Natuur, milieu en landschap

Begrip
Andreas Stynen / Jos Gysels

Tot de Tweede Wereldoorlog bestond er een band tussen de Vlaamse beweging en de natuurverenigingen in Vlaanderen. Een gevoeligheid en zorgzaamheid voor het landschap en de schoonheid van natuur en erfgoed maakten deel uit van de Vlaamse strijd. Beide bewegingen groeiden daarna gaandeweg uit elkaar. Toch engageerden Vlaams-nationalisten zich in de jaren 1960 en 1970 opnieuw in de opkomende milieubeweging.

Alternatieve term
Leefmilieu
Landschappen
Leestijd: 50 minuten

In tijden van klimaatverandering roept de relatie tussen natuur, milieu en landschap enerzijds en nationale bewegingen anderzijds belangrijke vragen op. Is nationalisme, met zijn specifieke focus op afgebakende groepen en/of territoria, wel bij machte om globale uitdagingen het hoofd te bieden? Of zet het cultiveren van een emotionele gehechtheid aan de eigen omgeving net de deur open naar een meer ‘groen’ bewustzijn? Onderzoekers staan doorgaans sceptisch tegenover de positieve bijdrage van nationalisme: de nadruk op solidariteit, op behoud van erfgoed en al wat aan vroegere grootsheid herinnert en op een betere toekomst voor de komende generaties, wordt veelal overschaduwd door een obsessie met het nationale eigenbelang, een overdreven romantisering van vaderland, een afkeer van supranationale bemoeienissen en een uitgesproken antropocentrisme – de mens staat centraal, al het andere heeft slechts waarde in zoverre het aan de natie bijdraagt. Met zijn stelling dat de natuurbescherming in Vlaanderen pas in 1910 van start ging, ziet ook Thijs Caspers alvast weinig overeenkomsten tussen beide agenda’s: een al te intens engagement in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd zou de intellectuele elite van andere bekommernissen hebben weerhouden, en dit in tegenstelling tot Europese landen met minder nationale perikelen.

De visie van een ‘late’ beweging tot natuurbescherming komt voort uit een lineaire blik op het verleden, alsof er slechts één lijn in de omgang met natuur bestaat. ‘Natuur’ is integendeel een breed begrip dat zich moeilijk laat vatten. Alleen al binnen de westerse wereld is de evolutie van wat onder het concept werd en wordt verstaan bijzonder groot. Vandaag wordt natuur veelal benaderd als een fysieke plaats, bij voorkeur onaangeroerd en in praktijk vaak bedreigd door de mens. Natuur wordt zo in de eerste plaats als een object met nood aan bescherming begrepen, los van de mens – natuur en cultuur zijn schijnbare tegengestelden – maar tegelijkertijd bijzonder afhankelijk van de mens om niet ten onder te gaan. Het is een ambigue verhouding, vol spanningen. Elke poging om de relatie tussen natuur en de Vlaamse beweging te vatten doet dan ook onvermijdelijk afbreuk aan de complexiteit ervan. In plaats van te streven de volledige geschiedenis van deze verhouding te vatten, belichten we in dit lemma daarom eerder een waaier aan dwarsverbanden tussen beide, nog breder dan de vier kernmotieven in natuurbehoud die Herman Delaunois (1919-1983), eerste voorzitter van de Bond Beter Leefmilieu, onderscheidde: esthetische/ethische, natuurwetenschappelijke, maatschappelijke en politieke redenen. Deze komen in dit lemma alle aan bod, maar om beter de uniciteit van de verschuivingen in de omgang met landschap, natuur en milieu in Vlaanderen te begrijpen, is oog voor de veranderende invulling van deze noties te verkiezen boven een projectie van eigentijdse visies op het verleden: een al te strikte afbakening van fenomenen als natuurbeleving, landschapsbehoud, milieuzorg … staat haaks op de historische eigenheid. Bovendien stond Vlaanderen geenszins geïsoleerd: ideeën en praktijken uit een Belgische en internationale context bleken bijzonder invloedrijk.

Natuur en landschap tot 1940

Andreas Stynen

Utilitarisme en verwondering

Een prille aan natuur gewijde tekst uit de Vlaamse beweging was Hendrik Consciences Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
autobiografisch geïnspireerde Eenige bladzijden uit het boek der natuer (1846). Daarin verhaalde de Antwerpse schrijver hoe hij, onder de hoede van een oudere buurtbewoner, naar insecten en planten leerde kijken. Maar ook bomen richtten zich tot de jonge Conscience, en wijdden hem in hun mysteries in. De onderliggende boodschap was dubbel: industrialisatie en verstedelijking hoefden niet noodzakelijk tot een vervreemding van de natuur te leiden, en de emancipatie van het Vlaamse volk moest de literatuur overstijgen. Door ook in de wetenschappelijke context van de plantkunde voor de Nederlandse taal te kiezen, wilde Conscience aan de intellectuele ontwikkeling en, op termijn, materiële welvaart bijdragen. Al eerder, in 1821, verzuchtte Jan Frans Willems dat een Nederlandstalige veldflora een stap in culturele ontvoogding kon betekenen. Dit vertrouwen in plantkunde als emancipatorisch middel verraadt een aanzienlijke populariteit: verre van een uitsluitend academische bezigheid, slaagde de 19de-eeuwse botanische wetenschap erin om het brede publiek te passioneren (zie Wetenschapsbeoefening Wetenschap
Lees meer
).


<p>Illustratie op het titelblad van Hendrik Conscience,<em> Eenige bladzijden uit het boek der natuer</em>, 1846. (Universiteitsbibliotheek Gent)</p>

Illustratie op het titelblad van Hendrik Conscience, Eenige bladzijden uit het boek der natuer, 1846. (Universiteitsbibliotheek Gent)

Naarmate de fysieke én mentale afstand tot de natuur toenam, groeide met name bij stedelingen de interesse in een betere kennis van flora (en fauna). Het betekende een uitbreiding van een voorheen veeleer utilitaristische omgang met planten: in de 18de eeuw hoopten vele Europese overheden uit de aanvoer van exotische gewassen economisch nut te halen, of andersom eigen planten voor een handelsbalans in evenwicht in te zetten. Instrumenten als Linnaeus’ classificatiesysteem verlaagden de drempel en lieten ook wetenschappelijke leken toe om zich systematisch in planten te verdiepen. Dat kon met het oog op een huisapotheek of culinaire aspiraties, maar ook als loutere vrijetijdsbesteding. Onder meer Jean-Jacques Rousseau stimuleerde deze activiteit, door de zoektocht naar planten (of ‘herboriseren’) aan te bevelen als een middel om tot rust te komen. Beschouwing van de natuur tekende de rijke 19de-eeuwse botanische literatuur: liefhebbers die de eigen streek botanisch voorstelden, prezen zonder schroom de pittoreske pracht en landschappelijke variatie. Niet enkel de nuttige gewassen, maar álle planten daarin verdienden belangstelling. Met andere woorden: utilitarisme werd uitgedaagd door een romantische verwondering. Elkaar uitsluiten deden deze twee attitudes voorlopig geenszins.

De nieuwe zienswijze op de natuur kende ook een politieke katalysator. De Belgische onafhankelijkheid verruimde de ambitie van plantenliefhebbers. Vanaf 1835 aangevuurd door de Gentse professor Jean Kickx, maar zonder overheidssteun, gold een overzicht van de volledige botanische rijkdom van het koninkrijk als een collectief project: lokale botanici namen deel aan een missie van nationaal belang, in navolging van wat elders in Europa sinds lang gerealiseerd was. In 1860 publiceerde de amper dertigjarige François Crépin zijn Manuel de la flore de Belgique, een keerpunt voor de Belgische botanische wetenschap. Hoewel geenszins exhaustief, was het nationale kader in Crépins natuurgids duidelijk aanwezig: door het overzicht van planten heen klonk een grote waardering voor de eigenheid van de Belgische fauna, die hij vooral in een opvallende rijkdom en variatie van vegetatietypes en landschappen situeerde.

Een zoektocht naar planten was behalve een wetenschappelijke excursie ook een pittoreske ontdekking van het vaderland. Natuurkennis en -beleving, maar ook nationale sentimenten, kennis en esthetiek lagen in elkaars verlengde, zo bleek meer dan eens in een artistiek blad als De Vlaemsche School De Vlaamsche School
De Vlaamsche School was een aanvankelijk halfmaandelijks, later maandelijks tijdschrift, uitgegeven te Antwerpen van 1855 tot 1901 (van 1855 tot 1864: De Vlaemsche School; vanaf 1897: De ... Lees meer
. Dat onderhield zijn lezers sporadisch over de harmonieuze, lieflijke plantenwereld en koppelde idyllische taferelen aan een zakelijke uiteenzetting. Deze aanpak was kenmerkend voor wetenschapsvulgarisatie en kleurde onder meer ook het succesvolle Nederlandse tijdschrift Album der Natuur (1852-1909). In Vlaanderen maakte Conscience ervan gebruik, maar ook het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
liet met een Inleiding tot de kruidkunde (1856) ‘de geheimnisvolle, welsprekende stem der natuer’ klinken.

Landschaps- en vogelbescherming

Plantenliefhebbers waren niet de enigen om het vaderland te verkennen. Dezelfde combinatie van verstedelijking en toegenomen onafhankelijkheid verleidde ook anderen om met een zekere systematiek de verschillende provincies te bezoeken. De verslagen en afbeeldingen die deze reizigers nalieten, tonen een groot bewustzijn van de soms drastische transformatie die zich in vele regio’s voltrok. Lange tijd waren stadsuitbreidingen, industrie en transportinfrastructuur nauwelijks een bron van ongerustheid. Een van de uitzonderingen op de regel was priester-dichter Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
, die in zijn poëzie nu en dan het apocalyptisch getinte beeld van een voortrazende trein opriep en zich hardop zorgen maakte over de modernisering van Vlaanderen. Die vormde in zijn ogen een bedreiging voor de eeuwige, door God geschapen Vlaamse natuur. Bij een dichter als Jan van Beers Van Beers, Jan
Jan van Beers (1821-1888) was een Vlaams leraar en dichter uit Antwerpen. Lees meer
stond de trein dan weer voor de triomf van de vooruitgang (zie Literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
) en ook buiten de letteren klonk vooral onomwonden optimisme over de nieuwe richting die het landschap uitging. Publicaties als Délices de Belgique (Alphonse Wauters, 1844) benaderden spoorlijnen of fabrieken als visueel aantrekkelijk en geenszins als een gevaar voor de puurheid of authenticiteit van het landschap. Een bijsturing van het pittoreske genre, de dominante artistieke beeldtaal, was niet noodzakelijk. Het geloof in een naadloze integratie van spoorwegen en industrie in het lieflijke landschap was geruststellend en wellicht daarom ook duurzaam - decennialang overheerste een harmonieus beeld zonder scherpe kanten. Op die wijze leek het land gevrijwaard te blijven en hoefde men zich geen zorgen te maken over aspecten als vervuiling. Kritische geesten zochten het tegenbeeld van de landelijke natuur niet in de oprukkende vooruitgang maar eerder in de moreel verdorven stad. Pleidooien voor de bescherming van het landschap waren er vooralsnog niet: van een oorzakelijk verband met landschappelijke transformaties was met andere woorden geen sprake.

Omstreeks 1880 zette zich alsnog een kentering in en verloren (jonge) estheten het vertrouwen in het samengaan van pittoreske landschapspracht en grootschalige infrastructuur: spoorwegen, fabrieken en steengroeven golden stilaan als onwelkome stoorzenders. Onder invloed van Franse avant-gardisten trokken Belgische schilders almaar vaker de buitenlucht in, op zoek naar authentieke, vaderlandse natuur. Het Zoniënwoud rond Tervuren en de uitgestrekte heidegronden bij Kalmthout in het midden van de eeuw, en later ook de zandgronden rond Genk, de duinen bij Knokke en de afwisselende Leievallei rond Latem konden op veel artistieke belangstelling rekenen (zie Beeldende kunst Beeldende kunst
De beeldende kunsten en de Vlaamse beweging onderhielden van 1830 tot vandaag een complexe en gelaagde relatie, die pendelde tussen gematigde sympathie, radicaal engagement en kritische a... Lees meer
). Vanuit soms echte kunstenaarsdorpen maakte een nieuwe manier van kijken opgang: het ongerepte platteland had een esthetische waarde die van verstedelijking en industrialisatie moest worden gevrijwaard. Zelfs het eerder genoemde De Vlaamsche School, nochtans een bastion van traditionele en academische schilderkunst, riep vanaf de jaren 1890 op om ‘het ware landschap, de intimiteit van het groen’ op te zoeken, weg van de moderne samenleving. Onbezoedelde natuurpracht verdiende bescherming, zo luidde een visie met almaar meer weerklank.


<p>Kunstschilder Emile Claus vestigde zich in 1883 in Astene en groeide er uit tot een van de bekendste ‘leieschilders’ en een boegbeeld van de eerste Latemse school. Emile Claus, <em>De Leie in Astene</em>, ca 1885. (Musea Brugge)</p>

Kunstschilder Emile Claus vestigde zich in 1883 in Astene en groeide er uit tot een van de bekendste ‘leieschilders’ en een boegbeeld van de eerste Latemse school. Emile Claus, De Leie in Astene, ca 1885. (Musea Brugge)

De door schilders gedragen roep om natuurlijke elementen van menselijk ingrijpen te vrijwaren was niet zonder precedenten. De vroegste wetgevende initiatieven hadden echter betrekking op vogels, en dit vanuit de ambitie om de jacht door de geprivilegieerde klassen te verzekeren. Bij de stemming van de jachtwet uit 1846 werd er bijvoorbeeld voor gepleit om soorten als patrijs en fazant te beschermen om een voldoende grote populatie in stand te houden. Behalve een recreatieve drijfveer speelden ook economische afwegingen een rol: een koninklijk besluit uit 1873 maakte een onderscheid tussen nuttige en schadelijke vogels; tot de eerste categorie, die bescherming genoot, behoorden alle insectenetende vogels omdat die als een hulp bij de landbouw werden gezien. Meteen was er ook een uitgesproken morele dimensie: rondzendbrieven vanuit de nationale overheid legden de schuld van de achteruitgang van het vogelbestand bij plattelandskinderen, die systematisch nesten zouden leegroven. Met een hoogst paternalistische ambitie gold het beteugelen van deze praktijk als een zaak van volksopvoeding, om crimineel gedrag op latere leeftijd in de kiem te smoren. Initiatieven rond andere dieren dan vogels, zoals de (Luikse) Société protectrice des animaux (1863) of diverse politiereglementen, hadden een vergelijkbare agenda: de bescherming van eigendom enerzijds, het ‘beschaven’ van mensen anderzijds.

Prille organisatievorming

De studie en later bescherming van de natuur werd in belangrijke mate door een bloeiend genootschapsleven gedragen. Een vereniging als de Antwerpse Société de zoologie (1841) combineerde in haar dierentuin wetenschap, utilitarisme en ontspanning, en zonder de inheemse fauna (en flora) te negeren, mikte ze toch vooral op de exotische natuur. Die fascinatie deelden de talrijkere liefhebbers van de plantkunde, die vaak ook bezig waren met sierteelt, en aan de oorsprong lagen van een hele reeks genootschappen, onder meer de Gentse Société d’agriculture et de botanique (1808, met een jaar later de eerste editie van de vermaarde Floraliën), de Brusselse Société de Botanique (1862) en de Société linnéenne (1872). Behalve stedelijk was dit verenigingsleven veelal verfranst. Als tegengewicht voor deze ‘miskenning onzer moedertael’ startte Antwerps plantkundige Henri van Heurck in 1857 met gratis zondagse lessen over de natuur in het Nederlands, een initiatief dat hij het jaar nadien tot een Kruidkundig Genootschap uitbouwde. Op het programma stonden onder meer wandelingen om de leden waardering bij te brengen voor ‘de planten, welke door de hand des Scheppers aen onzen vlaemschen grond zyn gegeven’. De ambitie oversteeg het louter intellectuele en later klonk het ook dat deze uitstappen naar het platteland ideaal waren om van ‘wat frissche lucht te genieten’ voor de stedeling ‘die den ganschen dag als opgesloten zit’. Eens te meer bleek een naadloze overgang tussen natuur en landschap, tussen studie en beleving.

Een gelijkaardig discours dook een generatie later op bij de Gentse hoogleraar Julius Mac Leod Mac Leod, Julius
Julius Mac Leod (1857-1919) was hoogleraar plantkunde aan de Gentse universiteit en een Vlaamsgezinde progressieve liberaal. Hij was een belangrijke pleitbezorger van de vernederlandsing ... Lees meer
. Eind 1887 stichtte hij het Kruidkundig Genootschap Dodonaea Kruidkundig Genootschap Dodonaea
Lees meer
, dat (in het Nederlands) de kennis van planten wilde verspreiden: enerzijds onder land- en tuinbouwers, anderzijds onder brede lagen van de bevolking – betere kennis van de natuur droeg bij tot de algemene ontwikkeling, meende Mac Leod. Lezingen, vergaderingen, traktaten en ‘uitstapjes’ vormden ook nu een programma van wetenschapsvulgarisatie. Met in 1899 over verschillende afdelingen heen ongeveer 250 leden was Dodonaea aanzienlijk groter dan de Société de Botanique, maar haar impact was niettemin beperkter dan die van verwante programma’s in het buitenland. Grootschalige popularisatie van natuurbeleving zoals de Nederlandse onderwijzers Eli Heimans en Jacobus Pieter Thijsse rond de eeuwwisseling met hun blad De Levende Natuur (1896-vandaag) realiseerden, was in Vlaanderen (of België) niet te vinden. Initiatieven als De Vriend der Natuur, van 1893 tot 1895 in Turnhout door enkele leraars uitgegeven om ‘oog en hart te openen voor al het schoone en wonderbare, dat de natuur te genieten geeft’, kenden doorgaans een kortstondig bestaan.


Julius Mac Leod (zittend in het midden) met studenten in de Plantentuin van de Gentse Universiteit, 1911. Foto Edgard Claessens. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph50048)
Julius Mac Leod (zittend in het midden) met studenten in de Plantentuin van de Gentse Universiteit, 1911. Foto Edgard Claessens. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph50048)

Eerst in Brussel en de Waalse provincies kwam in de jaren 1890 een nieuw type natuurvereniging op, dat werd gedreven door de nieuwe, anti-utilitaristische visie op het landschap die kunstenaars ontwikkelden. In 1890 riep liberaal parlementslid Jules Carlier zijn collega’s op om de Belgische schilders een lijst van ‘les sites essentiels’ te laten opstellen: net zoals monumenten op bescherming van de overheid konden rekenen, moesten ook waardevolle landschappen van hogerhand worden gevrijwaard. Het voorstel haalde het niet, maar inspireerde enkele tientallen beeldende kunstenaars en schrijvers wel tot de oprichting van de Société nationale pour la protection des sites et des monuments en Belgique. Met Carlier aan het hoofd pleitte dit nieuwe genootschap voor het behoud van pittoreske schoonheid én voor het sensibiliseren van de Belgische bevolking. Tot de instrumenten behoorden tentoonstellingen, de openstelling van natuurgebieden en waar nodig ook landschapsherstel. Een ongerepte staat was minder belangrijk dan overeenstemming met esthetische idealen. Er was bijgevolg geen bezwaar tegen constructies in mooie landschappen, zolang die zich qua vorm en materiaal lieten integreren: natuurlijke en monumentale schoonheid berustte immers op gelijke principes. Deze omvattende visie, die ook de twintigste-eeuwse erfgoedwerking zou kleuren, werd internationaal gedeeld (veelzeggend was de naam ‘Natuurmonumenten’ die Nederlandse pioniers in 1905 aan hun vereniging gaven) en zette ook in België én Vlaanderen de toon voor de eerste organisaties voor natuurbehoud.

De Société nationale streefde naar een brede werking en ging in haar ambitie tot de inventarisatie van mooie sites onder meer een verbond met de snel opkomende toeristische sector aan: samen met onder meer de Touring Club de Belgique probeerde men per provincie een werking uit te bouwen. In 1901 gaven enkele Antwerpse kunstenaars gehoor aan deze oproep, maar het zwaartepunt van de werking van de Société lag zonder twijfel in Franstalig België. Sites als de Hérou (een steile rotsformatie langs de Ourthe) of de Hoëgne (een zijrivier van de Vesder in de Hoge Venen) kregen de meeste aandacht. Ook in het noorden van het land waren er campagnes, onder meer voor de bescherming van de kustduinen, maar die hadden veeleer een kortstondig en ad hoc karakter. Tot de systematische initiatieven behoorde die voor de bescherming van het Zoniënwoud: in 1909 werd in Brussel de Ligue des amis de la Forêt de Soignes opgericht, een bijzonder actieve organisatie ter bescherming van het Zoniënwoud en met nog vóór de oorlog al een ledenbestand dat opliep tot enkele duizenden. Een brede waaier aan kunstenaars, politici en ondernemers – een elite met werkelijke macht – schaarde zich achter een programma van landschapsherstel. Drijvende kracht en voormalig burgemeester Karel Buls Buls, Karel
Lees meer
omschreef het woud in 1912 als ‘un monument sacré et national’: de bescherming van landschappen was behalve een esthetisch ook een nationaal project geworden.

Wetenschap en heimat

De ontwikkeling van de beweging voor landschapsbescherming voltrok zich in de vroege 20ste eeuw in een uitgesproken Belgisch kader. Orgelpunt daarvan was de opgemerkte publicatie Pour la protection de la nature en Belgique (1912) van plantkundige Jean Massart. Deze Brusselse hoogleraar voerde baanbrekend onderzoek naar milieufactoren en biotopen, maar bracht zijn collega’s in de Société de botanique tegelijkertijd in nauw contact met de visies van moderne, anti-academische kunstenaars: wetenschappers die in een laboratorium werkten gingen even onvolledig te werk als schilders die hun atelier niet verlieten. Onderdompeling in de natuur, bij voorkeur waar die zich ongerept toonde, stond ook voor hem voorop. Uit Massarts geschriften en uiteenzettingen tijdens herborisaties (ook in Vlaamse provincies) sprak bezorgdheid om de verschraling van het landschap. Met zijn pamflet uit 1912 ging hij over tot een systematische bijdrage aan het debat én een gefundeerd pleidooi voor een oplossing: de oprichting van reservaten waarin de natuur bij wet werd afgeschermd van alle utilitarisme. Massart ging daarmee verder dan de weinig doortastende wet die in 1911 door het Belgische parlement was aangenomen en ondernemers tot landschapsherstel verplichtte na hun industriële activiteiten. Naar analogie met wat voor het eerst in Yellowstone (VS, 1872) gebeurde, pleitte Massart voor een preventieve aanpak: in waardevolle zones was economische activiteit ronduit verboden. La protection schoof vijfenzeventig sites naar voor: niet alleen boden die een staalkaart van alle karakteristieke landschapstypes in het land, bovendien was er een aanzienlijke overlap met de geliefkoosde plekken van schilders. Hun motivatie was anders – Massart riep geen esthetische, wel wetenschappelijke (en educatieve) argumenten in – maar de kruisbestuiving verleende de beweging slagkracht.

Massart vond ook in Vlaanderen gehoor. Zijn boodschap sloeg onder meer sterk aan bij Antwerps auteur Amand de Lattin, die het gedachtegoed introduceerde bij de Vereeniging ter Bevordering van Volkskracht (1912). Dat was een initiatief van de links-liberale drukker Victor Resseler Resseler, Victor
Victor Resseler (1877-1955) was een Antwerpse boekhandelaar, journalist, uitgever en politicus van liberaal-vrijzinnige strekking. Lees meer
, die via de emancipatie van Vlaamse jongeren de levenskracht van het hele Vlaamse volk wilde vergroten. Met dat doel stuurde hij tieners op verkenning in het Vlaamse land: groepen wandelknapen en -meisjes trekken elke zondag met vaandel en onder gezang (maar zonder uniform) het Antwerpse ommeland in, op zoek naar herbronning in de Vlaamse natuur – veeleer cultuurlandschappen dan wildernis. Enkel buiten de stad was zuiverheid en authenticiteit te vinden, die bovendien ook een nationaal karakter werd toegeschreven: verbinding met de heimat stond centraal. Met slechts enkele tientallen leden was het bereik van Volkskracht beperkt, zeker in vergelijking met het Duitse voorbeeld waaraan Resseler zich spiegelde: in 1911 telden de zogenaamde Wandervögel in het keizerrijk al ruim vierhonderd groepen met meer dan zeventienduizend leden.


Victor Resseler op stap met een groep Wandelknapen en -meisjes in de Kempen, ca. 1913. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph14750)
Victor Resseler op stap met een groep Wandelknapen en -meisjes in de Kempen, ca. 1913. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph14750)

De aantrekkingskracht van de Duitse Heimatbewegung op Vlaamsgezinden was groot. Een breed gedragen protestbeweging kwam er rond de eeuwwisseling op voor een bijsturing van de industriële moderniteit: de Heimat moest worden beschermd tegen verder esthetisch en moreel verval, met een veelzijdige campagne waarvoor volop de stedelijke burgerij werd geëngageerd. Anders dan in de buurlanden kwam het in België niet tot sterk uitgebouwde nationale verenigingen, maar de opvattingen rond authenticiteit en herbronning vonden wel degelijk op grote schaal ingang. De Blauwvoeterij Blauwvoeterij
Blauwvoeterij is de benaming voor de eerste fase van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, vanaf de ‘Groote Stooringe’ in 1875 in het Klein Seminarie van Roeselare tot omstreeks 1880, ... Lees meer
van Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
uit de jaren 1870, uiteraard sterk geïnspireerd door de West-Vlaamse school die op dat ogenblik al enkele decennia lang aan het strijden was voor het behoud van de West-Vlaamse volksaard, kan als een vroege aanzet hiertoe worden gezien: de Vlaamse boerengemeenschap stond tegenover verfranste individuen uit de stad, en enkel een hernieuwde aansluiting bij het échte Vlaamse leven en landschap kon het verval keren.

Een verwant cultuurkritisch geluid klonk bij de Vereeniging tot behoud van natuur- en stedenschoon, opgericht in 1910. Deze in oorsprong Antwerpse organisatie wordt vaak voorbarig als absoluut startpunt van iets als een Vlaamse natuurbescherming omschreven, waarbij eerdere initiatieven zoals die voor de bescherming van de duinen of de Antwerpse tak van de Société nationale van Carlier worden miskend. De Vereeniging bouwde integendeel deels voort op bestaande campagnes, zoals die van Cyriel Buysse Buysse, Cyriel
Cyriel Buysse (1859-1932) was een invloedrijk auteur van naturalistische romans en toneelstukken. Lees meer
sinds 1909 tegen plannen om de Leie bij Deurle te kanaliseren. Ook mag de Vlaamse dimensie bij de oprichting niet worden overdreven: daarbij speelde immers expliciet het voornemen om in heel België actief te zijn en, indien wenselijk, de Franse taal te gebruiken. Tegelijkertijd is er de vaststelling dat voorzitter Arthur Cornette Cornette, Arthur
Arthur Cornette (1852-1907) was een Vlaamsgezinde liberaal. Hij lag aan de basis van de loge Marnix van Sint-Aldegonde, waar het Nederlands vanaf het begin de voertaal was. Lees meer
, tevens lid van de Société pour la protection des sites, al in zijn eerste toespraak de Vereeniging in een bredere cultuurbeweging inschreef: wat anderen voor de Vlaamse letterkunde en muziek deden, moest de nieuwe organisatie voor het (cultuur)landschap doen.

Bij de roep om bescherming hanteerde de Vereeniging vooral esthetische argumenten, waarbij natuurlijke en monumentale schoonheid als elkaars verlengde werden gezien. Behalve deze motivatie liepen ook de actiemiddelen parallel met die van eerdere verenigingen: met brieven en manifestaties zette het bestuur lokale overheden onder druk, met excursies en lezingen sensibiliseerde men de bredere bevolking. Zo gaf Massart in 1912 een lezing over de waarde van de heide bij Kalmthout. Dat gebied, sinds de jaren 1880 populair bij Antwerpse schilders en wandelaars en vanaf 1897 bovendien vlot bereikbaar met de trein, kreeg bijzondere aandacht van de Vereeniging. Samen met organisaties als de Société pour la protection kantte ze zich tegen plannen voor nieuwe verkavelingen, straten, vakantiehuizen en aanplantingen op de desolate heidegronden. In deze campagne vervreemdde de Vereeniging echter om zeker twee redenen van zusterorganisaties. Ten eerste verzuurde de relatie met gerenommeerde bondgenoten als Buls en Massart: na een plaatsbezoek aan Kalmthout temperden zij hun protest, wat journalist Herman van Puymbrouck Van Puymbrouck, Herman
Herman van Puymbrouck (1884-1949) was medestichter van de Frontpartij en vervolgens hoofdredacteur van De Schelde, later Volk en Staat. Vanaf de late jaren 1930 steunde hij onverkort het ... Lees meer
namens de Vereeniging tot een open brief vol klachten over ‘de Belgische oppervlakkigheid en Belgische slordigheid’ verleidde. Daarnaast heerste er binnen de Vereeniging een diepgeworteld defaitisme: onder meer secretaris De Lattin liet zich in vele van zijn geschriften kennen als een groot misantroop, die geen hoop meer scheen te koesteren voor een samenleving in structureel verval.

Deze sombere toon verklaarde wellicht beter waarom de Vereeniging een geringere wervingskracht had dan Franstalige en buitenlandse organisaties. Caspers’ hypothese dat de Vlaamse intellectuele elite al te geëngageerd was in de ontvoogdingsstrijd om zich met natuurbescherming bezig te houden overtuigt niet, zeker omdat de organisatie zich al snel zélf in de Vlaamse beweging inschreef. Een meer plausibele verklaring luidt dat in de Vlaamse identiteit rustieke landelijkheid en het boerenbestaan een belangrijkere plaats innamen dan een retoriek rond zware industrie en ongerepte natuur, dominant in de beeldvorming over Wallonië en een Waals zelfbeeld. Maar vooral was het uitdragen van een zwartgallige boodschap nauwelijks productief: campagnes die als weinig meer dan vergeefse wanhoopspogingen worden ingekleed, ondergraven al gauw zichzelf. Deze cultuurkritische profilering zou de Vereeniging ook na de oorlog parten blijven spelen.

Oude en nieuwe argumenten in het interbellum

De Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
bracht de prille natuurbeweging een zware klap toe. De Duitse inval betekende het definitieve einde voor een waaier aan initiatieven, waaronder de Société pour la protection des sites en de Vereeniging ter Bevordering van Volkskracht. Ook een wetenschappelijk comité dat Massart in 1912 opstartte en een pas gestichte koepelorganisatie onder vleugels van Carlier namen de draad niet meer op. De Vereeniging tot behoud van natuur- en stedenschoon overleefde de oorlog daarentegen wel en won in het interbellum aan betekenis, onder meer dankzij het tijdschrift Natuur- en Stedenschoon, dat vanaf 1922 verscheen. De samenstelling van het ledenbestand veranderde in de volgende decennia nauwelijks: een artistiek of intellectueel flamingantisch (en vooral Antwerps) milieu bleef de organisatie domineren. Hoewel verscheidene andere organisaties, zoals oudheidkundige of fotografische kringen, zich in deze periode met de Vereeniging lieerden, kwam het ledenaantal nooit boven de vijfhonderd uit, terwijl de Brusselse organisatie voor het Zoniënwoud in 1920 ongeveer het tienvoud had.

De Vereeniging, die in 1935 het predicaat Koninklijk verwierf, onderhield in het interbellum een moeizame relatie met wetenschappers. De methoden en taal van biologen vormden een bedreiging voor de natuur, wegens al te objectiverend. Echte natuurliefde, zo klonk het in een voortzetting van denkwijzen uit de voorgaande eeuw, kwam voort uit een subjectieve ervaring van schoonheid. De publicatie van persoonlijke getuigenissen van natuurgenot en, vooral, wandelingen bleven dan ook belangrijke middelen tot sensibilisering. Deze benadering droeg bij tot een enigszins geïsoleerde positie van de Vereeniging: toen in 1928 in Brussel de Fédération nationale pour la défense de la nature het licht zag, een organisatie gepromoot als geestelijke erfgenaam van Massart, knoopte deze ondanks een breed opgezette werking geen relaties aan met de Antwerpse organisatie – het wantrouwen was wederzijds.


Campagne tegen zwerfvuil en sluikstorten door de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon. Ontwerp Victor Resseler, ca. 1930. (Vlaams Architectuurinstituut)
Campagne tegen zwerfvuil en sluikstorten door de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon. Ontwerp Victor Resseler, ca. 1930. (Vlaams Architectuurinstituut)

De overheersende visie op natuur bij de Vereeniging blijft onverminderd een cultuurkritische, en niet een wetenschappelijke. Jozef Muls Muls, Jozef
Lees meer
, van 1929 tot 1940 conservator van het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten en opvallende spreekbuis van de organisatie, droeg als geen ander de radicale tegenstelling tussen stad en natuur uit: de ‘bron van eeuwige lavenis en verkwikking’ vormde de enige mogelijke remedie tegen beschavingskwalen. Beïnvloed door de Engelse kunstcriticus John Ruskin verbond Muls deze kracht met religie: de Vlaamse natuur incarneerde religieuze waarden, die altijd al de essentie van de Vlaamse cultuur vormden. Wandelen in de vrije natuur was voor hem dus tegelijkertijd een artistieke, een religieuze en een nationale daad, noodzakelijk om aan de ontaarding van de samenleving weerwerk te bieden.

Het binaire, cultuurkritische denken van de Vereeniging sluit aan bij het wereldbeeld van enkele toonaangevende wetenschapsvulgarisatoren tussen de oorlogen. Vanuit een sociaal engagement ijverde Gents pedagoog Leo Michel Thiery (1877-1950), sinds 1902 lid van Mac Leods Dodonaea, voor het welzijn van arbeiderskinderen. Door hen van de schoonheid en het wonderlijke van de alledaagse natuur te overtuigen, wilde hij hen wapenen tegen de onrust van de industriestad en het onmenselijke van de eigen tijd en cultuur. Een activist die op de barricaden ging staan voor natuurbescherming was hij evenwel niet. Heel wat minder ingehouden is het optreden van wetenschappelijk publicist Jos van Limbergen (1902-1975), die tussen 1934 en 1944 in zijn tijdschrift Weetlust herhaaldelijk opriep om de voeling met de natuur te herstellen. Hij dacht daarbij in het bijzonder aan het woud, niet alleen de oorspronkelijke habitat van de Vlaamse voorouders, maar de mystieke plaats van oorsprong. Tijdens de Tweede Wereldoorlog koos hij resoluut voor de Nieuwe Orde en omarmde hij met scherpe pen een retoriek van Blut und Boden, waarbij de natuur ook een vehikel van ‘rasfierheid’ werd.

Popularisering van wetenschap lag ook ten grondslag aan De Wielewaal, een ornithologische vereniging opgericht in Antwerpen in 1933. Onder invloed van priester Frans Segers (1888-1969), gangmaker van deze organisatie voor de studie van inlandse vogels, profileerde De Wielewaal zich als een uitgesproken Vlaams initiatief. De keuze voor de wielewaal, een vogel met een opvallend geel-zwart vederkleed, als embleem, intrigeert: met zijn rode bek kan het even goed een ‘Belgische’ vogel zijn. Voorzitter en overtuigd Vlaams-nationalist Germain Lacres zou er in 1963 bij de inhuldiging van het Wielewaalhuis in Turnhout geen twijfel over laten bestaan: ‘Is het niet een der onverklaarbare voorbeschikkingen van het lot dat hij de Vlaamse kleuren in zijn banier voert?’ Opvallend en veeleer uitzonderlijk was dat de vereniging na Segers’ overplaatsing naar Vosselaar niet langer een stedelijke basis had. Ook kende het initiatief een trage start en hielden de leden zich vooral met studie bezig, níet met bescherming: vroege oproepen tot strijd tegen de vernieling van de natuur werden vanuit het bestuur actief ontmoedigd. Niet alleen was er geen ambitie om natuur te beschermen (het eerste reservaat kwam er pas in 1954), bovendien was het de leden met het oog op verzamelingen toegestaan om vogels te vangen en eieren weg te nemen. Een eigen tijdschrift, dat enkele jaren in samenwerking met een Nederlandse uitgever werd gepubliceerd, maakt duidelijk dat De Wielewaal enkel het vergroten en verspreiden van kennis rond vogels tot doel had: verder reikte de ambitie niet.

De werking van De Wielewaal beperkte zich in het interbellum in praktijk tot de Kempen. Die regio kon ook op bijzondere belangstelling van de Vereeniging tot behoud van natuur- en stedenschoon rekenen, wellicht niet toevallig de enige andere organisatie waarmee de ornithologen formele banden aanknoopten. In hun tijdschrift en op een tentoonstelling als ‘Onze Kempen’ (1922) verheerlijkten de Antwerpse natuurbeschermers de regio van vóór industrialisering en modernisering, met een voorkeur voor premoderne landschappen en een traditionele levenswijze. Het behoud van dit geheel betekende dus vasthouden aan zowel natuur als het verleden zelf. Dat een andere motivatie mogelijk was, bewees de positie van de in 1922 opgerichte Vlaamsche Toeristenbond Vlaamse Toeristenbond
VTB-VAB (1922) was een cultureel-toeristische organisatie die bijdroeg aan de ontwikkeling van het toerisme en de mobiliteit in Vlaanderen. Ze was door haar financiële en culturele slagkr... Lees meer
(VTB). Ondanks een nauwe samenwerking met de Vereeniging, ook met het oog op het behoud van het Vlaamse landschap, benaderde de VTB al in zijn eerste jaar de Kempen op een andere wijze: niet nostalgie prevaleerde, wel een meer afstandelijk aanvaarden dat noodzakelijke economische vernieuwing met een verlies aan landschappen en bouwstijlen gepaard ging; behoud van kenmerkende fragmenten in reservaten, een idee van Massart, volstond voor de VTB.


De Kalmthoutse Heide was een populaire bestemming van VTB-wandel- en fietsgroepen uit Antwerpen, 1937. (ADVN)
De Kalmthoutse Heide was een populaire bestemming van VTB-wandel- en fietsgroepen uit Antwerpen, 1937. (ADVN)

Terwijl met de groei van de VTB tot massabeweging ook zijn veeleer beredeneerde discours over bescherming almaar zwaarder op het debat ging wegen, bleef de bescheiden Vereeniging de oude agenda nastreven. In afwachting van een wet op de bescherming van monumenten en landschappen, uiteindelijk gestemd in 1931, werd vanuit Antwerpen met name in Kalmthout de druk opgevoerd: pogingen om zelf de heidegronden op te kopen, brachten de Vereeniging in conflict met zowel de lokale burgemeester als de Boerenbond Belgische Boerenbond
De Boerenbond is een beroepsorganisatie van en voor landbouwers die tot ver in de 20ste eeuw sterke banden had met de Kerk en de katholieke partij, zich van meet af sterk engageerde in de... Lees meer
. Beide instanties kantten zich uit economische afwegingen tegen de idee van een natuurreservaat, terwijl Muls onverminderd een empathische terugkeer naar de natuur bepleitte: ‘Daar herdopen en vernieuwen wij ons om niet te verwilderen en te ontaarden.’ Noch dergelijke retoriek, noch de wet van 1931 leidde vóór de Duitse inval tot veel resultaten: slechts acht omvangrijkere natuurgebieden waren op dat ogenblik geklasseerd, waaronder de Westhoekduinen in De Panne (1935) en De Liereman in Oud-Turnhout (1940).

Natuur en milieu na 1940

Jos Gysels

Anders dan tijdens de Eerste Wereldoorlog, kwamen de natuurverenigingen de Tweede Wereldoorlog goed door. Meer nog, vooral de jonge vereniging De Wielewaal slaagde erin om ondanks het oorlogsgewoel sterk te groeien. Ook de wettelijke bescherming van landschappen ging gewoon door met onder meer de klassering van de Kalmthoutse Heide (1941). In de jaren 1950 was De Belgisch Vogelreservaten (de latere De Belgische Natuur--en Vogelreservaten of BNVR) een belangrijke nieuwkomer. Er kwam meer aandacht voor natuurbescherming. Tussen de Vlaamse De Wielewaal en de Belgische Natuur- en Vogelreservaten waren er wel wat spanningen, maar in het algemeen werd er overkoepelend goed samengewerkt tussen de steeds talrijkere schare natuurverenigingen in de twee landshelften. Er was geen opvallende breuk met vooroorlogse motieven en praktijken, en vogels konden nog altijd op de meeste aandacht rekenen.

Toch kwam er stilaan een nieuwe generatie natuurbeschermers met een nieuwe focus en een nieuwe aanpak: meer wetenschappelijk (‘ecologisch’) onderbouwd, samengaand met de democratisering van het hoger onderwijs Hoger onderwijs
De evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs werd gekenmerkt door een moeizame vernederlandsingspolitiek, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale... Lees meer
, en meer maatschappijkritisch ingesteld. Vooral vanaf het Europees Jaar voor Natuurbescherming in 1970 werd natuur een maatschappelijk thema en was er verbreding naar milieuthema’s. Het Belgische beleid volgde schoorvoetend, maar toen de staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
eenmaal op de sporen was gezet in de jaren 1980, ging Vlaanderen van start met een -- in eerste instantie erg ambitieus -- natuur- en milieuprogramma. Vlaamse decreten vervingen de weinig effectieve Belgische wetten. Er werd een administratie op poten gezet en instituten in het leven geroepen. Bij de politieke partijen was het de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU), die zich aan het eind van de jaren 1960 manifesteerde als de eerste groene partij. Na het uiteenvallen van de VU nam vooral Spirit natuur en milieu op in haar programma, andere Vlaams-nationalistische partijen legden voor langere tijd geen uitgesproken groene accenten meer. Pas in de recente periode lijkt N-VA opnieuw aansluiting te vinden bij de vooroorlogse traditie waarin natuur en cultureel erfgoed met elkaar werden verbonden. Dat alles gebeurt tegen de achtergrond van een veranderende wereld. Europa speelt een steeds grotere rol in het vastleggen van de doelen en de middelen van het natuur- en milieubeleid (zie Europese Unie). Klimaatverandering en achteruitgang van biodiversiteit, problemen van mondiale aard, vormen een uitdaging waar ook het Vlaams nationalisme niet meer omheen kan.

De Tweede Wereldoorlog doorstaan

De Wielewaal, opgericht in 1933, was een uitgesproken Vlaamse en katholieke vereniging, met nauwe contacten met katholiek Zuid-Nederland. Aanvankelijk was er niet meer dan een 40-tal leden, bijna allemaal uit Antwerpen. Dat aantal nam toe vanaf 1939 en bleef de hele oorlog groeien. Trots meldde het tijdschrift van de vereniging in oktober 1944: ‘Eén feit hangt boven de oorlogsperiode: wij stonden in de mobilisatie met 250 leden en liepen aan de hand van onzen noorderbuur, nu zijn wij door het lijden zelfstandig uitgegroeid en tot 1500 abonné's in Vlaams België.’. Genieten van de natuur in de eigen omgeving was een van de weinige vrijetijdsbestedingen die tijdens de oorlog nog mogelijk waren. Dat stelde men ook vast bij de Vlaamse Toeristenbond Vlaamse Toeristenbond
VTB-VAB (1922) was een cultureel-toeristische organisatie die bijdroeg aan de ontwikkeling van het toerisme en de mobiliteit in Vlaanderen. Ze was door haar financiële en culturele slagkr... Lees meer
(VTB). In 1941 verscheen in Toerisme daarover een aantal artikels van Joris Lunders onder de titel ‘voorjaarstoerisme langs weg en kant’.


<p>Tijdens de oorlog zette de Vlaamse Toeristenbond (VTB) volop in op binnenlandse wandel- of fietstochten. Amateur-botanist en Joris Lunders spoorde in <em>Toerisme</em> zijn medeleden aan om op stap te gaan in de nabije omgeving en er de ‘nooit falende en steeds op haar tijd komende schoonheid’ te bewonderen: wilde bloemen. (ADVN, VY90)</p>

Tijdens de oorlog zette de Vlaamse Toeristenbond (VTB) volop in op binnenlandse wandel- of fietstochten. Amateur-botanist en Joris Lunders spoorde in Toerisme zijn medeleden aan om op stap te gaan in de nabije omgeving en er de ‘nooit falende en steeds op haar tijd komende schoonheid’ te bewonderen: wilde bloemen. (ADVN, VY90)

De Wielewaal kon zijn tijdschrift tijdens de oorlogsjaren blijven uitgeven, al werd het vanaf juli 1941 wegens de papierschaarste wel teruggebracht tot 24 pagina’s/ In 1944 verscheen het zelfs voor het met kleurenfoto’s. ‘Het goede doel [is] ons Katholieke tijdschrift voor natuurstudie in stand te houden’ schreef de redactie in het dubbelnummer van mei-juni 1940. Ook uitstappen en voordrachten konden min of meer ongehinderd blijven plaatsvinden. Daarnaast zette de vereniging sterk in op ledenwerving. Zo hield afdeling Turnhout in Oud-Turnhout in 1941 een ‘propaganda-avond’ samen met de plaatselijke Davidsfondsafdeling.

Ook de Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon kwam relatief ongehavend uit de oorlog. De vereniging zette tijdens de oorlogsjaren de uitgave van haar tijdschrift stop, maar bleef wel wandelingen, voordrachten en andere activiteiten organiseren. In januari 1941 was er een tentoonstelling naar aanleiding van ‘den wederopbouw in de provincie Antwerpen’ en in juli 1943 naar aanleiding van de klassering van de Kalmthoutse Heide als landschap- in 1941.

Zowel De Wielewaal als de Vereniging voor natuur- en stedenschoon was een Vlaams-voelende organisatie, maar beide hielden zich tijdens de oorlogsjaren wel ver van politiek en collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
. Zo ging De Wielewaal op het einde van de oorlog niet in op de dwingende vraag van de Waffen-SS om in het tijdschrift een oproep te publiceren om de Vlaamse eenheid aan het Oostfront te vervoegen (zie Vlaamsch legioen Vlaamsch Legioen
Het Vlaamsch Legioen (1941-1943) was een Vlaamse eenheid aan het oostfront tijdens de Tweede Wereldoorlog, die deel uitmaakte van de Waffen-SS. Lees meer
). De aangeleverde drukplaat bleef liggen in de schuif van voorzitter Segers. Wat gold voor de verenigingen, gold niet voor alle individuele natuurbeschermers. Germain Lacres, de opvolger van Segers als voorzitter van De Wielewaal, verloor vanwege collaboratie na de oorlog zijn burgerrechten. Herman van Puymbroeck Van Puymbrouck, Herman
Herman van Puymbrouck (1884-1949) was medestichter van de Frontpartij en vervolgens hoofdredacteur van De Schelde, later Volk en Staat. Vanaf de late jaren 1930 steunde hij onverkort het ... Lees meer
, die binnen de Vereniging voor natuur- en stedenschoon een belangrijke rol speelde bij de bescherming van de Kalmthoutse Heide, vluchtte als lid van de SS-Vlaanderen Algemeene-SS Vlaanderen
De SS-Vlaanderen was een collaborerende militie tijdens de Tweede Wereldoorlog, die deel uitmaakte van de Duitse SS. Ze ijverde voor de aanhechting van Vlaanderen bij Duitsland. Lees meer
eind 1944 naar Duitsland en werd bij verstek ter dood veroordeeld. Jef de Langhe De Langhe, Jef
Lees meer
, leider van SS-Vlaanderen, werd eveneens tot de doodstraf veroordeeld, maar kreeg later eerherstel en schopte het zelfs tot professor plantkunde aan de universiteit van Antwerpen. Hij vervulde geen actieve rol binnen de bekende verenigingen, maar was wel jarenlang de drijvende kracht achter onder meer het Kontaktkomitee van de Kringen voor Natuurstudie en Natuurbescherming in Antwerpen.

Natuurreservaten op privaat initiatief

Tijdens de oorlogsjaren kwamen op privaat initiatief de eerste natuurreservaten tot stand in het zuiden van het land. Op dat ogenblik had Wallonië op het vlak van natuurbehoud een zekere voorsprong op Vlaanderen. Vergeleken met Nederland en andere westerse landen was de achterstand van beide gebieden echter groot. De Belgische Vogelreservaten (BVR, later De Belgische Natuur- en Vogelreservaten BNVR) die in 1951 werd opgericht met het specifieke doel om gebieden aan te kopen en te beschermen, was ook actief in Vlaanderen. Zo verwierf de vereniging in 1953 de Snepkensvijver, een 20 hectare groot ven met een kokmeeuwenkolonie op de grens van Herentals en Lichtaart (Kasterlee). Toen gelijktijdig een deel van het bedreigde Geels gebroekt te koop kwam, was de verenigingskas leeg. De Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde uit Antwerpen (KMDA, alias de Zoo) sprong in de bres en kocht de Zegge, een nog onberoerd moeras centraal gelegen in het Geels gebroekt. De Wielewaal kon niet achterblijven en startte een aankoopproject rond de Tikkebroeken, langs de Rode Loop op de grens van Kasterlee en Oud-Turnhout. Aan de andere kant van Vlaanderen werd in 1952 het Zwin in Knokke, eigendom van de ‘Compagnie Het Zoute’ van de familie Lippens, ingericht als privaat natuurreservaat.

B(N)VR was tot de regionalisering een uitgesproken Belgicistische vereniging met veel kapitaalkrachtige leden uit adel en burgerij en met koningin Elisabeth als beschermvrouwe. De vereniging onderscheidde zich daardoor van de volksere Vlaamse Wielewaal die – op een wat kleinere schaal – ook natuurreservaten oprichtte, maar daarvoor afhankelijk was van veel kleine giften. Toen de Snepkensvijver op 13 juni 1954 werd ingehuldigd op de tweede nationale natuurbeschermingsdag, wapperde boven het reservaat de Belgische vlag. Diezelfde dag wijdde het gezelschap, na de Kempische koffietafel, in de namiddag in Kasterlee de Keesesmolen in, die door de Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon was gerestaureerd.

Algemeen wordt aangenomen dat de oprichting van B(N)VR (deels) een reactie was op de Vlaamse en katholieke oriëntering van de Wielewaal. Belgische Vogelreservaten was mee in het leven geroepen door de Antwerpenaar Jan Jacobs, die ook nauw betrokken was bij het ontstaan van de Wielewaal in 1933. In 1953, twee jaar na de stichting van B(N)VR, scheurden Franstalige leden van De Wielewaal zich af en begonnen een eigen vereniging Aves. Dat werd hen niet in dank afgenomen. Op een bijzondere algemene vergadering werd de initiatiefnemer Jozef Nagels, stichter en op dat moment nog steeds voorzitter van Wielewaalafdeling Brussel, op aandringen van Segers uit de vereniging gezet. De ledenwerking van BNVR zou dan weer in 1987 splitsen in een Vlaamse (Natuurreservaten) en een Waalse en Brusselse vereniging (Réserves Naturelles). Het zorgde voor een crisis binnen de verenging. Een aantal belangrijke leden van het eerste uur stapten op. Toch was het niet in de eerste plaats een ideologisch geschil dat aan de basis lag van de opsplitsing, maar eerder zakelijk pragmatisme. Enkel Vlaamse verenigingen kwamen immers in aanmerking voor de (financiële) steun van het intussen geregionaliseerde Vlaams natuurbeleid. Uiteindelijk fusioneerde Natuurreservaten in 2001 met De Wielewaal en kwam zo Natuurpunt tot stand, een vereniging met het karakter van een middenveldorganisatie met intussen meer dan 130.000 leden. Réserves Naturelles ging in 2003 samen met Aves en vormde Natagora.

Verenigingen, samenwerkingen, fusies

Vanaf de jaren 1960 zagen in Vlaanderen een aantal nieuwe natuurverenigingen het licht. Vaak waren die specifiek gericht op studie, bescherming of educatie. Daarnaast ontstonden lokale verenigingen, zoals vzw Durme (1969) of vzw Limburgs Landschap (1971). In Limburg Limburg
Lees meer
ontstond  in 1946 al een provinciale natuurvereniging, Natura-Limburg.

De Belgische Jeugdbond voor Natuurstudie (BJN), een kweekschool voor veel toekomstige professionelen in natuuradministratie en onderzoek, ontstond als de Antwerpse afdeling van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN). Het was een vrije jeugdorganisatie, die zich bij geen van de traditionele zuilen aansloot. Ondanks zijn naam was de BJN in de praktijk een louter Vlaamse vereniging. Later, in 1967, opende ook De Wielewaal een jeugdafdeling, genaamd Wielewaaljongeren (WA). In 1972 was er een eerste poging om de beide jeugdwerkingen te fusioneren. Die mislukte en leidde tot de afsplitsing van Natuur2000, die onder de naam Vlaamse Jeugdbond voor Natuurstudie en Natuurbehoud vooral in Antwerpen actief werd. Een tweede poging tot fusie (zonder Natuur 2000) in 1983 kende meer succes en leidde tot de oprichting van de Jeugdbond voor Natuur en Milieu (JNM).

Het Centrum voor Natuurbeschermingseducatie (CVN), organisator van de cursussen natuurgids, had eveneens een Nederlandse inspiratiebron, het Instituut voor Natuurbescherming (later Natuureducatie) (IVN). In de schoot van het Nationaal Verbond voor Natuurbescherming werd in 1965 een Werkgroep Natuurbeschermingseducatie opgericht onder impuls van Guido van Steenbergen. In 1966 werd deze werkgroep omgevormd tot Centrum voor Natuurbeschermingseducatie met prof. Jan Hublé als eerste voorzitter. Het centrum bestond eerst uit een Nederlandstalige en een Franstalige sectie, maar alleen de Nederlandstalige was succesvol. De eerste cursussen natuurgids vonden plaats in Antwerpen en Gent. Voor CVN zag zijn werking als een cultureel-emancipatorische opdracht en participeerde in de Hoge Raad voor Volksontwikkeling. In 1979 volgde de erkenning als vormingsinstelling. Na de fusie in 2015 met Natuurpunt Educatie groeide Natuurpunt CVN (vandaag Natuuracademie) uit tot de grootste erkende vormingsinstelling in Vlaanderen.

Al waren en zijn de genoemde verenigingen actief in Vlaanderen, er bleven nauwe contacten met het Franstalig deel van België en soms was er zelfs een overkoepelende nationale werking. Dat gold zeker voor de Vlaamse werkingen van de Belgische afdelingen van internationale verenigingen zoals WWF en BirdLife International. Van de andere koepelorganisaties waarin Vlaamse en Waalse verenigingen samenwerkten, was de oudste het in 1952 opgerichte Nationaal Verbond voor Natuurbescherming, dat de natuurbeschermingsdagen organiseerde, afwisselend in Vlaanderen en Wallonië. Op het gebied van vogelbescherming werd na de inwerkingtreding van de Conventie van Parijs voor de bescherming van vogels in 1965 het Coördinatie-Comité voor de Bescherming van Vogels opgericht, dat in 1978 fusioneerde met het Koninklijk Belgisch Verbond voor de Bescherming van de Vogels. Laatstgenoemde vereniging bestond al sinds 1922, en was opgericht naar het voorbeeld van de Franse Ligue pour la Protection des Oiseaux., Afgezien van Brussel was ze in Vlaanderen aanvankelijk niet erg actief. Het Belgische Verbond kreeg pas in 1996 een Vlaamse afdeling. Het tijdschrift Mens & Vogel verscheen wel al sinds 1976 in het Nederlands.

Ook Bond Beter Leefmilieu (BBL) was van bij de start in 1971 een Belgische koepelvereniging (BBL/Inter-Environnement) en werd in 1976 herdoopt als Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen. Volgens Marc Debrulle, de eerste secretaris van BBL, ‘waren er geregeld grote spanningen tussen Walen, Vlamingen en Brusselaars’. De Vlaamse achterban zou radicaler zijn geweest en meer actiegericht. Guido van Steenbergen wijdde de scheiding vooral aan financiële en organisatorische factoren.

Naast de nationale koepels waren er voorbeelden van samenwerking over de landsgrenzen heen, in het bijzonder met Nederland. In 1955 werd de Belgisch-Nederlandse Commissie voor Natuurbescherming opgericht. Ook het Algemeen-Nederlands Verbond Algemeen-Nederlands Verbond
Het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd in 1895 opgericht. Aanvankelijk behartigde het de belangen van de Nederlandse taal. Later en tot op de dag van vandaag ijvert het voor de brede ... Lees meer
(ANV) moedigde tijdens het Algemeen Nederlands congres van 1970 (waarbinnen een werkgroep leefmilieu gevormd werd) aan om samenwerkingen tussen natuur- en milieuverenigingen in Nederland en Vlaanderen aan te gaan: ‘Op landelijk niveau bestaan de beste kontakten, die echter zowel inhoudelijk als wat betreft de frekwentie kunnen verdiept en vermeerderd worden. […] Aktiviteiten op het gebied van natuur- en landschapsbescherming, die vooral met betrekking tot de grensregio's en de al dan niet gewenste ontwikkelingen aldaar, kunnen best in een heel-Nederlands kader gevoerd worden’. BBL en Stichting Natuur en Milieu (Nederland) werkten mee aan het 38ste Nederlands congres in Brussel. Het 39ste congres in Amsterdam had grensoverschrijdende natuurgebieden en landschappen als thema.

Groeiende bewustwording in het Europese Jaar van het natuurbehoud

1970 was het Europese Jaar van het natuurbehoud. De campagne was zeer succesvol. Radio, televisie en pers werkten actief mee. Centraal stond een grote boomplantactie. Er werd een eigen campagnelied gelanceerd (Plant een boom), dat gezongen werd door Nonkel Bob. Naar verluidt werden er in dat jaar meer dan een miljoen bomen aangeplant. Ook op het gebied van natuurbeleid was er stilaan beweging merkbaar. Een nationale natuurbehoudswet werd voorbereid, maar wel pas gestemd in 1973. Onder meer door publicaties als Silent Spring van Rachel Carson over DDT en milieurampen en -schandalen die vaak het nieuws haalden, verschoof de aandacht van natuur naar milieu.

De nog jonge Vlaamse televisie Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie
Lees meer
speelde een niet te onderschatte rol bij de sensibilisering rond natuur en milieu. Al in de jaren 1960 verschenen de eerste dierenprogramma’s, waaraan onder meer professor Jan Hublé meewerkte. In 1969 werd een schooltelevisie-uitzending gewijd aan leefmilieu: De laatste plant, het laatste dier. In 1969 verzorgde Marcel Verbruggen een uitzending over vogels met een aanklacht tegen de vogelvangst. Deze uitzending, getiteld S.O.S. Natuur, zorgde voor veel reacties. De BRT ontving na afloop honderden telegrammen, gele briefkaarten, brieven en handtekenlijsten. In 1970 maakte de Vlaamse priester André Truyman voor de Nederlandse KRO een driedelige documentaire Het land van de dwazen, naar het gelijknamige essay van Karel van Isacker Van Isacker, Karel
Karel van Isacker (1913-2010) was priester van de Sociëteit van Jezus, historicus, publicist, hoogleraar UFSIA, advocaat, volksvertegenwoordiger voor de katholieke partij (1919) en minist... Lees meer
, waarin in scherpe bewoordingen werd afgerekend met de stelselmatige verwoesting van de natuur. Van Isacker kwam ook aan het woord in de documentaire, onder meer om de aantasting van het leefmilieu aan de Schelde aan te klagen. Het eerste deel van de documentaire werd begin 1971 door de BRT uitgezonden, gevolgd door een debat waarin Van Isacker met André Vlerick (als staatssecretaris voor streekeconomie een drijvende kracht achter de uitbouw van de petrochemische industrie) en de toenmalige voorzitter van de Antwerpse Kamer voor Handel en Nijverheid Lhonneux in discussie trad over de ongebreidelde economische expansie. In 1973 was er de dertiendelige jeugdreeks De Kat, waarin vervuilers te maken krijgen met een als kat verklede activist die hen met allerlei spectaculaire en ludieke acties milieubewuster probeert te maken. Allemaal beestjes met Marcel Verbruggen liep nog tot in de jaren 1980. Eveneens zeer populair was Leven… en laten leven (1980-1990). Hierover stond in het jaaroverzicht 1980 van de BRT te lezen dat ‘de trend naar grotere belangstelling voor de natuur, zowel resulterend uit het groeiend milieubewustzijn als uit de toenemende retro-aandacht voor de eenvoudige, "natuurlijke" waarden in dit leven, hier een gamma van snaren doet trillen.’

De academische wereld bleef evenmin stilzitten. In 1968 start de al genoemde prof. Jan Hublé met een cursus natuurbehoud aan de Gentse universiteit, later gevolgd door prof. Rudy Verheyen aan de Universitaire instelling Antwerpen (UIA). Hublé was actief in het Gentse flamingantische studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan 't Zal Wel Gaan
Lees meer
, een Gents taalminnend studentengenootschap met een lange geschiedenis. Als professor is hij een grote pleitbezorger voor de oprichting van een eigen Vlaams Instituut voor Natuurbehoud, maar daarvoor is het nog wachten tot 1985. In 1972 stichtte Maurits Naessens Naessens, Maurits
De van huis uit katholieke Maurits Naessens (1908-1982) engageerde zich tijdens zijn studietijd in de socialistische beweging en werd een volgeling van Hendrik de Man. Na de Tweede Werel... Lees meer
de Vereniging voor Groenvoorziening. Tussen 1974 en 1984 werden door de vereniging vier wetenschappelijke congressen ingericht die een brede weerklank hadden.

Het antwoord van de (partij)politiek

De Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU) was een van de eerste Belgische politieke partijen die de milieuproblematiek als thema opnam in haar politiek programma. Dat gebeurde onder meer tijdens het zogenoemde. toekomstcongres van 1969: ‘Vrijheid in een leefbare wereld’. De Volksunie wilde naar eigen zeggen meer zijn dan enkel een taalpartij. Daarbij had de partij oor naar de tijdseigen verzuchtingen van de contesterende jongeren, die een belangrijk deel van het VU-kiezerspubliek uitmaakten. Het VU-verkiezingsprogramma van 1971 propageerde naast de slagzin ‘Vlamingen baas in eigen huis’, een gezond leefmilieu. Zuivere lucht, zuiver water en een rustige en groene omgeving worden strijdpunten van een partij ‘die door de tegenstanders soms afgeschilderd wordt als een “taalpartij”, maar die een werkelijke volkspartij wil zijn’, zo viel te lezen in het partijblad Wij Wij, Vlaams-nationaal
Lees meer
van 26 april 1969. Er werd bovendien met de nodige trots opgemerkt dat ‘de Volksunie van meet af aan in de voorhoede van de strijd voor een gezonder leefmilieu stond’ . Ook later bleef het groene thema op de agenda staan. Het twintigste partijcongres in 1982 stond in het teken van ‘Ekonomie en Ecologie naar een nieuw evenwicht’. De VU nam tijdens die bijeenkomst een eerder pragmatische houding aan, die aansloot bij de positie van de VTB en andere Vlaamsgezinde organisaties tijdens het interbellum.

Het bleef niet bij woorden. Volksuniemandatarissen stonden ook op de barricaden, onder meer in het verzet tegen de aanleg van de A24 in Limburg Limburg
Lees meer
. De partij wist zich daarbij gesteund door de traditionele Vlaamsgezinde verenigingen en Vlaams-nationalistische drukkingsgroepen, zeker in West-Vlaanderen. In mei 1976 werd een manifestatie gehouden tegen de autoweg Menen-Moeskroen. Onder de initiatiefnemers bevonden zich onder meer de Vriendenkring van het Komense Vriendenkring van het Komense
De Vriendenkring van het Komense (1968-2008) was een onder impuls van Flor Grammens opgerichte vereniging voor de bevordering van het culturele leven van de Vlaamse Komenaars. Einde jaren... Lees meer
van Flor Grammens Grammens, Flor
Onderwijzer Flor Grammens (1899-1985) verwierf tijdens zijn leven grote bekendheid door zijn herhaalde en soms spectaculaire acties tegen de schendingen van de taalwetgeving. Lees meer
, het Taal Aktie Komitee Taal Aktie Komitee
Het Taalaktiekomitee (TAK) (1972) is een partijpolitiek-onafhankelijke Vlaams-nationalistische actiegroep met – zeker tot in de jaren 1990 – als handelsmerk ludieke stunts en verrassende ... Lees meer
(TAK), de Vlaamse Volksbeweging Vlaamse Volksbeweging
De Vlaamse Volksbeweging (VVB) was een Vlaams-nationalistische drukkingsgroep, die werd opgericht in 1952 en tot het begin van de jaren 1970 een breder publiek mobiliseerde voor Vlaamsge... Lees meer
(VVB), Marnixring Marnixring
De Marnixring is een Vlaamse serviceclub. Vlaamsgezindheid is een essentieel onderdeel van de club, maar ook dienstvaardigheid, vriendschap en dienstbetoon staan centraal. Lees meer
Kortrijk, het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
, de VTB-VAB. Vanuit het Bertennest, thuishaven van de radicaal-rechtse Ernest van der Hallen-Jeugdgemeenschap Ernest van der Hallen-Jeugdgemeenschap
Lees meer
, werden ‘lentemarsen voor een natuurlijk en menselijk leven’ gehouden en komt het initiatief voor de oprichting van het Nieuw IJzerfront voor natuurbescherming.


Johan Sauwens, op dat moment voorzitter van de Volksunie-Jongeren, spreekt de manifestanten toe op een betoging tegen de aanleg van de autosnelweg A24, 1976. Foto Studio Dann. (ADVN, VNE437/12)
Johan Sauwens, op dat moment voorzitter van de Volksunie-Jongeren, spreekt de manifestanten toe op een betoging tegen de aanleg van de autosnelweg A24, 1976. Foto Studio Dann. (ADVN, VNE437/12)

Na het uiteenvallen van de Volksunie knoopte Spirit aan bij de natuur- en milieuproblematiek. Het was pas in latere jaren dat N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
moeite deed om zich het thema eigen te maken, waarbij de partij expliciet de erfenis van de Volksunie claimde. ‘Ecologie is geen links thema’, luidde het op de N-VA-dag ‘Energie en Ecologie’ in februari 2019. En verder: ‘Voor een Vlaams-nationalist is de zorg over de ruimte, en over de gezondheid van het lapje grond dat wij Vlaanderen noemen de meest logische zaak ter wereld’. Wel werd ook hier gepleit voor ‘ecorealisme’, waarbij ecologische vooruitgang gecombineerd blijft met economische groei. In het verkiezingsprogramma 2019 linkte de partij dit aan het vooral in katholieke middens populaire principe van goed rentmeesterschap. Zeker Zuhal Demir Demir, Zuhal
Lees meer
profileerde zich als minister van onder meer leefmilieu sterk rond groene thema’s. In een interview in De Standaard De Standaard (1914-)
Het eerste nummer van het dagblad De Standaard verscheen op 4 december 1918. De krant was gedurende vele decennia hét blad bij uitstek van de katholieke Vlaamse beweging in al haar varian... Lees meer
liet ze noteren dat ‘Je geen goede Vlaams-nationalist kunt zijn, als je niet van je omgeving houdt.’

Bij Vlaams Blok/Belang Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
waren en zijn natuur en milieu minder een thema. Het verkiezingsprogramma 2019 verkondigde wel dat ‘wij een nationalistische partij zijn en daarom een gezond, mooi en groen Vlaanderen in ons hart dragen’. Het verdwijnen van de groene ruimtes en zelfs het fileprobleem was volgens de partij in de eerste plaats een gevolg van de ‘massa-immigratie’. De partij relativeerde de ernst van de klimaatopwarming en zag in deze problematiek vooral een hefboom van haar politiek-ideologische tegenstanders om een links-progressief wereldbeeld aan de man te brengen. Tegenover die zogenaamde  ‘politieke recuperatie van apocalyptische angstzaaierij’ plaatste het Vlaams Belang een ‘gezonder’ alternatief: ‘een optimistisch klimaatrealisme dat jongeren wil aanmoedigen tot nadenken over de problemen met ons leefmilieu’.

De groene partij AGALEV Groen
In 1982 werd onder de naam AGALEV in Vlaanderen een ecologische partij opgericht, die zich later Groen! noemde en vandaag Groen. Lees meer
(vandaag Groen) kwam tot stand in 1979, steunend op het gedachtengoed van de beweging Anders Gaan Leven van jezuïet Luc Versteylen. Hoewel Groen eerder gematigd is geweest inzake Vlaamse eisen, zag Stefaan Walgrave in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging wel enige verwantschap met het programma van de Volksunie. Hij citeert uit het strategisch congres van 1992: ‘Als er Groenen zouden bestaan hebben ten tijde van de onderdrukking van de elementaire culturele en politieke rechten van de Vlamingen, dan zouden die ongetwijfeld een aantal belangrijke eisen van de Vlaamse Beweging hebben gesteund: onderwijs en staatsbestuur in de eigen taal; werk in eigen streek enz. AGALEV is ontstaan (als Vlaamse, niet als Belgische partij) toen de meeste van die eisen vervuld waren; logisch dat ze toen niet meer de hoofdbekommernis waren.’

Naar een Vlaams natuur- en milieubeleid

De opbouw van het natuur- en milieubeleid vond plaats in de periode van de eerste staatshervormingen Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
. Het (her)verdelen van bevoegdheden ging samen met het tot stand brengen van een nieuw beleidsdomein. In 1973 werd de Natuurbehoudswet gestemd, een kaderwet die bij gebrek aan uitvoeringsbesluiten aanvankelijk maar weinig impact had. Het duurde nog tot 1997 voor een Vlaams natuurdecreet het licht zag (al was er op dat moment wel al een nieuw bosdecreet uit 1990, een jachtdecreet uit 1991 en een duinendecreet uit 1996). Tussen 1960 en 1980 kwamen ook de eerste milieuwetten tot stand, die meestal het karakter hadden van een kaderwet: luchtvervuiling (1964), waterverontreiniging (1971), geluidshinder (1973), afval (1981). Deze nationale wetten gingen op in het decreet van 1995 ‘houdende algemene bepalingen milieubeleid’. Dat was meteen een belangrijke stap in de integratie van een bij aanvang zeer opgedeeld natuur- en milieubeleid. Vandaag spreekt men, na een  afstemming met het ruimtelijke ordeningsbeleid, over omgevingsbeleid.

Vanaf 1983 werd ook de natuur- en milieuadministratie uitgebouwd. De dienst Waters en Bossen onder het ministerie van landbouw ging dan over naar de Vlaamse Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (AMINAL). De opgesplitste afdelingen Bos en groen en natuur, werden later terug samengevoegd in het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Ook voor de andere onderdelen van het beleidsdomein kwamen er aparte diensten en verzelfstandigde agentschappen, zoals de Openbare Vlaamse Afvalmaatschappij (OVAM) voor afval en de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) voor water en lucht (en sinds kort klimaatadaptatie). Het Instituut voor Natuurbehoud (IN) fusioneerde in 2006 met het Instituut voor Bos- en Wildbeheer (IBW) en werd het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Voor advisering werd de Hoge Raad voor de Domaniale Natuurreservaten en Natuurbescherming, opgericht samen met de eerste staatsnatuurreservaten in 1957 en bestaande uit een Nederlandstalige en een Franstalige kamer, vervangen door de Hoge Raad voor Natuurbehoud. Vanaf 1991 werden de taken van laatstgenoemd orgaan overgenomen door de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad), tegenwoordig, na de fusie met de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening, de Omgevingsraad. In het Brussels hoofdstedelijk gewest is tot op heden het Brussels Instituut Milieubeheer (BIM) de administratie voor leefmilieu en energie, en de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud het adviesorgaan. De meeste natuurverenigingen in Brussel zijn evenwel Franstalig. Van de 41 verenigingen aangesloten bij het Gemeenschappelijk verbond voor natuurbescherming is vandaag ongeveer 70% Franstalig, 15% Nederlandstalig en 15% tweetalig of internationaal.

Van 1997 tot 1981 was Marc Galle Galle, Marc
Marc Galle (1930-2007) was een socialistisch politicus en taalkundige. Lees meer
(SP) als minister voor de Vlaamse gemeenschap in de federale regering bevoegd voor leefmilieu en natuurbehoud. De eerste minister voor leefmilieu in een Vlaamse regering was de CVP-er Jan Lenssens (CVP) van 1981 tot 1988. De meeste Vlaamse ministers van leefmilieu en natuurbehoud waren CVP/CD&V-ers, een enkele keer een SP-er ( Norbert de Batselier De Batselier, Norbert
Norbert de Batselier (1947) was een Vlaamsgezinde socialistische politicus, die verschillende ministerposities bekleedde en van 1995 tot 2006 voorzitter was van het eerste rechtstreeks ve... Lees meer
), een AGALEV/Groen!-mandataris (Vera Dua) en een N-VA-er (Zuhal Demir). Ondanks de voor de hand liggende ideologische verschillen, lijken het toch vooral het engagement en gedrevenheid van de excellentie in kwestie te zijn die telkens het verschil maakten. Het Vlaams milieubeleid was zeker in de beginjaren behoorlijk ambitieus, wat tot uiting kwam in het Milieubeleids- en Natuurontwikkelingsplan (MINA-plan) van minister Kelchtermans uit 1989. Ondanks het aanvankelijke enthousiasme verliep de realisatie moeizaam. Gedurende de jaren 1990 deed zich een aanslepend conflict voor tussen natuur en landbouw, over groene hoofdstructuur, mestactieplannen en het ruimtelijke structuurplan. Toen in 1999 Vera Dua minister van leefmilieu én landbouw werd, leidde dat in mei 2003 tot een grote betoging van de bewoners en gebruikers van het buitengebied. Er zijn delegaties van oppositiepartijen N-VA, Vlaams Blok en CD&V. Ook VLD-minister Jaak Gabriëls Gabriëls, Jaak
Jaak Gabriëls (1943-2024) werd in 1965 actief in de Volksunie (VU). Hij werd burgemeester in Bree, volksvertegenwoordiger en in 1986 partijvoorzitter van de VU. Hij trachtte de partij inh... Lees meer
(ex-VU) loopt mee. Er werden weinig smaakvolle slogans gebruikt zoals ‘Weg met de groene hoer!. Iets vergelijkbaars zou minister Demir twee decennia later overkomen bij het boerenprotest tegen het stikstofakkoord (‘Demir aan de strop’).


Op 10 maart 2023 kwam de Vlaamse regering tot een akkoord om de uitstoot van stikstof te verminderen en aangetaste natuur te beschermen en te herstellen. Vlaams minister van omgeving Zuhal Demir ging daarop met landbouwers in gesprek om het plan toe te lichten, Oudsbergen, 17 april 2023.
Op 10 maart 2023 kwam de Vlaamse regering tot een akkoord om de uitstoot van stikstof te verminderen en aangetaste natuur te beschermen en te herstellen. Vlaams minister van omgeving Zuhal Demir ging daarop met landbouwers in gesprek om het plan toe te lichten, Oudsbergen, 17 april 2023.

Regionale landschappen en Vlaamse Parken

Na De Tweede Wereldoorlog eindigde volgens Delaunois de periode waarin de schoonheid van natuur en landschap centraal stonden in de Vlaamse natuurbescherming . Natuur- en erfgoedzorg groeiden daardoor uit elkaar. Dat kwam onder meer tot uitdrukking in de opsplitsing in verschillende beleidsdomeinen. De minister voor natuur en leefmilieu was slechts uitzonderlijk ook minister voor erfgoed. Toch bleef de klassering van landschappen na de oorlog nog lange tijd een onvervangbaar instrumenten voor de bescherming van natuur. Dat veranderde pas na de invoering van het natuurdecreet.

Gesteund door het Nationaal Verbond voor natuurbescherming, voerde de Vereniging voor natuur- en stedenschoon in de jaren 1960 campagne voor de oprichting van natuurparken. Dat resulteerde in 1970 in een lijst van elf Vlaamse natuurparken (later werd het begrip landschapspark gebruikt). In het begin van de jaren 1980 werden enkele projecten verder uitgewerkt, maar realisaties bleven uit. In het natuurdecreet van 1997 werd het instrument van de regionale landschappen ingevoerd, op verzoek van minister Johan Sauwens Sauwens, Johan
Johan Sauwens (1951) was een Limburgs kopstuk van de Volksunie. Hij was onder meer Vlaams volksvertegenwoordiger en bekleedde verschillende ministerposten in de Vlaamse regering. In 2001 ... Lees meer
(VU), die op het einde van de legislatuur geen tijd meer vond om een apart decreet tot stand te brengen. Regionale landschappen werden ingesteld om ‘in hoofdzaak het streekeigen karakter, de natuurrecreatie, het recreatief medegebruik, de natuureducatie, het draagvlak voor natuur en het beheer in uitvoering van het decreet te bevorderen. Intussen had een nagenoeg gebiedsdekkende werking van regionale landschappen vorm gekregen. In april 2021 lanceerde minister Zuhal Demir samen met minister voor onroerend erfgoed Matthias Diependaele (N-VA) een oproep voor de erkenning van Vlaamse parken, nationale parken en landschapsparken. Dertien projecten kwamen op een shortlist, waaronder het (bestaande) Nationaal Park Hoge Kempen. De juridische basis vormde een decreet algemene landschapszorg, waarin tevens een vernieuwde (uitgebreidere) taakstelling voor de regionale landschappen werd vastgelegd.

Europees beleid en de klimaatsverandering

Het natuur- en milieubeleid is in hoofdzaak parallel met de staatshervorming tot stand gekomen en uitgegroeid tot een zuivere Vlaamse bevoegdheid. Toch stond en staat dat beleid niet los van internationale evoluties en afspraken en van het Europees beleid, dat een steeds grotere rol begon te spelen bij het bepalen van de beschermingsniveaus. België en Vlaanderen waren overigens niet altijd de beste leerlingen bij het implementeren van de Europees vastgestelde regels. De eerste ingebrekestelling, in verband met de afvalrichtlijn, dateert al van 1977. Meermaals dienden moeizaam tot stand gekomen decreten nadien herschreven te worden op aandringen van Europa. Een voorbeeld was de aanpassing in 2002 van het Vlaams natuurdecreet aan de Europese Habitatrichtlijn.

De afgelopen decennia traden mondiale problemen, zoals de klimaatverandering en de biodiversiteitscrisis, sterk op de voorgrond. Afzonderlijke landen en regio’s konden proberen om de lokale gevolgen te milderen, maar hadden niet de instrumenten in handen om tot de totale oplossing te komen. Het politieke antwoord van nationalistische partijen op met name de klimaatverandering is in Europa zeer verschillend. Climate Action Netwerk Europe (CAN) heeft op basis van het stemgedrag van de parlementsleden de positie van de politieke fracties ten aanzien van klimaatverandering vergeleken. De Groenen/Europese Vrije Alliantie (EVA) is het meest bereid om maatregelen te nemen en de Europese Conservatieven en Hervormers het minst. Nationalistische partijen zoals de Catalaanse (ERC) en Schotste nationalisten (SNP) maken deel uit van de Europese Vrije Alliantie. Aanvankelijk ook de Volksunie, die in 1981 zelfs mee aan de wieg stond van de EVA. In 2014 verhuisde N-VA evenwel naar het tegenoverliggende kamp van de Europese Conservatieven en Hervormers (zie Europese Unie Vlaanderen-Europa
Op 29 september 1992 keurde de nationale regering van christendemocraten en socialisten onder de leiding van eerste minister Jean-Luc Dehaene (CVP) het zogeheten Sint-Michielsakkoord goe... Lees meer
; Internationaal Comparatief Vlaamse beweging in internationaal-comparatief perspectief
De Vlaamse beweging heeft zich altijd internationaal georiënteerd. Niet alleen vertoonde ze opvallende gelijkenissen met andere nationale bewegingen in Europa en elders, ze maakte geregel... Lees meer
; Spanje Spanje
De 19de-eeuwse Vlaamse beweging cultiveerde een overwegend negatief beeld van Spanje als vreemde overheerser tijdens de 16de eeuw. In de loop van de 20ste eeuw ontstond daarnaast een acti... Lees meer
).

Geen spagaat tussen traditie en toekomst

Vlaams-nationalisme en natuurbehoud hebben allebei wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. En minstens tot de Tweede Wereldoorlog bleef er een band tussen beide en waren er kruisbestuivingen. Het landschap, de bedreiging van de schoonheid van natuur en erfgoed maakten deel uit van de Vlaamse strijd. Na de oorlog verschoven de motieven en kwamen er andere aandachtspunten. Toch stonden in de jaren 1960 en 1970 Vlaams-nationalisten opnieuw mee op de barricaden. De Volksunie kan zelfs bestempeld worden als de eerste ‘groene’ partij in Vlaanderen. Vandaag lijkt het erop dat met de N-VA een prominente Vlaams-nationalistische partij opnieuw aansluiting vindt bij de traditie. Dat sinds het begin van deze eeuw natuur en erfgoed opnieuw sterker met elkaar verbonden zijn, biedt kansen voor het politieke Vlaams-nationalisme om zich meer rond ‘groene’ thema’s te profileren. Maar dat vereist tegelijk dat oude tegenstellingen, zoals die tussen stad en platteland, kunnen worden overbrugd. Boerenbetogingen, met de steun van jagers en andere buitenlui, en de recuperatie ervan, vooral aan de rechterzijde van het politieke spectrum, zetten deze kwestie steeds opnieuw op scherp. Ook de groene partijen zijn zich hiervan bewust, zoals mag blijken uit een recente publicatie als Vergeten Land (2022) van Groen!-voorzitter Jeremie Vaneeckhout. Als reactie op de electorale opmars van Vlaams Belang, die bij de verkiezingen van 26 mei 2019 vooral in plattelandsgemeenten sterk bleek te staan, roept Vaneeckhout de politiek op om het platteland niet langer ‘rechts’ te laten liggen. Met formuleringen als ‘ons Vlaamse goud’ zet hij in op een specifiek-Vlaamse identiteit en trots.

Het beleid van minister Zuhal Demir (NV-A) vond over het algemeen bijval bij de natuur- en milieuverenigingen. Al zag journalist Dirk Draulans bij Demir tegelijk ‘een Kim Clijstersachtige spagaat tussen lokaal natuurbeleid en internationaal klimaatbeleid’. De mondiale problemen, zoals klimaatverandering en biodiversiteitscrisis, overstijgen ontegensprekelijk de grenzen van Vlaanderen. Ze kunnen dan ook alleen maar opgelost worden door internationale samenwerking. Is dat voor het Vlaams-nationalisme een bedreiging of toch eerder een kans? Het hangt af van de weg die ingeslagen wordt. Er zijn voorbeelden waarbij traditie ingeroepen wordt als verantwoording voor een protectionistisch ‘econationalisme’ en waarbij gebruik gemaakt wordt van ecologische motieven voor eigen politieke, soms zelfs extremistische doeleinden. Evengoed kan de traditie echter de basis vormen voor een ‘groen nationalisme’ dat van Vlaanderen een topregio wil maken: trots en liefde voor de eigen natie als fundament voor een duurzaamheidsbeleid dat het landschap waardeert, de natuur herstelt en het erfgoed koestert.

Literatuur

— V. Joly, Chemin de fer belge-rhénan. Vallée de la Vesdre, Brussel, 1843.
— A. Wauters, Les délices de la Belgique, ou description historique, pittoresque et monumentale de ce royaume, Brussel, 1844.
— H. Conscience, Eenige bladzijden uit het boek der natuer, Antwerpen, 1846.
— C.A. Fredericq, Inleiding tot de kruidkunde, Gent 1856.
— F. Crépin, Manuel de la Flore de Belgique ou description des familles et des genres, Brussel, 1860).
— H. van Heurck en J.I. de Beucker, Antwerpsche analytische flora inhoudende de beschryving van alle planten, welke in de provincie Antwerpen, in de vrye natuer, groeijen of er algemeen gekweekt worden, Antwerpen, 1861.
— Uitstapje naar Hemixem, in: Tijdschrift over land- en tuinbouwkunde en verdere natuurwetenschappen, jg. 4,  1869, pp. 129-130.
— F., De XIII en het Realisme, in: De Vlaamsche School, jg. 38, 1892, p. 60.
— Ons Programma, in: De Vriend der Natuur, jg. 1, 1893, p. 1.
Vereeniging tot behoud van natuur- en stedenschoon. Standregels, Antwerpen 1910.
— A. de Lattin, Jaarverslag van den 1sten secretaris, in: Vereeniging tot Behoud van Natuur- en Stedenschoon Antwerpen. Jaarverslag 1911, Antwerpen, [1912], pp. 5-20.
— J. Massart, Pour la protection de la nature en Belgique, Brussel, 1912.
— H. van Puymbrouck, De Heidekwestie. Open brief aan den heer Karel Buls, Antwerpen, 1913.
— Ligue des amis de la Forêt de Soignes, Quatrième rapport annuel sur l'activité de la Ligue durant l'année 1912, Brussel, 1913.
— V.R., Wandervogel, in: Volkskracht, jg. 2, 1913, pp. 31-32.
— J. Muls, De schoonheid der heide, in: De Calmpthoutsche Heide. Een nationaal Natuurpark, Antwerpen, 1932.
— J. Cuypers, Bij het twintigste jaar, in: Wielewaal, jg. 19, 1953, pp. 4-7.
— A. Deprez (red.), Brieven van, aan en over Jan Frans Willems 1793-1846. Teksten I, 1812-1824, Brugge, 1966.
— H. Delaunois, Herman. IJveren voor een goede zaak. Historisch overzicht van de natuurbescherming in Vlaanderen, in: Schakel, jg. 6, 1968, nrs. 2-3, pp. 32-38.
— An., Verslag van het elfde partijcongres der Volksunie. In: Wij. Vlaams nationaal, jg. 15, nr. 17, 26 april 1969.
— H. Pluymers, Tussen schaamgroen en natuurbehoud. Zorg en strijd om de open groen ruimte in Limburg. Limburg, Natuur- en Landschapseducatie Limburg vzw, 1977.
— J. Verboven, H. Gysels en H. De Buck. Naar een gezamenlijk beheer van de Belgisch-Nederlandse grensoverschrijdende natuurgebieden en landschappen, in: De Levende Natuur, jg. 88, 1987, nr.2, pp. 66-71.
— K. Humbeeck, IJlend heen en ijlend weer (geheimzinnig snel), in: Restant. Letterkundig tijdschrift, jg. 19, 1991, nrs. 2-3, pp. 141-538.
— M.A. Caspers, De geschiedenis van de natuurbescherming in Vlaanderen van 1910-1940, Tilburg, 1992.
— C. Billen, Les métamorphoses d'un usage de la nature. Paysages et sites à l'époque de Solvay (1870-1914), in: A. Despy-Meyer en D. Devreese (red.), Ernest Solvay et son temps, Brussel, 1997, pp. 249-270.
— W.H. Rollins, A greener vision of home. Cultural politics and environmental reform in the German Heimatschutz movement, 1904-1918, Ann Arbor, 1997.
— P. Coates, Nature. Western attitudes since ancient times, Cambridge 1998.
— L. Tittillion, De Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon (1910-1999), Katholieke Universiteit Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1999.
— R.L. Williams, Botanophilia in eighteenth-century France. The spirit of Enlightenment, Dordrecht - Boston - Londen 2001.
— S. van Hooland, "Heimat" en "sol natal" in nood: een vergelijking tussen de Duitse Heimatbeweging en de pittoreske beweging in België (1890-1914), Katholieke Universiteit Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 2001.
— K. van Berkel, Een vanzelfsprekend bondgenootschap? De zieke stad en de opkomst van de natuurbescherming, in: L. Nys e.a. (red.), De zieke natie. Over de medicalisering van de samenleving, 1860-1914, Groningen, 2002, pp. 280-296.
— E.C. Spary, Botany, in: A.C. Kors (red.), Encyclopedia of the Enlightenment, 1, Oxford 2003, pp. 167-168.
— D.  Bogaert, Natuurbeleid in Vlaanderen. Natuurontwikkeling en draagvlak als vernieuwingen?, Brussel, 2004.
— A. Stynen, Vaderlandse weelde op de kaart gezet. Belgische botanici, wetenschappelijke ijver en nationale motieven, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, jg. 121, 2006, nr. 4,  pp. 680-710.
— A. de-Shalit, Nationalism, in: A. Dobson en R. Eckersley (red.), Political theory and the ecological challenge Cambridge University Press, 2006, pp.75-90.
— P. Kooij, Op zoek naar levende natuur, in: Leidschrift. Historisch tijdschrift, jg. 21, 2006, nr. 1, pp. 113-128.
— W. Roenhorst, Monumenten van natuur en schoonheid, in: F. Grijzenhout (red.), Erfgoed. Geschiedenis van een begrip, Amsterdam, 2007, pp. 175-204.
— H. vande Kerkhove en W. van Gompel, Excursie vertrekt! 50 jaar jeugdbond. JNM, Gent, 2008.
— K. Vets, De milieubeweging in Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? Een geschiedenis van Bond Beter Leefmilieu (1971-1991), Katholieke Universiteit Leuven, onuitgegeven masterproef, 2008.
— R. de Bont, Darwins kleinkinderen. De evolutietheorie in België 1865-1945, Nijmegen, 2008.
— R. Heynickx, Meetzucht en mateloosheid. Kunst, religie en identiteit in Vlaanderen tijdens het interbellum. Nijmegen, 2008.
— B. Notteboom, 'Ouvrons les yeux!' Stedenbouw en beeldvorming van het landschap in België 1890-1940, Universiteit Gent, onuitgeven doctoraatsverhandeling, 2009.
— H. de Smaele, Rechts Vlaanderen. Religie en stemgedrag in negentiende-eeuws België, Leuven, 2009.
— A. Stynen, Proeftuinen van burgerlijkheid. Stadsnatuur in negentiende-eeuws België, Katholieke Universiteit Leuven, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 2010.
— J. Gysels en G. De Blust, Natuurbehoud in maatschappelijk en sociaal-cultureel perspectief, in: Natuur.focus, jg. 9, 2010, nr. 1, pp. 6-13.
— T. Feys, 30 jaar OVAM - De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij in historisch perspectief, Gent, 2011.
— R. de Bont en R. Heynickx, ‘Landscapes of nostalgia’: life scientists and literary intellectuals protecting Belgium’s “wilderness”, 1900-1940’, in: Environment and History, jg. 18, 2012, nr. 2, pp. 237-260.
— J. Gysels, Jos, 60 jaar natuurreservaten in Vlaanderen. Een historische terugblik op het begin, in: Natuur.focus, jg. 12, 2013, nr. 2, pp. 44-52.
— T. Sintobin, ‘Kolossaal van poëzie’. Lyrische aspecten van Vlaams proza uit het fin de siècle, in: Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, jg. 91, 2013, nr. 3, pp. 561-586.
— M. Beeldens, ‘Vogelbescherming, een eisch van den tijd.’ Een studie van de vroege vogelbescherming in België (1845-1914), Universiteit Antwerpen, onuitgegeven masterproef, 2014.
— J. Gysels en P. Stryckers, ‘Leren zit in onze natuur’. Natuurpunt CVN, genealogie van een vormingsinstelling voor de 21ste eeuw, in: Natuur.focus, jg. 14, 2015, nr. 3, pp. 112-116.
— L. Devriese, Een kleine geschiedenis van liefde voor dieren en dierenbescherming in Vlaanderen, in het bijzonder in de regio Gent, in: Van Mensen en Dingen, jg. 13, 2015, nr. 2, pp. 20-59.
— F. Libert, Jan Hublé (1923-2009): Een wetenschapper met een hart voor natuur en een passie voor didactiek, Universiteit Gent, onuitgegeven masterproef, 2016.
— M. Savels, Archief van de Wielewaaljongeren, Gent, 2017, (Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis. Inventaris 632).
N-VA, V-Dag Ecorealisme, 23 februari 2019, geraadpleegd op 23 maart 2013, op: ecorealismeweb.pdf (n-va.be).
— B. Notteboom en P. Uyttenhove, Recollecting landscapes: teaching and making landscape biographies, in: K. Jørgensen e.a. (red.), Teaching landscape: the studio experience, Londen, 2019, pp. 202-213.
— CANEurope, Defenders, Delayers or Dinosaurs: where do EU political groups stand on climate change?, report 4/10/2019, CANeurope, Brussel.
— M. Margulies, Eco-Nationalism: A Historical Evaluation of Nationalist Praxes in Environmentalist and Ecologist Movements, in: Consilience, The Journal of Sustainable Development, n. 23, 2021, pp 22-29.
— D. Conversi en L. Posocco, Which Nationalism for the Anthropocene? A Comparative Study of Exemplary Green Nation-States, in: Frontiers in Political Science, sec. comparative governance, jg. 4, 2022.
— G. Buelens, Wat we toen al wisten: De vergeten groene geschiedenis van 1972, Amsterdam, 2022.
— J. Van Den Bosch. Landschappen voor het leven. Verleden, heden en toekomst van regionale landschappen in Vlaanderen en elders, Genk, 2022.
— J. Vaneeckhout, Vergeten land. Een roadtrip door Vlaanderen: waarom de politiek het platteland niet rechts mag laten liggen, Kalmthout, 2022.
— K. Swerts, 100 jaar trippen, De Vlaamse Toeristenbond 1922-2022, Antwerpen, 2022.
— W. Belis, Geschiedenis van de Belgische ornithologie. Beknopte en in de tijd beperkte geschiedenis van de Belgische ornithologie, 2022, geraadpleegd op 23 maart 2023, op: www.natuurpunt.be.

Suggestie doorgeven

2023: Andreas Stynen / Jos Gysels

Inhoudstafel