Limburg

Gebied
Winne Gobyn (2023, herwerking), Evrard Raskin (1998)
Bovenliggend gebied
Vlaams Gewest
Leestijd: 59 minuten

Inleiding

Na de ineenstorting van het Karolingische rijk in de 9de eeuw kwam in de streek van de huidige Belgische provincie Limburg het graafschap Loon tot stand. Dit vorstendom bleef bestaan tot 1366, toen het door het prinsbisdom Luik werd ingepalmd. Die toestand bleef ongewijzigd tot aan de Franse Revolutie. Gedurende al die tijd werden steden en gemeenten in het Middelnederlands bestuurd. De betrekkingen met Luik, daarentegen, verliepen doorgaans in het Frans. Lange tijd vergaderden de Middelnederlandstalige steden binnen de Staten van Luik afzonderlijk en ontvingen zij een vertaling van de besprekingen van de andere Staten. Vanaf 1600 kwam hieraan een einde. Voortaan konden afgevaardigden alleen nog aan de besprekingen in de Statenvergaderingen deelnemen als zij het Frans beheersten.

In 1795 werden de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik geannexeerd door de Eerste Franse Republiek. De Franse revolutionairen voerden een verfransingspolitiek en introduceerden een moderne staatsinrichting. Het prinsbisdom hield op te bestaan en op 1 oktober 1795 kwam het Département de la Meuse Inférieure, met Maastricht als hoofdstad, tot stand. Dit departement viel grosso modo samen met het grondgebied van het huidige Belgisch en Nederlands Limburg (zie Geschiedenis van Vlaanderen Geschiedenis van Vlaanderen
Vlaanderen heeft in de geschiedenis minstens drie verschillende betekenissen gehad: een middeleeuws graafschap, een pars pro toto voor de Lage Landen en het Nederlandstalige gedeelte van ... Lees meer
).

In 1814-1815 werden de Fransen verdreven. De huidige staten België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
, Nederland Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
en Luxemburg vormden voortaan het Verenigd Koninkrijk, onder koning Willem I der Nederlanden, Willem I
Willem I (1772-1843) was koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, en dus ook tussen 1815 en 1830 (de jure tot 1839) van het zuidelijke deel daarvan. Zijn beleid inzake de nationale taal ... Lees meer
van het huis van Oranje-Nassau. De vorst behield de departementale indeling en gaf het departement van de Nedermaas de naam Limburg, naar het gelijknamige vroegere hertogdom, gelegen tussen Verviers en Eupen.

Vijftien jaar later, in 1830, kwam het Zuiden van het Verenigd Koninkrijk in opstand tegen Willem I en scheurde zich af. De nieuwe staat België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
was geboren. De grenzen tussen Noord en Zuid lagen evenwel niet meteen vast. Vooral in het gebied van de beide Limburgen waren er problemen. Nederlands Limburg (behalve Maastricht) bleef nog geruime tijd in Belgische handen. Pas op 19 april 1839 kwam het definitief bij Nederland, als een late uitloper van het Verdrag van de XXIV Artikelen van 14 oktober 1831.

Het grondgebied van Belgisch Limburg is sedertdien onveranderd gebleven. Alleen de wet van 8 november 1962 bracht een lichte wijziging. De zes Nederlandstalige gemeenten van de Voerstreek Voeren
Lees meer
(Moelingen, 's Gravenvoeren, Sint-Pieters-Voeren, Sint-Martens-Voeren, Remersdaal en Teuven) werden van de provincie Luik losgemaakt en kwamen bij Limburg (zie: Taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
). De Franstalige gemeenten van de Jekervallei (Bitsingen, Eben-Emaal, Rukkelingen aan de Jeker, Ternaaien en Wonck) en de gemeenten Korswarem en Wouteringen gingen van Limburg naar Luik.

Historische, economische, sociale en culturele kenmerken

1830-1918

Limburg bleef na het uitroepen van de Belgische onafhankelijkheid sterk van Luik afhankelijk. Het maakte deel uit van het rechtsgebied van het hof van beroep aldaar en bleef onderworpen aan de bisschop van Luik. Hier komt bij dat de stad bij de Maas een sterke culturele en economische aantrekkingskracht uitoefende op Limburg, voornamelijk op het zuiden. Luik was een centrum dat, bij wijze van spreken, vlakbij lag. De universiteit en de vele andere Luikse scholen trokken Limburgse jongeren aan, althans voor zover deze voortgezet onderwijs Onderwijs
Lees meer
volgden. Ook was de cité ardente een belangrijk winkelcentrum en boden haar mijnbouw en metaalindustrie heel wat werkgelegenheid.

Afgezien van de ambachtslui en kleinhandelaren die in de plaatselijke behoeften voorzagen, was haast iedereen in Limburg in de landbouw werkzaam. In 1850 vormden de landbouwers 69 % van de beroepsbevolking – het hoogste percentage van België. Alleen Zuid-Limburg en vanaf het einde van de 19de eeuw ook het noorden van de provincie telden industriearbeiders. De Limburgse boeren waren erg arm. Een vierde van hen bezat geen eigen bedrijf. Behalve in Haspengouw en het Maasland waren er geen grote boerderijen. Bovendien werden de vruchtbare gronden, die haast volledig in handen waren van de adel en andere grootgrondbezitters, door al te veel kleine pachters bezet.

De armoede en de daaruit voortspruitende fysieke ellende waren ongemeen groot in het 19de-eeuwse Limburg. Zo was in 1890 42% van de dienstplichtigen in het arrondissement Maaseik ongeschikt voor de dienstplicht, terwijl het Belgisch gemiddelde slechts 14% bedroeg.

Limburg kende vóór de Tweede Wereldoorlog geen steden van enige betekenis. Hasselt, Sint-Truiden, Tongeren en Maaseik waren slechts provinciestadjes. Zij telden in 1910 respectievelijk 17.095, 15.647, 10.382, 4631 en 3344 inwoners. Ook waren de dorpen en gehuchten erg dunbevolkt, vooral in de Kempen.

De Limburgse maatschappij van de 19de eeuw was een patriarchaal-hiërarchische. Zoals in alle agrarische streken in die tijd leefde iedereen binnen de grenzen van het eigen gezin onder het absolute gezag van de huisvader, die op zijn beurt onderdanig was aan de plaatselijke notabelen en aan de dorpsgeestelijkheid. Limburg was ook homogeen katholiek. Andere godsdiensten waren onbestaande. Alleen in Zuid-Limburg trof men vrijzinnigen aan. Zij speelden evenwel geen rol bij het bepalen van het maatschappelijk klimaat.

Na 1918

Tijdens het interbellum nam het aandeel van de industrie in de totale beroepsactiviteit in Limburg toe. Dit was in eerste instantie het gevolg van de steenkoolontginning in de Kempen. Na de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
, voornamelijk vanaf de jaren 1960, kwamen hier tal van nieuwe industrieën bij. Ook de handel en de dienstensector kregen na 1918 een steeds grotere betekenis, terwijl het aandeel van de landbouw verminderde. Limburg was niet langer een uitgestrekt platteland. Dorpen en steden werden groter en het bevolkingsaantal nam sterk toe: in 1890 waren er 222.814 inwoners en in 1947, 460.446, een toename met meer dan 100%.


De eerste mijnontginningen in Beringen in de Limburgse Kempen, 1909. (Privécollectie)
De eerste mijnontginningen in Beringen in de Limburgse Kempen, 1909. (Privécollectie)

Het einde van het agrarisch tijdperk, de toename van de welvaart, de groei van steden en industriecentra, en de bevolkingsexplosie hadden tot gevolg dat de Limburgers mobieler werden. Ook nam de participatie aan het onderwijs in sterke mate toe. Hier kwam nog bij dat de wijziging van de beroepsstructuur gepaard ging met een verandering van het bevolkingspatroon. Tot aan de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
vertoonde dit patroon een praktisch homogeen karakter. De niet-allochtonen vormden maar een kleine groep. Het waren in hoofdzaak militairen (Leopoldsburg en omgeving), rijkswachters, ambtenaren van het centraal bestuur en leraren in het officieel onderwijs. De exploitatie van het Kempens steenkoolbekken bracht tal van 'vreemdelingen' naar Midden-Limburg. Uit Wallonië kwamen kaderpersoneel en gespecialiseerde arbeiders, uit het Hageland en de Antwerpse Kempen, uit Midden-Europa (Duitsland, Tsjecho-Slowakije en vooral Slovenië) en uit Oost-Europa (Hongarije en vooral Polen) arriveerden kompels en andere handarbeiders. Ook de jarenlange werkzaamheden voor de bouw van het Albertkanaal leidden ertoe dat heel wat niet-Limburgers, niet het minst Oost- en West-Vlamingen, naar de provincie kwamen. De Limburgers kwamen nu in contact met andere culturen en levensopvattingen. De economische heropleving na de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
bracht opnieuw een aanzienlijke instoom van buitenlandse arbeiderskrachten op gang ten behoeve van de mijnindustrie. Ditmaal waren de arbeiders vooral afkomstig uit Zuid-Europa, Turkije en de Maghreb (zie: Immigratie Immigratie
Vanaf de jaren 1960 werd Vlaanderen een immigratieregio, maar al veel vroeger kenden sommige Vlaamse steden en regio’s een instroom van immigranten van buiten Vlaanderen. Deze bijdrage s... Lees meer
).

Een nieuwe golf van economische ontwikkeling vond plaats vanaf het einde van de jaren 1950, gestimuleerd door het regionaal economisch expansiebeleid van de regering en mee uitgedragen door het provinciebestuur. De investeringen richtten zich voornamelijk op de as van het Albertkanaal en de nieuw aangelegde Boudewijnsnelweg. Ook verschillende grote internationale ondernemingen zoals Ford en Philips openden vestigingen in Limburg. Dankzij deze gunstige economische ontwikkelingen werd niet alleen de afbouw van de landouw opgevangen (in 1947 nog goed voor de tewerkstelling van 21% van de actieve bevolking), maar ook vanaf het midden van de jaren 1960 de afvloeiingen in de steeds minder rendabele mijnsector.

In 2022 telde Limburg ruim 886.000 inwoners. Ongeveer 30% van hen had buitenlandse roots, wat hoger was dan het Vlaamse gemiddelde van 25%. Het merendeel van de Limburgers met buitenlandse roots is afkomstig uit de Europese Unie (EU): Nederland (8%), Zuid-Europa (5%) en Oost-Europa (2,3%). De belangrijkste groepen met een herkomst van buiten de EU zijn afkomstig uit Turkije (5,7%) en de Maghreb (2,4%). De zware industrie van weleer was ondertussen grotendeels verdwenen. De laatste steenkoolmijn sloot in 1992, terwijl de auto-industrie zich in 2014 uit Limburg terugtrok. Net zoals in de rest van het land werkte in 2022 meer dan 75% van de actieve Limburgers in de diensteneconomie. Innovatie en toerisme zijn uitgegroeid tot de speerpunten van het Limburgs economisch beleid.

Van een Franstalig naar een Nederlandstalig openbaar leven

Het openbare leven in Limburg raakte in de loop van de 19de eeuw in sterke mate verfranst. Naast de algemene positie van het Frans als taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
van de elite, speelde hier ook specifiek de Limburgse afhankelijkheid van Luik, zowel op economisch, bestuurlijk als cultureel gebied. Vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw kwam aan dat verfransingsproces geleidelijk een einde. Pas in de jaren 1960 beleefde het vernederlandsingsproces zijn voltooiing.

Het gerecht

Vóór de wet van 17 augustus 1873 was het taalgebruik in hoven en rechtbanken volledig vrij, zoals bepaald in artikel 23 van de grondwet. In de praktijk betekende dit een diepgaande verfransing van hoven en rechtbanken. Uit de beschikbare archieven kan worden opgemaakt dat de verfransing in Limburg op het niveau van de arrondissementen (correctionele en burgerlijke rechtbank van eerste aanleg) diep doordrong. Ze was er vrijwel totaal.

Door de wet van 17 augustus 1873 stond het de magistraten in Vlaanderen niet langer vrij de taal te gebruiken die zij wensten. Voortaan kreeg ook het Nederlands een plaats bij de rechtsbedeling, meer bepaald in strafzaken. De wet van 5 mei 1889 trok deze lijn door, evenals de wet van 15 juni 1935, die bepaalde dat de gehele rechtspraak, penale en civiele zaken, voortaan in het Nederlands diende te gebeuren.

Tot 1970-1974 hingen de gerechtelijke arrondissementen Hasselt en Tongeren van het Luikse hof van beroep af. Inmiddels werden wel wijzigingen inzake taalgebruik doorgevoerd. De wet van 4 september 1891 bepaalde dat het Nederlands bij de behandeling van Limburgse strafzaken gebruikt mocht worden. Ook hier was een onstuitbare ontwikkeling ingezet. De wet van 15 juni 1935 betekende de algehele vernederlandsing van alle Limburgse beroepszaken in Luik.

Vanaf het midden van 1965 kwam het Luikse hof van beroep herhaaldelijk in de Limburgse provincieraad aan bod. Aanvankelijk werd er gewezen op het tekort aan magistraten in de Vlaamse Kamers. Later werd aangedrongen op de overheveling ervan naar Hasselt.

In 1970 werd artikel 104 (thans artikel 156) van de grondwet gewijzigd. Het bestaande aantal hoven van beroep werd vermeerderd. Er kwam een nieuw hof in Antwerpen, en Limburg werd van Luik losgemaakt en bij Antwerpen gevoegd. De wet van 25 juni 1974 maakte deze grondwetsherziening operationeel (zie Gerecht Gerecht
Lees meer
).

De administratie

Tot 1918 bleef het provinciebestuur in Hasselt in hoofdzaak Franstalig. Pas in 1888 werd de eerste Nederlandstalige rede in de provincieraad gehouden, legden enkele leden van de raad de eed in het Nederlands af en werd een voorstel gedaan inzake het gebruik van het Nederlands in de administratie.

Bij de besturen van de belangrijkste gemeenten (Hasselt, Sint-Truiden, Tongeren en Maaseik) was de toestand gelijkaardig. In de kleinere lokaliteiten werd Nederlands gebruikt, omdat (vrijwel) niemand er Frans sprak of begreep.

Vóór de wet van 31 juli 1921 beslisten provincies en gemeenten autonoom over de keuze van hun taalgebruik. De wet van 31 juli 1921 maakte het Nederlands verplicht in de buitendiensten. De wet van 28 juni 1932 breidde deze regeling uit tot de binnendiensten.

De vernederlandsing van het Limburgse provinciebestuur was niet alleen het gevolg van de bovengenoemde wetten. Steeds meer provincieraadsleden waren in de jaren na de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
het Nederlands gaan hanteren in de provincieraad. Nederlandsonkundige raadsleden raakten daardoor steeds meer geïsoleerd en vanaf 1921 verdwenen ze zelfs volledig uit de raad. Verder liet de raad zich soms uit over ‘Vlaamse kwesties’, ook wanneer die niet tot zijn bevoegdheid behoorde. Twee voorbeelden hiervan: op 11 december 1925 nam de raad een motie aan waarin volledige amnestie Amnestie
Lees meer
voor de activisten werd geëist, in de eerste plaats voor August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
. En eind juli 1932 werd een motie goedgekeurd die zich nadrukkelijk tegen de scheiding van België uitsprak, maar anderzijds wel ‘de onmiddellijke en algehele oplossing van de Vlaamse kwestie, langs een door scherpe sancties gewaarborgde wetgeving en, bij gebreke daarvan, door een federaal stelsel’ eiste.

Deze moties, ingediend door Vlaamsgezinde katholieken Katholieke partij
De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder m... Lees meer
en Vlaams-nationalisten, werden niet bij eenparigheid in de provincieraad aangenomen. Een vrij groot aantal leden wilde er niet van weten, in de eerste plaats de meeste liberalen. Ook de socialisten, behalve de oud- daensist Daensistische beweging
Daensistische beweging is de verzamelnaam voor een geheel van feiten, opvattingen, organisaties, personen en strijdmiddelen die tijdens de late 19de en de vroege 20ste eeuw een onderdeel... Lees meer
en latere senator Jules Demarrez Demarrez, Jules
Jules Demarrez (1884-1951) was achtereenvolgens lid van de daensistische, de socialistische en de liberale partij, maar zijn flamingantisme bleef een constante factor in zijn politieke op... Lees meer
, voelden weinig voor deze flamingantische initiatieven.


De Bestendige Deputatie, de provinciale senatoren en de leden van de Provincieraad, 1928. Van links naar rechts: Jan Gruyters, Arthur Hayen, Edouard Janssens, Jos Ceelen, Pieter-Jan Broekx, Hubert Verwilghen, Florent Deploige, Ch. Moors, August Moors, Leo Spaas, William Roelandts, Leo Spaas. (KADOC, kfd000384)
De Bestendige Deputatie, de provinciale senatoren en de leden van de Provincieraad, 1928. Van links naar rechts: Jan Gruyters, Arthur Hayen, Edouard Janssens, Jos Ceelen, Pieter-Jan Broekx, Hubert Verwilghen, Florent Deploige, Ch. Moors, August Moors, Leo Spaas, William Roelandts, Leo Spaas. (KADOC, kfd000384)

In het begin van de jaren 1930 waren er maar weinigen die nog van het Frans gebruikmaakten. Vermeld dient nog dat de wet 1932 aan de verkozenen van het zuiden van het kanton Zichen-Zussen-Bolder, de zogenaamde Jekervallei, toeliet Frans te blijven spreken. Dat deden zij ook, tot de wet van 11 oktober 1962, die deze streek bij Luik voegde, daar een einde aan maakte. De laatste Franstalige toespraak in de Limburgse provincieraad werd gehouden op 11 oktober 1962.

Niet alleen het provinciaal bestuur vernederlandste na de Eerste Wereldoorlog. Hetzelfde gebeurde met de enkele gemeentebesturen die in de loop van de 19de eeuw waren verfranst. Vanaf 1932 kreeg een aantal Franssprekende, doorgaans conservatieve, burgemeesters Vlaamsgezinde oppositiegroepen tegenover zich. Dat gebeurde onder meer in Beringen, Eigenbilzen, Herk-de-Stad, Guigoven, Kortessem, Kwaadmechelen, Lommel, Lummen, Maaseik, Neeroeteren, Opglabbeek, Rotem en Tessenderlo. Deze groepen, die hier en daar zelfs het bestuur in handen kregen, hadden geen formele banden met het partijpolitiek Vlaams-nationalisme. De meeste leden hadden er wel minstens sterke sympathie voor.

Vlak voor de Tweede Wereldoorlog was het aantal Franstalige gemeenteraadsleden erg geslonken. Wel waren er vooral in Zuid-Limburg nog kleine dorpjes waar de Franssprekende kasteelheer de burgemeesterssjerp stevig in handen hield.

De zes Voergemeenten bekleden een aparte plaats in deze geschiedenis. De Voerstreek – een meertalig gebied met een aanvankelijk overwegend Nederlandstalige bevolking – ressorteerde onder de provincie Luik. Dienovereenkomstig was het bestuurstaal dus Frans. Bij het vastleggen van de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
in 1962 werden de Voergemeenten echter naar de provincie Limburg overgeheveld en dus wettelijk Nederlandstalig. Wel werden faciliteiten voor Franstaligen voorzien. De gemeentelijke autoriteiten verzetten zich echter tegen de overheveling en weigerden de taalwetgeving toe te passen. Een decennialange taalstrijd was het gevolg (zie Voeren Voeren
Lees meer
, Taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
).

Het onderwijs

Het bisdom Luik, waartoe Limburg hoorde, was eentalig Frans. Het Nederlands werd enkel op de lagere niveaus van de bisschoppelijke administratie gebruikt, althans in contacten met en tussen Limburgers. De verfransing van het katholieke middelbaar onderwijs Middelbaar onderwijs
De geschiedenis van het middelbaar onderwijs is nauw verweven met die van de Vlaamse beweging. Tot diep in de 20ste eeuw bleef de middelbare school een grotendeels Franstalig bastion van ... Lees meer
na 1830 – er werd wel een leergang Nederlands, meestal in het Frans, gegeven – ging ongemeen snel. Van een overgangsregime met een dubbel taalstelsel, zoals in het aartsbisdom Mechelen, was hier helemaal geen sprake. Wel nam Luik vanaf het begin van de 20ste eeuw het voortouw bij de vernederlandsing en was de positie van het Nederlands in het officieel onderwijs beter dan in de vrije onderwijsinstellingen. Dit geldt zeker voor de athenea en rijksmiddelbarescholen te Hasselt en Tongeren. Maar deze betere positie mag niet worden overschat.

Een zeer specifieke groep die de verfransing van het onderwijs in de hand werkte, was het Waalse personeel van de mijnen. Zoals reeds gezegd betrof het hier meestal kaderpersoneel, technici en gekwalificeerde arbeiders. De directies van de mijnen richtten ten behoeve van deze mensen Franstalige lagere scholen op of subsidieerden plaatselijke scholen die gedeeltelijk Franstalig wilden worden. Ook zette men naschoolse vorming en diverse culturele activiteiten op het getouw, onder meer in de sector van de muziek. Bovendien hadden de mijndirecties belangstelling voor de plaatselijke jeugd. Zij kreeg niet alleen toegang tot de Franstalige scholen maar werd er ook toe aangezet Franse taallessen te volgen en aan het Franstalig cultureel leven deel te nemen.

Pas kort voor de wet van 22 april 1910 kwam de vernederlandsing van het vrij middelbaar onderwijs op gang. Ze was uitsluitend het gevolg van initiatieven die de kerkelijke overheid terzake nam en verschilde bijgevolg van diocees tot diocees.

Zo schakelde het Heilig Kruiscollege in Maaseik bij de aanvang van het schooljaar 1909-1910 als eerste in Vlaanderen volledig op het Nederlands over. Het Sint-Hubertuscollege in Neerpelt deed in 1910-1911 als eerste bisschoppelijke instelling hetzelfde. In andere katholieke instellingen, zeker in de colleges van Hasselt en Tongeren, verliep de vernederlandsing niet zo snel. Het verzet van bepaalde Franssprekende ouders was hieraan niet vreemd.

Ook in de mijnstreek werd de verfransing ernstig afgeremd. De wet van 14 juli 1932 bepaalde dat de streektaal ook de onderwijstaal moest zijn. Alleen kinderen van ouders die niet Nederlandstalig waren, mochten in Franstalige scholen worden ingeschreven. Toch zouden het Franstalig onderwijs en cultureel leven in de mijnstreek de Tweede Wereldoorlog overleven. De laatste Franstalige school verdween pas in 1954 (zie: Lager onderwijs Lager onderwijs
De ‘taalstrijd’ in Vlaanderen is op het niveau van het lager onderwijs minder problematisch verlopen dan op dat van het middelbaar en van het hoger onderwijs. Toch was de verfransing van ... Lees meer
, Middelbaar onderwijs Middelbaar onderwijs
De geschiedenis van het middelbaar onderwijs is nauw verweven met die van de Vlaamse beweging. Tot diep in de 20ste eeuw bleef de middelbare school een grotendeels Franstalig bastion van ... Lees meer
).

Wat hoger onderwijs Hoger onderwijs
De evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs werd gekenmerkt door een moeizame vernederlandsingspolitiek, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale... Lees meer
betreft moest Limburg het lange tijd stellen zonder eigen instellingen. Jongeren die na het secundair onderwijs verder wilden studeren moesten uitwijken naar Leuven of Luik. Zowel de afstand (Leuven) als de onderwijstaal (Luik) werkten drempelverhogend, waardoor de participatiegraad van Limburgse jongeren aan hoger onderwijs ver beneden het landelijke gemiddelde lag. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de vraag naar een eigen universitaire instellingen uit tot een breed gedragen verzuchting, die werd uitgedragen door tal van culturele, economische, sociale en politieke organisaties. Bij het tot stand komen van de eerste universitaire expansiewet in 1965 viel Limburg nog uit de boot. Het provinciebestuur nam daarop het initiatief tot de oprichting van het Postuniversitair Centrum (PUC) in Hasselt, een soort eerste kern van toekomstig universitair onderwijs. In 1971 kwam vervolgens het Limburgs Universitair Centrum (LUC) tot stand. Beiden werden in 1995 geïntegreerd en in 2005 omgedoopt tot Universiteit Hasselt (UH).

De Vlaamse Beweging in Limburg

1830-1914

De eerste uiting van Vlaamsgezindheid in Limburg was de oprichting van Utile Dulci Utile Dulci
Utile Dulci (1845) was een Vlaamsgezind literair genootschap voor jongeren, dat tot in de jaren 1940 actief was binnen het Kleinseminarie van Sint-Truiden. Lees meer
(1845) in het Klein Seminarie van Sint-Truiden Klein Seminarie van Sint-Truiden
Lees meer
. De leden van deze vereniging beoefenden de literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
in het Nederlands en wilden via deze weg een bijdrage leveren tot de herleving van de eigen moedertaal. In 1858 ontstond De Vlaemsche Broeders van Limburg Vlaemsche Broeders van Limburg
De Vlaemsche Broeders van Limburg was een Limburgs katholiek letterkundig genootschap (1858-1869). Lees meer
. De opzet van deze vereniging stemde overeen met deze van Utile Dulci. Wel drong men nu en dan, op een uiterst gematigde wijze, aan op overheidsmaatregelen met het oog op de bescherming en de overleving van het Nederlands.

Pas vanaf 1870 kwam de Vlaamse beweging in Limburg echt van de grond. Een drietal tijdschriften zag toen het levenslicht: t Daghet in den Oosten 't Daghet in den Oosten
’t Daghet in den Oosten was een katholiek Limburgs tijdschrift dat verscheen van 1885 tot 1914. Het stond onder invloed van Guido Gezelle en propageerde zijn taalparticularisme. Het evolu... Lees meer
(1885), het studententijdschrift De Kabouter uit het Land van Loon De Kabouter uit het Land van Loon (alias Limburg)
De Kabouter uit het Land van Loon (1888-1898) was een Limburgs flamingantisch studententijdschrift, dat onder meer taaltoestanden in het Limburgse onderwijs aan de kaak stelde. Gaandeweg... Lees meer
(1888) en De Banier De Banier (1893-1905)
De Banier was een maandblad dat verscheen in Hasselt van 1893 tot 1905. Lees meer
(1893). Alle drie waren het publicaties met onder meer een ‘taelminnend’ opzet. ‘t Daghet in den Oosten en vooral De Kabouter uit het Land van Loon klaagden bovendien het taalgebruik van de verschillende openbare besturen aan. Eerstgenoemde deed dit occasioneel en uiterst voorzichtig, laatstgenoemde daarentegen had veel aandacht voor de taalmisstanden en gebruikte niet zelden een vrij harde taal.


Het bestuur en de leden van het literair genootschap Utile Dulci, 1871-1872. De ondervoorzitter was op dat moment Martin-Hubert Rutten, de latere bisschop van Luik. (Bibliotheek Hasselt Limburg)
Het bestuur en de leden van het literair genootschap Utile Dulci, 1871-1872. De ondervoorzitter was op dat moment Martin-Hubert Rutten, de latere bisschop van Luik. (Bibliotheek Hasselt Limburg)

Naast tijdschriften werden ook diverse verenigingen opgericht. Zo kwam in 1870 onder impuls van atheneumleraar Désiré Claes Claes, Désiré
Désiré Claes (1836-1910) was werkzaam in het onderwijs. Hij was ook actief als publicist en literator en speelde van bij de oprichting een belangrijke rol in het Davidsfonds, waarvan hij ... Lees meer
de eerste Limburgse Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
-afdeling tot stand. Rond 1875 bestonden er ook in enkele andere gemeenten, onder meer in Sint-Truiden en in Tongeren, afdelingen van deze Vlaamsgezinde cultuurvereniging. De eerste Limburgse studentenbond was De Jonge Klauwaarts De Jonge Klauwaarts (Hasselt)
De Jonge Klauwaarts werd in 1884 opgericht als Vlaamsgezinde katholieke studentenbond en voortgezet als bond van de Katholieke Studentenactie (KSA). De vereniging speelde zowel in de Vlaa... Lees meer
in Hasselt (1884). Later, meer bepaald in 1895, kwam de Limburgsche Katholieke Vlaamsche Studentenbond Limburgsche Katholieke Vlaamsche Studentenbond
De Limburgsche Katholieke Vlaamse Studentenbond was de koepel van de Katholieke Vlaamsche Studentenbonden in Limburg, en was in 1895 opgericht op initiatief van de Luikse seminaristen. Ze... Lees meer
tot stand. Hij telde drie gewesten: Kempen, Maaskant en Haspengouw. Na 1900 ontstonden diverse plaatselijke studentenverbonden: Maaseik (1902), Bree (1905), Sint-Truiden (1905), Tessenderlo (1905), Tongerlo (1905), Beringen (1907), Genk (1907), Spouwen (1907), Bocholt (1908), Herk-de-Stad (1908), Lanaken (1908), Ophoven (1908), Peer (1908), Rekem (1908). Verder was er nog de in 1886 in Leuven door Lodewijk Plessers Plessers, Lodewijk
Lodewijk Plessers (1862-1915) was zeer actief in de Vlaamsgezinde studentenbeweging. Hij was secretaris van Met Tijd en Vlijt, stichter van en schrijver in het studentenblad De Kabouter e... Lees meer
opgerichte Limburgse Gouwgilde, die tussen 1886 en 1889 jaarlijkse gouwdagen in de provincie organiseerde. Tot slot dient vermeld dat in 1904 onder impuls van de Hasselaar Eugeen Leën Leën, Eugeen
Eugeen Leën (1862-1932) was een drijvende kracht in de Limburgse Vlaamse beweging, onder meer als drukker-uitgever, oprichter van De Jonge Klauwaarts, secretaris van het Hasseltse Davids... Lees meer
een oud-hoogstudentenverbond tot stand kwam. In 1893 richtte dezelfde Leën het Hasselts Leesgezelschap op, een vereniging van Vlaamsgezinde intellectuelen die een Nederlandssprekende elite tot stand wilde brengen.

Verder moet hier nog de naam van Martinus-Hubertus Rutten Rutten, Martinus-Hubertus
Martinus-Hubertus Rutten (1841-1927) was een Vlaamsgezinde bisschop in Luik, die zich hoofdzakelijk bezighield met het vernederlandsen van het arbeidersmilieu en het onderwijs. Hij stond ... Lees meer
vallen, de Vlaamsgezinde titularis die het bisdom Luik van 1902 tot 1927 had, iets wat tot dan nog niet was voorgekomen. Rutten had zich van in zijn jeugd als Vlaamsgezind gemanifesteerd. Reeds in 1886 noemde hij de Vlaamse beweging in een rede op het katholiek sociaal congres te Luik een rechtvaardige zaak. Zijn bekendste toespraak hield hij op 20 april 1910, waar hij zich als bisschop richtte tot een vijftigtal kanunniken en dekens. Hij verklaarde er dat de Vlaamse taaleisen (onder meer de vernederlandsing van de Gentse universiteit) rechtmatig waren en bijgevolg moesten worden ingewilligd. Rutten kwam met dit standpunt in botsing met kardinaal Désiré Mercier Mercier, Désiré
Désiré Mercier (1851-1926) was van 1906 tot 1926 de kardinaal-aartsbisschop van het aarts­bisdom Mechelen. Hij was een vurig propagandist van het Belgisch patriottisme en leefde tijdens ... Lees meer
.

Had Vlaamse beweging in Limburg eigen kenmerken tegenover de andere provincies? Vooreerst dient opgemerkt dat de Vlaamse beweging in Limburg tijdens de periode 1830-1914 een eerder beperkte betekenis had. De provincie telde weliswaar Vlaamsgezinde voorvechters als Paul Bellefroid Bellefroid, Paul
Jurist Paul Bellefroid (1869-1959) was politicus voor de katholieke partij en zette zich in voor de vernederlandsing van de rechtspraak. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij betrokken b... Lees meer
, Désiré Claes Claes, Désiré
Désiré Claes (1836-1910) was werkzaam in het onderwijs. Hij was ook actief als publicist en literator en speelde van bij de oprichting een belangrijke rol in het Davidsfonds, waarvan hij ... Lees meer
, August Cuppens Cuppens, August
De Vlaamsgezinde priester en auteur August Cuppens (1862-1924) was actief in het Vlaamse cultuurleven en schreef sterk door zijn Limburgse leefwereld geïnspireerde literatuur. Lees meer
, Eugeen Leën Leën, Eugeen
Eugeen Leën (1862-1932) was een drijvende kracht in de Limburgse Vlaamse beweging, onder meer als drukker-uitgever, oprichter van De Jonge Klauwaarts, secretaris van het Hasseltse Davids... Lees meer
, Lodewijk Plessers Plessers, Lodewijk
Lodewijk Plessers (1862-1915) was zeer actief in de Vlaamsgezinde studentenbeweging. Hij was secretaris van Met Tijd en Vlijt, stichter van en schrijver in het studentenblad De Kabouter e... Lees meer
, Steven Prenau Prenau, Steven
Limburger Steven Prenau (1866-1929) pleitte voor een beschaafde uitspraak van het Nederlands. Tijdens WOI was hij betrokken bij de socialistische stroming binnen het activisme en lid van... Lees meer
, Nicolas Theelen Theelen, Nicolas
Nicolas Theelen (1848-1918) was uitgever van Nederlandstalige periodieken in Limburg. Hij ijverde eveneens voor vernederlandsing via diverse verenigingen, lezingen en toneelopvoeringen.... Lees meer
, Jozef Geurts Geurts, Jozef
Priester en leraar Jozef Geurts (1871-1946) publiceerde letterkundige bijdragen in tal van Vlaamse kranten en tijdschriften. Hij was voorzitter van Het Leesgezelschap en medestichter van ... Lees meer
en anderen, maar zij oefenden buiten hun eigen provincie geen invloed uit. Ook hadden de Limburgse flamingantische verenigingen niet zo heel veel om het lijf en bereikten hun publicaties weinig lezers.

Een tweede kenmerk van de Vlaamse beweging in het Limburg van vóór 1914 was dat zij eerder laat aansloot bij nieuwe inhoudelijke evoluties. Buiten de provincie streed men in de periode 1860-1885 voor een aangepaste taalwetgeving, terwijl men in de periode 1885-1914 naar een Vlaams radicalisme evolueerde. In Limburg was de Vlaamse beweging tot 1880 nog bijna exclusief van ‘taalminnende’ aard. Daar kwam slechts geleidelijk verandering in. Toch bleef de ‘taalminnarij’ tot 1914 een niet onbelangrijk onderdeel van de Limburgse Vlaamse beweging.

De Vlaamse beweging was in Limburg niet alleen relatief onbelangrijk en onvoldoende ontwikkeld, zij werd ook nagenoeg uitsluitend door katholieken gedragen, wat niet abnormaal was in een provincie die bijna exclusief door katholieken bewoond werd. Het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
betekende weinig of niets in vergelijking met het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
, terwijl de Vlaamse studentenbeweging in de scholen van het Rijk – die overigens weinig talrijk waren en die veel minder leerlingen telden dan de katholieke – bijna volledig afwezig was. Het Vlaamsgezinde liberalisme beperkte zich tot een kleine groep intellectuelen, meestal leraars en onderwijzers in Hasselt, Tongeren en Sint-Truiden.

In verband met het katholieke karakter van Limburg dient nog vermeld dat de studentenbonden op de volledige steun van de Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
konden rekenen, zeker vanaf 1902, het jaar waarin Rutten bisschop van Luik werd. Wel hield de kerkelijke overheid de bonden via haar priesters en seminaristen goed in handen. De invloed van de studenten in Leuven, die nogal eens stelling namen tegen het wereldlijk en kerkelijk gezag, althans inzake taalaangelegenheden, werd daardoor beperkt.

Een laatste kenmerk van de Limburgse Vlaamse beweging is dat zij, althans tot 1880, een geïsoleerd bestaan leidde. Er waren maar weinig contacten met de flaminganten uit andere provincies. Dit gold ook voor de studentenbonden die elders via hun leden, die aan de Leuvense universiteit studeerden, ingeschakeld waren in een algemeen Vlaamse studentenbond. Toen in 1877 in Gent het eerste overkoepelend orgaan van de Vlaamse studentenbonden werd opgericht, bleven de Limburgers afwezig, hoewel zij herhaaldelijk waren aangezocht om zitting te nemen in dit orgaan. Dienaangaande verklaarde Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
in een brief aan Pol de Mont: “Limburg slaapt in zijn classico-pedantisme”, en Jakob Muyldermans Muyldermans, Jakob
Lees meer
schreef in een speciale oproep, gepubliceerd in De Vlaamsche Vlagge De Vlaamsche Vlagge (1875-1933)
De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) was een West-Vlaams scholieren- en studententijdschrift onder wisselende redactie van seminaristen, universiteitsstudenten en priester-leraars. Het ademde ... Lees meer
van Pasen 1878: “Limburg is tot nu toe verborgen achter een Chinese muur.” Uitzonderingen hierop waren de contacten van een aantal Limburgse ‘taelminnaren’ met de West-Vlaamse dichter Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
en de band tussen Utile Dulci in Sint-Truiden en het cultureel studentengenootschap Met Tijd en Vlijt Met Tijd en Vlijt
Met Tijd en Vlijt was een Vlaamsgezind Studentengenootschap dat in 1836 aan de Leuvense universiteit werd opgericht en bleef bestaan tot na de Tweede Wereldoorlog. Het speelde tot 1875 e... Lees meer
in Leuven.

Tijdens de laatste twee decennia van de 19de eeuw kwam hier verandering in. In de studentenbeweging Studentenbeweging
Lees meer
waren er toen persoonlijke contacten tussen Limburgse en niet-Limburgse leiders. Zo is er de briefwisseling tussen de Luikse seminarist J.N. Bernard en Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
. Ook het optreden van Lodewijk Plessers Plessers, Lodewijk
Lodewijk Plessers (1862-1915) was zeer actief in de Vlaamsgezinde studentenbeweging. Hij was secretaris van Met Tijd en Vlijt, stichter van en schrijver in het studentenblad De Kabouter e... Lees meer
(Niel-bij-As) is in dit verband van belang. Als rechtenstudent in Leuven was hij een toonaangevende figuur in de Vlaamsche Strijdersbond Vlaamsche Strijdersbond
Lees meer
, een interprovinciale vereniging van radicale studenten. Vanaf 1903 schakelden de Limburgse studentenbonden zich, verenigd in het Limburgsche Katholieke Vlaamsche Studentenbond, in het toen opgerichte (overkoepelend) Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (1903-1935) was de organisatorische vormgeving van de katholieke Vlaamse studentenbeweging: een jeugdbeweging met plaatselijke bonden van ka... Lees meer
(AKVS) in.

1914-1918

Al in de eerste maanden na de Duitse inval op 4 augustus 1914 ontwikkelden zich activistische kernen in Gent, Antwerpen en Brussel. In Limburg manifesteerde het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
– de collaboratie met de Duitse bezetter door een deel van de Vlaamse beweging – zich veel later en het initiatief kwam in belangrijke mate van buiten de provincie. Na de oprichting van de activistische Raad van Vlaanderen Raad van Vlaanderen (1917-1918)
De Raad van Vlaanderen (1917-1918) was een activistisch marionettenparlement tijdens de Eerste Wereldoorlog, dat onderdeel was van de Duitse plannen om in Vlaanderen een blijvende invloed... Lees meer
in Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
, een soort officieus Vlaams Parlement, probeerden de activisten ook voet aan de grond te krijgen in minder verstedelijkte gebieden, waaronder ook Limburg. Men ging daarbij omzichtig te werk, want hoewel er enige aanhang bestond in de provincie bleek de vijandigheid bij de Limburgse bevolking groot. In augustus 1917 werd uiteindelijk Jan Borms Borms, Jan
Jan Borms (1888-1956) was de halfbroer van activistisch boegbeeld August Borms en engageerde zich in diens slipstream in het Limburgse activisme. Tijdens het interbellum was hij vanuit Ne... Lees meer
, de broer van August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
, door de Raad van Vlaanderen aangesteld als propagandaleider voor Limburg. Hij zou snel uitgroeien tot de centrale spil en bezieler van het activisme in Limburg.

Het Limburgse activisme toonde zich, en dit mee aangestuurd door het Duitse militaire bezettingsbestuur, eerder gematigd en federalistisch van inslag. De activisten probeerden zo nauw mogelijk aan te sluiten bij het vooroorlogse katholieke flamingantisme in Limburg. In De Bode van Limburg De Bode van Limburg
De Bode van Limburg was een activistisch Limburgs weekblad. Het verscheen van 5 maart 1916 tot 24 november 1918. Lees meer
, vanaf 1917 de spreekbuis van de activisten in Limburg, bleef het discours ostentatief binnen de Belgische krijtlijnen: een zelfstandig Vlaanderen, binnen een vrij België. Vooraanstaande Limburgse flaminganten die zich bekenden tot dit voorzichtige activisme waren onder meer Paul Bellefroid Bellefroid, Paul
Jurist Paul Bellefroid (1869-1959) was politicus voor de katholieke partij en zette zich in voor de vernederlandsing van de rechtspraak. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij betrokken b... Lees meer
(schepen van Hasselt en provincieraadslid), Jan Quintens Quintens, Jan
Jan Quintens (1858-1923) was gemeenteraadslid voor de Katholieke Partij in Sint-Truiden. Tijdens WOI speelde hij een prominente rol in het Limburgse activisme. Zo was hij burgemeester va... Lees meer
(schepen van Sint-Truiden), Camiel Libbrecht Libbrecht, Camiel
Lees meer
, Antoon-Alfons Plevoets Plevoets, Antoon-Alfons
Advocaat Antoon-Alfons Plevoets (1883-1965) was bedrijvig in verschillende Vlaamsgezinde verenigingen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij betrokken bij het activisme in Limburg en wer... Lees meer
, Steven Prenau Prenau, Steven
Limburger Steven Prenau (1866-1929) pleitte voor een beschaafde uitspraak van het Nederlands. Tijdens WOI was hij betrokken bij de socialistische stroming binnen het activisme en lid van... Lees meer
en Jozef Vrijdaghs Vrijdaghs, Jozef
De advocaat Jozef Vrijdaghs (1890-1950) was een prominent activist in Limburg en lid van de Raad van Vlaanderen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog trad hij toe tot het Vlaamsch Nationaal Ver... Lees meer
. Radicale anti-Belgische geluiden waren te horen bij Johan Eggen Eggen van Terlan, Johan
Johan Eggen van Terlan (1883-1952) was een Gentse jurist die tijdens de Eerste Wereldoorlog koos voor het activisme. Lees meer
, een hoogleraar in Gent met Limburgse roots, en de uitgeweken Limburger Paul Vrijdaghs Vrijdaghs, Paul
Limburger Paul Vrijdaghs (1886-1945) was tijdens WOI lid van de Raad van Vlaanderen. Na de oorlog vluchtte hij naar Nederland. Daarna vestigde hij zich in Duitsland waar hij propaganda m... Lees meer
. Hun aanhang in Limburg was echter zeer beperkt.

Onder leiding van Jan Borms werd het activisme in Limburg voorzichtig uitgebouwd. Verschillende verweerkorpsen ( Groeningerwachten Groeningerwachten
De Groeningerwacht was een Vlaamsgezinde jongemannenvereniging, opgericht op 11 juli 1909 en ontbonden bij het einde van de Eerste Wereldoorlog. De organisatie stapte mee in het activisme... Lees meer
) werden opgericht, maar uiteindelijk zou enkel de afdeling in Sint-Truiden een succesvolle werking ontplooien, mede onder impuls van de jonge secretaris Jozef van Overstraeten Van Overstraeten, Jozef
Lees meer
. Ook groeide er een zekere aanhang binnen de verschillende studentenbonden. Zo steunde de Hasseltse bond De Jonge Klauwaarts De Jonge Klauwaarts (Hasselt)
De Jonge Klauwaarts werd in 1884 opgericht als Vlaamsgezinde katholieke studentenbond en voortgezet als bond van de Katholieke Studentenactie (KSA). De vereniging speelde zowel in de Vlaa... Lees meer
de vernederlandsing van de Gentse universiteit door de Duitsers (zie Hoger onderwijs Gent Hoger onderwijs in Gent
Met de vernederlandsing in 1930 als hoogtepunt is de Gentse universiteit een belangrijk strijdpunt geweest in de Vlaamse beweging. Van het Latijn uit 1817 tot het Engels van vandaag: het ... Lees meer
). Ook is bekend dat de verbanning aan het IJzerfront van legeraalmoezenier Paul Vandermeulen Vandermeulen, Paul
Paul Vandermeulen (1893-1975) was een studentenleider, frontaalmoezenier en beroemd Vlaams katholiek figuur. Lees meer
wegens Vlaamsgezinde uitspraken, leidde tot pro-activistische stellingnamen bij tal van studenten (Vandermeulen was vóór de oorlog proost van het Limburgse AKVS). Met veel moeite werd in de loop van 1918 ook een Limburgse gouwraad samengesteld. Het was de bedoeling dat deze gouwraad op termijn de provincieraad zou vervangen, maar ze kwam amper van de grond en vergaderde slechts één keer.

Hoewel de activisten er in Limburg dus in slaagden enige aanhang te verwerven binnen de voorhoede van het vooroorlogse flamingantisme, bleef de beweging in de provincie toch bijzonder zwak. Enkel in Hasselt en Sint-Truiden kon een noemenswaardige activistische werking worden uitgebouwd. Ongetwijfeld konden bepaalde activistische verwezenlijking op goedkeuring rekenen binnen bredere katholiek-flamingantische middens, maar de afkeer voor de samenwerking met de bezetter was groot. Het ontbreken van openlijke steun bleek ook heel duidelijk uit de volksraadplegingen die aan de oprichting van de tweede Raad van Vlaanderen voorafging. Hoewel de Duitse propaganda gewag maakte van een opkomst in Limburg van 3625 kiezers, kwamen in realiteit slechts 1172 toehoorders opdagen, waaronder ook opposanten.

Nadat in de herfst van 1918 de krijgskansen definitief in het nadeel van Duitsland keerden, sloegen de meest vooraanstaande Limburgse activisten op de vlucht en trokken naar Nederland. Na de bevrijding van het Belgische grondgebied werden de meesten door het Belgische gerecht bij verstek zwaar gestraft (zie Repressie na WOI Repressie na de Eerste Wereldoorlog
De ‘repressie’ na de Eerste Wereldoorlog was de bestraffing van degenen die tussen 1914 en 1918 met de Duitse bezetter collaboreerden en misdrijven tegen de veiligheid van de (Belgische)... Lees meer
).

1918-1940

In de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog breidde de Vlaamse studentenbeweging Studentenbeweging
Lees meer
zich in Limburg sterk uit. De provincie telde in 1923-1924 39 plaatselijke bonden, terwijl dat er in 1908 slechts 15 waren. Deze bonden hadden tot ongeveer 1920 slechts een losse verhouding met het hoofdbestuur van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (1903-1935) was de organisatorische vormgeving van de katholieke Vlaamse studentenbeweging: een jeugdbeweging met plaatselijke bonden van ka... Lees meer
(AKVS) in Leuven. De leiding van de Limburgse studentenbeweging was in feite, via het overkoepelend Limburgsche Katholieke Vlaamsche Studentenbond Limburgsche Katholieke Vlaamsche Studentenbond
De Limburgsche Katholieke Vlaamse Studentenbond was de koepel van de Katholieke Vlaamsche Studentenbonden in Limburg, en was in 1895 opgericht op initiatief van de Luikse seminaristen. Ze... Lees meer
, in handen van seminaristen in Luik. Vanaf 1920 werd de beweging evenwel ingeschakeld in het AKVS. Toch werden de banden met het bisdom niet helemaal verbroken. Zo was er een officieel door de bisschop van Luik aangestelde gouwproost.

In de periode 1920-1925 radicaliseerde de Limburgse studentenvereniging. Dat gebeurde onder impuls van leden die aan de universiteit in Leuven de invloed van het centrale AKVS ondergingen. Dezen beschouwden het Vlaams-nationalisme als het fundament van de studentenbeweging. Hoewel de kerkelijke overheid, niet het minst bisschop Rutten Rutten, Martinus-Hubertus
Martinus-Hubertus Rutten (1841-1927) was een Vlaamsgezinde bisschop in Luik, die zich hoofdzakelijk bezighield met het vernederlandsen van het arbeidersmilieu en het onderwijs. Hij stond ... Lees meer
, tegen deze ontwikkeling inging en een aantal bonden zich van het AKVS afscheurde, keerde zich een groot aantal Limburgse studenten tegen de unitaire Belgische staat en werd voorstander van 'zelfbestuur' voor Vlaanderen.

Vrij kort na de Eerste Wereldoorlog, meer bepaald op 22 februari 1919, werd in Hasselt de Katholieke Vlaamsche Bond van Limburg Katholieke Vlaamsche Bond van Limburg
Lees meer
(KVBvL) opgericht, een federatie van katholieke verenigingen – er waren er haast geen andere in Limburg – die een Vlaams minimumprogramma Minimumprogramma
Het Minimumprogramma was de benaming voor het eisenpakket dat de Belgisch-loyale flaminganten, in het bijzonder inzake taalwetgeving, in de periode tussen de beide wereldoorlogen nastreef... Lees meer
onderschreven: de vernederlandsing van het onderwijs Onderwijs
Lees meer
, het gerecht Gerecht
Lees meer
en het bestuur Bestuur
Het taalgebruik in het bestuur is een centraal aspect van de Belgische taalkwestie. Het omvat het proces van het afdwingen van taalrechten voor Vlamingen evenals de bestuurstaalwetgeving ... Lees meer
, en de indeling van het leger Leger
Lees meer
in Vlaamse en Franstalige regimenten. Men kon zich ook individueel aansluiten. Na korte tijd werden plaatselijke afdelingen opgericht – eind 1919 waren dat er reeds 117 – die kantonnaal waren gegroepeerd. De KVBvL was pluralistisch, waardoor zowel nationalisten als minimalisten er deel van konden uitmaken. De enige voorwaarde voor toetreding was het onderschrijven van het minimumprogramma. De Bond kon rekenen op de steun van de geestelijkheid, in de eerste plaats bisschop Rutten, en van christelijke sociale organisaties als de Belgische Boerenbond Belgische Boerenbond
De Boerenbond is een beroepsorganisatie van en voor landbouwers die tot ver in de 20ste eeuw sterke banden had met de Kerk en de katholieke partij, zich van meet af sterk engageerde in de... Lees meer
en het Algemeen Christelijk Werk(nem)ersverbond Algemeen Christelijk Werknemersverbond
Het Algemeen Christelijk Werkersverbond werd gesticht op 17 juli 1921 en in 1991 herdoopt als ACW Koepel van Christelijke Werknemers. In 2014 werd de organisatie omgevormd tot Beweging.ne... Lees meer
(ACW). Dit alles maakte van de KVBvL een sterke vereniging.

Het spreekt vanzelf dat de Bond belangstelling had voor de eerste naoorlogse parlementsverkiezingen. Deze zouden plaatshebben op 16 november 1919, op basis van het algemeen enkelvoudig stemrecht (voor mannen). De KVBvL slaagde erin om de katholieke partij haar programma te laten onderschrijven. Eveneens werden twee kandidaten van de Bond op de katholieke Kamerlijsten opgenomen, namelijk Jules van Caenegem Van Caenegem, Jules
Jules van Caenegem (1880-1942) was ingenieur, onderwijzer en minister van Openbare Werken. Al medestichter van het VEV maakte hij zich sterk voor een Vlaamse meerderheidspositie in het be... Lees meer
, voorzitter van de KVBvL en uitgever Frans Theelen Theelen, Frans
Frans Theelen (1885-1971) was de uitgever van onder andere Het Belang van Limburg. Hij was ook volksvertegenwoordiger voor de Katholieke Partij. Lees meer
. Enkele conservatieve katholieken volgden niet. Zij richtten met de Union Catholique een eigen partij van Belgisch-nationalistische strekking op. De verkiezingen waren in Limburg een succes voor de katholieke partij Katholieke partij
De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder m... Lees meer
. Met iets meer dan 60% van de stemmen bleven de vijf Kamerzetels van voor de oorlog behouden. De twee overige zetels gingen met 20% naar de liberalen. De katholieke Belgisch-nationalistische scheurlijst (13%) en de socialisten (6%) behaalden geen zetels. De KVBvL was tevreden. Zijn kandidaten, Van Caenegem en Theelen raakten verkozen, terwijl ook de Limburgse Kamerleden Joris Helleputte Helleputte, Joris
Joris Helleputte (1852-1925) heeft bijna een halve eeuw lang gewogen op de Belgische samenleving: als neogotisch architect, als gangmaker van sociale organisaties, inzonderheid de Belgisc... Lees meer
en Johan Ramaekers Ramaekers, Johan
Johan Ramaekers (1862-1930) was lid van de in 1892 in Brussel gestichte, democratische en Vlaamsradicale Vlaamsche Volkspartij (1892-1895). Hij was uitgever van haar partijorganen en in 1... Lees meer
bij de Vlaamsgezinden werden gerekend.


Verkiezingspamflet van de Frontpartij in Limburg voor de parlementsverkiezingen van 1921. (ADVN, VFA4429)
Verkiezingspamflet van de Frontpartij in Limburg voor de parlementsverkiezingen van 1921. (ADVN, VFA4429)

Terwijl elders in Vlaanderen vanaf 1919 Vlaams-nationalistische lijsten voor de parlementsverkiezingen werden ingediend, gebeurde dit in Limburg pas
vanaf 1921. De Limburgse Vlaams-nationalisten namen deel aan de verkiezingen als afdeling van de Frontpartij Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
. Er werd evenwel geen zetel behaald. Het stemmenpercentage van de Limburgse nationalisten (2,29%) bedroeg minder dan de helft van het Vlaams gemiddelde (6,05%). Bij de verkiezingen van 1925 bleef men niet ver onder dit gemiddelde. Toch werd er opnieuw geen zetel behaald, vooral omdat de beide Limburgse kieskringen, Hasselt en Tongeren-Maaseik, erg klein waren, althans wat het aantal te begeven mandaten betrof. Om succes te hebben diende men een vrij hoog percentage te behalen. Zo kreeg Tongeren-Maaseik, de sterkste Vlaams-nationale kieskring (6,40%) geen zetel, terwijl Brussel er met 3,34% wel een veroverde. Niet alleen behaalde de Frontpartij dus geen zetel in Limburg, zij beschikte er ook niet over een organisatie. In de periodes tussen de verkiezingen bestond zij niet. Wel waren de Limburgse nationalisten actief in de KVBvL. In 1929 zouden zij vanuit deze bond een eigen machtspositie uitbouwen.

De parlementsverkiezingen van 1921 betekenden opnieuw een succes voor de katholieke partij in Limburg. Zowel in de Kamer als in de Senaat werd een extra zetel gewonnen. Als kersvers senator trad priester Pieter Jan Broekx Broekx, Pieter Jan
De priester Pieter Jan Broekx (1881-1968) was als directeur van het Secretariaat voor Godsdienstige en Maatschappelijke Werken, oprichter van Ons Limburg en provinciaal senator een van d... Lees meer
aan, de drijvende kracht achter het Limburgse ACW Algemeen Christelijk Werknemersverbond
Het Algemeen Christelijk Werkersverbond werd gesticht op 17 juli 1921 en in 1991 herdoopt als ACW Koepel van Christelijke Werknemers. In 2014 werd de organisatie omgevormd tot Beweging.ne... Lees meer
. Als verdediger van het minimumprogramma zette hij zich samen met zijn Limburgse collega-senatoren in voor de volledige vernederlandsing van de Gentse universiteit. Broekx verwees daarbij naar de taaltoestanden in de Limburgse mijnen, waar vrijwel alle leidinggevende posities werden ingenomen door Franstaligen. Nadat er geen meerderheid werd gevonden in de Senaat voor de volledige vernederlandsing, schaarden de Limburgse parlementsleden zich met tegenzin achter het compromisvoorstel van de liberale minister van Onderwijs Pierre Nolf Nolf, Pierre
Pierre Nolf (1873-1953) was minister van Kunsten en Wetenschappen. Hij gaf zijn naam aan de zogenaamde Nolf-barak, de scheldnaam voor de gedeeltelijke vernederlandsing op zijn initiatief... Lees meer
(zie Hoger onderwijs in Gent Hoger onderwijs in Gent
Met de vernederlandsing in 1930 als hoogtepunt is de Gentse universiteit een belangrijk strijdpunt geweest in de Vlaamse beweging. Van het Latijn uit 1817 tot het Engels van vandaag: het ... Lees meer
)

Teleurgesteld door de goedkeuring van de Nolf-wet, viel de werking van de KVBvL zo goed als stil. Pas midden 1927 liet de Bond opnieuw van zich horen, na een interne hervorming en onder voorzitterschap van Jozef Deumens Deumens, Jef
Jef Deumens (1890-1973) was oorlogsvrijwilliger in 1914-1918, actief in de christelijke arbeidersbeweging, gemeenteraadslid van Hasselt, KVVL-Kamerlid, VNV-Senator en oorlogsburgemeester... Lees meer
. Onder druk van radicale elementen werden hardere standpunten ingenomen. Men weigerde zich effectief te integreren in de Katholieke Vlaamsche Landsbond Katholieke Vlaamse Landsbond (1919-1964)
De Katholieke Vlaamsche Landsbond (1919-1955) was de federatie van de Katholieke Vlaamsche Arrondissementsbonden, die als drukkingsgroep streed voor de vernederlandsing van Vlaanderen met... Lees meer
, waarvan werd gezegd dat het een filiaal was van de katholieke partij. Studenten en scholieren kwamen in verzet. Het clandestiene blaadje De Kabouter voerde van 1928 tot 1931 een harde oppositie tegen de opslorping van de Limburgse studentenbonden door het Hoogstudentenverbond voor Katholieke Actie Hoogstudentenverbond voor Katholieke Actie
Het Hoogstudentenverbond voor Katholieke Actie (HVKA) (1933 - circa 1965) was een studentenvereniging voor universitaire Katholieke Actie (KA) met als tijdschrift Universitas. Lees meer
(HVKA).


Bezoek van minister Poullet aan het Secretariaat der Christelijke Sociale Werken van Limburg, Hasselt, 19 augustus 1925. Zittend, van links naar rechts: Frans de Schaetzen, Pieter-Jan Broekx, Prosper Poullet, Jules van Caeneghem en Albert Palmers, met op de tweede rij tussen deze twee laatsten in Jozef Deumens. (KADOC, kfd000382)
Bezoek van minister Poullet aan het Secretariaat der Christelijke Sociale Werken van Limburg, Hasselt, 19 augustus 1925. Zittend, van links naar rechts: Frans de Schaetzen, Pieter-Jan Broekx, Prosper Poullet, Jules van Caeneghem en Albert Palmers, met op de tweede rij tussen deze twee laatsten in Jozef Deumens. (KADOC, kfd000382)

De belangrijkste actievoerders die de KVBvL vanaf 1927 in Vlaams-nationale richting stuwden, waren oud-studenten van de universiteit van Leuven. Sommigen van hen hadden een leidende rol gespeeld in de Limburgse AKVS en waren later nauw betrokken bij de studentenrevolte van 1924-1925 in Leuven.

Deze radicalen, waaronder Hendrik Ballet Ballet, Hendrik
Hendrik Ballet (1901-1974) was een Vlaams-nationalistische politicus in Limburg (interbellum) en Antwerpen (jaren 1960-1970). Ballet trad tijdens de oorlog op als gouwleider van het VNV v... Lees meer
, Mathieu Croonenberghs Croonenberghs, Mathieu
Advocaat Mathieu Croonenberghs (1904-1976) was tijdens het interbellum een van de pioniers van het Vlaams-nationalisme in Limburg. Hij kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog terecht in de co... Lees meer
, Paul Cools en Eugeen Verpoorten, waren in contact gekomen met Simon Lindekens Lindekens, Simon
Simon Lindekens (1871-1973) was een Vlaams politicus voor de Katholieke Vlaamsche Volkspartij Limburg (KVV). Lees meer
en Jozef Lysens Lysens, Jef
Jozef Lysens (1896-1950) was een advocaat en Vlaams-nationalistisch politicus uit Tongeren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij veroordeeld voor zijn activiteit in de Frontbeweging. T... Lees meer
, beiden leden van het bestuur van de KVBvL. In de loop van 1928 stemden ze hun violen op elkaar af. Hun onderling overleg had plaats in het café Het Haaske, het Vlaamse Huis Vlaamse Huizen
Lees meer
in Hasselt. Vrij snel werden zij, naar hun vergaderlokaal, 'de groep van Het Haaske' genoemd. Spoedig kregen zij de steun van De Bilzenaar De Bilzenaar
De Bilzenaar (1890-1936) was een Vlaams-nationalistisch weekblad. Lees meer
, een nieuws- en aankondigingenblad voor het kanton Bilzen. Oorspronkelijk steunde dat de katholieke partij. In 1925 deed het een voorzichtige stap in meer radicale richting. Het weigerde toen een keuze te maken tussen de katholieke partij en de Frontpartij. Na de verkiezingen van 1925 werd het proces van radicalisering duidelijk voortgezet. Het is dan ook niet verwonderlijk dat De Bilzenaar het optreden van de groep van Het Haaske over de hele lijn steunde en de Vlaamsgezinde kiezers aldus voorbereidde op de komst van een nieuwe partij.

Enkele maanden voor de parlementsverkiezingen van 1929 slaagde de groep van Het Haaske erin om de KVBvL – ondanks het verzet van Senator Pieter-Jan Broekx – een Vlaams kiesprogramma te laten goedkeuren dat aanleunde bij dat van de Vlaams-nationalisten. Verder richtte de groep een verzoek aan de voorzitter van de katholieke kiesvereniging. Men stelde hem voor op de katholieke lijsten telkens één Vlaams-nationalist op te nemen. Hoewel dit verzoek niet onmiddellijk werd afgewezen, kwam er uiteindelijk niets van terecht. De nationalisten gingen daarop hun eigen weg. Zij stichtten een nieuwe partij, de Katholieke Vlaamsche Volkspartij Limburg Katholieke Vlaamsche Volkspartij van Limburg
De Katholieke Vlaamsche Volkspartij Limburg (KVVL) (1929-1936) werd door katholieke Vlaams-nationalisten in 1929 opgericht, haalde meteen parlementszetels en ging na de parlementsverkiezi... Lees meer
(KVVL), met Hendrik Ballet als voorzitter. Bij de parlementsverkiezingen van 1929 dienden zij eigen lijsten in, met succes: de populaire arts Simon Lindekens werd tot senator verkozen en Gerard Romsée Romsée, Gerard
Lees meer
werd volksvertegenwoordiger. Gerard Romsée, die afkomstig was uit een Franssprekende familie in Guigoven, had een grote rol gespeeld in de studentenrevolte van 1924-1925 in Leuven en was na zijn studietijd advocaat geworden. Romsée werd meteen de onbetwiste kopman van de Limburgse Vlaams-nationalisten en zou dit ook blijven.


Toespraak van Gerard Romsée op de Landdag van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij Limburg (KVVL), Tessenderlo, 1930. (ADVN, VFA3757)
Toespraak van Gerard Romsée op de Landdag van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij Limburg (KVVL), Tessenderlo, 1930. (ADVN, VFA3757)

Als katholieke partij onderschreef de KVVL de katholieke staats- en maatschappijleer. Zo kwam men op voor de katholieke moraal in het openbaar leven en was men vragende partij voor de subsidiëring van het vrij onderwijs en andere katholieke instellingen. Van het pluralisme van de Frontpartij wilde de KVVL niets weten. Op nationalistisch gebied was het KVVL een voorstander van de federalistische Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
omvorming van België. Groot-Nederland Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
werd gezien als een verre toekomstdroom en kwam als dusdanig niet voor in het partijprogramma.

Het succes van de KVVL in 1929 was geen voorbijgaand verschijnsel. De partij behield haar beide mandaten in 1932. In 1936 behaalde ze een grote overwinning en kwamen hier nog twee Kamerzetels bij (Ballet en Deumens), alsook één zetel van provinciaal senator (Lysens). Het verlies voor de katholieke partij was groot. Voor de Kamer vielen de katholieken terug op 40,2% van de stemmen en voor de Senaat op 44,4%, een verlies van respectievelijk bijna 17% en 13%.

Op 10 oktober 1933 sloot de KVVL aan bij het kort daarvoor opgerichte Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV). De partij werd echter niet opgegeven. De KVVL behield haar eigen structuur en programma en nam nog steeds onder eigen naam deel aan verkiezingen. Pas na de parlementsverkiezingen van 1936 kwam hieraan een einde en ging de KVVL op in het VNV. De Bilzenaar en Maas- en Kempenbode, de weekbladen van de KVVL, fuseerden tot het VNV-blad Hou Zee Hou-Zee (1936-1940)
Hou-Zee (1936-1940) was het weekblad van het Limburgse Vlaamsch Nationaal Verbond-VNV. Lees meer
. Gerard Romsée had de eenmaking tot VNV lang tegengehouden, omdat hij vreesde dat het VNV-programma niet zou aanslaan in zijn provincie. In 1936 bleek deze vrees niet langer gegrond te zijn. Overigens was Romsée inmiddels persoonlijk naar een meer rechtse staatsopvatting geëvolueerd.

De verkozenen en de kaderleden van de KVVL, die VNV'ers waren geworden, onderschreven voortaan het Dietse en autoritair-corporatieve programma van hun nieuwe partij. Individueel bleven vele Limburgse VNV'ers evenwel federalisten en sommigen hadden moeite met het autoritaire karakter van de beweging. Ook xenofobe en antisemitische Antisemitisme
Lees meer
standpunten, die latent aanwezig waren bij de KVVL (alsook binnen de bredere publieke opinie), kwamen vanaf 1936 duidelijker naar de voorgrond, uitgedragen door kopstukken zoals Jef Hermans Hermans, Jozef
Limburger Jozef Hermans (1895-1942) was Kamerlid voor de Katholieke Vlaamsche Volkspartij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het VNV en de Dietsche Militie-Zwarte Brigade.... Lees meer
, Deumens Deumens, Jef
Jef Deumens (1890-1973) was oorlogsvrijwilliger in 1914-1918, actief in de christelijke arbeidersbeweging, gemeenteraadslid van Hasselt, KVVL-Kamerlid, VNV-Senator en oorlogsburgemeester... Lees meer
en Theo Brouns Brouns, Theo
Lees meer
. Naast verzet tegen buitenlandse arbeidskrachten in de steenkoolmijnen, profileerde de Limburgse VNV zich steeds nadrukkelijker tegen Joodse migranten en vluchtelingen die als een bedreiging voor de lokale middenstand werden gezien (zie Immigratie Immigratie
Vanaf de jaren 1960 werd Vlaanderen een immigratieregio, maar al veel vroeger kenden sommige Vlaamse steden en regio’s een instroom van immigranten van buiten Vlaanderen. Deze bijdrage s... Lees meer
, Antisemitisme Antisemitisme
Lees meer
).

Bij de verkiezingen van 1939 bleef het resultaat van het VNV in Limburg nagenoeg gelijk. In het arrondissement Hasselt was er een lichte vooruitgang, in Tongeren-Maaseik een lichte achteruitgang. Het Limburgse VNV behield haar drie Kamerzetels (Romsée, Ballet en Hermans) en twee Senaatszetels (Deumens en Lysens). De grote doorbraak van 1936 kende dus geen vervolg, maar het mag duidelijk zijn dat het Vlaams-nationalisme een behoorlijke aanhang had verworven in Limburg. Het stemmenpercentage van de Limburgse Vlaams-nationalisten groeide van 16,4% in 1929 tot 24,4% in 1939. Reeds in 1929 steeg de provincie uit boven het Vlaamse gemiddelde (11,6%). In het arrondissement Tongeren-Maaseik behaalde het VNV in 1939 25% van de stemmen, in Hasselt 23,6%. Op (het kleine) Ieper en Turnhout na waren dit de hoogste arrondissementele percentages van Vlaanderen.


Affiche van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) voor de parlementsverkiezingen van 1939. Ontwerp Frans van Immerseel.
Affiche van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) voor de parlementsverkiezingen van 1939. Ontwerp Frans van Immerseel.

Wat is hiervan de verklaring? Historicus Bruno de Wever heeft in zijn standaardwerk over de geschiedenis van het VNV gewezen op de relatie tussen enerzijds de sterkte van het Vlaams-nationalisme in een bepaalde streek en anderzijds het sociaaleconomische profiel van diezelfde streek. Hij stelde vast dat het VNV het doorgaans goed deed in streken die een sociaaleconomische transitie doormaakten, terwijl het tegenovergestelde het geval was in traditionele landbouw- of industriegebieden. Dit gaat ook voor Limburg op. Noord- en Midden-Limburg waren vanaf 1918 in transitie. Men schakelde vrij massaal over van landbouw naar industrie. Dit ging gepaard met een sterke groei van het flamingantisme in het algemeen en het Vlaams-nationalisme in het bijzonder. Zuid-Limburg daarentegen kende geen grote veranderingen op sociaaleconomisch terrein. Het bleef wat het altijd was geweest: een landbouwgebied en een arbeidersreservoir voor de Luikse industrie. Ook moet men ermee rekening houden dat het zuiden van de provincie vlak bij de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
ligt en dat Luik er in tal van opzichten een grote aantrekkingskracht op uitoefende. In tegenstelling met Noord- en Midden-Limburg waren er in het zuiden maar weinig Vlaamsgezinden.

Het bestaan van een katholieke Belgisch-nationalistische scheurlijst had tot gevolg dat de katholieke partij in Limburg geen compromissen in eigen kring diende af te sluiten. Zij kon het zich permitteren uitgesproken Vlaamsgezind te zijn. Bovendien was een aantal van haar leiders toonaangevende flaminganten, onder meer Jules van Caenegem Van Caenegem, Jules
Jules van Caenegem (1880-1942) was ingenieur, onderwijzer en minister van Openbare Werken. Al medestichter van het VEV maakte hij zich sterk voor een Vlaamse meerderheidspositie in het be... Lees meer
en Emile Blavier Blavier, Emile
Lees meer
. Ook de reeds vermelde topman van het Limburgse ACW, priester Pieter-Jan Broekx Broekx, Pieter Jan
De priester Pieter Jan Broekx (1881-1968) was als directeur van het Secretariaat voor Godsdienstige en Maatschappelijke Werken, oprichter van Ons Limburg en provinciaal senator een van d... Lees meer
, was een felle voorstander van Vlaamse gelijkberechtiging. Het feit dat de katholieke partij in Limburg onderdeel was van een partij met unitaire structuren, die bovendien steeds deel uitmaakte van de regering, was uiteraard mee bepalend voor het perspectief van de Limburgse katholieken op Vlaamse kwestie, evenals hun bereidheid tot het zoeken naar compromissen. Dit maakte hen voor de KVVL en vervolgens het VNV dan weer tot een bestendige schietschijf.

Dit alles belette niet dat er in 1932 en 1936 besprekingen plaatshadden tussen de KVVL en de katholieke partij, met het oog op de vorming van kartellijsten voor de parlementsverkiezingen. Uiteindelijk draaide het op niets uit. Het is overigens de vraag of deze besprekingen, in hoofde van beide partijen, niet als electorale manoeuvres moeten worden beschouwd. Alvast bij Broekx en het ACW was de afkeer van de Vlaams-nationalisten groot. Ze verweten hen ‘dictatoriale tendensen’ en een ‘van Hitler afgekeken leiderschap’ te hebben. Het sterke verlies van de katholieke partij bij de parlementsverkiezingen van 1936 werd in 1939 in belangrijke mate goedgemaakt. Limburg werd opnieuw de meest katholieke provincie van het land, met voor de Kamer en de Senaat respectievelijk 49,5% en 51,3% van de stemmen.

De liberale partij Liberale partij
De verhouding tussen de liberale partij en het partijpolitieke liberalisme in België enerzijds, en de Vlaamse beweging anderzijds levert een gevarieerd en ingewikkeld beeld op dat evoluee... Lees meer
in Limburg was niet Vlaamsgezind. Weliswaar trof men hier en daar liberale flaminganten aan, meestal mensen uit het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
. Zij hadden echter geen macht of invloed in de partij. De liberale topmannen waren vaak belgicistisch en Franstalig. De Hasseltse senator Franz Olyff is hiervan het meest sprekende voorbeeld.

De socialisten Socialistische partij
De socialistische partij werd in België in 1885 opgericht als de Belgische Werkliedenpartij (BWP), veranderde in 1945 haar naam in Belgische Socialistische Partij (BSP) en viel in 1978 u... Lees meer
waren lange tijd de kleinste partij in Limburg. Pas in 1936 behaalden zij een rechtstreeks verkozen parlementslid, de reeds vermelde Jules Demarrez Demarrez, Jules
Jules Demarrez (1884-1951) was achtereenvolgens lid van de daensistische, de socialistische en de liberale partij, maar zijn flamingantisme bleef een constante factor in zijn politieke op... Lees meer
. Deze Vlaamsgezinde kon evenwel weinig of niets doen, aangezien zijn Zuid-Limburgse medestanders het flamingantisme afkeurden.

Niet alleen de nationalisten en de katholieke partij waren op Vlaams gebied actief. Ook de niet-partijpolitieke beweging liet tijdens het interbellum van zich horen. De belangrijkste acties werden ondernomen door de KVBvL – die na de parlementsverkiezingen van 1929 in de vergetelheid wegzakte – en het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
. In wat volgt besteden we aandacht aan drie van deze acties.

Ten eerste was er de strijd tegen de toenemende verfransing in de mijnstreek. Het was vooral de KVBvL die op dit terrein actief was. In november 1928 publiceerde de Katholieke Vlaamsche Schoolbond, op verzoek van de KVBvL, een brochure met een sprekende titel: Een noodkreet tot het Vlaamse volk. De scholen in de Limburgse mijnstreek. In 1929 volgde een tweede brochure: De taalkwestie in het Limburgse onderwijs. Zij was bestemd voor de Limburgse intellectuelen en bevatte de tekst van een referaat dat op het nationaal congres van het Davidsfonds in 1929 was gehouden.

Behalve de strijd tegen de verfransing van de mijnstreek was er die voor het behoud van het Nederlands in het Land van Overmaas Overmaas
De Overmaas is een historische regio tussen de Maas, de Belgisch-Nederlandse en Belgisch-Duitse grens. Lees meer
: de Voerstreek, de Plat-Dietse gemeenten en het gebied rond Eupen. Reeds voor de Eerste Wereldoorlog werden hier enkele flamingantische initiatieven ondernomen, maar die bleven erg beperkt. Pas na 1918 nam de Vlaamse beweging in het Land van Overmaas in kracht en omvang toe. Dit gebeurde voornamelijk in de Davidsfonds-afdelingen van Aubel (later Sint-Martens-Voeren), Wezet, Montzen en Eupen, die in 1931 gegroepeerd werden in de Gewestbond Overmaas. De acties waren in hoofdzaak gericht op de verbetering van de taaltoestanden in de plaatselijke overheidsdiensten. Er werden openbare vergaderingen en petities georganiseerd, men verspreidde pamfletten en affiches, men verleende steun aan de taalgrensactie van Flor Grammens Grammens, Flor
Onderwijzer Flor Grammens (1899-1985) verwierf tijdens zijn leven grote bekendheid door zijn herhaalde en soms spectaculaire acties tegen de schendingen van de taalwetgeving. Lees meer
. De Gewestbond nam zelfs algemeen Vlaamse initiatieven. Zo werden vanaf 1931 Guldensporenvieringen georganiseerd en legde men treinen in naar de jaarlijkse IJzerbedevaart IJzerbedevaarten
De IJzerbedevaart is een jaarlijkse herdenking van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, die ontstond omstreeks 1920. Dit voor de Vlaamse beweging erg symbolische gebeur... Lees meer
te Diksmuide.

Bij dit alles dient opgemerkt te worden dat het vooral ingewekenen waren die de leiding in handen hadden. Ze vormden overigens de grote meerderheid van de 'actieven'. Parochiegeestelijken, collegeleraren, douane- en spoorwegpersoneel, agenten van expeditiekantoren enzovoort namen initiatieven die vaak voorbijgingen aan de belangstelling en het begrip van de plaatselijke, in hoofdzaak agrarische, bevolking.

We besluiten met het Limburgse minorisatiegevoel en de daaruit voortspruitende politieke actie. Vanaf de jaren 1930 groeide in Limburgse flamingantische kringen het gevoel dat de provincie werd geminoriseerd door het centrale bestuur in Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
, dat ten dienste zou hebben gestaan van Franstalige financieel-industriële kringen. Men klaagde aan dat er geen nevenindustrieën naast de mijnen tot stand kwamen, dat de winsten die de Limburgse steenkoolindustrie maakte elders werden geïnvesteerd, dat de aanleg van het Albertkanaal in functie van de Luikse metaalindustrie was gebeurd enzovoort. De man die deze klachten duidelijk op het publieke forum bracht, was de Overpeltse econoom Karel Pinxten Pinxten, Karel
Priester Karel Pinxten (1903-1956) was docent economie aan de KU Leuven. In tal van publicaties pleitte hij voor een grotere welvaart en de ontwikkeling van een regionaal economisch bele... Lees meer
. Zijn bekendste publicatie in dit verband draagt een bijzonder sprekende titel Limburg, een kolonisatiegebied (1939).

1940-1945

We zagen al dat het VNV voor het uitbreken van de oorlog een vrij grote aanhang had verworven in Limburg. Toch waren de Vlaams-nationalisten er nooit in geslaagd om op provinciaal en lokaal niveau bestuursposten te verwerven. De gemeenteraadsverkiezingen van 1938 hadden niet voor de verwachte doorbraak gezorgd. De Duitse inval op 10 mei 1940 bracht daar verandering in. Geconfronteerd met de Duitse overwinning werd door de VNV-partijleiding aangestuurd op een totalitaire politiek-bestuurlijke machtsgreep in Vlaanderen met hulp van de bezetter. Ze werd daarbij mee beïnvloed en voortgestuwd door heel wat spontane acties van leden op het terrein. Dit was zeker ook het geval in Limburg, dat wegens zijn grensligging en de snelle Duitse opmars al na enkele dagen werd bezet. Het meest markante voorbeeld was ongetwijfeld de demarche van Deumens, naast Senator ook gemeenteraadslid van Hasselt. Deumans slaagde er al op 12 mei in zich door de bezettingsmacht te laten erkennen tot dienstdoend burgemeester. In de daaropvolgende dagen werd ook de administratieve top van het gemeentebestuur snel vervangen door VNV-partijgenoten of -sympathisanten.


Gouverneur van Limburg Gerard Romsée (vooraan rechts) met naast hem Jozef Deumens, de burgemeester van Hasselt. (CegeSoma/Rijksarchief, 32716)
Gouverneur van Limburg Gerard Romsée (vooraan rechts) met naast hem Jozef Deumens, de burgemeester van Hasselt. (CegeSoma/Rijksarchief, 32716)

Zo’n vaart liep het in 1940 in de meeste Limburgse gemeenten echter niet. De Duitse bezetter koos in de eerste maanden vooral voor het herstel van orde en stabiliteit. In 1940 werden in Limburg vijf burgemeesters vervangen. Wel kwam het provinciale bestuursniveau in augustus 1940 in handen van de Vlaams-nationalisten na de benoeming van Romsée tot gouverneur, later vervangen door Jozef Lysens. Gouwleider Brouns was de kabinetschef van beide gouverneurs. De katholieke leden van de bestendige deputatie tijdens de bezetting waren Michel van Slype, Jan Gruyters, Arthur Hayen, Leo Spaas, Eduard Boes en Michel Bollen. De VNV-gedeputeerden waren Jan Smeets, Lucien Van Roey, Robert Fransman Fransman, Robert
De advocaat Robert Fransman (1907-1987) was tijdens de bezetting gewestleider van Hasselt voor het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). Voor dezelfde partij was hij lid van de bestendige dep... Lees meer
, Willem Vanbeuren en Raymond Enckels.

De echte machtsgreep van het VNV op lokaal niveau ging van start in 1941, na de benoeming van Romsée tot Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en de invoering van de Duitse ouderdomsverordening. In Limburg werden dat jaar maar liefst 81 burgemeesters vervangen. In totaal zou tijdens de bezetting 61% van de Limburgse burgemeestersambten ingenomen worden door VNV-leden of -sympathisanten. Aangezien het VNV alle grote stedelijke centra in handen had, waaronder Hasselt (Jef Deumens), Sint-Truiden (Jozef Vrijdaghs), Tongeren (Hendrik Hanssen), Maaseik (Constant De Busschere), Bilzen (Denis Hanssen) en Genk ( Jef Olaerts Olaerts, Jozef
Jozef Olaerts (1914-1990) was een Vlaams-nationalistisch politicus uit Limburg. Hij trad op als VNV-oorlogsburgemeester van Genk (1942-1944), VU-volksvertegenwoordiger voor het arrondiss... Lees meer
), kwam dus het grootste deel van de Limburgse bevolking onder rechtstreeks lokaal gezag van de Vlaams-nationalisten.

De VNV-collaboratie in Limburg had weinig concurrentie. Het Verdinaso Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
was er voor de oorlog nooit echt van de grond gekomen en de restanten van de beweging werden begin 1941 opgenomen in de Eenheidsbeweging-VNV. Ook de Algemeene-SS Vlaanderen Algemeene-SS Vlaanderen
De SS-Vlaanderen was een collaborerende militie tijdens de Tweede Wereldoorlog, die deel uitmaakte van de Duitse SS. Ze ijverde voor de aanhechting van Vlaanderen bij Duitsland. Lees meer
kwam in Limburg maar weinig aan bod. De werking bleef vooral beperkt tot de streek van Sint-Truiden. De belangrijkste concurrent van het VNV was de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vóór de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer
(DeVlag), in Limburg aangevoerd door de voormalige VNV’er René Chantrain.

Het jaar 1942 betekende een keerpunt in de bezetting van België. De autoritaire greep naar de macht, de toenemende schaarste van basisgoederen met honger tot gevolg, de verscherpte Duitse repressie (met het executeren van gijzelaars als vergelding na verzetsdaden), de jacht op communisten en de verplichte tewerkstelling in Duitsland hadden voor een toenemende vijandigheid gezorgd bij de bevolking ten opzichte van de bezetter en haar handlangers. Het openlijk geweld tussen het ondergrondse verzet Verzet
Het georganiseerde verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Vlaamse provincies was doorgaans altijd Belgisch verzet: zowel op het vlak van de ideologische oriëntatie, de motieven en he... Lees meer
en de collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
manifesteerde zich nochtans vrij laat in Limburg. Toen het eenmaal een aanvang had genomen, meer bepaald vanaf mei 1943, deden de gewelddaden zich in volle hevigheid voor. Zoals in Brussel en in de streek van Leuven ontaardde dit in een soort burgeroorlog.


Begrafenis van de door het verzet gedode Roeland Lanoote, gouwleider van de Nationaal-Socialistische Jeugd in Vlaanderen (NSJV), Tongeren, juli 1943. (ADVN)
Begrafenis van de door het verzet gedode Roeland Lanoote, gouwleider van de Nationaal-Socialistische Jeugd in Vlaanderen (NSJV), Tongeren, juli 1943. (ADVN)

Als omvangrijkste Limburgse collaboratiebeweging werd vooral het VNV geviseerd door het gewapend verzet. Bijna honderd ‘zwarten’ werden gedood, anderen liepen lichamelijke letsels op, terwijl een aantal aanslagen mislukte. Bij acties van de Duitse politiediensten en collaborerende milities kwamen 84 verzetslui om het leven. Nog eens 500 leden van het verzet werden gedeporteerd naar concentratiekampen, 170 van hen overleefden het niet.

Het was aanvankelijk vooral de Algemene SS-Vlaanderen en het Veiligheidskorps van de DeVlag die terugsloegen en wraakacties uitvoerden. Het VNV stelde zich lang terughoudender op. Als bestuurspartij poogde ze immers het verzet te bestrijden via de Belgische ordediensten en nauwe samenwerking met de Duitse politie- en inlichtingsdiensten. Pas in de zomer van 1944 besliste het VNV om tot de zogenaamde ‘tegenterreur’ over te gaan, waarbij de Dietse Militie – Zwarte Brigade Dietsche Militie – Zwarte Brigade
De Dietsche Militie-Zwarte Brigade was de militie van de Eenheidsbeweging-VNV (1941-1943), in november 1943 herdoopt tot Dietsche Militie (1943-1944). Lees meer
(DMZB) werd ingezet als hulppolitie.

Een verklaring voor de Limburgse geweldsexplosie wordt doorgaans gezocht in een specifieke combinatie van factoren: het gesloten karakter van het Limburgse samenleving (waardoor mensen sneller het recht in eigen handen namen); de aanwezigheid, althans in Midden- en Noord-Limburg, van uitgestrekte bossen (wat de ordehandhaving bemoeilijkte); de nabijheid van het Luikse communistisch geïnspireerde verzet; en de vervlechting van politieke actie en banditisme. Recenter onderzoek nuanceerde enkele aannames. Een microanalyse van het geweld in Groot-Bilzen toonde aan dat, hoewel de communistische partizanen het vaakst gebruik maakten van politieke moorden, ook het rechtse verzet vanaf de zomer van 1944 overging tot aanslagen op collaborateurs. De betrokken verzetslui waren bovendien Limburgers, geen Luikenaars. Ook Van Doorslaer weerlegde in zijn studie over de partizanen in Zuid-Limburg het beeld van Waalse verzetslui die Vlaamse VNV-leden vermoordden. Hij introduceerde verder voor het eerst nadrukkelijk de sociaaleconomische aspecten van het bezettingsregime (voedseldistributie, tewerkstelling) in de analyse van het conflict. Hij schoof sociale revolte naar voren als overkoepelende verklaring voor de geweldsescalatie, waarbij de partizanen volgens Van Doorslaer moesten worden gezien als de meest radicale exponenten van een veel diepere sociale malaise en maatschappelijke ontwrichting in Limburg.


Fragment uit een waarschuwing aan de Limburgse bevolking dat ‘terreur’ (tegen collaborateurs) zal worden beantwoord met 'nietsontziende tegenterreur’, ca. 1944. (CegeSoma/Rijksarchief)
Fragment uit een waarschuwing aan de Limburgse bevolking dat ‘terreur’ (tegen collaborateurs) zal worden beantwoord met 'nietsontziende tegenterreur’, ca. 1944. (CegeSoma/Rijksarchief)

Na het vertrek van de Duitsers in september 1944 werden honderden vermeende collaborateurs aangehouden en opgesloten. Velen van hen liepen zware gevangenisstraffen op. Enkelen, onder wie gouwleider Theo Brouns, werden gefusilleerd (zie Repressie na WOII Repressie na de Tweede Wereldoorlog
De repressie na de Tweede Wereldoorlog omvat alle maatregelen en acties tegen personen die na de oorlog verantwoordelijk werden gehouden voor samenwerking met de nationaalsocialistische b... Lees meer
). Het VNV, dat vóór de oorlog behoorlijk populair was in Limburg, werd tijdens de bezetting een gehate beweging. Ongetwijfeld heeft de ‘tegenterreur’ hierbij een rol gespeeld. Het Vlaams-nationalisme in Limburg was zwaar gecompromitteerd. Een groot deel van het vroegere VNV-kader week uit naar steden zoals Brussel en vooral Antwerpen, om daar een nieuw leven te beginnen. Het zou vele jaren duren voor het Vlaams-nationalisme in Limburg weer van de grond kwam.

1945-1977

Bij de eerste parlementsverkiezingen na de Tweede Wereldoorlog (1946) behaalde de pas opgerichte Christelijke Volkspartij Christelijke Volkspartij
Lees meer
(CVP) met 74% van de stemmen een verpletterende overwinning in Limburg. Vier jaar later vergrootte de CVP haar score nog en steeg het aantal stemmen naar 78%. De politieke dominantie van de katholieke partij in Limburg, en de daarmee gepaard gaande greep op het sociaaleconomische en culturele leven, zou daarop nog decennia standhouden.

De verpersoonlijking van de CVP in Limburg was ongetwijfeld Louis Roppe Roppe, Louis
Louis Roppe (1914-1982) speelde als gouverneur van Limburg een sleutelrol in de sociaaleconomische en culturele ontplooiing van de provincie na de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
, volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Tongeren-Maaseik, maar vooral onafgebroken gouverneur van Limburg van 1950 tot 1978. Samen met zijn partij speelde deze Vlaamsgezinde gouverneur een sleutelrol in de naoorlogse sociaaleconomische ontwikkeling van de provincie, wat paste binnen de CVP-visie van Vlaamse ontvoogding door verhoogde welvaart en welzijn.

Binnen nationalistische milieus in Vlaanderen rees ondertussen de vraag hoe het Vlaams-nationalisme weer kon herleven. Twee pogingen om het gedachtegoed opnieuw partijpolitiek te lanceren mislukten. Tevergeefs zette de Vlaamse Concentratie Vlaamse Concentratie
De Vlaamse Concentratie was een naoorlogse Vlaams-nationale politieke partij (1949-1954) met Alex Donckerwolcke als voorzitter. Ze was voornamelijk anti-repressie. Lees meer
bij de parlementsverkiezingen van 1949 een campagne op over amnestie Amnestie
Lees meer
voor ex-collaborateurs. De CVP nam dit initiatief ook de wind uit de zeilen door enkele gewezen VNV-kopstukken in haar rangen op te nemen, waaronder de Limburger Jozef Custers Custers, Jos
Lees meer
. In Limburg kwam de Vlaamse Concentratie enkel op in het arrondissement Tongeren-Maaseik, waar ze slechts 1,6% van de stemmen behaalde. Ook het in 1954 opgerichte kartel Christelijke Vlaamse Volksunie Christelijke Vlaamse Volksunie
De Christelijke Vlaamse Volksunie was een verkiezingskartel van Vlaams-nationalisten, ontevreden middenstanders en boeren. Het was de opvolger van de Vlaamse Concentratie en de voorloper ... Lees meer
(CVV) was geen succes. Wel leverde de verkiezingen van 1954 de CVV in Limburg drie provincieraadszetels op. Laurent Duchateau Duchateau, Laurent
Laurent Duchateau (1908-1993) was huisarts en politicus. Hij was een van de stichters van de Volksunie (VU) in Limburg, provincieraadslid voor de Christelijke Vlaamse Volksunie (CVV) en d... Lees meer
uit Hoeselt werd zo het eerste naoorlogse Vlaams-nationalistisch provincieraadslid in Limburg.

Na het uiteenvallen van de CVV werd eind 1954 de partij Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU) opgericht. Bij de oprichting was ook Wim Jorissen Jorissen, Wim (sr.)
Wim Jorissen (1922-1982) was een radicaal Vlaams-nationalistisch boegbeeld van de Volksunie (VU), die in de pioniersjaren van de partij en tot het midden van de jaren 1970 het succes en d... Lees meer
betrokken, een naar Brussel uitgeweken Limburger. Onder zijn leiding werd vervolgens begin 1955, en na ruggespraak met de pas vrijgekomen Gerard Romsée, de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
-Limburg gesticht, samen met onder meer Duchateau, Clement Colemont Colemont, Clement
Landbouwingenieur Clem Colemont (1920-1974) was een van de stichters van de Volksunie in Limburg, secretaris van het provinciaal bestuur en organisator van de partij. Lees meer
, Jozef Libens, René Wenmeekers en Joris Degraeve Degraeve, Joris
Joris Degraeve (1914-1974) was leraar van beroep. Hij was een van de stichters van de Volksunie in Limburg en trad op als gemeenteraadslid, provincieraadslid en provinciaal voorzitter van... Lees meer
. Bij de eerste electorale test van de jonge partij in 1958 was het resultaat zeer beperkt. De Kamerlijsten in de arrondissementen Hasselt en Tongeren-Maaseik behaalden respectievelijk 2,6% en 4,55% van de stemmen. De drie CVV-provincieraadszetels gingen verloren. De teleurstelling over het behaalde resultaat was zo groot dat de prille partijorganisatie in Limburg instortte. Pas in 1959 werden er, onder impuls van Jorissen, opnieuw pogingen ondernomen om de werking te hernemen.

Ook bij de twee volgende parlementsverkiezingen (1961 en 1965) slaagde de VU er niet in om door te breken in Limburg. Hoewel het aantal stemmen voor de Vlaams-nationalisten toenam, bleven parlementaire mandaten buiten bereik, dit in tegenstelling tot elders in Vlaanderen. Ongetwijfeld speelde het recente bloedige oorlogsverleden daarbij een belangrijke rol, maar ook het gebrek aan bekende kandidaten op de VU-lijsten had een inpakt. De CVP benadrukte ondertussen met succes haar sociaaleconomische verwezenlijkingen in de provincie en zette haar Vlaamse profiel in de verf met programmapunten zoals werk in eigen streek, het wegwerken van de gevolgen van de repressie en culturele autonomie via cultuurraden Cultuurraden
Lees meer
.

Twee gebeurtenissen zorgden ervoor dat het communautaire thema hoog op de politieke agenda van Limburg kwam te staan, wat de VU uiteindelijk toch de wind in de zeilen gaf.

Ten eerste vond in 1962 de overheveling van de Voerstreek Voeren
Lees meer
naar Limburg plaats. Dit gaf aanleiding tot een bijna permanente staat van communautaire agitatie in de provincie. Gesteund door diverse Waalse verenigingen en een meerderheid van de plaatselijke bevolking weigerden de gemeentelijke autoriteiten de taalwetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
toe te passen en boycotten zij allerhande initiatieven die de integratie van de Voerstreek in Limburg bevorderden. Het was niet verwonderlijk dat dit alles herhaaldelijk aan bod kwam in de Limburgse provincieraad, maar ook ter plaatse. Vlamingen en Franstaligen organiseerden er vele jaren betogingen en protestmanifestaties (zie Voeren Voeren
Lees meer
, Taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
).

Ten tweede besliste de regering- Harmel Harmel, Pierre
De Franstalige christendemocraat Pierre Harmel (1911-2009) was nauwelijks acht maanden premier van België, maar meermaals minister. Hij werd ook voorzitter van de Senaat. Het Centrum van ... Lees meer
, in een poging om de verlieslatende steenkoolmijnsector te saneren, op 22 december 1965 om vijf Waalse mijnen en de steenkoolmijn van Zwartberg Zwartberg
Zwartberg (1966) was een sociaal conflict naar aanleiding van de sluiting van de Limburgse steenkoolmijnen. Lees meer
(Genk) in de loop van 1966 te sluiten. Dit leidde tot heftige incidenten in Limburg, waarbij gewonden en zelfs twee doden vielen. Naast de vakbonden werd het verzet in belangrijke mate georganiseerd door de Vlaamse Volksbeweging Vlaamse Volksbeweging
De Vlaamse Volksbeweging (VVB) was een Vlaams-nationalistische drukkingsgroep, die werd opgericht in 1952 en tot het begin van de jaren 1970 een breder publiek mobiliseerde voor Vlaamsge... Lees meer
(VVB) en de VU, die de sluiting van Zwartberg voorstelden als een anti-Limburgse en anti-Vlaamse beslissing. In de tijd dat zij nog rendeerden, hadden de Limburgse mijnen de Waalse helpen overleven. Nu ook zij verlies leden, was de overheid niet bereid hen in leven te houden, klonk het. De strijd tegen de verdere afbouw van het Kempense bekken bleef tot in de jaren 1980 verder duren.


De Volksunie (VU) hekelde de sluiting van de mijn in Zwartberg en stelde het dodelijke geweld van de rijkswacht aan de kaak. (ADVN, VAFA617)
De Volksunie (VU) hekelde de sluiting van de mijn in Zwartberg en stelde het dodelijke geweld van de rijkswacht aan de kaak. (ADVN, VAFA617)

In 1968 was de VU in Vlaanderen de grote winnaar van de verkiezingen. Ook in Limburg brak de partij nu definitief door, voortgestuwd door de sinds Zwartberg gewonnen populariteit. De VU stak de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) voorbij en werd de derde grootste partij in Limburg, na de CVP en de Belgische Werkliedenpartij (BWP). In de arrondissementen Hasselt en Tongeren-Maaseik behaalden de VU respectievelijk 17,3% en 14,2% van de stemmen. De Senaatslijst behaalde 15,8%. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog verwierven de Vlaams-nationalisten in Limburg opnieuw parlementaire mandaten: Jef Olaerts Olaerts, Jozef
Jozef Olaerts (1914-1990) was een Vlaams-nationalistisch politicus uit Limburg. Hij trad op als VNV-oorlogsburgemeester van Genk (1942-1944), VU-volksvertegenwoordiger voor het arrondiss... Lees meer
(Genk) en Evrard Raskin Raskin, Evrard
Lees meer
(Eigenbilzen) werden volksvertegenwoordigers; Alfons Jeurissen Jeurissen, Alfons
De ondernemer Alfons Jeurissen (1900-1969) was gemeenteraadslid van Zonhoven en senator voor de Volksunie (VU) in Limburg. Lees meer
(Zonhoven) ging naar de Senaat. In de provincieraad verloor de CVP voor het eerst sinds de oorlog haar absolute meerderheid, hoewel ze torenhoog boven de andere partijen bleef uitsteken. De grote winnaar was ook hier de VU, die haar zetelaantal zag toenemen van drie naar elf. Rik Vandekerckhove Vandekerckhove, Rik
Rik Vandekerckhove (1932-1990) was een Vlaams orthopedisch chirurg en politicus voor de Volksunie. Van 1977 tot 1979 was hij minister van Wetenschapsbeleid. Lees meer
werd fractieleider.

In de daaropvolgende periode ging de Volksunie in Limburg verder op haar sociale elan. Ze verzette zich tegen de dreigende overheveling van de Genkse staalgieterij Allegheny-Longdoz naar Wallonië, schaarde zich achter de looneisen van de arbeiders tijdens de vijf weken durende staking in de Ford-fabriek in Genk en bepleitte maatregelen ter bestrijding van de crisis in de fruitteeltsector. Het meest diepgaande sociale conflict was echter de ‘Grote Staking’ van januari-februari 1970 voor hogere lonen in de Limburgse steenkoolmijnen. Het was een wilde staking onder de vleugels van het Permanent Komitee (PK), dat onder leiding stond van Geeraard Slegers Slegers, Geeraard
Geeraard Slegers (1926-2005), die werkleider was in de Limburgse mijn Winterslag, werd bekend als stakingsleider, zetelde als senator voor de Volksunie (VU) en was medeoprichter van de Vl... Lees meer
. De PK werd sterk beïnvloed door de VU en Slegers zelf was een lid van de partij. Met zijn Permanent Komitee wist Slegers, los van de erkende vakbonden, de looneisen van de mijnwerkers door de regering te doen inwilligen.

Dit leverde de VU geen windeieren op bij de parlementsverkiezingen van 1971. Voor de Kamer behaalde de partij in het arrondissement Hasselt 18,14% en in Tongeren-Maaseik 17,21%. De Senaatslijst behaalde 19,8%, een stijging van 4%. Deze winst was te danken aan Slegers, die maar liefst 21.054 voorkeurstemmen achter zijn naam kreeg. De Limburgse VU behield haar twee Kamerzetels (Olaerts en Raskin) en had nu twee zetels in de Senaat ( Joris Hardy Hardy, Joris
Joris Hardy (1913-1997) was fiscaal adviseur van beroep. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij VNV-burgemeester van ’s-Herenelderen. Na de oorlog was hij senator voor de Volksunie en gem... Lees meer
en Slegers). Dat het sociaaleconomische thema in de Limburgse kiesstrijd van doorslaggevend belang was, bleek ook uit het stembusresultaat van de BWP, de eigenlijke winnaar van de verkiezingen. Onder leiding van Willy Claes behaalden de socialistische Kamerlijst in Limburg 21,1% van de stemmen, wat een stijging van 3,7% inhield ten opzichte van 1968. De CVP, die in de kiescampagne de onder premier Gaston Eyskens gerealiseerde staatshervorming van 1970 prominent naar voor schoof, verloor 4,6% en een zetel in Limburg. Ook de liberalen deden het niet goed. De Vlaamse accenten in het programma van de vernieuwde ‘Vlaamse PVV’ sloegen in Limburg niet meteen aan.

De Limburgse VU profileerde zich in de daaropvolgende jaren ook nadrukkelijk op het thema leefmilieu Natuur, milieu en landschap
Tot de Tweede Wereldoorlog bestond er een band tussen de Vlaamse beweging en de natuurverenigingen in Vlaanderen. Een gevoeligheid en zorgzaamheid voor het landschap en de schoonheid van... Lees meer
. De partij voerde acties tegen de aftakeling van de Ten Haagdoornheide, de vervuiling van de Maas en de ordeloze grinduitbatingen in de Maasvallei en het Kempens Plateau. In de tweede helft van de jaren 1970 speelde de VU ook een vooraanstaande rol bij de strijd tegen de aanleg van de A24, een autosnelweg die de Kempen van het noorden naar het zuiden zou doorkruisen. Volgens Raskin kwam de Limburgse VU in kringen van milieuactivisten, scholieren en studenten, ‘non-conformisten’ en van mensen die in de culturele sector actief waren, zo steeds meer als een reëel alternatief voor de 'traditionele' partijen over. Onderzoek naar het profiel van VU-kaderleden in Limburg toonde alvast aan dat een Vlaams-nationale overtuiging steeds minder doorslaggevend was om toe te treden tot de partij. Daar waar in de jaren 1950 nog 75% van de kaderleden het Vlaams-nationalisme als belangrijkste motivatie aanhaalden voor hun aansluiting bij de VU, daalde dit percentage eind jaren 1960 naar 39%. Onder meer het sociale profiel van de partij had aan overtuigingskracht gewonnen. Opvallend is ook dat ruim een derde van de VU-kaderleden hun partij ideologisch als centrum-links percipieerde. In Antwerpen lagen de zaken alvast helemaal anders. Een omvangrijke groep beschouwde de partij eerder als uiterst-rechts Rechts-radicalisme
De rechts-radicale traditie begon toen het Vlaams-nationalisme in het interbellum koos voor Nieuwe Orde en collaboratie. Na de oorlog evolueerde radicaal-rechts in Vlaanderen van nostalgi... Lees meer
, een visie die afwezig was in het Limburgse onderzoek.


Johan Sauwens als voorzitter van de Volksunie-Jongeren tijdens een betoging tegen de aanleg van de autosnelweg A24, 1976. Foto Studio Dann. (ADVN, VNE437/12)
Johan Sauwens als voorzitter van de Volksunie-Jongeren tijdens een betoging tegen de aanleg van de autosnelweg A24, 1976. Foto Studio Dann. (ADVN, VNE437/12)

De electorale groei van de VU zorgde er ook voor dat ook het thema amnestie Amnestie
Lees meer
in Limburg wat meer onder de aandacht werd gebracht. Opvallend is echter hoe moeizaam initiatieven voor amnestie in Limburg van de grond kwamen. Een Provinciaal Amnestie-comité, opgericht in 1971, moest zijn werking al in 1972 staken wegens een gebrek aan belangstelling. Andere verenigingen zoals Broederband Broederband
Broederband was een losse federatie van vriendenkringen van oud-collaborateurs, hoofdzakelijk oud-leden van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV), die in aanraking waren gekomen met de rep... Lees meer
of het Sint-Maartensfonds Sint-Maartensfonds
Het Sint-Maartensfonds (1953-2006) was een organisatie van Vlaamse oud-Oostfrontstrijders. Lees meer
kwamen niet van de grond. Succesvoller was de oprichting in 1971 van het Limburgs Offer voor Vlaanderen Limburgs Offer voor Vlaanderen
Het Limburgs Offer voor Vlaanderen (LOVV) was een Vlaams-nationalistisch herdenkingscomité van oud-leden van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en hun verwanten, actief van 1971 tot 197... Lees meer
(LOVV), een herdenkingscomité van oud-leden van het VNV en hun verwanten. De eerste activiteit, de herdenking van Theo Brouns, bracht ruim duizend aanwezigen op de been. Hevige controverse in Hasselt over de herdenking van de overleden oorlogsburgemeester Deumens resulteerde er echter in dat de werking van het comité stilviel.

Verder was het zo dat de Limburgse Vlaams-nationalisten vanaf 1976, en vooral vanaf 1982, hun intrede deden in het bestuur van een aantal gemeenten. Dat gebeurde meestal via plaatselijke lijsten of nieuwe, door de VU gedirigeerde, gemeentelijke groepen. De partij telde nu een aantal burgemeesters en schepenen. Dit bood haar de mogelijkheid om door te breken bij de man in de straat. De VU-politici die deze weg het meest bewandelden, waren de volksvertegenwoordigers Jaak Gabriëls Gabriëls, Jaak
Jaak Gabriëls (1943-2024) werd in 1965 actief in de Volksunie (VU). Hij werd burgemeester in Bree, volksvertegenwoordiger en in 1986 partijvoorzitter van de VU. Hij trachtte de partij inh... Lees meer
(Bree) en Johan Sauwens Sauwens, Johan
Johan Sauwens (1951) was een Limburgs kopstuk van de Volksunie. Hij was onder meer Vlaams volksvertegenwoordiger en bekleedde verschillende ministerposten in de Vlaamse regering. In 2001 ... Lees meer
(Bilzen). Beiden groeiden uit tot bijzonder populaire politici in Limburg, onder meer door middel van een uitgebreid sociaal dienstbetoon en representatie.

In 1977 ondertekenden christendemocraten, socialisten, de VU en het Front démocratique des francophones (FDF, nu DéFi) het Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
, een eerste poging om België om te vormen tot een federaal staat. Het pact leidde tot een diepe verdeeldheid binnen de Vlaamse beweging. Onderzoek naar de houding van de partijen in Limburg ontbreekt, maar volgens volksvertegenwoordiger Raskin hadden de lokale VU-mandatarissen alvast weinig of geen moeite met het Egmontpact. Zeven van de negen Limburgse partijraadsleden, namelijk Willy Desaeyere Desaeyere, Willy
Willy Desaeyere (1942-2018) was politicus voor de Volksunie (1977-1988) en hoogleraar economie aan het Limburgs Universitair Centrum en de Universiteit Hasselt (1991-2005). Lees meer
, Jaak Gabriëls, Ivo Jacobs, Jan Plas, Jos Truyen Truyen, Jos
Jos Truyen (1939) was een Vlaams politicus voor de Volksunie en de N-VA. Hij was gemeenteraadslid en burgemeester van As, Limburgs provincieraadslid en provinciaal senator. Lees meer
, Yvan van Bockryck en Rik Vandekerckhove vonden het Egmontpact een goede zaak. Sauwens was minder enthousiast, net zoals Raskin zelf. Naar eigen zeggen had zijn houding evenwel minder te maken met de inhoud van deze overeenkomst dan met de wijze waarop zij tot stand was gekomen. Ook de op het pact volgende regeringsdeelname zou geen grote weerstand hebben opgeroepen in de Limburgse VU-gelederen. Senator Vandekerckhove werd van 1977 tot 1979 minister van Wetenschapsbeleid in de regering- Tindemans Tindemans, Leo
De Vlaamse christendemocraat Leo Tindemans (1922-2014) leidde vier Belgische regeringen. Hij werd nadien CVP-voorzitter en later ook minister van Buitenlandse Zaken. Als minister van Geme... Lees meer
IV en in de regering- Vanden Boeynants Vanden Boeynants, Paul
De rechts-conservatieve christendemocraat Paul vanden Boeynants (1919-2001) werd twee keer premier, in 1966-1968 en in 1978-1979. Tegelijk drukte hij zijn stempel op het bestuur van de st... Lees meer
II. Raskin besloot hieruit dat de Limburgse Vlaams-nationalisten, net zoals vóór de Tweede Wereldoorlog, opteerden voor een gematigde en realistische oplossing van het communautaire probleem in België. Enkele uitzonderingen terzijde gelaten, bleef het kader de partij trouw. Dit betekende evenwel niet dat alle militanten akkoord gingen met de regeringsdeelname en nog minder met het Egmontpact.

1978-2001

Uit onvrede met het Egmontpact scheurde een radicale vleugel van de VU zich af en op 1 oktober 1977 werd de Vlaams Nationale Partij Vlaams Nationale Partij (1977-1979)
Lees meer
(VNP) opgericht. De VNP, onder leiding van voormalig VU’er Karel Dillen Dillen, Karel
Karel Dillen (1925-2007) was, na een aanloop als radicaal Vlaams-nationalistisch spreker en publicist, de oprichter en eerste volksvertegenwoordiger van het Vlaams Blok. Hij zetelde in de... Lees meer
, was in hoofdzaak een Antwerpse aangelegenheid, maar ook oud-Senator Slegers speelden een niet onbelangrijke rol in de partij. Slegers behoorde tot de oprichters van de VNP en werd ondervoorzitter. Hij nam deel aan de onderhandelingen met de Vlaamse Volkspartij Vlaamse Volkspartij (1977-1979)
Lees meer
(VVP) van Lode Claes Claes, Lode
Lode Claes (1913-1997) was een Vlaams-nationalistisch politicus, publicist en zakenman die een Vlaamse elite wilde vormen om de Vlaamse demografische meerderheid de leiding te laten nemen... Lees meer
over de vorming van een verkiezingskartel. Uit dit kartel ontstond in 1979 het Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
(VB). Slegers werd lid van de partijraad van het VB en startte samen met ex-VU’ers Renaat Vanheusden Vanheusden, Renaat
Renaat Vanheusden (1933), technisch ingenieur van beroep, was Volksunie-gemeenteraadslid in Hasselt, medeoprichter van het Vlaams Blok (VB) en medeoprichter van het Nationalistisch Verbon... Lees meer
en René Wenmeekers de uitbouw van de partij in Limburg.


Een plakploeg van het Vlaams Blok aan het werk in Limburg tijdens de parlementsverkiezingen van 1985. Op de affiches: 'Onafhankelijk Vlaanderen' en 'Stop op gastarbeid'. (Amsab-ISG, fo034503)
Een plakploeg van het Vlaams Blok aan het werk in Limburg tijdens de parlementsverkiezingen van 1985. Op de affiches: 'Onafhankelijk Vlaanderen' en 'Stop op gastarbeid'. (Amsab-ISG, fo034503)

Bij de parlementsverkiezingen van 1978 leed de VU door de controverse rond het Egmontpact een aanzienlijke nederlaag. De partij verloor in Vlaanderen ongeveer een derde van haar kiezers. In Limburg bleef de achteruitgang eerder beperkt. In het arrondissement Tongeren-Maaseik bleef het resultaat van de VU ongeveer gelijk. In Hasselt daarentegen leed de VU een verlies; de partij ging van 13,6% naar 10,6%. Zo werd de VU opnieuw de vierde partij in Limburg, na de CVP, de BSP en de PVV. Daarbij gingen de VU-stemmen vooral naar het Vlaams Blok. Deze nieuwe partij behaalde in Limburg voor de Kamer 1,2% van de stemmen en voor de Senaat 1,47%.

De achteruitgang van de VU in de provincie was echter van korte duur. In 1981 werd Limburg met 17,3% van de stemmen de sterkste VU-provincie. Terwijl de partij elders in Vlaanderen achteruitging, steeg haar aanhang in Limburg, met 1987 als hoogtepunt. Bij de parlementsverkiezingen van dat jaar behaalde de VU 18,4% van de stemmen. Vooral het arrondissement Tongeren-Maaseik met kopman Gabriëls scheerde hoge toppen: 23,4% in 1987, bijna het vooroorlogse percentage van het VNV. De partij mocht voor het eerst drie Limburgse volksvertegenwoordigers naar het parlement sturen: Gabriëls, Sauwens en Frieda Brepoels Brepoels, Frieda
Frieda Brepoels (1955) is een Limburgs politicus voor de Volksunie (VU) en later de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA). Ze was burgemeester van Bilzen, gedeputeerde, federaal volksvertegenwoo... Lees meer
. Ook won de partij een extra Senaatszetel. Naast Vandekerckhove zetelde nu ook Laurens Appeltans Appeltans, Laurens
Laurens Appeltans (1944) is een gewezen politicus voor de Volksunie die op nagenoeg alle partijniveaus een functie uitoefende. Lees meer
.

De reden dat Limburg tegen de algemene trend in Vlaanderen doorbrak, werd tot op heden onvoldoende onderzocht. Ongetwijfeld was er sprake van een Gabriëls-effect (bijna 34.000 voorkeursstemmen in 1987). De populaire burgemeester van Bree werd in 1986 partijvoorzitter van de VU en vergrootte daardoor nog aanzienlijk zijn bekendheid. Anderzijds kon de partij zich ook sterk profileren op twee specifiek Limburgse thema’s die in de jaren 1980 weer volop in de belangstelling stonden: de verdere afbouw van de steenkoolsector en de escalatie van de kwestie Voeren. In het steenkooldossier bleef de VU achter de kompels staan en verdedigde de partij het standpunt dat geen mijnsluitingen zouden worden geaccepteerd zonder nieuwe jobs voor de mijnwerkers. Rond de kwestie Voeren werd in 1987 dan weer een harde campagne gevoerd (met de slogan ‘poten af!...’).


Manifestatie van de Volksunie (VU) voor het behoud van de mijnsector in Limburg, met van links naar rechts Johan Sauwens, Michel Capoen, Paul van Grembergen, Jaak Gabriëls en Jos Truyen, ca. 1987. (ADVN, VFB2216/1)
Manifestatie van de Volksunie (VU) voor het behoud van de mijnsector in Limburg, met van links naar rechts Johan Sauwens, Michel Capoen, Paul van Grembergen, Jaak Gabriëls en Jos Truyen, ca. 1987. (ADVN, VFB2216/1)

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1988 manifesteerde zich evenwel een zekere achteruitgang. Ook bij de parlementsverkiezingen van 1991 viel er verlies te noteren: de partij zakte van 18,4% naar 14,7%. Het Vlaams Blok boekte zijn eerste grote winst en brak nu ook definitief door in Limburg met 7% van de stemmen. Vooral in de mijnkantons ging de partij sterk vooruit, met als uitschieter Beringen, waar het VB van 2,4% naar 14,2% sprong. De partij verwierf daardoor voor het eerst een parlementair mandaat in Limburg: Jan Caubergs Caubergs, Jan
Jan Caubergs (1930-2023) was politicus voor de Volksunie en het Vlaams Blok. Verder was hij actief in het IJzerbedevaartcomité Beringen. Lees meer
werd verkozen in het arrondissement Hasselt-Sint-Truiden. Voor de VU gingen Gabriëls, Sauwens en Hugo Olaerts Olaerts, Hugo
Hugo Olaerts (1949) was een Vlaamse politicus voor de Volksunie. Hij was gemeenteraadslid van Genk, lid van de Limburgse provincieraad en federaal volksvertegenwoordiger. Lees meer
naar de Kamer. In de Senaat zetelde Appeltans (vanaf 1994 versterkt door Jos Truyen). Ook de provincieraadsverkiezingen zorgden voor een opmerkelijke verschuiving. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog maakte de CVP geen deel uit van het provinciebestuur. De socialist Steve Stevaert wist een alternatieve coalitie op de been te brengen, met naast de SP en de PVV ook voor het eerst de VU als onderdeel van het provinciebestuur. De gedeputeerden voor de VU waren Brepoels en Jozef van Bree Van Bree, Jef
Jozef van Bree (1939) was een Vlaams politicus voor de Volksunie, het Vlaams Blok en het Vlaams Belang. Hij was gemeenteraadslid van Overpelt en Pelt, senator en provincieraadslid van Lim... Lees meer
.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 zette de achteruitgang van de VU zich door en bij de parlementsverkiezingen van 1995 behaalde de partij nog slechts 7,9%, de helft van het resultaat van 1968, toen VU-Limburg nog geen parlementslid had. Enkel Hugo Olaerts keerde terug naar de kamer. Voor het VB raakte Jean Geraerts Geraerts, Jean
Jean Geraerts (1947) was in Bilzen gemeenteraadslid voor de Volksunie en het Vlaams Blok. Voor die laatste partij zetelde hij eveneens in de Kamer, de Senaat en het Vlaams Parlement. ... Lees meer
verkozen als federaal volksvertegenwoordiger. De partij ging er in alle kieskantons op vooruit, met uitschieters in de voormalige mijngemeenten. Met 9,7% van de stemmen was het VB in Limburg op federaal vlak ondertussen groter dan de VU. In 1995 werden ook voor het eerst rechtstreekse verkiezingen gehouden voor het Vlaams Parlement Vlaams Parlement
Het Vlaams Parlement is de parlementaire vergadering van de Vlaamse deelstaat in het federale België. Zijn geschiedenis kent drie grote fasen: de periode van de Cultuurraad voor de Neder... Lees meer
. Met Johan Sauwens als kopman behaalde de Limburgse VU een vrij goede score (10,3%), zeker in vergelijking tot de uitslagen van de partij in de andere provincies. Het VB volgde met 9,6%. De beide nationalistische partijen behaalden een parlementair mandaat: Sauwens (VU) en Caubergs (VB).

Bij de federale verkiezingen van 1999 leden de regeringspartijen CVP en SP een gevoelige nederlaag. De VU, die samen met de politieke vernieuwingsbeweging ID21 ID21
ID21 was een politieke beweging die in 1998 boven de doopvont werd gehouden door Volksunie (VU)-politicus Bert Anciaux. Eind november 1997 kreeg de Brusselse VU’er van zijn partij de toel... Lees meer
naar de kiezer was getrokken, kon hiervan profiteren en behaalde in Limburg opnieuw 9,3% van de stemmen. Ook het VB boekte winst en zag zijn stemmenpercentage verder stijgen naar 12,7%. Voor de VU deed Frieda Brepoels Brepoels, Frieda
Frieda Brepoels (1955) is een Limburgs politicus voor de Volksunie (VU) en later de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA). Ze was burgemeester van Bilzen, gedeputeerde, federaal volksvertegenwoo... Lees meer
als enige verkozene haar intreden in de Kamer. Voor het VB veroverde Bert Schoofs een zetel, die hierna snel zou uitgroeien tot de kopman van zijn partij in de provincie. Bij de Vlaamse verkiezingen leed de VU een licht verlies en behaalde 9,2%. Sauwens werd opnieuw verkozen als Vlaams volksvertegenwoordiger en trad vervolgens toe tot de Vlaamse regering-Dewael. In 2001 kwam de kopman van de Limburgse-VU echter in het oog van een storm terecht nadat bekend raakte dat hij het jubileumfeest van het Sint-Maartensfonds Sint-Maartensfonds
Het Sint-Maartensfonds (1953-2006) was een organisatie van Vlaamse oud-Oostfrontstrijders. Lees meer
had bijgewoond. Hij diende ontslag te nemen als minister.

De affaire zette de tegenstellingen binnen de VU verder op scherp. Reeds geruime tijd ging de partij gebukt onder interne conflicten, onder meer over de houding ten opzichte van de vijfde staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
. In de zomer van 2001 werd onder de VU-leden een referendum georganiseerd waarin ze zich konden uitspreken over hoe het verder moest met de partij. Er was daarbij keuze tussen drie projecten: Niet Splitsen, Vlaams-nationaal en De Toekomstgroep. Sauwens trad op als kopman van Niet Splitsen en kreeg binnen Limburg steun van onder anderen provincieraadslid Jan Peumans Peumans, Jan
Jan Peumans (1951) is een Limburgse Vlaams-nationalistische politicus, die Limburgs provincieraadslid was en Vlaams parlementslid en van 2009 tot 2019 voorziter van het Vlaams parlement.... Lees meer
en Vlaams volksvertegenwoordiger Simonne Janssens-Vanoppen. Frieda Brepoels sloot zich aan bij Vlaams-nationaal, geleid door Geert Bourgeois Bourgeois, Geert
Geert Bourgeois (1951) is een Vlaams-nationalistisch politicus voor de N-VA. Hij was van 2014 tot 2019 minister-president van Vlaanderen. Lees meer
. De Toekomstgroep van Paul van Grembergen Van Grembergen, Paul
Paul van Grembergen (1937-2016) was een politicus die zijn politieke carrière startte bij de Volksunie (VU). Voor die partij werd hij gemeente- en provincieraadslid, alsook kamerlid, sena... Lees meer
en Bert Anciaux Anciaux, Bert
Bert Anciaux (1959) is advocaat en doctor in de Pedagogie. Hij stapte al vroeg in de politiek. Voor de Volksunie was hij zes jaar voorzitter en twee jaar voor VU&ID. Hij was schepen i... Lees meer
had geen prominente verdediger in de provincie. Geen van de drie groepen behaalde echter de noodzakelijke meerderheid, hoewel Vlaams-nationaal het meeste leden kon overtuigen (47%). De VU hield daarna op te bestaan. In Limburg werd nochtans anders gestemd. Het merendeel van de leden volgden Sauwens: Niet Splitsen kreeg 53,9% van de stemmen, het hoogste percentage voor het project in alle provincies. Vlaams-nationaal behaalde 34,6% van de stemmen en De Toekomstgroep amper 11,5%.

Partijpolitieke evoluties na 2001

Na het einde van de VU werden twee nieuwe partijen opgericht: Vlaams-nationaal werd omgevormd tot de Nieuw-Vlaamse Alliantie Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
(N-VA), terwijl de Toekomstgroep een doorstart maakte als Spirit, vanaf 2002 als kartelpartner van de sp.a. Niet Splitsen hield op te bestaan. Limburgse mandatarissen zoals Brepoels, Peumans en Truyen sloten zich aan bij de N-VA. Spirit had het moeilijk in Limburg, maar wist onder meer Annemie Roppe, Simonne Janssens-Vanoppen en Joris Vandenbroucke aan te trekken. Het belangrijkste Limburgse kopstuk, Johan Sauwens, stapte over naar de christendemocraten van CD&V.

De parlementsverkiezingen van 2003 veroorzaakten een politieke aardverschuiving in Limburg. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog waren de christendemocraten niet meer de grootste partij in de provincie. Met slechts 21,7% bleef CD&V ver achter het zegevierende kartel sp.a-Spirit, dat met 32,7% van de stemmen 4 Kamerzetels binnenhaalde. Voor Spirit raakte Annemie Roppe verkozen, als plaatsvervanger van Stevaert. Het VB slaagde er opnieuw in om vooruitgang te boeken en haalde met 15,7% van de stemmen twee mandaten binnen (Schoofs en Marleen Govaerts). Voor de N-VA liepen de verkiezingen uit op een teleurstelling. De Kamerlijst onder leiding van Brepoels haalde de kiesdrempel niet.


N-VA-verkiezingsdrukwerk voor de parlementsverkiezingen van 2003. 
Van links naar rechts: Frieda Brepoels, Rejan Minnekeer, Helga Stevens, Jan Peumans, Annette Stulens en Peter Luykx. (ADVN, DA377/7)
N-VA-verkiezingsdrukwerk voor de parlementsverkiezingen van 2003.
Van links naar rechts: Frieda Brepoels, Rejan Minnekeer, Helga Stevens, Jan Peumans, Annette Stulens en Peter Luykx. (ADVN, DA377/7)

Bij de Vlaamse verkiezingen van 2004 zag de situatie er echter anders uit. Het kartel Sp.a-Spirit moest het afleggen tegen het nieuwe kartel CD&V-N-VA, dat met 27,2% van de stemmen nipt de grootste politieke formatie werd in Limburg. Voor de N-VA werd Peumans verkozen tot Vlaams parlementslid. De echte winnaar van de verkiezingen was echter het VB, dat met 22,4% van de Limburgse stemmen haar aantal parlementsleden wist te verdubbelen (Mathieu Boutsen, Kathleen Martens, Leo Pieters, John Vrancken). Ongetwijfeld speelde hierbij de crisis rond het migrantenstemrecht een rol, evenals de veroordeling van het Blok voor racisme door het Hof van Beroep in Gent.

Bij de daaropvolgende Parlementsverkiezingen van 2007 zetten deze krachtlijnen zich door. Net zoals in de rest van Vlaanderen leden de regeringspartijen sp.a-Spirit en VLD ook in Limburg een zwaar verlies. Het kartel CD&V-N-VA deed het daarentegen met 32,6% van de stemmen bijzonder goed. Ook het Vlaams Belang (het voormalige Vlaams Blok) scheerde hoge toppen. Met 18,5% behaalde de partij haar beste federale resultaat in Limburg tot dan toe.

De regeringsvorming van 2007 en onenigheid over de staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
leidde ertoe dat het kartel CD&V-N-VA in september 2008 werd verbroken. Met de populaire Jo Vandeurzen als kopman evenaarde CD&V in Limburg bij de daaropvolgende Vlaamse verkiezingen het resultaat van het kartel (26,7% en 5 zetels). Ook N-VA deed het echter goed (12% en 2 zetels), wat onder meer resulteerde in een mandaat als voorzitter van het Vlaams Parlement voor Peumans. Het VB ging, net als in de rest van Vlaanderen, sterk achteruit en de Sociaal-Liberale Partij (SLP), de opvolger van Spirit, haalde de kiesdrempel niet.

In 2010 kwam met Wouter Beke Beke, Wouter
Wouter Beke (1974) is CD&V-politicus. Als voormalig academicus gold hij jarenlang als huisideoloog van de partij. Hij was tien jaar partijvoorzitter en werd Vlaams minister in 2019, m... Lees meer
een Limburger aan het hoofd van CD&V te staan. Beke speelde een centrale rol in de totstandkoming van de zesde staatshervorming en loodste zijn partij vervolgens met gemengd resultaat door de federale en Vlaamse verkiezingen van 2014. Hoewel CD&V op federaal vlak nog lichte op vooruitgang boekte, ging de partij in Vlaanderen sterk achteruit. Als lijsttrekker zorgde Beke in Limburg voor een winst van de Kamerlijst van bijna 4%. Bij de verkiezingen voor het Vlaams Parlement kreeg de Limburgse CD&V echter klappen.

Wist de N-VA zich bij de Vlaamse verkiezingen van 2009 nog verrassend goed te handhaven, dan werden de daaropvolgende twee verkiezingen telkens klinkende overwinningen voor de Vlaams-nationalisten. Ook in Limburg brak de N-VA nu definitief door en groeide de partij uit tot de dominante politieke macht in de provincie. In 2014 behaalde de N-VA bijna een derde van de Limburgse stemmen (31,4% en 5 zetels in de Kamer, 32,2% en 5 zetels in het Vlaams Parlement). Met 63.780 voorkeursstemmen bleek Peumans veruit de populairste politicus. Tegelijkertijd werd het VB gedecimeerd (6,2% en geen enkele zetel in de Kamer, 5,9% en 1 zetel in het Vlaams Parlement).

Bij de federale en regionale verkiezingen van 2019 verloor de N-VA fors, maar bleef ze de grooste partij van Limburg (22,6% en 3 zetels in de Kamer, 22% en 4 zetels in het Vlaams Parlement). Zuhal Demir bleek de populairste politica van Limburg, met 61.444 voorkeursstemmen. De winnaar van de verkiezingen was echter het VB. De partij ging voor het eerst CD&V voorbij en werd zo de tweede grootste partij van de provincie (19,7% en 3 zetels in de Kamer, 20,2% en 3 zetels in het Vlaams Parlement). Met een gekombineerd stemmenpercentage van ruim 42% hadden nooit eerder zoveel Limburgers voor een Vlaams nationalistische partij gekozen.

Literatuur

– K. Pinxten, Kultuur en economie in Vlaanderen. Het Limburgse vraagstuk, 1938.
– J. Droogmans, Panorama van de Limburgse letteren van Hendrik van Veldeke tot 1954, in: Verzamelde Opstellen, dl. 1, 1955.
– L. Roppe, Het ontstaan van de provincie Limburg. Rede uitgesproken door de heer L. Roppe, gouverneur van de provincie, 1 oktober 1953.
– E. Raskin, Limburg, let op uw zaak!, 1967.
– L. Swerts, Dagboek van een zware tijd (repressiejaren '44/'50), 1968.
– T. Brouns, Het dagboek van mijn gevangenisleven (28 oktober 1944-28 maart 1946), 1969.
– T. van Overstraeten, Dossier Limburg. De grote staking (1900-1970). Limburg, Belgische kolonie, 1970.
– M.-J. Leemans, Bijdragen tot de studie van het Vlaams activisme. Dl.I: Het activisme in Limburg, 1917-1918, Katholieke Universiteit Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1972.
– W. Jappe Alberts, Geschiedenis van beide Limburgen, dl. 2, 1974.
Limburg 1950-1975, 1975.
– R. Boudens, Kardinaal Mercier en de Vlaamse Beweging, 1975.
– D. Maertens, Stakingen in de provincie Limburg 1944-1969, Vrije Universiteit Brussel, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1975.
– W. Massin, De Belgische Werkliedenpartij in Limburg 1918-1940. Kroniek van een trage opgang, 1980.
–  E. Raskin, Van binnenuit bekeken, de herinneringen van een V.U. parlementslid, 1980.
– D. Snijders en S. Vermeire, Albrecht Rodenbach en Limburg, 1980.
– E. Gerard, Strijd om het Vlaams minimumprogramma in 1919. Mgr. Rutten en de katholieken in Limburg, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 40, 1981, nr. 2, pp. 98-115.
– J. Drouillon, Karel Pinxten. Een bio-bibliografie proeve, 1982.
– L. Vos, Bloei en ondergang van het AKVS. Geschiedenis van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging (1914-1935), 2 dln., 1982.
– A.M. Knevels, De Katholieke Vlaamse Bond van Limburg (1919-1928). Van de katholieke partij naar de nationalistische, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 42, 1983, nr. 3, pp. 150-159.
– T. van Overstraeten, Op de barrikaden. Het verhaal van de Vlaamse natie in wording, 1984.
– G. Verbeet, Hoe een provincie in twee delen werd gesplitst, 1985.
150 jaar provinciaal beleid. Rede uitsproken door de heer H. Vandermeulen, gouverneur van Limburg, 1 oktober 1986.
– L. Gevers, Honderd jaar katholieke studerende jeugd (1884-1984). De geschiedenis van de Hasseltse Jonge Klauwaarts, 1986.
– R. van Laere, De Kabouter uit het Land van Loon (alias Limburg), 1986.
– L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), 1987.
– P. Schrijvers, De Toekomst. Het oorlogsweekblad van het Limburgse VNV 1941-1944, 1987.
– M. de Wilde, De Partizanen slaan toe, in: De Tijd der vergelding, 1988.
– J. Gijbels, De Volksunie in Limburg. Haar sociaal-economische profilering inzake de mijnproblematiek, Katholieke Universiteit Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1988.
Eenheid en scheiding van de beide Limburgen, 1989.
– S. Segers, Het militair-juridisch apparaat tijdens de repressie in de provincies Antwerpen en Limburg, Katholieke Universiteit Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1989.
– G. van Voeren, Veltmans en Overmaas, 1989.
– L. Wils, Belgisch-Limburg, 150 jaar na het verdrag van Londen. Van Luik naar Vlaanderen in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 2, 1989, pp. 101-105.
– L. Vints, P.J. Broekx en de christelijke arbeidersbeweging in Limburg 1881-1968, 1989.
– M. Hanson, Van Frans naar Nederlands. De taalsituatie in het Limburgs middelbaar onderwijs 1830-1914, 1990.
– W. Massin, Van K.V.V. tot V.N.V. Vlaamse ondertonen in Limburg 1929-1940, in: Het Oude Land van Loon, jg. 45, 1990, pp. 211-262.
– E. Raskin, De Limburgse eenheid. Realiteit of mythe?, in: Limburg, 1990, pp. 81-104.
– H. van Goethem, De taaltoestanden in het Vlaams-Belgisch gerecht (1795-1935), 1990.
– R. Cuppers, Limburg na de bevrijding. September 1944 februari 1946, KU Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1991.
– W. Massin, In 1941 keerde zich de publieke opinie tegen de aanhangers van de Nieuwe Orde, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 50, 1991, nr. 3, pp. 168-177.
– F. van Vinckenroye, De Vlaamse Broeders van Limburg, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 50, 1991, nrs. 1-2, pp. 1-6 en pp. 65-81.
– F. Ilsbroux, De VU in Limburg 1954-1971. Een bijdrage tot de geschiedenis van de Vlaams-nationale partijpolitiek in Limburg, KU Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1992.
– L. Minten (e.a.), Een eeuw steenkool in Limburg, 1992.
– B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994.
– L. Vandeweyer, "Un véritable nid d'activistes". De Hasseltse ambtenaren van Financiën in de vuurlinie van de Vlaamse strijd 1918-1920, in: Limburg, jg. 73, 1994, nr. 4, pp. 193-215.
– W. Massin, De Limburgers in het Vlaams Legioen en de Waffen SS, 1994.
– E. Raskin, Van Luik naar Antwerpen, in: 150 jaar Belgische rechtspraak in Tongeren, 1994.
– E. Raskin, Gerard Romsée. Een ongewone man. Een ongewoon leven, 1995.
– Handelingen van het Colloquium Limburg in de Tweede Wereldoorlog. Diepenbeek, LUC, 29 oktober 1994, in: Het Oude Land van Loon. Jaarboek, jg. 50, 1995.
– L. Vandeweyer, Een uit te roeien kwaad!. Camiel Libbrecht over de herbergen in het Limburg van 1917, in: Limburg, jg. 75, 1996, nr. 1.
– A. Grypdonck, De groei naar een universiteit in Limburg: een kroniek, 1997.
– L. Vandeweyer, Het activisme in Limburg tijdens de Eerste Wereldoorlog, in: Limburg - Het Oude Land van Loon, 1997, nrs. 2-3, pp. 97-139 en pp. 193-230.
– K. Vanderstraeten, Het politieke leven te Hasselt 1933-1946, KU Leuven, ongepubliceerde masterproef, 1999.
– B. Wauters, Een verscheurende keuze. Analyse van het stemgedrag van de VU-leden bij de ledenbevraging over het voortbestaan van de partij, in: Res Publica, jg. 1, 2002.
– N. Wouters, Oorlogsburgemeesters 40/44. Lokaal bestuur en collaboratie in België, 2004.
– J. Laplasse, K. Steen, Het verzet gewogen. Een kwantitatieve analyse van politieke aanslagen en sabotages in België, 1940-1944, in: BEG-CHTP, 2005, pp. 227-260.
– P. Janssenswillen, Vernederlandsing voor de eindstreep? De taalsituatie in het middelbaar onderwijs voor jongens in Limburg tijdens het interbellum, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 68, 2009, nr. 2.
– H. Linten, Partizanen in de Zuid-Limburgse Fruitstreek, UGent, ongepubliceerde masterproef, 2013.
– T. Bock, ‘Wij Broederbanders’: een ideologische studie van de Vlaams-nationalistische organisatie Broederband, UGent, ongepubliceerde masterproef, 2014.
– K. Arijs, Vormen van regionaal bewustzijn en nationale identiteit in Belgisch- en Nederlands-Limburg, 1866-1938, 2017.
– K. Dauw. De Sipo-SD Nebenstelle Hasselt. Een microgeschiedenis (1943-1944), UGent, ongepubliceerde masterproef, 2017.
– R. van Doorslaer, Nekschot. Oorlog, geweld en bevrijding in Tongeren, 2021.
A. Thomas, D. Luyten, N. Wouters, Provinciebestuur Limburg tijdens WO II. Een verkennend onderzoek naar de rol van het provinciebestuur in het dagelijks leven van de Limburgse bevolking onder Duitse bezetting (1940-1944), 2023.

Suggestie doorgeven

1973: Evrard Raskin (pdf)

1998: Evrard Raskin

2023: Winne Gobyn

Databanken

Inhoudstafel