Rodenbach, Albrecht

Persoon
Lieve Gevers (2023, aanvulling), Lieve Gevers (1998)

Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Na zijn voortijdige dood groeide hij in de Vlaamse beweging uit tot een mythe.

Volledige voornaam
Albrecht Petrus Josephus Mansuetus Ferdinandus
Pseudoniem
Bursche
Harold
C. Sneyssens
Alternatieve naam
Berten Rodenbach
Geboorte
Roeselare, 27 oktober 1856
Overlijden
Roeselare, 23 juni 1880
Leestijd: 15 minuten

Albrecht Rodenbach werd geboren uit een begoede burgerfamilie van Roeselare. Rodenbachs grootooms hadden een opgemerkte rol gespeeld in de Belgische Revolutie Belgische Revolutie
De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splits... Lees meer
en brachten het tot diplomaat en volksvertegenwoordiger. Zijn eigen grootvader was districtscommissaris geweest. Zijn vader was handelaar en een burger met aanzien in de stad, zijn moeder een vlotte en gastvrije vrouw van Waalse afkomst, die streng de hand hield aan een degelijke cultureel-hoogstaande opvoeding voor haar kinderen. Rodenbach volgde les aan de lagere stadsschool van zijn geboortestad (1862-1866), daarna aan het voorbereidend Sint-Michielsinstituut (1866-1870) en aan de Latijns-Griekse humaniora (1870-1876) van het Klein Seminarie van Roeselare Klein Seminarie van Roeselaere
In het Klein Seminarie van Roeselare, opgericht in 1806, liepen tal van belangrijke figuren uit de Vlaamse beweging school of gaven er les (Gezelle, Verriest, Rodenbach). In 1875 ontstond... Lees meer
. Vanaf 1876 ging hij naar de Katholieke Universiteit Leuven, waar hij rechten ging studeren. Hij kon die studies niet voltooien. In 1878 behaalde hij het diploma van kandidaat in de wijsbegeerte en letteren. Zijn talenten en energie heeft hij hoofdzakelijk ten dienste gesteld van wat hij noemde de 'Vlaamse studentenkamp', de toen ontluikende katholieke Vlaamse studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
. Daar ligt Rodenbachs voornaamste betekenis voor de Vlaamse beweging.

Roeselare en de Groote Stooringe

Rodenbachs Vlaamsgezindheid werd gewekt in het Klein Seminarie van Roeselare waar de geest van Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
voortleefde en werd doorgegeven door verscheidene priester-leraars. Ten gevolge van de levensbeschouwelijke polarisering in het land werden van overheidswege de katholieke en Vlaamsgezinde gevoelens bij de leerlingen gestimuleerd. In de tweede voorbereidende klas onderging Rodenbach een sterke invloed van zijn titularis Gustaaf-Hendrik Flamen Flamen, Gustaaf-Hendrik
Gustaaf-Hendrik Flamen (1837-1920) was een Vlaamsgezinde priester en letterkundige, die aanknoopte bij het West-Vlaamse taalparticularisme van Leonard de Bo en Guido Gezelle. Lees meer
, die hem belangstelling bijbracht voor de West-Vlaamse taalbeweging en de neogotiek. Tijdens zijn latere humaniorajaren zou vooral Hugo Verriest Verriest, Hugo
De Vlaamsgezinde en progressieve priester en letterkundige Hugo Verriest (1840-1922) was een van de belangrijkste intellectuele inspirators van de katholieke flamingantische scholieren- e... Lees meer
een diepgaande en blijvende invloed op hem uitoefenen.

Als leerling van de vierde Latijnse (3de humaniorajaar, 1872-1873) raakte Rodenbach geënthousiasmeerd door de toekomstdroom die Verriest, toen nog leraar van de poësisklas (5de humaniorajaar), in enkele inspirerende voordrachten aan de studerende jongeren voorhield: de herleving van het rijke, ontwikkelde en godsdienstige Vlaanderen van weleer. In de tekening van Pieter van Roeselare die hij in 1875 maakte en het gedicht Fierheid, dat hij in 1877 schreef, is daarvan nog een herkenbare weerslag te vinden. In de zomer van 1874, toen Rodenbach de derde Latijnse (4de humaniorajaar) had beëindigd, publiceerde hij een enthousiaste brief in 't Jaer 70, als reactie op de aankondiging door de Brugse seminaristen (priester-studenten) Amaat Vyncke Vyncke, Amaat
Amaat Vyncke (1850-1888) was een ultramontaans en Vlaamsgezind zoeaaf, priester en missionaris. Hij was mede-oprichter van de West-Vlaamse Zouavenmaatschappij, de Gilde der Westvlaamsche ... Lees meer
en Zeger Maelfait Maelfait, Zeger
Zeger Maelfait (1850-1913) stichtte, samen met Amaat Vyncke, de Gilde der Westvlaamsche Gebroeders, in de schoot waarvan de katholiek-Vlaamsgezinde Almanak voor de leerende jeugd van Vlaa... Lees meer
van de uitgave van een Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen
De Almanak voor de leerende Jeugd van Vlaanderen was een West-Vlaamse studentenalmanak in 1875 en 1876. De uitgave betekende een eerste beslissende stap in het op gang komen van de Blauwv... Lees meer
. In die brief spoorde hij als vurige Roeselaarse scholier de ‘vier duist katholieke jongheden in de bisschoppelijke scholen’ aan ‘ten oorlog’ te trekken voor God, Taal en Vaderland.

Rodenbach speelde een centrale rol in de groeiende Vlaamsgezindheid die zich in de loop van 1874-1875 bij de leerlingen van de poësisklas van het Klein Seminarie van Roeselare manifesteerde (zie Blauwvoeterij Blauwvoeterij
Blauwvoeterij is de benaming voor de eerste fase van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, vanaf de ‘Groote Stooringe’ in 1875 in het Klein Seminarie van Roeselare tot omstreeks 1880, ... Lees meer
). Tijdens dat schooljaar werd hij secretaris van de lettergilde van het Klein Seminarie, waarvan Verriest, die intussen tot leraar van de retorica (6e en laatste humaniorajaar) was gepromoveerd, voorzitter was. Gevolg gevend aan Rodenbachs oproep in het begin van dat schooljaar om in de lettergilde meer plaats in te ruimen voor de moedertaal werden daar door de leerlingen nu meer Nederlands- dan Franstalige werken voorgedragen. In een van zijn voordrachten voor deze gilde stelde Rodenbach Gezelle voor als een Kerel die door zijn wekkende oproep de Vlaamse wederopstanding had bewerkt. Vooral door zijn toedoen kwamen de Roeselaarse scholieren dat jaar immers in de ban van de kerels Kerels
Kerels is een naam die werd gegeven aan de middeleeuwse bewoners van Kust-Vlaanderen, die als een volk van vrije boeren werden beschouwd. In de Vlaamse beweging werden ze een begrip en sy... Lees meer
romantiek, geïnspireerd door het in 1870 verschenen werk van Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
, De Kerels van Vlaanderen. Op Driekoningendag, 6 januari 1875, reciteerde Rodenbach enkele van zijn Kerelsliederen voor de schoolgemeenschap onder leiding van de directeur, superior Henri Delbar Delbar, Henri
Henri Delbar (1833-1894) was superior van het Klein Seminarie van Roeselare. Hij spoorde zijn leraars en leerlingen aan om zich aan te sluiten bij de Vlaamse beweging in een poging om die... Lees meer
.

In die sfeer besloot de poësisklas twee Vlaamse en geen enkel Frans lied te zingen op het jaarlijkse superiorsfeest in juli. Rodenbach, de dichter van de klas, schreef daarvoor Het lied der dichters en Het lied der Vlaamsche Zonen, liederen die de dank en hulde van de leerlingen aan de superior uitdrukten ‘omdat hij ons Vlaams zijn mint’. Toen superior Delbar het Vlaamsgezinde enthousiasme wilde temperen bleek dat al niet meer mogelijk te zijn. Door zijn optreden veroorzaakte hij juist een conflict − de zogenoemde ‘Groote Stooringe’ − dat een versnellend effect had. Nadat de poësisleerlingen hadden geweigerd om in te gaan op zijn eis dat zij één Vlaams en één Frans lied moesten zingen zette hij namelijk één van hen, Jules Devos Devos, Jules
Jules Devos (1854-1925) volgde middelbaar onderwijs in het Klein Seminarie van Roeselare waar hij tot de gangmakers van de Blauwvoeterij behoorde. Hij werd ten gevolge van de Groote Stoor... Lees meer
, aan de deur. Rodenbach droeg aan deze weggezonden klasmakker het gedicht De eerste martelaar op. Zijn tweede verscherpte versie van Het lied der Vlaamsche Zonen werd het strijdlied van de verbolgen blauwvoeters.


De Lettergilde van het Klein Seminarie van Roeselare (1874-1875) met Albrecht Rodenbach (derde rij, derde van links), naast Hugo Verriest (derde rij, tweede van links), 1974-1875. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph3046)
De Lettergilde van het Klein Seminarie van Roeselare (1874-1875) met Albrecht Rodenbach (derde rij, derde van links), naast Hugo Verriest (derde rij, tweede van links), 1974-1875. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph3046)

Rodenbach speelde vervolgens een sleutelrol in de totstandkoming van een net van spelersgilden in West-Vlaanderen vanaf de grote vakantie 1875, te beginnen met de Roeselaarse Sint-Jansgilde Sint-Jansgilde
Sint-Jansgilde was de benaming van drie studentenverenigingen in Roeselare (jaren 1870 en 1880): een college-toneelgilde (tot 1876), een studentenspelersgilde (van scholieren, universitei... Lees meer
, die in september van dat jaar onder meer de door hemzelf geschreven toneelstukken De Wacht over Vlaanderen en De Gilde opvoerde. Rodenbach werd hoofdman van de Sint-Jansgilde en stelde statuten op waarin onder meer werd bepaald dat de gilde zich ten doel stelde de Vlaams-katholieke beweging te bevorderen en dat haar werking in hoofdzaak zou bestaan in het opvoeren van Vlaamsgezinde toneelstukken. Daardoor was de basis gelegd voor de specifieke vakantiewerking van de West-Vlaamse studentenbonden.

In zijn laatste humaniorajaar − 1875-1876 − begon Rodenbach bovendien bijdragen te leveren voor de Almanak en De Vlaamsche Vlagge De Vlaamsche Vlagge (1875-1933)
De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) was een West-Vlaams scholieren- en studententijdschrift onder wisselende redactie van seminaristen, universiteitsstudenten en priester-leraars. Het ademde ... Lees meer
(1875-1933). In de Almanak voor 1876 verscheen zijn bekende nieuwjaarsgroet, waarin de studerende jongeren werden opgeroepen tot het verstevigen van de ‘trouwe gildeband’. De West-Vlaamse scholierenpublicaties versterkten het streven naar vereniging van de Vlaamsgezinde jeugd, niet alleen die van West-Vlaanderen, maar ook die van het hele Vlaamse land. Via Maelfait, die intussen student in Leuven was geworden, ontving Rodenbach op het einde van de retorica een brief van Pol de Mont De Mont, Pol
Pol de Mont (1857-1931) was een dichter, essayist, folklorist, journalist, kunstcriticus en redenaar. In al zijn activiteiten gaf hij de Vlaamse strijd absolute prioriteit. Decennialang w... Lees meer
, leerling aan het Klein Seminarie van Mechelen Klein Seminarie van Mechelen
Het Klein Seminarie van Mechelen was een belangrijke onderwijsinstelling van het aartsbisdom Mechelen met humaniora en filosofieafdeling voor priesterstudenten. Ze speelde in de 19de eeuw... Lees meer
, met een voorstel tot het oprichten van een algemene studentenbond. Rodenbach en zijn klasmakkers namen zich vast voor om dat 'peerdengedacht' uit te werken zo gauw ze in Leuven zouden zijn.

De Vlaamsche Studentenbond

In oktober 1876 arriveerde Rodenbach samen met tien ex-klasgenoten in de universiteitsstad. Al na een maand rapporteerde hij aan Verriest dat hij volop bezig was de geest van Roeselare in Leuven te verspreiden. De Roeselaarse oud-klasmakkers verenigden zich in de Sint-Tillogilde en wilden daarvan een uitvalsbasis maken voor het op gang brengen van een strijdend-Vlaamse universitaire studentenbeweging. Rodenbach werd actief lid van Met Tijd en Vlijt Met Tijd en Vlijt
Met Tijd en Vlijt was een Vlaamsgezind Studentengenootschap dat in 1836 aan de Leuvense universiteit werd opgericht en bleef bestaan tot na de Tweede Wereldoorlog. Het speelde tot 1875 e... Lees meer
, de enige Nederlandstalige studentenvereniging die tot dan toe aan de universiteit bestond, en droeg er geregeld uit zijn werk voor. Maar hij ontplooide met zijn vrienden tegelijk nieuwe initiatieven buiten het kader van dit volgens hem te gezapige genootschap. Omstreeks nieuwjaar 1877 richtten zij een ‘Vlaamsche koorgilde’ en een ‘Vlaamsche spelersgilde’ op en een goede maand later kwam de Studentenafdeling van het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
tot stand waarin Rodenbach alweer een beslissende rol speelde.

Intussen werd ook de band met de beweging in het middelbaar onderwijs Middelbaar onderwijs
De geschiedenis van het middelbaar onderwijs is nauw verweven met die van de Vlaamse beweging. Tot diep in de 20ste eeuw bleef de middelbare school een grotendeels Franstalig bastion van ... Lees meer
sterker aangehaald. Rodenbach was sinds het beëindigen van zijn retorica redactiesecretaris van De Vlaamsche Vlagge geworden en coördineerde via dit tijdschrift de werking van de West-Vlaamse spelersgilden. Door zijn toedoen werden in het paasnummer 1877 van het West-Vlaamse scholierentijdschrift bovendien vele bijdragen geleverd door leden van Met Tijd en Vlijt. De jonge universiteitsstudent intensiveerde ook zijn contacten met scholieren en seminaristen van andere provincies, vooral met Pol de Mont in Mechelen en Amaat Joos Joos, Amaat
Amaat Joos (1855-1937) was een katholiek priester-leraar, pedagoog en taalkundige. Hij was actief en leidinggevend in de Vlaamse katholieke scholierenbeweging en richtte zich als pedagoog... Lees meer
, die studeerde aan het Klein Seminarie van Sint Niklaas Klein Seminarie van Sint-Niklaas
Het Klein Seminarie van Sint-Niklaas, gesticht in 1808 en sinds de fusie met het Sint-Jozefinstituut in 1950 herdoopt tot Sint-Jozef-Klein-Seminarie, had lange tijd de reputatie een broei... Lees meer
.

Die contacten resulteerden in het bijeenroepen van algemene studentenlanddagen in Gent tijdens de paasvakantie en de grote vakantie 1877 en de oprichting van een algemene Vlaamsche Studentenbond Vlaamsche Studentenbond
De Vlaamsche Studentenbond was de eerste overkoepelende organisatie van de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Ze werd opgericht in 1877 door de Leuvense studenten Albrecht Rodenbach en... Lees meer
, waarvan Rodenbach algemeen voorzitter werd en waarvoor hij de organisatiestructuur bedacht. Nadat hij vruchteloos had gepoogd om De Vlaamsche Vlagge als bondstijdschrift te lanceren begon hij met nieuwjaar 1878 met Het Pennoen Het Pennoen (1878-1880)
Het Pennoen was het blad van de Vlaamsche Studentenbond van 1878 tot 1880. Belangrijkste figuren waren Albrecht Rodenbach en Pol de Mont. Lees meer
(1878-1880) als nieuw bondsorgaan. De eerste jaargang werd voor meer dan de helft gevuld met bijdragen van zijn hand. Zijn plan om aan de Vlaamsche Studentenbond, naast een net van collegebonden, voor de werking tijdens het schooljaar ook een koepel van spelersgilden toe te voegen werd doorkruist door het verbod van de Brugse bisschop Johannes Faict Faict, Johannes
Johannes Faict (1813-1889) was bisschop van Brugge (1864-1894). In het eerste decennium van zijn episcopaat steunde hij de katholieke Vlaamse beweging. Vanaf 1875 voerde hij een repressie... Lees meer
tegen deze vakantiewerking van de scholieren (zie Scholierenbeweging Scholierenbeweging
Deze bijdrage onderzoekt de invoed die de scholierenbeweging in het officieel onderwijs heeft gehad op de Vlaamse beweging. Lees meer
).

De blauwvoetersideologie

Terwijl de katholieke Vlaamse studentenbeweging zo goed en kwaad als het kon werd uitgebouwd groeide bij Rodenbach een nieuwe visie op haar rol in de Vlaamse beweging. Met het voorbeeld van de Duitse Burschenschaften voor ogen werd het voor hem duidelijk dat de studerende jeugd zich niet mocht beperken tot een meestrijden in de katholieke Vlaamse beweging, maar dat zij daarin ook een pioniersfunctie moest vervullen. Van de jeugd moest de redding komen omdat de oudere generaties, de ‘wijze pruiken’, de politieke en kerkelijke verantwoordelijken tekort waren geschoten: ‘eens zijn wij dat deel van het volk dat het overige leidt en medevoert’ zegde Rodenbach in de paasvakantie 1877, inspelende op het zendingsbewustzijn en de emancipatiedrang bij zijn generatiegenoten. ‘Steekt toch in uw hoofd dat gij Almachtig zijt,’ hield hij hen elders en voortdurend in andere bewoordingen voor, ‘eens zal de wereld zijn wat wij willen dat zij weze.’

Via Het Pennoen droeg Rodenbach bij tot de verspreiding en de verdere uitbouw van de blauwvoetersideologie. Die ideologie was West-Vlaams in oorsprong en karakter en knoopte ten dele rechtstreeks aan bij het Gezelliaanse ideeëngoed. Sterker dan de West-Vlaamse dichter inspireerden de jeugdige contestanten zich anderzijds op de Europese nationaliteitenbewegingen en bekenden zij zich tot de romantiek.

Vooral Rodenbach gaf aan het Gezelliaanse streven naar authenticiteit een heroïsch karakter en plaatste het duidelijker in de romantisch-nationale beweging van zijn tijd. Voor zijn leeftijdsgenoten werd hij de heraut van de Vlaamse nationaliteit die hij weerspiegeld vond in het door Joseph Kervyn de Lettenhove Kervyn de Lettenhove, Joseph
Baron Joseph C.M.B. Kervyn de Lettenhove (1817-1891) was een katholieke politicus en historicus, die vanuit zijn Belgisch nationalisme bijdroeg aan de verheerlijking van het Vlaamse verle... Lees meer
geïdealiseerde oude Kerelsvolk, een volk dat hij bewonderde om zijn zogeheten vrijheidsgezindheid, zijn ontembare fierheid, zijn heldenmoed, zijn trouw aan de ruwe noordse aard en gebruiken. Uit Hendrik Consciences De Leeuw van Vlaenderen De leeuw van Vlaenderen
De leeuw van Vlaenderen (1838) is een historische roman van Hendrik Conscience over de gebeurtenissen rond de Guldensporenslag in 1302. Verschillende leuzen en symbolen uit de roman zijn ... Lees meer
putte hij de slogan ‘Vliegt de blauwvoet’ en het strijdsymbool de stormvogel blauwvoet Blauwvoet
De Blauwvoet werd sinds 1875 een van de meest vertrouwde symbolen van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging en de Vlaamse beweging. Het was ontleend aan Concience’s De Kerels van Vlaan... Lees meer
. Anders dan Guido Gezelle had Rodenbach grote bewondering voor romantische kunstenaars als Conscience en Peter Benoit Benoit, Peter
Peter Benoit (1834-1901) was een Vlaamsgezinde componist en muziekpedagoog. Lees meer
. Ondanks zijn diepe waardering voor de Gezelliaanse poëzie voelde hij zich bovendien sterker aangetrokken tot het toneel Toneel
Het Vlaamse toneel onderhield vanaf zijn ontstaan in de 19de eeuw een complexe en gelaagde verhouding met de Vlaamse beweging. Van een belangrijk emancipatorisch instrument en voorwerp va... Lees meer
, dat hij aanzag als het nationalistische propagandamedium bij uitstek. Samen met de romantici beschouwde hij de muziek Muziek
Lees meer
als een hogere cultuurvorm, of meer nog de synthese van die twee in de opera.


<p>Nota’s van Albrecht Rodenbach voor een lezing over de <em>Kerels van Vlaanderen</em> voor de Studentenafdeling van het Davidsfonds, 12 februari 1878. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhhs9513)</p>

Nota’s van Albrecht Rodenbach voor een lezing over de Kerels van Vlaanderen voor de Studentenafdeling van het Davidsfonds, 12 februari 1878. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhhs9513)

Rodenbach was in wezen een cultuurnationalist die − hier toch weer in de traditie van Gezelle en Hugo Verriest − voor Vlaanderens herleving niet zoveel verwachtte van staat en politiek. Met zijn studentenbeweging wilde hij integendeel een 'Kulturkampf' voeren, het volk wekken tot een nationaal bewustzijn door de herbronning van het onderwijs, de kunst en de gehele cultuur aan de volkse tradities. Alleen door een dergelijk krachtig katholiek en Vlaamsgezind mentaal verweer zou naar zijn overtuiging het land kunnen worden gered van de zogenoemde kanker van de verfransende loge. Rodenbach droeg overigens − onder meer door de publicatie van zijn bundel Eerste Gedichten in 1878 − aanzienlijk bij tot de plotse manifestatie omstreeks 1880 van een eigen Vlaamse jeugdcultuur.

Verwijdering?

Vanaf 1878-1879 − zijn derde academiejaar − raakte Rodenbachs positie als onbetwist studentenleider stilaan aangetast als gevolg van verscheidene factoren. Hij begon zelf minder tijd in te ruimen voor de studentenbeweging. Zijn horizon werd ruimer en zijn literair werk eiste meer van zijn aandacht op. Door de bekroning die hij van het Antwerpse stadsbestuur kreeg voor zijn drama Gudrun Gudrun
Gudrun was het bewegingstijdschrift van de Katholieke Vlaamse meisjes- en vrouwenbeweging tussen 1919-1942 en 1952-1964. Lees meer
kwam hij in vriendschappelijk contact met gerenommeerde liberalen als Jan van Beers Van Beers, Jan
Jan van Beers (1821-1888) was een Vlaams leraar en dichter uit Antwerpen. Lees meer
en Max Rooses Rooses, Max
Lees meer
. Die relaties werden in Roeselare niet goed gezien en toen er ook praatjes over zijn amoureuze levenswandel de ronde deden begon Rodenbach zich te distantiëren van wat hij nu beschouwde als de bekrompenheid en het fanatisme van zijn opvoeding. Het losgroeien van zijn verleden ging gepaard met zijn aansluiting bij een nieuwe vriendenkring, de Franstalige studentengroep waaruit later de literaire beweging rond het tijdschrift La jeune Belgique zou groeien.

Een deel van de West-Vlaamse achterban kreeg nu wat moeite met Rodenbach als gezagvol studentenvoorman. Bovendien ontstond er in de Leuvense studentenbeweging een scherp conflict tussen West-Vlamingen rond Rodenbach en niet-West-Vlamingen rond Pol de Mont dat zich vooral manifesteerde in Met Tijd en Vlijt. Het was verweven met de professorentwist tussen Pieter Willems Willems, Pieter
Lees meer
en Pieter P. Alberdingk Thijm Alberdingk Thijm, Paul
Lees meer
en met de ruzie tussen voor- en tegenstanders van de Studentenafdeling van het Davidsfonds. In die twist trok Rodenbach aan het kortste eind. Hij staakte in de loop van het jaar zijn medewerking aan Met Tijd en Vlijt en moest dat noodgedwongen ook doen voor de Studentenafdeling van het Davidsfonds, want die werd door het hoofdbestuur van het Davidsfonds opgeheven. Rodenbach raakte zodoende wat geïsoleerd in de studentenbeweging.

Gemeenschappelijke initiatieven van de algemene studentenbond bleven dat jaar beperkt tot de uitgave van Het Pennoen. Maar dat blad verloor zijn studentenkarakter en evolueerde tot een algemeen cultuurtijdschrift. Ook Rodenbachs bijdragen hadden niet meer dat mobiliserende karakter van de voorgaande jaargang. Het waren meer literaire teksten en essays over kunst. Niettemin bleek zelfs op die weinig militante basis samenwerking tussen De Mont en Rodenbach niet meer mogelijk, zodat deze laatste in 1880 een eigen bondstijdschrift lanceerde onder de titel Het Nieuw Pennoen, dat echter even weinig als het vernieuwde Het Pennoen, dat in handen van De Mont bleef, nog veel met de studentenbeweging te maken had.

Toch verloor Rodenbach de studentenbeweging niet helemaal uit het oog. Hij begon integendeel in datzelfde derde academiejaar nog met de publicatie van toneelstukken voor spelersgilden en plande een uitgave van een bundel Liederen voor de Knapenschap. In de zomervakantie 1879 scheen hij zich opnieuw meer voor de studentenbeweging te zullen gaan inzetten. Hij regisseerde toen voor de Sint-Jansgilde een door hemzelf geschreven toneelstuk. Eenmaal terug in Leuven, in oktober 1879, startte hij met zijn bijdragen aan het nieuwe Leuvense weekblad La semaine des étudiants waarin hij de studenten opriep tot Vlaamsgezindheid en tot medewerking aan Met Tijd en Vlijt. Deze nieuwe aanpak kan verband houden met zijn toen herwonnen emotioneel evenwicht, maar kon door Rodenbach niet worden volgehouden omdat de ziekte, een slepende longaandoening, hem toen weldra in haar greep kreeg.

Rodenbachs originaliteit

Enkele jaren na Rodenbachs dood in juni 1880 kwam in Vlaamse studentenkringen een discussie op gang over de vraag of Rodenbach al dan niet moest worden beschouwd als de stichter van de Vlaamse studentenbeweging. Die vraag zou ook als volgt kunnen geformuleerd worden: welke bijdrage leverde Rodenbach tot de studentenbeweging van zijn tijd en welke bouwstenen reikte hij aan voor de beweging in de volgende decennia?

Rodenbach zette niet de eerste stap naar de georganiseerde studentenbeweging maar bracht die wel tot een voltooiing. De organisatiestructuur die hij ervoor ontwierp was volkomen nieuw en stond model voor alle volgende pogingen tot bundeling van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. Zijn cultuurnationalisme was geënt op de traditie van de West-Vlaamse school, maar groeide uit tot iets nieuws door de verbinding ervan met het romantisch-nationale ideeëngoed van zijn tijd. Zijn krachtige oproep tot nationaal Vlaams zelfbewustzijn bleef een niet-aflatende inspiratiebron voor vele volgende studentengeneraties. Hij onderstreepte de eigen rol die de studerende jeugd in de Vlaamse beweging te vervullen had en bracht zijn generatiegenoten een zendingsbewustzijn bij dat gedurende vele decennia gemeengoed werd bij Vlaamsgezinde scholieren en studenten. Op het vlak van de methode ontdekte hij de kracht van zang en toneel voor de propagandistische werking. Tot de jaren 1930 bleef toneel een typische activiteit van de studentenbonden. Door het ontwikkelen van de blauwvoetromantiek reikte hij bovendien aan zijn tijdgenoten en aan de vele daaropvolgende generaties een symboliek aan. Hij werd zelf − ook ten gevolge van zijn voortijdige dood − een deel van die symboliek en kon daardoor uitgroeien tot een echte mythe.

Rodenbach herdacht

Al onmiddellijk bij zijn dood werd een aanzet gegeven tot de verheerlijking van Rodenbach. Op zijn begrafenis waren talrijke vrienden en priesters en een sterke afvaardiging van Leuvense studenten aanwezig. De zeven lijkredes werden achteraf, te samen met het doodsprentje, tot een boekje gebundeld en uitgegeven. Pol de Mont wijdde van zijn kant in het zomernummer 1880 van Het Pennoen een uitgebreid en lovend herdenkingsartikel aan zijn vroegere vriend, waarin hij hun gezamenlijke activiteit in de Vlaamse studentenbond beschreef en de persoonlijke en provinciale tegenstellingen die tot de snelle ondergang ervan hadden geleid met de mantel der liefde toedekte.

Daarna ontstond er een zekere stilte rond Rodenbachs naam. Ze werd onderbroken in 1888, toen een eerste terugblikkende viering plaatsvond met de inhuldiging van Rodenbachs praalgraf op het kerkhof van Roeselare. De feestelijkheid was georganiseerd door vrienden uit de onmiddellijke omgeving van Rodenbach, in het bijzonder Zeger Maelfait, Juliaan Delbeke Delbeke, Juliaan
Juliaan Delbeke (1859-1916) was een gevierd spreker, kunstliefhebber en katholiek politicus. Als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Roeselare en als voorzitter voor de Katholi... Lees meer
en Hugo Verriest, met de hulp van de Tieltse afdeling van het Davidsfonds. Er was een zekere aanwezigheid van West-Vlaamse verenigingen, maar de belangstelling van Vlaamsgezinde studenten en scholieren bleef gering. Deze Rodenbachviering was nog geen feest van de hele studentenbeweging.

Pas vanaf omstreeks 1900 begon de mythe-Rodenbach zijn weg te maken. Vanaf toen werd in Vlaamsgezinde studentenkringen gesproken over en gespaard voor een standbeeld. In 1905, naar aanleiding van de viering van het twintigjarige bestaan van de Vlaamse gouwgilden in Leuven werd ter ere van de 25 jaar eerder overleden West-Vlaamse studentenleider een gedenksteen aangebracht aan het huis in de Kortestraat 2 te Leuven, waar Rodenbach zijn laatste jaren als student had doorgebracht. In 1909, toen er voldoende geld bijeen was gespaard, was er een groots opgezette en ditmaal zeer talrijk bijgewoonde Rodenbachviering in Roeselare met de inhuldiging van het standbeeld van Jules Lagae Lagae, Juul
Jules Lagae (1862-1931) was een West-Vlaamse beeldhouwer die bustes en standbeelden ontwierp voor verschillende bekende figuren uit de Vlaamse beweging en zelf ijverde voor Nederlandstal... Lees meer
. Tegelijk nam de stroom van uitgaven van Rodenbachs literair werk en van publicaties over zijn leven sterk toe.


Inhuldiging van Rodenbachs standbeeld in Roeselare, 22 augustus 1909. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)
Inhuldiging van Rodenbachs standbeeld in Roeselare, 22 augustus 1909. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)

Rodenbachs standbeeld verhuisde tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Gent, waar het geplaatst werd op een binnenkoer van de door de bezetter vernederlandste universiteit maar na de bevrijding in een kelder verzeild raakte. In 1919 werd het met een Engelse vrachtwagen, begeleid door een studenten-erewacht per fiets, opnieuw naar Roeselare gebracht. De her-inhuldiging van het monument ging gepaard met opnieuw luisterrijke Rodenbachfeesten Rodenbachfeesten
De Rodenbachfeesten is de verzamelnaam voor verschillende huldemanifestaties ter nagedachtenis van Albrecht Rodenbach. Lees meer
in september 1919.

Tijdens het interbellum raakte het beeld van Rodenbach als ‘wonderknape van Vlaanderen’ volledig gecanoniseerd. In 1930 verscheen, naar aanleiding van de herdenking van de 50ste verjaring van zijn overlijden, een boek onder die titel van de hand van Jozef Vermeulen Vermeulen, Jef
Lees meer
. Spreekbeurten over Rodenbach werden een vast ingrediënt in de vergaderingen van de Vlaamsgezinde studentenbonden, Rodenbachliederen behoorden tot de kern van hun repertorium, het portret van de studentenleider sierde vergaderlokalen en kamers van Vlaamsgezinde studenten en de blauwvoetsymboliek raakte volledig ingeburgerd. Die traditie van Rodenbachverheerlijking werd overgenomen door de katholieke jeugdbewegingen die vanaf de jaren 1930 in de Vlaamsgezinde studentenwereld het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (1903-1935) was de organisatorische vormgeving van de katholieke Vlaamse studentenbeweging: een jeugdbeweging met plaatselijke bonden van ka... Lees meer
van zijn ereplaats verdrongen.

Na de Tweede Wereldoorlog bleef Rodenbach nog een tijdlang een van de meest mobiliserende symbolen in de herlevende Vlaamse beweging. Het Rodenbachjaar van 1956 vormde in die verering een orgelpunt met de Rodenbachfeesten op 22 en 23 juli te Roeselare die gemeenschappelijk werden georganiseerd door katholieke en Vlaams-nationalistische jeugdbewegingen of -organisaties. Tegelijkertijd gaf dat Rodenbachjaar aanleiding tot een meer wetenschappelijke benadering van de figuur.

De grondige mentaliteitsverandering die zich in de loop van de jaren 1960 voltrok betekende een keerpunt in de beeldvorming over Rodenbach. Van verering of interesse in brede lagen van de katholieke studerende jongeren in Vlaanderen was geen sprake meer, zelfs de bekendheid met de figuur ging zeer snel achteruit, zoals bleek uit een enquête die in het nieuwe Rodenbachjaar 1980, naar aanleiding van de 100ste verjaardag van zijn overlijden, werd gehouden. De herdenkingen die in dat jaar werden georganiseerd, gingen niet meer zozeer uit van een van onderuit gedragen beweging, maar van officiële en academische instanties en konden nauwelijks nog rekenen op jeugdige belangstelling.

Werken

— Meest volledige en becommentarieerde uitgave van Rodenbachs werken bij F. Baur, Verzamelde Werken. II. Al de gedichten; III. Gudrun en dramatische fragmenten, 1956.

Literatuur

— F. Rodenbach, Albrecht Rodenbach en de Blauwvoeterij, 2 dln., 1909.
— R.F. Lissens, Brieven van Albrecht Rodenbach, 1942.
— F. Baur, Albrecht Rodenbach. Verzamelde werken. I. Het leven. De persoonlijkheid, 1956.
— M. de Bruyne en L. Gevers, Kroniek van Albrecht Rodenbach, 1980.
— R. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach: Biografie, 2002.
— B. Vermeulen ed., Omtrent Albrecht Rodenbach. Historisch-literaire schetsen en essays, 2006.

Suggestie doorgeven

1975: Clem Neutjens (pdf)

1998: Lieve Gevers

2023: Lieve Gevers

Databanken

Inhoudstafel