige commando- en omgangstaal. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de Grievencommissie Vlaemsche Commissie
De Vlaemsche Commissie of Grievencommissie inventariseerde op vraag van de regering in 1856-1857 voor de eerste keer de problemen in verband met de positie van het Nederlands in België en... Lees meer
in 1856 vroeg om het leger in te delen in Vlaamse en Waalse regimenten zodat elkeen in eigen taal kon worden bevolen. Maar het ongenoegen ging dieper: wat afgewezen werd was het staande leger, de kazernes, de vervreemding van de jonge soldaat, de plicht om soldaat te worden. Dat was dus geen pacifisme in de strikte zin maar wel antimilitarisme. De pacifistische organisaties waren in de 19de eeuw erg marginaal en hadden politiek zogoed als geen impact.

De neutraliteit van het land zorgde bovendien niet voor een kommerloze situatie op strategisch vlak. Er bleef wel degelijk een buitenlandse dreiging in de vorm van een roerige zuiderbuur. Door zijn grote culturele en intellectuele uitstraling had Frankrijk bovendien veel invloed waardoor – al naar gelang van de aard van het regime in Parijs – er wel eens verwijten van dienstbaarheid aan deze buitenlandse macht vielen. Vooral de Belgische vrijzinnigheid Vrijzinnigheid
Dit artikel belicht de relatie tussen de Vlaamse beweging en de vrijdenkersbeweging van de 19de eeuw tot nu. Lees meer
zou dit te horen krijgen vanwege zijn katholieke opponenten. De vrijdenkers werden ervan beschuldigd de "partij van Frankrijk" te zijn. Vooral in Vlaanderen, waar de traditionalisten talrijk waren en men minder gehecht was aan de Franse cultuur, maakte dit indruk.

Het flamingantisme versterkte dit antagonisme. De Vlaamse beweging werd in sterke mate een katholiek en traditionalistisch wapen tegen de vrijzinnigheid. Vlaamsgezinden waren snel geneigd om Brussel ervan te beschuldigen dat het al te zeer aanleunde bij Parijs. Hierbij moet worden vermeld dat de Vlaamsgezinden in meerderheid behoorden tot de antirevolutionaire strekking, mensen die in de Franse Revolutie en de latere Franse republiek, een bestendige bron van ideologisch onheil, revolutionaire neigingen en militaire agressie ontwaarden. In hun ogen was België ook besmet met dit verderfelijk gedachtegoed omwille van het simpele feit dat de vrijdenkerij er, in de vorm van liberalen en later ook socialisten en anarchisten, zo nadrukkelijk aanwezig was, vooral in de verstedelijkte regio's. Die ideologische tegenstelling bestond nochtans ook binnen de rangen van de Vlaamse beweging met Julius Vuylsteke en Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
als boegbeelden en symbolen. Toch was de meerderheid van de beweging katholiek en nog meer anti-Frans.

Het antimilitarisme werd een politiek strijdpunt van eerste orde toen Antwerpen zich verzette tegen de bouw van een nieuwe fortengordel. Die moest van de stad een 'nationale vluchtheuvel' maken die het Belgische politieke machtscentrum zou toelaten zich terug te trekken en zodoende te overleven zolang een eventuele oorlog duurde. Toen de militaire plannen een belangrijk deel van de Antwerpse bevolking in haar bezittingen dreigde te treffen en een hypotheek werd gelegd op de verdere uitbouw van stad en haven, barstte het verzet vanaf 1861 los. Het kreeg vorm in de Meetingpartij Meetingpartij
De Meeting (1862-1914) was een Antwerpse politieke formatie die ontstond uit een coalitie van flaminganten, progressieve liberalen en katholieken. Ze liet zich kenmerken door een uitgespr... Lees meer
die tegelijkertijd de voorvechter was van het flamingantisme en via haar volksvertegenwoordigers taalwetten wist af te dwingen. Het antimilitarisme van deze partij bracht de Vlaamsgezinden in oppositie met de regering in Brussel, de koning en de top van het leger. De Antwerpse Meeting vond weerklank en steun in het hele land maar kreeg nergens een even grote meerderheid.

De nauwe verstrengeling tussen flamingantisme en antimilitarisme zou zich ook doorzetten omdat het antimilitarisme aanwezig was in de opkomende boeren- en arbeidersbeweging die zich ook vaak flamingantisch opstelden. Tussen de Vlaamse beweging en de koning met zijn officierenkorps groeide een diepe breuk. De dienstplicht, de permanente garnizoenen en de forten vonden geen genade in Meetingogen en zeker niet zolang het leger bleef wat het was. Wel werd er gepleit voor een volksleger naar Zwitsers model, dat steunde op snel mobiliseerbare regionale volksmilities met slechts een zeer klein professioneel kader in permanente dienst.

De Vlaamse beweging was een belangrijke politieke kracht maar haar gewicht was niet doorslaggevend bij de besluitvorming in Brussel. Dat was goed voelbaar toen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog het leger ingrijpend moest worden hervormd. Er was wel een formele maar geen reële tegemoetkoming aan de grote Nederlandstalige aanwezigheid in de rangen van de troepen. Het Nederlands stond nog lang niet op gelijke voet met het Frans en dat betekende een hypotheek die zich tijdens de oorlog zou wreken.

In de beginjaren van de 20ste eeuw was de Vlaamse beweging nochtans in kracht en aanhang gegroeid maar dat gold ook voor de Waalse Beweging Waalse beweging
De Waalse beweging ontstond op het einde van de 19e eeuw en heeft zijn wortels in een culturele, politieke en taalkundige dimensie. Ze was verdeeld in verschillende stromingen, waarvan de... Lees meer
. Sommige flaminganten begonnen hun vertrouwen in de volksvertegenwoordiging te verliezen en dreven weg van het parlementaire spoor waarlangs ogenschijnlijk toch niets meer te bereiken viel. Ondertussen nam de animositeit tussen wallinganten en flaminganten en de wederzijdse negatieve perceptie van de andere taalgroep toe. Aan de vooravond van de Duitse inval was het Vlaams natiebewustzijn sterk genoeg geworden zodat een botsing, niet alleen met het wallingantisme, maar ook met de Belgische staat mogelijk was. In principe kon het radicale flamingantisme uitgroeien tot een probleem voor de veiligheid van België.

De Eerste Wereldoorlog

De Duitse inval in augustus 1914 brak de langdurige periode van gewapende neutraliteit af. De Belgische bezieling steeg enorm. De woede over de Duitse agressie bracht vele notoire antimilitaristen ertoe oorlogsvrijwilliger te worden. Het Duitse optreden was immers een flagrante schending van het internationaal recht. De binnenvallende troepen vermoordden honderden burgers en brandschatten dorpen en steden. De verontwaardiging over deze bloedige invasie was immens groot en doodde vrijwel elke pacifistische of antimilitaristische neiging, ook bij de flaminganten.

De bewegingsoorlog liep na enkele maanden vast en verzandde tot een jarenlange stellingenoorlog. Al die tijd zat het Belgisch leger Leger
Lees meer
vast achter de IJzer in West-Vlaanderen; het deed niet mee aan de bloedige offensieven. Dat betekende niet dat de oorlogsterreur minder sterk inwerkte op de geesten. De strubbelingen met het officierenkader, dat zich ergerde aan uitingen van flamingantisme en soms niet over voldoende leidinggevende capaciteiten beschikte, deden het antimilitarisme herleven. Pacifisme – in dergelijke omstandigheden onherroepelijk in de vorm van defaitisme – kreeg kansen als gevolg van de oorlogsmoeheid en het verlies aan vertrouwen in de regering en de legerleiding.

Dat kon in de gegeven omstandigheden uiteraard geen vrijblijvende houding zijn. Uitingen van pacifisme en antimilitarisme waren een potentieel wapen in de handen van de tegenstander en werden des te belangrijker naarmate de oorlog langer duurde. De Duitsers beseften dat ze van het traditionele antimilitarisme en van het uit de langdurige periode van neutraliteit overgebleven gevoel van "dit is onze oorlog niet", garen konden spinnen. Ze werden daarin gestimuleerd door de retoriek van linkse socialisten en communisten die niet wilden meedoen aan een kapitalistische oorlog en door de neutrale houding die paus Benedictus XV aannam in de hoop op een compromisvrede. De Duitse bezetter stimuleerde de activisten om, via vredespropaganda, de gevoelens van verbondenheid met de Belgische regering van de daarvoor gevoelige kringen te verzwakken. In Antwerpen werd zelfs een Verbond voor Wereldvrede gesticht dat de activistische organisaties van de stad groepeerde en, stevig gesubidieerd, de vredespropaganda coördineerde. Een belangrijk argument was dat een geallieerd offensief om de Duitsers te verdrijven het land stelselmatig en totaal zou vernietigen. Tegenover flaminganten werd aangevoerd dat het franskiljon Franskiljon
'Franskiljon' is in het traditionele flamingantische discours de benaming van een voorstander en bevorderaar van de verfransing in Vlaanderen. Het begrip kenmerkt iemand die overtuigd is ... Lees meer
se Belgisch leger een van de grootste gevaren was voor het Vlaamse karakter van hun regio. De daarvoor ontvankelijke groepen kon ingefluisterd worden dat het volgehouden verzet van achter de IJzer een vreselijke fout was tegen de belangen van de arbeidersklasse, de katholieke traditionalisten – en uiteraard ook van de Vlaamsgezinden. In de linkervleugel van het socialisme, maar ook bij groepen die aanleunden bij de christelijke arbeidersbeweging Christelijke arbeidersbeweging
In de christelijke arbeidersbeweging heeft steeds een uitgesproken belangstelling voor de Vlaamse kwestie bestaan. De groeiende invloed van deze beweging, in het kielzog van de democratis... Lees meer
, kende een dergelijke vredespropaganda een zeker succes.

Aan de andere kant van het front werd de flamingantische Frontbeweging eveneens door dit anti-geallieerd pacifisme aangestoken. In die optiek zond zij overlopers naar de Duitse linies om een diplomatieke brug te slaan naar de agressor ( Sublieme Deserteurs Sublieme Deserteurs
De zogenaamde ‘Sublieme Deserteurs’ waren overlopers die in het voorjaar van 1918 door de Frontbeweging naar de Duitse linies werden gestuurd om contact op te nemen met het activisme. ... Lees meer
). Doel van de zending was de mogelijkheid te verkennen of het Belgisch leger eventueel uit de oorlog kon worden teruggetrokken of in ieder geval niet aan totale vernietiging prijsgegeven. Verscheidene overlopers, en enkele Vlaamse krijgsgevangenen uit kampen in Duitsland, werden door de Duitsers gebruikt om met pamfletten vredespropaganda te voeren in de Belgische eenheden om zodoende het moreel te verzwakken. Ook dat gebeurde vanuit een flamingantische motivatie.

Een belangrijk agitator binnen het Belgisch leger was Antoon Pira Pira, Antoon
Lees meer
. Hij wilde de oorlog stoppen door de Duitsers kans te bieden op een militaire doorbraak op het Belgische front. Zijn streven om de oorlog te beëindigen werd ingegeven door een pacifistische bekommernis en sloeg aan bij sommige flamingantische militairen die hoopten dat een Duitse doorbraak de Belgische regering en de legerleiding zou uitschakelen. Zo zou het flamingantisme-in-uniform van de Frontbeweging verenigd worden met het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
, de flamingantische collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
met de Duitsers in het bezette land. Er kwam inderdaad een golf van deserties naar de vijand toe waarbij, naast allerlei andere motieven, antimilitarisme en pacifisme zeker een belangrijke rol speelden.

Gruwelpacifisme in de jaren 1920

De oorlog was een vreselijke ervaring. De gevechten werden gevoerd op een nooit eerder geziene schaal. Ze hadden ook, door de technische vooruitgang, een omvang en gedaante aangenomen waartegenover de individuele soldaat en de burger zich volstrekt hulpeloos voelden: gifgasaanvallen, dagenlange intensieve artilleriebombardementen, het zich ontwikkelende luchtwapen dat overal en onverwachts kon toeslaan, het gebrek aan respect voor burgers als non-belligerenten, de dreiging van besmettelijke ziekten en hongersnood enzovoort. Ongeveer 36.000 soldaten keerden nooit terug. Vele betrokkenen waren voor de rest van hun leven fysiek en psychisch getekend. Een emotioneel "Dat nooit meer!", met verwijzing naar al die ellende, zorgde voor een anti-oorlogshouding die met recht "gruwelpacifisme" werd geheten.

Daarnaast had de conflictueuze verhouding tussen officierenkorps en de flamingantische soldaat-intellectuelen gezorgd voor een herleving van de oude anti-kazernehouding. Was het leger, en haar half-officiële oud-strijdersorganisaties, overigens niet een van de sectoren uit het maatschappelijk leven die de Belgische staat de weg opstuurden naar een agressief annexionisme? De agressieve houding tegenover Nederland Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
, de annexatieplannen in het Duitse Rijnland en in Luxemburg, de wantoestanden bij de bezetting van Duitsland en de Oostkantons, werden door Vlaamsgezinden als hoogstverwerpelijk beschouwd.

Het Belgisch leger verloor snel krediet in de Vlaamse beweging en dat creëerde een nieuwe generatie van antimilitaristen. De radicaalsten verzamelden zich in Het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
en in de kleine communistische groepjes in de Vlaamse steden. Daar vinden we ook vele vroegere activistische militanten terug. Herman van den Reeck Van den Reeck, Herman
Herman van den Reeck (1901-1920) was een Vlaamsgezinde links-radicale student, die zich van 1916 tot zijn overlijden in 1920 engageerde in de activistische jongerenbeweging. Toen Van den ... Lees meer
bijvoorbeeld, die contacten had met Nederlandse antimilitaristen en met de Clarté-groep Clarté-groep
De Clarté-groep (1919-1921) was een internationale groepering van pacifistische intellectuelen, die ook in Vlaanderen een afdeling had. In haar tijdschrift De Nieuwe Wereldorde werden uit... Lees meer
en en die zijn hoop had gevestigd op massale dienstweigering om zo de door hem gewenste communistische wereldorde te bereiken. Maar ook bij de flaminganten die zich groepeerden in de katholieke en socialistische partij herleefde het antimilitarisme.

Hun opponenten in de strijdkrachten waren eveneens sterk geradicaliseerd. Het activisme had de antiflamingantische houding van het kader drastisch versterkt. Dat kader werd bovendien, door de algemene dienstplicht, geconfronteerd met meer zelfbewuste dienstplichtigen-flaminganten dan ooit tevoren.

Vooral het Verbond der Vlaamse Oud-strijders Verbond VOS
Het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders (VOS), opgericht in 1919, was een flamingantische vereniging voor oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog, die in de loop van het interbellum tot ee... Lees meer
(VOS), dat ook oud-soldaten incorporeerde en zich profileerde als een van de voornaamste flamingantische drukkingsgroepen, toonde zich kritisch tegenover de Belgische buitenlandse politiek en de taaltoestanden in de strijdkrachten. Binnen deze vereniging waren Vlaamsgezindheid en antimilitarisme nauw met elkaar verbonden. Dit antimilitarisme werd aangevuurd door het gruwelpacifisme dat in die kringen werd gecultiveerd: de voorbije wereldoorlog was een onzinnige en afschuwelijke krachtmeting. Jan met de pet was het slachtoffer: de gewone soldaten in de loopgraven en de burgers thuis betaalden zwaar in bloed en geld. De oorlog werd voorgesteld als een samenzwering van kapitalisten, van ouderwetse en volksvreemde aristocraten en officieren en natuurlijk van politici en journalisten die er politiek brood in zagen om de volkeren tegen elkaar op te jutten. Daarom werd ook de vredesregeling van Versailles verworpen. Voor de Vlaamse oud-strijders stond het bovendien vast dat dit soort figuren meteen ook de verafschuwde archetypes van de franskiljons waren. De taalstrijd verdiepte dus de afkeer.

De Vlaamse oud-strijders verwierpen het omvangrijke staande leger, dat al te gemakkelijk kon gebruikt worden voor agressie tegen buurstaten of voor gewapend optreden tegen de eigen bevolking. Bovendien wilden ze de macht van het professionele officierenkorps terugdringen. Er werd door hen fel geageerd tegen de wapenhandel en tegen de Belgische bewapeningsinspanningen. Daarnaast moesten de Vlaamse soldaten gevrijwaard blijven voor ideologische en taalkundige besmetting door francofonen. Het VOS ijverde dus voor een korte diensttijd, voornamelijk gevuld met opleiding en een gewestelijke indeling, omkaderd door reserveofficieren uit de eigen streek. De organisatie en bewapening moesten zo zijn dat het leger slechts kon dienen om het grondgebied te verdedigen, niet voor offensieve operaties buiten de grenzen.

Naarmate de Vlaams-nationalisten zich in de loop van de jaren 1920 steeds verder afkeerden van België en de parlementaire democratie, nam het wantrouwen tegenover de strijdkrachten en de Belgische buitenlandse politiek toe. Zelfs het principe van landsverdediging op zich werd vanaf 1928 voor de Vossen een verdachte zaak, "de moderne vorm van militarisme". Ook de internationale organisaties zoals de Volkenbond kregen geen krediet meer. Was het compromisloze pacifisme als een soort verdieping van het van oudsher aanwezige antimilitarisme dan de radicaal-flamingantische vleugel van de Vlaamse beweging gaan overheersen?

Toen vanaf 1928 de eerste dienstweigeraars optraden, had zich een stroomversnelling voorgedaan. Lode Bonten Bonten, Lode
Lode Bonten (1906-1975) wordt beschouwd als de eerste dienstweigeraar vanwege Vlaamsgezinde motieven. In de jaren 1930 engageerde hij zich in het VNV en tijdens de Tweede Wereldoorlog sta... Lees meer
, Joris de Leeuw De Leeuw, Joris
Lees meer
, Lode van Dyck Van Dyck, Lode
Lees meer
en anderen weigerden Franstalige bevelen op te volgen en hadden dus een louter flamingantische bekommernis. De emoties en de agitatie die hun acties opwekten, zorgden voor een aanzwellende golf van dienstweigering. Een van hun navolgers, Berten Fermont Fermont, Berten
Lees meer
overleed tijdens zijn verblijf in de gevangenis. Vooral na diens dood werd de flamingantische argumentatie verder aangevuld met pacifisme; zodanig zelfs dat dit pacifisme de flamingantische beweegredenen wat ging verdringen. In totaal weigerden 32 mannen dienst.

Ondertussen was de ontvankelijkheid voor pacifistische invloeden vanuit het buitenland sterk gegroeid en dit stimuleerde in 1931 de oprichting van organisaties zoals de Vlaamsche Jongeren Vredes-Aktie Vlaamsche Jongeren Vredes-Aktie
Lees meer
en een afsplitsing daarvan: de Katholieke Jongeren Vredes-Aktie Katholieke Jongeren Vredesactie
Lees meer
die de Brugse benedictijnenabt Modest (Alfons) van Assche Van Assche, Alfons
Alfons van Assche (1891-1945) was als dom Modest abt van de Sint-Pietersabdij van Steenbrugge. Hij was tijdens het interbellum geestelijk leider van de Katholieke Jongeren Vredesactie. Hi... Lees meer
als geestelijk raadsman kreeg.

Het Verbond der Vlaamse Oud-strijders (VOS), getrouw aan de anti-Frankrijktraditie in de Vlaamse beweging, zette zijn schouders onder een krachtige agitatie die elke militaire alliantie met Frankrijk afwees met het oog op een terugkeer naar het neutralisme van vóór 1914. Tegelijkertijd kwam het Belgisch leger onder pacifistische kritiek te liggen. De Vossen stelden voor het te reduceren tot een min of meer civiele organisatie die een landsverdediging met niet-militaire middelen moest voorbereiden. De Vossen konden daarbij de invloedrijke IJzerbedevaarten IJzerbedevaarten
De IJzerbedevaart is een jaarlijkse herdenking van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, die ontstond omstreeks 1920. Dit voor de Vlaamse beweging erg symbolische gebeur... Lees meer
, met figuren als Frans Daels Daels, Frans
Frans Daels (1882-1974) vormde de spil van de Vlaamsgezinde organisaties aan het IJzerfront en groeide in het interbellum als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité en voorvechter van N... Lees meer
en Filip de Pillecyn De Pillecyn, Filip
Filip De Pillecyn (1891-1962) was schrijver en journalist. Hij was actief in de Frontbeweging, werkte voor De Standaard en De Tijd en stichtte het satirisch weekblad Pallieter. Tijdens de... Lees meer
, als kanaal gebruiken. Dat dit tevens paste in een anti-belgische optiek is een feit. De Belgische staat opnieuw een neutraal statuut opleggen en de gevechtswaarde van de strijdkrachten drastisch reduceren betekende tevens, gewild of ongewild, een steun aan het groeiende revanchisme in Duitsland.

Niet alleen de antimilitaristische en pacifistische traditie hadden greep op de Vlaamse beweging Er was ook de invloed van het activisme dat indertijd wel geweld en dwang als machtsmiddelen had aanvaard en de toepassing ervan bij de bezetter had gepropageerd. Verscheidene vooraanstaanden zoals August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
en Leo Meert Meert, Leo
Leo Meert (1880-1963) was tijdens de Eerste Wereldoorlog een leider van het unionistische activisme. Ook had hij de leiding over Kolenverdeeling voor Vlaanderen. Lees meer
(-de Mullewie)
, hadden er bij de Duitse bezetter voor gepleit om tegenstanders – ook flaminganten – gevangen te zetten en te deporteren. Dit was niet enkel als straf bedoeld, deze gijzelaars dienden ook om de hen vijandiggezinde Vlaamse bevolking te intimideren. Met knuppels gewapende knokploegen, een eigen Vlaamse rijkswacht en een geheime dienst – weliswaar onder Duitse supervisie – moesten hen de dwangmiddelen verschaffen om hun heerschappij in Vlaanderen te vestigen. Dat kon alleen met de methodes van een politiestaat.

Toen het na de zomer van 1918 duidelijk werd dat de Duitsers zich moesten terugtrekken, werd gerekend op de geradicaliseerde soldaten van de Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
om, met dreiging van geweld, institutionele hervormingen door te drukken. Deze activistische optie stond ver verwijderd van het principiële pacifisme en het antimilitarisme. Zij werd in de naoorlogse tijd verder gepropageerd door een hele reeks bladen en organisaties. Deze stroming plaatste vraagtekens bij de draagwijdte van het flamingantisch antimilitarisme dat slechts een wapen mocht zijn tegen de Belgische staat en afgewezen werd wanneer het de eigen Vlaams-nationalistische machtsopbouw belemmerde.

Deze Vlaams-nationalisten van anti-Belgische strekking opteerden dus voor de ontwikkeling van een eigen Vlaams militarisme dat zich uitte in georganiseerde knokploegen en partijmilities. Deze keuze werd mede gemotiveerd door een antidemocratische ideologie en gevoed door het Italiaanse en Duitse voorbeeld. In die landen was duidelijk aangetoond dat straatgeweld en intimidatie een valabele weg waren naar het veroveren en behouden van de politieke macht. De flamingantische antimilitaristen en pacifisten betreurden deze ontwikkeling en ze verzetten zich jarenlang verbeten tegen deze sluipende militarisering en fascisering van de anti-Belgische beweging. In de jaren 1930 verloren ze echter zienderogen terrein. Bovendien sloten vele flaminganten uiteindelijk de ogen voor het militarisme in eigen kring en ze richtten hun agitatie uitsluitend tegen de Belgische regering en tegen de geallieerden van de Eerste Wereldoorlog. Dat betekende in de praktijk een steun aan de militaire opkomst van het nationaal-socialistische Duitsland dat, zeker vanaf 1936, openlijk de ontwapeningsbepalingen van Versailles aan zijn laars lapte en het Europese diplomatieke veiligheidssysteem op de helling zette. Voor de overtuigde antimilitaristen en pacifisten in de V.B was dit een onrustbarende ontwikkeling. Adolf Hitler en Benito Mussolini hadden hun pacifisten en antimilitaristen monddood gemaakt. De Duitse pacifisten die op hun vlucht via België passeerden, waarschuwden dat dit ook in Vlaanderen zou gebeuren als de gelegenheid zich voordeed.

De Tweede Wereldoorlog

Na de Duitse inval werd de pacifistische stroming verplicht zich koest te houden. Nu de Duitsers opnieuw de lakens uitdeelden op het Belgische grondgebied en mochten rekenen op militaire en politieke collaboratie vanwege de Vlaams-nationalisten, waren flamingantisch antimilitarisme en pacifisme immers "volksvijandig" en dus verboden.

Een deel van de antimilitaristen en pacifisten die in de jaren voordien geageerd hadden tegen het Belgisch leger stapte in de collaboratie, waarbij het Verbond der Vlaamse Oud-strijders (VOS) de voorhoederol op zich nam. In de vroege jaren 1930 had het VOS nog zeer scherpe kritiek geformuleerd op de gewelddadige en militaristische aspecten van het nationaal-socialistische Duitsland. De organisatie werd evenwel geïnfiltreerd door overtuigde aanhangers van het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) die het antimilitarisme en de agitatie tegen Frankrijk Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
slechts bevorderden om zodoende de Belgische staat en de francofonie te verzwakken. Naar het einde van de jaren 1930 werd het parlementaire regime in de antimilitaristische publicaties hoe langer hoe meer voorgesteld als een oorlogsbevorderend politiek systeem. De band met de democratie werd daardoor verder verzwakt.

Ook na mei 1940 werden de Vlaamse oud-strijders een verlengstuk van de VNV-collaboratie. Het VOS begon te werven voor de Vlaamsche Wacht Vlaamsche Wacht
De Vlaamsche Wacht (1941-1944) was een collaborerende Vlaamse militaire formatie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze werd ingezet in België als hulptroep van het bezettingsleger. Lees meer
, een militaire formatie die, onder Duits bevel, installaties van militair belang zou beschermen tegen sabotage. In het nastreven van zoveel mogelijk macht onder de Duitse vleugels, waren pacifisme en antimilitarisme, volstrekt onproductieve overtuigingen en zij werden dus gezwind overboord geworpen. De Vlaamse oud-strijders stapten onder meer in de militaire collaboratie omdat het de mogelijkheid bood om een jonge generatie aan zich te binden door hen, via de Vlaamsche Wacht, een baan te bieden en meteen een gewapend instrument ten dienste van de Vlaamse collaboratie in handen te hebben.

De IJzerbedevaarten werden, onder leiding van Frans Daels, eveneens een element in de propaganda van de Vlaams-nationalistische collaboratie met de Duitsers en de ideologische keuze voor het nationaal-socialisme. Net zoals bij VOS bleef een deel van de oude retoriek in gebruik: dit engagement werd voorgesteld als een noodzakelijk vervolg van de strijd tegen het verdrag van Versailles, tegen het westers munitiekapitaal en de bewapening. Onder leiding van Adolf Hitler en Duitsland zou een nieuwe maatschappijordening worden doorgevoerd die eindelijk sociale rechtvaardigheid, volksnationale samenhorigheid en internationale vrede zou garanderen.

Er werd slechts gecollaboreerd door een, zij het aanzienlijke, minderheid. Omdat precies de meest notoire antimilitaristen de collaboratie instapten en een deelname aan de oorlog van Vlaamse soldaten aan de zijde van Duitsland bepleitten, werden het vooroorlogse antimilitarisme en pacifisme grondig gecompromitteerd in de ogen van de bevolking. Zeker toen alsmaar duidelijker werd dat het nationaal-socialistische regime verantwoordelijkheid droeg voor grootschalige misdaden. De periode na 1945 was, in tegenstelling met die van na 1918, helemaal niet bevorderlijk voor het herleven van pacifisme en antimilitarisme. Het "dat nooit meer!" werd na 1945 in Vlaanderen niet pacifistisch ingevuld en verzoende integendeel een hele generatie met de strijdkrachten.

Er werden nog meer tradities verlaten. Het Belgisch neutralisme dat reeds in de 19de eeuw een comfortabele basis aan de vredesbeweging had geboden, werd geliquideerd toen de Belgische regering en de bevolking ervoor opteerden om het westerse oorlogsbondgenootschap verder te zetten. België koos voor lidmaatschap van de West-Europese Unie (WEU) en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Die militaire allianties werden aangevuld door de intrede in de Europese economische en politieke samenwerkingsverbanden.

Koude Oorlog

Na de vernietiging van het nationaal-socialistische Duitsland laaide de tegenstelling tussen het communisme en de westerse democratie opnieuw hoog op. De heersende elite in het Westen had de neiging elke groep krediet te geven voor zover ze op het vlak van anticommunisme betrouwbaar genoeg was. Vele gewezen collaborateurs profiteerden hiervan en konden zich zo terug integreren in de Vlaamse samenleving. Zij begonnen opnieuw bepaalde propagandavoorstellingen uit de oorlogstijd te cultiveren. Gezien de herlevende nationalistische strekking in de Vlaamse beweging gedeeltelijk werd gedragen door militanten die tijdens de oorlog nazi-Duitsland hadden gesteund, was er in deze kringen evenmin plaats voor pacifisme en antimilitarisme.

Vlaamsgezind Vlaanderen steunde de confrontatiepolitiek met de gevreesde Sovjet-Unie; de pacifistische en antimilitaristische tendensen in de Vlaamse beweging werden weggedrukt en verschoven in België bijgevolg grotendeels naar de Franstalige en uiterst linkse hoeken van het politieke landschap. Af en toe viel er in flamingantische middens wel een bedenking te lezen bij de omvangrijke bewapening die in Europa werd opgebouwd en bij de kernwapens in het bijzonder. Dit was niets meer dan een sporadische uiting van ongerustheid en werd niet gedragen door een pacifistische beweging. Zo waren er ook wel eens wrange opmerkingen over de aanwezigheid van Britse troepen in de Kempen, omdat ze zulke grote stukken land nodig hadden.

Ondertussen werd het Belgisch leger opnieuw het onderwerp van de taalstrijd omwille van de Franstalige dominantie in het officierenkorps. Dat zou nog vele jaren zo blijven. In dat verband viel er af en toe ook wel eens een onvertogen woord over uitingen van sabelslijperij in de strijdkrachten. Maar ook dat was niet echt een uiting van een herlevend antimilitarisme binnen de Vlaamse beweging

In het buitenland werd er sinds het einde van de jaren 1940 wel krachtig geageerd tegen de kernwapens die sinds de bom op Hiroshima de militaire confrontatie tussen Oost en West beheersten. Deze activiteiten werden gedragen door de communistische partijen en hun mantelorganisaties, al waren er ook vele prominente pacifisten bij betrokken. In tegenstelling tot de jaren 1920 en 1930 bestonden er vrijwel geen contacten met de Vlaamse beweging Deze agitatie werd in flamingantische kringen ervaren en voorgesteld als een afbreuk aan de westerse bewapeningsinspanning die nodig was om het sovjetgevaar te keren.

De collaborateurs werden in flamingantische kringen al na relatief korte tijd gerehabiliteerd. Het Vlaamse pacifisme en antimilitarisme, die tijdens de bezetting werden geslachtofferd, bleven veel langer en intenser het slachtoffer van afwijzing binnen de Vlaamse beweging Deze stromingen zouden immers, indien ze werden getolereerd, enerzijds de weg kunnen openen voor communistische beïnvloeding en anderzijds aanzetten tot een kritische benadering van het collaboratieverleden en dat werd binnen de Vlaamse beweging door velen niet gewenst.

Opmerkelijk was dat in Franstalig en vrijzinnig België er ondertussen niet-communistische organisaties ontstonden die wel kritisch stonden tegenover militarisme en het gebruik van geweld in de internationale betrekkingen. In de V.B bleef enkel het piepkleine Berten Fermont-Herdenkingscomité overeind. Dat was de voortzetting van de vooroorlogse Katholieke Jongeren Vredes-Aktie Katholieke Jongeren Vredesactie
Lees meer
. De uitstraling was gering maar het bleef vrijwel de enige ontmoetingsplaats waar Vlaamsgezindheid aan een door Gandhi geïnspireerd pacifisme kon gekoppeld worden. Er was dus toch iets overgebleven uit de jaren 1930.

Aansluiting bij nieuwe sociale bewegingen

Vanaf het einde van de jaren 1950 veranderde het politieke landschap in België. De afloop van de schoolstrijd deed de tegenstellingen tussen katholiek en vrijzinnig milderen. Het Vaticaans concilie zorgde daarnaast voor een veel minder gesloten katholicisme. De Kerk werd meer werelds en gebruikte een meer 'bevrijdende' retoriek. Het economisch zwaartepunt verschoof geleidelijk verder naar Vlaanderen toe. Door de groeiende Europese samenwerking en het Noord-Atlantisch bondgenootschap zat België in een stabiele veiligheidspositie. Die comfortabele positie betekende een sterke stimulans voor het federaliseringsdebat. Bovendien toonden de sovjets zich naar West-Europa toe lang zo agressief en ontoegankelijk niet meer en kon er gesproken worden van een zekere ontspanning.

Een nieuwe generatie met een hogere scholingsgraad trad toe tot de Vlaamse beweging en gaf de beweging sterke impulsen. De flaminganten van deze nieuwe golf zagen hun inzet niet meer als een versterking van het katholieke karakter van Vlaanderen en vertoonden een zekere openheid naar vrijzinnigen uit kringen rond de liberale en de socialistische partij. Deze numerieke aangroei drukte de uiterst-rechts georiënteerden, die vasthielden aan het ideeëngoed dat de collaboratie had gedomineerd, binnen de beweging naar de achtergrond. Daardoor kwam er inhoudelijk ruimte vrij in de Vlaamse beweging

Rond het einde van de jaren 1950 kwamen de kernwapens opnieuw in de actualiteit door de antiatoommarsen. In Vlaanderen kenden deze acties, overgewaaid uit Groot-Brittannië, maar weinig populariteit voornamelijk omdat ze door Franstalige linksen werden gepropageerd. Zij hadden zich gegroepeerd in de Belgische Unie voor de Verdediging van de Vrede (BUVV). Na 1962 werd de vraagstelling rond de aanwezigheid van kernwapens opnieuw sterk gestimuleerd. De Cubaanse rakettencrisis had aangetoond hoe gevaarlijk die wapens wel waren en er werd gevreesd dat zelfs een relatief klein incident, op heel korte termijn, onvoorstelbaar vernietigende gevolgen kon hebben op wereldschaal.

Aan de zijde van de BUVV begon men te beseffen dat er nu ook in Vlaanderen mensen rondliepen die zich ernstig vragen stelden bij de westerse veiligheidspolitiek. De Unie organiseerde in de loop van 1963 een "Vlaams gesprek over de vrede", dat groepen en mensen die tot dusver afzijdig waren gebleven tot actie wou aanzetten. De leidende figuren van de BUVV begrepen dat een dergelijk initiatief enkel kon lukken indien voor een exclusief 'Vlaams' karakter van een eventueel samenwerkingsverband werd geopteerd.

De communistische en Franstalige drukkingsgroepen die zich met de bewapeningswedloop bezighielden, beriepen zich onder meer op het verzet Verzet
Het georganiseerde verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Vlaamse provincies was doorgaans altijd Belgisch verzet: zowel op het vlak van de ideologische oriëntatie, de motieven en he... Lees meer
tijdens de Tweede Wereldoorlog; zij toonden en voelden zich dus erg 'Belgisch'. Dat was ook zo voor de 8 Mei-beweging die zich, in de loop van 1962, ontwikkelde onder stuwing van organisaties uit de socialistische en katholieke arbeidersbeweging. Deze beweging gebruikte de datum van de overgave van Duitsland als aangrijpingspunt om het publiek te wijzen op de gevaren van de bewapening en het militarisme.

Dat maakte hen weinig aantrekkelijk in de kringen van de Vlaamse beweging; Vlaamsgezinden hadden een heel ander beeld van de voorbije wereldoorlog. Toch werd ook daar gezocht naar historische voorbeelden die een kritischere houding tegenover de kernbewapening konden legitimeren. Zij werden gevonden door een mythisch beeld van de Frontbeweging te scheppen: een Frontbeweging waar de jonge Vlaamsgezinde elite de volksmensen had ontmoet en waar de Vlaamse beweging een sociale beweging was geworden. Daarnaast werden Het Vlaamsche Front en de IJzerbedevaarten van de jaren 1920 met hun boodschap van "Nooit meer Oorlog" en hun internationalistische uitingen gepropageerd als richtinggevende voorbeelden. De IJzerbedevaarten slaagden erin om, vanaf het einde van de jaren 1950, opnieuw een sporadisch "Nooit meer Oorlog" te doen weerklinken. Voor het overige bleef de kritiek vanuit de V.B op de Belgische strijdkrachten louter en alleen gaan over de benadeling van Nederlandstaligen in het hogere kader.

Nochtans zou de Vlaamse beweging volop profiteren van de vernieuwingstendensen van de jaren 1960, die zich in de Vlaamse Volksbeweging Vlaamse Volksbeweging
De Vlaamse Volksbeweging (VVB) was een Vlaams-nationalistische drukkingsgroep, die werd opgericht in 1952 en tot het begin van de jaren 1970 een breder publiek mobiliseerde voor Vlaamsge... Lees meer
en vooral in de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU) konden manifesteren. De VU begon vanaf dan veel meer stemmen te halen en werd vanaf de verkiezingen van 1965 een politieke machtsfactor. Zij stelde zich programmatorisch uitdrukkelijk open voor nieuwe bekommernissen zoals de Derde Wereld, de natuurbescherming, de milieuzorg en ook het pacifisme en antimilitarisme. Het militaire ingrijpen van supermachten en de hardhandige onderdrukking van allerhande nationale ontvoogdingsbewegingen werd scherp aangeklaagd. Zo werd de Spaanse dictator Franco de kop van Jut omdat hij de Basken en de Catalanen elke vorm van zelfbeschikkingsrecht ontzegde. De VU kon zo vele dragers van politieke vernieuwing in de jaren 1960 aantrekken. Dat verschijnsel zette zich gedeeltelijk ook door in de zogenaamde niet-partijpolitieke Vlaamse beweging, die daardoor een heel ander imago en karakter ging vertonen en die zich opnieuw actief inzette op de terreinen die eerder uitsluitend door de niet-flamingantische vredesbeweging werden bewerkt.

De communautarisering van de kritiek op het veiligheidsbeleid

De herrie die begin 1973 de hervormingsplannen van minister van landsverdediging Paul vanden Boeynants Vanden Boeynants, Paul
De rechts-conservatieve christendemocraat Paul vanden Boeynants (1919-2001) werd twee keer premier, in 1966-1968 en in 1978-1979. Tegelijk drukte hij zijn stempel op het bestuur van de st... Lees meer
veroorzaakten, toonde aan dat Vlaanderen niet langer afzijdig bleef in het debat over het veiligheidsbeleid. De minister wenste een klein slagvaardig en technisch hoogwaardig beroepsleger voor de gevechtszone in Duitsland, gesteund door een achterhoede van dienstplichtigen die vooral de binnenlandse veiligheid zou verzekeren. Daarbij zou de mogelijkheid van uitstel van legerdienst tot na de studies worden afgeschaft. Deze voorgenomen hervorming zorgde voor een massale betogingsgolf van de studenten, gesteund door vele flamingantische organisaties. De minister moest bakzeil halen. Vanaf dan was de Vlaamse publieke opinie alert voor al wat het departement van landsverdediging betrof. Aan de kant van de militairen werd de protestgolf geïnterpreteerd als een herleving van het oude antimilitarisme in Vlaanderen. Het versterkte in elk geval binnen de Vlaamse beweging het beeld van het leger als een te verafschuwen instelling, maar het betekende niet dat de flaminganten de initiators van dergelijke strijdpunten werden of dat zij de enigen waren die op de kar konden springen. Zij konden er echter politiek gezien het meest garen bij spinnen. Er deed zich een omgekeerde beweging voor dan in de jaren 1940-1950 tot de eerste helft van de jaren 1960, toen vooral de Franstaligen bedrijvig waren op het terrein van bewapening en veiligheidspolitiek. Nu namen de Vlamingen het voortouw maar het effect bleef hetzelfde, namelijk het uit elkaar groeien van de mentaliteit in Noord en Zuid. Vanzelfsprekend droeg dit bij tot de verdere Vlaamse en Waalse natievorming Natievorming
Dit artikel over natievorming focust op de verbeelding en vorming van België en Vlaanderen als nationale gemeenschappen. Daarbij wordt gekeken naar de politiek van natievorming vanwege de... Lees meer
en de uitholling van de verknochtheid aan de Belgische staat.

De agitatie tegen de hervormingsplannen van minister Vanden Boeynants had ervoor gezorgd dat de strijdkrachten voor het voetlicht van de politieke schijnwerpers terechtkwamen; zij zouden er niet meer uit verdwijnen. In de winter 1974-1975 kwam er een nieuwe protestgolf, ditmaal tegen de vervanging van de starfighter-gevechtsvliegtuigen van de luchtmacht. Aan het nieuwe contract hing een prijskaartje van 30 miljard. De agitatie werd bekend onder de slogan "Neen aan de 30 miljard!". De Volksunie (VU) en de bij deze partij aanleunende organisaties waren opnieuw nadrukkelijk aanwezig.

Ook tegen de wapenhandel kwam een nieuwe protestcampagne op gang. In 1968 werd er in Nigeria een bloedige burgeroorlog uitgevochten waarbij het afgescheurde Ibo-land Biafra, de duimen moest leggen. In Vlaamsgezinde rangen ging alle sympathie naar Biafra. België beweerde dat het aan geen van deze partijen wapens leverde maar het neerstorten van een SABENA-vrachttoestel nabij de Nigeriaanse hoofdstad Lagos toonde aan dat dit wel degelijk gebeurde. Vanaf dan zou een groep Derde Wereld-militanten, aangevuld door uiterst linkse groeperingen, zich onledig houden met het aanklagen van Belgische wapentransporten naar de Derde Wereld. Op politiek vlak kreeg deze beweging vooral steun van VU-parlementsleden in de oppositie.

De komende jaren volgden onthullingen en prikacties elkaar op. Op 9 februari 1977 werd het Actiecomité Neen aan de Wapenhandel – Omschakeling Wapenindustrie opgericht. Dit brede samenwerkingsverband concentreerde zich op de wapenhandel met de Derde Wereld en probeerde de Belgische wapenindustrie, door concrete plannen voor omschakeling naar civiele productie, te elimineren. Deze agitatie werd gedragen door allerlei vredesorganisaties, groepen die zich met de Derde wereld – en in het bijzonder met Latijns-Amerika – bezighielden. Het waren allemaal Vlaamse organisaties en ook hier viel er weer krachtige steun vanuit de VU te noteren.

De wapenhandel was vooral zichtbaar op de kaaien van de Vlaamse havens, terwijl de wapenproductie voornamelijk een Waalse en Brusselse aangelegenheid was. Dit pacifistisch strijdpunt werd zo gemakkelijk omgebogen tot een breekijzer dat de tweespalt tussen Franstaligen en Vlamingen kon vergroten. De agitatie in de Vlaamse beweging tegen de wapenhandel werd slechts gedeeltelijk gemotiveerd door pacifistische overwegingen. Dit bleek uit de grote zorg die besteed werd aan het uitbreiden van de wapenindustrie op Vlaamse bodem via de compensatieregeling. De Flemish Aerospace Group Flemish Aerospace Group
Lees meer
(FLAG) profileerde zich als een drukkingsgroep die zoveel mogelijk overheidsgeld naar Vlaamse bedrijven moest trekken. Ook dat werd voorgesteld als Vlaamse beweging Dat dit in de eerder traditionele Vlaamse beweging, waar de affiniteit met het Vlaams Economisch Verbond Vlaams Economisch Verbond
Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) is een Vlaamsgezinde belangengroep en patronale organisatie, die werd opgericht in 1926. Tijdens het interbellum zette het VEV zich in voor algemeen ec... Lees meer
groot en die met de Nieuwe Sociale Bewegingen gering was, met een goedgunstig oog werd bekeken is een feit. FLAG-woordvoerder en oud-luchtmachtkolonel Herman Candries Candries, Herman
Herman Candries (1932) was kolonel-vliegenier, voorzitter van KV Mechelen, volksvertegenwoordiger, lid van de Vlaamse Raad en gemeenteraadslid in Mechelen. Lees meer
werd trouwens door de VU als verruimingskandidaat binnengehaald.

In deze sector van Nieuwe Sociale Bewegingen was overigens zogoed als niets meer op Belgisch vlak georganiseerd. Opmerkelijk was dat organisaties die in het bevorderen van de Vlaamse natieopbouw hun hoofdbezigheid zagen, vrijwel geheel ontbraken. De verwevenheid met de Vlaamse beweging was veel geringer dan in de jaren 1930. Er bestond slechts een vrij losse band tussen de nieuwe golf van pacifisme en antimilitarisme en de Vlaamse beweging Enkel vanuit de VU en de Volksunie-Jongeren Volksuniejongeren
Lees meer
kwam er overtuigde steun. In deze kring situeerde zich ook de Vlaamsgezinde Aalsterse geneesheer Jef de Loof, de drijvende kracht achter de Medici tegen Atoomwapens. Het IJzerbedevaartcomité en het Verbond der Vlaamse Oud-strijders betuigden verbaal steun, die echter intern zwaar werd gecontesteerd waardoor zij organisatorisch buiten de samenwerkingverbanden bleven. Belangrijke onderdelen van deze Nieuwe Sociale Bewegingen wensten overigens helemaal geen toenadering tot de Vlaamse beweging en dat leefde omgekeerd ook zo in de niet-partijpolitieke Vlaamse beweging

De grote betogingen in de loop van de eerste helft van de jaren 1980 tegen de plaatsing van nieuwe kernwapens op Europees grondgebied – waaronder België – toonden aan dat de problematiek vooral in Vlaanderen mobiliserend werkte. Die grotere betrokkenheid van Vlaanderen was nog sterker aanwezig in de agitatie tegen de wapenhandel, die uitstekend paste in het Vlaams-nationalistische streven om de Belgische staat te discrediteren als immoreel en te ondergraven door de Waalse steun aan de wapenhandelaars aan te klagen. Langs Franstalige kant werd die agitatie beschouwd als een poging om het zo al sterk verzwakte industriële weefsel verder te ondergraven door de uitvoer van de Waalse wapenbedrijven sterk te beknotten. Deze tegenstelling leidde in 1991 tot een regeringscrisis, die werd opgelost door een verdere communautarisering van het exportbeleid aangaande wapens.

Literatuur

– A.L. Faingnaert, Verraad of zelfverdediging?, 1933.
– F. Lehouck, Het antimilitarisme in België 1830-1914, 1958.
– L. Wils, Het ontstaan van de Meetingpartij te Antwerpen en haar invloed op de Belgische politiek, 1963.
– H.J. Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914-1939, 4 dln., 1969.
– A. Willemsen, Het Vlaams-nationalisme. De geschiedenis van de jaren 1914-1940, 1969.
– G. Provoost, Vlaanderen en het militair-politieke beleid in België tussen de twee wereldoorlogen. Het Frans-Belgisch militair akkoord van 1920, 2 dln., 1976-1977.
– N. Lubelski-Bernard, Les mouvements et les idéologies pacifistes en Belgique 1830-1914, ULB, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 1977.
– G. Provoost, De Vossen. 60 jaar Verbond van Vlaamse Oudstrijders (1919-1979), 1979.
– R. Vanlandschoot, Michiel Vandekerkchove. Leven en werk, 1980.
– E. van den Begin, De vredesbeweging in Vlaanderen, 1983.
Daels: weerbaarheid. Landsverdediging met niet-militaire middelen, 1983.
– M. Lamot, Voorgeschiedenis en ontstaan van pacifistische bewegingen in Vlaanderen (1919-1931), KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1984.
Het Belgisch rakettendossier 1979-1984, 1985.
– L. de Vos, Het effectief van de Belgische krijgsmacht en de Militiewetgeving, 1830-1914, 1985.
– A. Smits, Dom Modest Van Assche. Kersten en Vlaming, 1986.
– A.E. Eyckerman, 'De Vlaamse dienstweigeraars tussen de twee wereldoorlogen', in Vlaams Archief: Jaarboek Vlaamse Beweging 1987 (1987), p. 239-257.
– L. Vandeweyer, De strijd tegen de wapenhandel, 1990.
– R. Vanlandschoot, 'Dom Modest Van Assche', in WT, jg. 49, nr. 2 (1990), p. 103-120.
– E. van Neygen, Wegbereiders. Portretten van Vlaamse pacifisten, 1990.
– L. van Molle, 'Vlaamse beweging of vredesbeweging? De peripetieën van een herderlijke brief 1921-1925', in WT, jg. 51, nr. 1 (1992), p. 17-28.
– R. Burgraeve, J. de Tavernier en L. Vandeweyer (eds.), Van rechtvaardige oorlog naar rechtvaardige vrede. Katholieken tussen militarisme en pacifisme in historisch-theologisch perspectief (Kadoc-studies, nr. 15, 1993).
– L. Reychler (ed.), Een onvoltooid beleid. De Belgische buitenlandse en defensiepolitiek 1830-2015, 1993.
– B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994.
– L. Vandeweyer, 'De beperking van de wapenhandel. Een voorbeeld van beïnvloeding van de politieke agenda vanuit ontzuilde drukkingsgroepen', in Res Publica, nr. 1 (1995), p. 79-92.

Suggestie doorgeven

1998: Luc Vandeweyer

2023: Luc Vandeweyer

Databanken

Inhoudstafel