Frontblaadjes

Begrip
Martin Schoups (2023)

Frontblaadjes waren krantjes die tijdens de Eerste Wereldoorlog onder de soldaten werden verdeeld, met als doel hun moraal op te krikken.

Alternatieve term
Frontbladen
Frontbladjes
Leestijd: 9 minuten

Frontblaadjes is de verzamelnaam voor de vele krantjes die tijdens de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
vanaf 1915 voor soldaten werden gemaakt. De frontblaadjes waren krantjes die vanaf 1915 voor de Belgische soldaten werden gemaakt. Meestal waren het stencils, maar er waren ook handgeschreven, gehectografeerde en gedrukte exemplaren. Door de papierschaarste en beperkte budgetten bestonden ze meestal uit een katern van vier pagina’s, soms zelfs één pagina. Aan het Belgische front verschenen er zo’n 287 titels, waarvan ongeveer de helft Nederlandstalig. Er verschenen achttien tweetalige titels. De rest was Franstalig. De frontblaadjes verschenen onregelmatig, met tussenpozen van weken of maanden. Veel titels verschenen niet langer dan een jaar. Afhankelijk van het doelpubliek schommelde de oplage tussen een hondertal tot enkele duizenden lezers.

Uniek voor de Belgische frontpers was dat zij erg lokaal van inslag was. De krantjes richtten zich in de eerste plaats tot streek- of zelfs dorpsgenoten. Ze brachten lokaal nieuws voor een lokaal publiek. De voortdurende nadruk in de frontblaadjes op de eigen streek, de eigen katholieke ‘volksaard’, het belang van de zelfontwikkeling in de eigen taal en de bevordering van contacten tussen soldaten: al die zaken bevorderden het groeiende Vlaamse bewustzijn bij de Belgische soldaten.

Katholieke agenda

Het initiatief voor de frontblaadjes werd in de eerste plaats genomen door de clerus aan het front. De meeste frontblaadjes waren opgericht door één persoon, meestal de aalmoezenier. Zeker bij de Vlaamse bladen stonden zij samen met de brancardiers (meestal seminaristen) en andere geestelijken in voor de redactie.

De frontblaadjes pasten in een ruimer beschavingsoffensief van de geestelijkheid aan het oorlogsfront, die zich zorgen maakte over de ‘zedenverwildering’ en geloofsafval bij de soldaten. Op een paar uitzonderingen na moesten de frontblaadjes vooral de christelijke moraal van de soldaten opkrikken. De blaadjes hadden daarom een uitgesproken moraliserende toonzetting: ze probeerden de soldaten te behoeden voor losbandigheid en riepen op tot vroomheid. Katholieke feestdagen kregen uitgebreide aandacht. Die katholieke agenda keerde in alle frontbladen terug, al was ze in de Vlaamse frontpers sterker aanwezig dan aan Franstalige kant.

Omdat de meeste frontblaadjes zich heel uitdrukkelijk tot de gewone soldaten richtten, waren ze volks van opzet, geschreven in eenvoudige, ongepolijste taal, met tekeningen, humoristische stukjes en ook wat luchtigere nieuwsberichten.

Lokaal karakter

Ondanks die religieuze teneur bevatten de meeste frontblaadjes vooral lokaal nieuws voor een lokaal publiek. De meerderheid van de frontblaadjes waren namelijk streekblaadjes, bedoeld voor soldaten afkomstig uit dezelfde streek of gemeente, zoals Het Kanton Haacht onder de Wapens, De Poperingsche Keikop, Herenthals, Tusschen Brussel en Leuven, Ons Brugge, Ons Limburg, Het Soete Waasland, Ik ben Roeland en Ons Sinjorenblad. Er waren zelfs blaadjes die zich tot soldaten uit hetzelfde dorp richtten, zoals Ons Dierbaar Ruisbroek, Pithem in 't leger en in de vreemde, De G’zet van Daai van Loun, De Sysseelnaar, De Snelleghemnaar.

De meeste streekgebonden frontblaadjes waren gericht aan West-Vlaamse West-Vlaanderen
Lees meer
soldaten. Voor die provincie verschenen het grootst aantal verschillende titels, vaak dorpsgebonden. Voor Oost-Vlaamse Oost-Vlaanderen
Dit artikel onderzoekt de vraag of en in welke mate de Vlaamse beweging in Oost-Vlaanderen een specifieke identiteit vertoonde. Lees meer
en Antwerpse Antwerpen
Lees meer
soldaten verschenen er ook heel wat titels. Voor Limburg Limburg
Lees meer
verschenen er minder blaadjes, maar die bevatten meestal wel nieuws uit relatief grote regio’s. Voor Brabantse Vlaams-Brabant
De naam van de provincie Brabant herinnert aan het vroegere gelijknamige hertogdom, dat tijdens de Middeleeuwen vorm had gekregen en waarvan het noordelijke deel een belangrijke rol speel... Lees meer
soldaten verschenen er veel minder Nederlandstalige frontbladen, voor Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
slechts één. Die geografische spreiding was deels een afspiegeling van het aantal gerekruteerde soldaten in het Belgische leger, met veel West-Vlaamse soldaten.

Nieuws van het thuisfront besloeg de hoofdmoot van de berichtgeving. Het lokale nieuws, geboorten, overlijdens, huwelijken, de voedselvoorraden, de politiek van de bezetter, maar ook meer prozaïsche zaken: de blaadjes brachten de soldaten nieuws uit eigen streek, dat via tussenpersonen verzameld werd. Ook publiceerden de krantjes dikwijls gecodeerde adressenlijsten van de soldaten uit dezelfde regio, evenals nieuws over het wedervaren van soldaat-streekgenoten, zoals onderscheidingen, verwondingen en gesneuvelden. Zo probeerden de frontblaadjes de band tussen soldaten en thuisfront intact te houden, maar ook de onderlinge band tussen streekgenoten te bevorderen.

Het kleine vaderland

In vergelijking met de andere Europese legers was die lokale inslag van de Belgische loopgravenpers uniek. De Duitse, Franse en Britse frontpers had bijvoorbeeld in veel mindere mate een streekgebonden karakter. Voor een deel had dit te maken met de specificiteit van het Belgische front: de soldaten bevonden zich in de laatste stroken onbezet land en waren in het overgrote deel van de gevallen afgesneden van hun families aan het thuisfront. De frontblaadjes speelden in op die verwijdering, door nieuws over het thuisfront te bundelen en verzamelen.

De frontblaadjes getuigen van de streek- en familiegebonden lading die de soldaten aan hun patriottisme gaven. Het vaderland waarvoor ze vochten was in de eerste plaats ‘de streek waar gij ieder aangezicht kent’. Door zo nadrukkelijk in te spelen op de familiale thuisomgeving van de soldaten – het ‘defensief patriottisme’ -, probeerden de frontblaadjes de oorlogsinspanning van de soldaten draaglijk en zinvol te maken. Het stutten van de moraal aan het front was een belangrijke opdracht van de frontblaadjes. Zo bevatten ze dikwijls uitgesponnen fantasieën over hoe de soldaten na de bevrijding triomfantelijk in hun dorp of stad onthaald zouden worden. Die lokale en regionale vormen van identificatie stonden zeker niet haaks op het overkoepelende Belgische België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
gevoel, maar waren combineerbaar in een gelaagd natiebeeld. Het ‘kleine vaderland’ wás het vaderland (zie Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
).

Studenten en geestelijken

Naast de streekgebonden frontpers waren er ook nog een twintigtal frontblaadjes aan Vlaamse kant die gericht waren aan oud-leerlingen van middelbaren scholen of leden van dezelfde studentenkring, zoals Onder Ons voor de oud-leerlingen van het Onze Lieve Vrouwcollege in Antwerpen, Sint-Roumbouts voor het gelijknamig college in Mechelen, Sint-Barbara voor Gent. Een laatste groep frontblaadjes, ten slotte, had een uitgesproken geestelijke inslag: blaadjes gericht aan geestelijken aan het front of met een katholieke boodschap zonder lokale binding. Voorbeelden zijn De Paaschklaroen, Duynenblad, Sursum Corda, Herdenkt en Miles Christi.

Kleinen versus groten

De frontblaadjes bieden een inkijk in de ideeënwereld van de Belgische soldaten aan het front. Ze laten bijvoorbeeld zien hoe de Belgische frontsoldaten er duidelijke rechtvaardigheidsopvattingen op nahielden over de grenzen van het toelaatbare, zowel voor militairen als voor de burgers van het bezette land. Zogenaamde ‘oorlogsprofiteurs’ waren voortdurend kop van Jut in de frontblaadjes: zij verrijkten zich op de rug van de verarmde en hongerende burgerbevolking. Ook de zogeheten ‘embusqués’ moesten het ontgelden, zij ontvluchtten de risico’s van de oorlog achter het front.

Daarbij getuigen de frontblaadjes van de krachtige, haast mystieke offerretoriek die aan het front ontstond: het eigen offer van de soldaten was het referentiepunt op basis waarvan de acties van anderen werden beoordeeld. De teksten in de frontbladen zijn doordesemd van het bewustzijn dat de ‘kleine man’ het gros van de oorlogsinspanning droeg, terwijl de ‘groten’ de dans ontsprongen, of zelfs een slaatje uit de oorlog wisten slaan. Het volkse karakter van het Belgische leger werd steeds benadrukt.

Uit de frontpers sprak dan ook een duidelijke wens dat het offer van de soldaten niet alleen tot de overwinning, maar ook tot een rechtvaardigere samenleving zou leiden. Als toekomstige oud-strijders zagen die soldaten voor zichzelf ook een belangrijke maatschappelijke rol weggelegd in die nieuwe naoorlogse samenleving.

De frontblaadjes wezen daarom voortdurend op de nood aan zelforganisatie voor de soldaten na de oorlog: ‘reken niet op de erkentelijkheid der grooten, en gij zult niet bedrogen zijn.’ De nood aan oud-strijdersbonden werd al tijdens de oorlog benadrukt. Ook op andere manieren moesten de soldaten zich voorbereiden op de naoorlog. Redacteurs spoorden de lezers bijvoorbeeld aan een vak te leren en zich intellectueel te blijven ontwikkelen. Cursussen, bibliotheekabonnementen, literatuurtips: al die zaken vonden verspreiding via de frontpers.

Flamingantisme

De Nederlandstalige frontblaadjes stamden in een Vlaamsgezind milieu van katholieke intellectuelen, voor wie godsdienstig en flamingantisch apostolaat door elkaar heen liepen. De voortdurende nadruk op de emotionele verbondenheid met de geboortestreek en de ontwikkeling in de eigen taal waren ook een poging om de soldaten af te schermen van de slechte, dus ‘vreemde’ invloeden waar ze aan het front mee werden geconfronteerd.

De frontblaadjes predikten tijdens de oorlog dus in de eerste plaats een cultuurflamingantisme, met nadruk op het belang van de eigen taal en de eigen Vlaamse, lees: katholieke, aard. Vooral in de Antwerpse studentenbladen klonk dat flamingantische geluid het sterkst, al was het zeker niet in alle frontblaadjes even sterk aanwezig. In de Brabantse bladen waren er bijvoorbeeld weinig sporen van terug te vinden.

Frontbeweging

Heel wat figuren uit de latere Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
waren wel op een of andere manier betrokken bij de redactie van een frontblaadje, maar dat gold zeker niet voor alle Nederlandstalige frontblaadjes. De frontblaadjes kunnen dus niet zomaar beschouwd worden als de spreekbuis van de Frontbeweging, zoals soms wel eens aangenomen wordt. Daarvoor was het aanbod aan frontblaadjes te divers en te verspreid en de organisatie te gefragmenteerd. De (katholieke) moraal hooghouden onder de eigen parochianen bleef voor de frontblaadjes prioritair, liefst bij zoveel mogelijk soldaten uit dezelfde streek. Al te kritische of politiek geïnspireerde berichtgeving was daarbij niet functioneel. De frontblaadjes waren in de regel uitgesproken koningsgezind en overtuigd van het nut van de oorlogsinspanning.

Niettemin droegen de frontblaadjes ontegensprekelijk bij aan de contacten tussen Nederlandstalige soldaten over de grenzen van legereenheden heen, stimuleerden ze het saamhorigheidsgevoel onder Nederlandstalige soldaten en bestendigden ze mee het Nederlandstalige cultuurleven aan het front. Zo schiepen de frontbladen niet alleen mee de randvoorwaarden voor de latere Frontbeweging, maar ook die voor een groeiend Vlaams bewustzijn onder de soldaten.

Radicaliserende Vlaamsgezinde standpunten sijpelden wel door in enkele frontbladen, met name in het Limburgsch frontblaadje van aalmoezenier Paul Vandermeulen Vandermeulen, Paul
Paul Vandermeulen (1893-1975) was een studentenleider, frontaalmoezenier en beroemd Vlaams katholiek figuur. Lees meer
. In dat blad schreef Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
in oktober 1916 het artikel ‘Wat de Vlaamse studenten kunnen doen voor de zaak die de hunne was en zal blijven’, wat als een van de beginselteksten van de Frontbeweging beschouwd werd. Vermeulen zelf schreef in april 1917 een artikel over de Raad van Vlaanderen Raad van Vlaanderen (1917-1918)
De Raad van Vlaanderen (1917-1918) was een activistisch marionettenparlement tijdens de Eerste Wereldoorlog, dat onderdeel was van de Duitse plannen om in Vlaanderen een blijvende invloed... Lees meer
, waarin hij samenwerking met de bezetter afkeurde, maar wel begrip uitsprak over het idee van een bestuurlijke scheiding. De gretige overname van dit bericht door de Duitse propaganda leidde tot zijn verbanning naar de strafcompagnie Cézembre Cézembre
Cézembre was tijdens de Eerste Wereldoorlog een strafkamp van het Belgische leger. Het verwierf een mythische status nadat de Belgische legerleiding de aalmoezenier Paul Vandermeulen erhe... Lees meer
.

In de loop van 1917 werden de frontblaadjes aan verscherpte controle onderworpen, vanwege de ongerustheid over de generale staf over de groeiende Vlaamsgezinde agitatie. Die verscherpte censuur leidde tot een verdere radicalisering, omdat veel Vlaamsgezinden zich onterecht geviseerd voelden. Veel frontblaadjes distantieerden zich expliciet van de Duitsgezinde flaminganten en benadrukten dat zij slechts een minderheid van de Vlaamse beweging uitmaakten.

Literatuur

— A. Verbouwe, De Vlaamsche Soldatenblaadjes gedurende den Wereldoorlog (1914-1918). Bibliographie en historische nota's, 1923.
Catalogus van de tentoonstelling Stille Getuigen 1914-1918. Kunst en geestesleven in de frontstreek, 1964.
— M. Ureel De Vlaamse Frontblaadjes 1914-1918, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1970.
— G. Bulthé, De Vlaamse loopgravenpers tijdens de Eerste Wereldoorlog (Centrum voor militaire geschiedenis, bijdrage 7), 1971.
— J. Vorsselmans, Het Heidebloemken, in: Calmpthoutiana, jg. 36, 1984, nr. 1, pp. 3-21.
— Ph. Haeyaert, Louis De Boninge en "De Leiekerels". Tijdschrift voor Wevelghemsche Jongens aan den Yzer, in: De Leiegouw, jg. 27, 1985, pp. 151-163.
— V. Arickx, Rond den Yzer, Letterkundig tijdschrift voor Belgenland (1916-1917), in: Biekorf, jg. 85, 1985, pp. 153-180 en pp. 250-258.
— R. Nijssen, Soldatenpastoraal aan de IJzer: 't Nieuws van St.-Truiden. Een katholiek frontblaadje voor de Sint-Truidenaren, in: Limburg, jg. 70, 1991, pp. 79-99.
— id., Limburgs studentenblaadje voor oorlogstijd. Bibliografische analyses 11, 1993.
— S. de Schaepdrijver, De Groote oorlog, 1997.
— I. Delaey, “Het verleden leeft in ons!” Een analyse van de West-Vlaamse frontblaadjes uit de Eerste Wereldoorlog als dragers van het collectief geheugen, UGent, ongepubliceerde masterthesis, 2012.

Suggestie doorgeven

1973: Luc Schepens (pdf)

1998: Luc Vandeweyer

2023: Martin Schoups

Inhoudstafel