Toneel

Begrip
Karel Vanhaesebrouck (2023, herwerking), Frank Peeters (1998)

Het Vlaamse toneel onderhield vanaf zijn ontstaan in de 19de eeuw een complexe en gelaagde verhouding met de Vlaamse beweging. Van een belangrijk emancipatorisch instrument en voorwerp van de Vlaamse ‘strijd’ evolueerde deze artistieke discipline medio 20ste eeuw naar een bron van kritische reflectie op de Vlaamse beweging, het Vlaams-nationalisme en de Vlaamse identiteit.

Alternatieve term
Theater
Leestijd: 46 minuten

De verhouding tussen de Vlaamse beweging enerzijds en het toneelleven in Vlaanderen anderzijds is complex en gelaagd. De Vlaamse beweging zette vanaf het begin de theatertekst en de mobiliserende kracht van theateropvoeringen in als strategie om haar ideeën en ambities representeerbaar te maken. Na de Tweede Wereldoorlog werd die verhouding minder eenduidig en kwam de vroegere band steeds nadrukkelijker onder spanning te staan. Tegelijkertijd zullen we zien hoe de politieke en staatskundige emancipatie van Vlaanderen als culturele gemeenschap in die periode mede de context creëerde voor een nieuwe, artistieke dynamiek.

In dit lemma hanteren we het begrip ‘toneel’, eerder dan ‘theater’, ook al is het tweede woord vandaag de geïnstitutionaliseerde term binnen de professionele praktijk. Om twee redenen kiezen we er echter voor om het in dit verband over ‘toneel’ te hebben. Ten eerste zijn de Vlaamse beweging en het toneelleven in Vlaanderen historisch met elkaar verweven via de tekst, die vanaf de 19de eeuw als ideologische drager voor het nieuwe Vlaamse zelfbewustzijn fungeerde. De cultuur- en taalstrijd waren binnen de Vlaamse beweging innig met elkaar verstrengeld en de toneeltekst zou dus logischerwijs ook als drijfveer én katalysator van Vlaamsgezinde acties fungeren. In de loop van de 20ste eeuw, en nog het nadrukkelijkst vanaf de jaren 1980, met de zogenaamde ‘Vlaamse Golf’ als ijkpunt, kwam de tekst steeds minder centraal te staan als structurerend element van de voorstelling. ‘Toneel’ verwijst dus preciezer naar de oudere tekstgerichte theatertraditie waar de Vlaamse beweging zich toe verhield. Ten tweede is de term ‘theater’ breder en omvat het begrip ook dans, muziektheater, figuren- en poppentheater, amusement – die kunstvormen worden niet in dit lemma behandeld.

De keuze voor ‘toneel’ als koepelterm en rode draad is echter slechts ten dele juist, om verschillende redenen. De interdisciplinarisering van de podiumkunsten aan het einde van de 20ste eeuw was in de feiten niet nieuw. Zo werden blijspelen van bijvoorbeeld Hippoliet van Peene Van Peene, Hippoliet
Hippoliet van Peene (1811-1864) was een huisarts en toneelauteur. Hij schreef de tekst voor De Vlaamse Leeuw, dat later het Vlaamse volkslied zou worden. Met zijn vele oorsponkelijk theat... Lees meer
en Domien Sleeckx Sleeckx, Domien
Domien Sleeckx (1818-1901) was op meerdere vlakken een pionier in de Vlaamse emancipatiestrijd, in het bijzonder in de vernederlandsing van het onderwijs. Lees meer
uit het midden van de 19de eeuw opgeluisterd met zang. In de massaspelen van het interbellum namen choreografie en beweging dan weer een centrale plaats in. De verschuiving van toneel naar theater is dus in de eerste plaats een assumptie van de hedendaagse praktijk. Daarnaast kent Vlaanderen een veel bredere spektakelcultuur die slechts perifeer aan bod komt in dit lemma: van revue, variété over kleinkunst, cabaret tot comedy.

Dit lemma kiest voor een tussenpositie: het vertrekt vanuit het teksttoneel, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de verwevenheid van het toneel met de burgerlijke, literaire cultuur, om vervolgens het perspectief te verbreden, niet zozeer sociologisch, maar esthetisch: naarmate het einde van de twintigste eeuw in zicht komt, is het woord theater steeds meer op zijn plaats, omdat het tekensysteem nadrukkelijk hybrider wordt en de disciplines steeds minder van elkaar te onderscheiden vallen, ook binnen eenzelfde voorstelling.

Toneel is bij uitstek een kunstvorm die zich tot een niet-theatrale, maatschappelijke context verhoudt. Wat kijkers te zien krijgen, is niet noodzakelijk een directe weerspiegeling van die context, even vaak gaat het om een doordachte artistieke vervorming. Maar steevast is er een vorm van onderhandeling tussen kunst en realiteit. Datzelfde geldt ook voor verhouding tussen de Vlaamse beweging en het toneel: die is verre van eenduidig, maar wel reëel. Het aandeel van het toneel in de culturele ontwikkeling van Vlaanderen is een onloochenbaar feit. Zowel wat intentie als resultaat betreft, levert de geschiedenis van het Vlaamse drama en het theater talloze voorbeelden op van individuen, groepen en bewegingen die slechts adequaat kunnen worden begrepen indien men hun bekommernis om het project van de Vlaamse beweging in de plaatsbepaling meerekent, soms expliciet activistisch of militant, soms ondersteunend, en steeds vaker kritisch.

19de eeuw: de vestigingstijd

Naar een eigen toneelliteratuur

Tijdens de 19de eeuw werd het toneel in Vlaanderen beheerst door twee interessepunten: het Nationael Tooneel Nationael tooneel
Het ‘nationael tooneel’ was in het midden van de 19de eeuw zowel de naam van een actiepunt van de Vlaamse beweging (namelijk het ijveren voor een eigen Nederlandstalige toneelproductie),... Lees meer
en de eigen Vlaamse dramatische letterkunde. Aanvankelijk gingen die twee punten organisch samen: de productie van een eigen, Nederlandstalige toneelliteratuur was een centrale verantwoordelijkheid van het Nationael Toneel, dat verschillende Vlaams georiënteerde toneelgroepen verenigde. Vervolgens bracht de institutionele verankering van eigen gezelschappen een nieuwe dynamiek op gang: zij werden nadrukkelijker de plek waar de ontwikkeling van een nieuw repertoire de inhoudelijke eisen van de Vlaamse beweging diende te ondersteunen, en omgekeerd.

De notie ‘nationaal’ hoorde in dit verband thuis in een patriottisch denkkader: men wou de unieke eigenschappen van de eigen Belgische nationaliteit in de verf zetten en verheerlijken. De Belgische staat viel in dit verband dus samen met de Belgische natie, waarin het Belgische volk leefde met het Vlaams als taal (zie België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
; Belgisch nationalisme Belgisch nationalisme
Lees meer
). Dit ging zo ver dat de eerste generaties literaire flaminganten de Walen als verfranste Belgen beschouwden. Voor hen bestond de enige kans op Belgische nationale eigenheid in het ongedaan maken van die verfransing. Literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
en meer nog het toneel golden in het jonge België als het middel bij uitstek om de buitenlandse dreiging af te wenden, en wel door de linguïstische en culturele gelijkschakeling met de Franse buren onmogelijk te maken (zie Frankrijk-Vlaanderen Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
). De ontwikkeling van een eigen, Nederlandstalige toneelliteratuur diende mee een dam tegen de verfransing van het Belgische cultuurleven op te werpen en moest tegelijk bijdragen aan de ontwikkeling van een particulier burgerlijk ethos.

Voor de betrokken woordvoerders van de Vlaamse beweging, Ferdinand A. Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
(in het Kunst- en Letterblad Kunst- en Letterblad
Het Kunst- en Letterblad (1840-1845) was een tijdschrift dat van 1840 tot 1843 in Gent en daarna in 1844 en 1845 in Antwerpen verscheen. Het besteedde aandacht aan de Nederlandstalige lit... Lees meer
) en Eugeen Zetternam Diricksens, Joos
Joos J. Diricksens (1826-1855), beter bekend onder zijn pseudoniem Eugeen Zetternam, was een Antwerpse letterkundige en huisschilder. Hij staat bekend om zijn sociaal geëngageerde romans ... Lees meer
(in Het Taelverbond Het Taelverbond
Het Taelverbond (1845-1855) was een Antwerps literair maandblad, dat gaandeweg vooral op geschiedenis en taalkunde focuste. Het tijdschrift had een sociaaleconomische inslag en cultiveerd... Lees meer
) moest het Vlaamse toneel daarom voldoen aan een driedubbele behoefte: het moest het publiek zedelijk opvoeden, een spiegel van het dagelijkse leven voorhouden en beschaven. Zij legden de nadruk op de moedertaal als volks instrument, op de vaderlandse thema's, op de verheerlijking van een groots verleden, op het bevorderen van de burgerlijke maatschappijvisie en op de didactische werking. Om deze idealen praktisch te kunnen realiseren was het noodzakelijk dat de Vlamingen over een eigen professioneel theater konden beschikken. De politieke verantwoordelijkheid hiervoor lag bij de nationale overheid en de diverse stedelijke besturen, die het Nederlandstalige toneel via subsidies levensvatbaar moesten maken. Op die manier zouden toneelspeelkunst en toneelletterkunde zich kunnen ontwikkelen en zou het Vlaamse bewustzijn zich in brede kring kunnen verspreiden.

Broedermin en Taelyver Broedermin en Taelyver
Broedermin en Taelyver was een Gentse toneelmaatschappij die in 1840 werd opgericht. Met haar oorspronkelijk Nederlandstalige repertoire en meer natuurlijke speelstijl zorgde de maatschap... Lees meer
, ontstaan in Gent in 1840, gaf als een van de eerste gestalte aan dit flamingantisch Flamingant
Flamingantisme is een term die met verschillende betekenissen wordt toegekend aan actoren binnen de Vlaamse beweging en het Vlaams nationalisme. Lees meer
-burgerlijk theater. Onder impuls van de arts-toneelschrijver Hippoliet van Peene Van Peene, Hippoliet
Hippoliet van Peene (1811-1864) was een huisarts en toneelauteur. Hij schreef de tekst voor De Vlaamse Leeuw, dat later het Vlaamse volkslied zou worden. Met zijn vele oorsponkelijk theat... Lees meer
en de populaire acteur Karel Ondereet Ondereet, Karel
Karel Ondereet (1804-1868) was een Gentse acteur en toneelschrijver. Voor het theaterleven is hij vooral van belang als auteur van de eerste oorspronkelijke Nederlandstalige toneelstukken... Lees meer
scheidden een aantal medewerkers zich af van de aloude rederijkerskamer De Fonteine De Fonteine
De Fonteine is een rederijkerskamer, de volledige aanduiding luidt: Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine, gevestigd te Gent. Lees meer
, uit onvrede met de daar heersende neoclassicistische speelstijl en stereotiepe gestiek. Zelf kozen zij voor een meer direct-realistische uitbeelding, die beter geschikt was om de 19de-eeuwse burgerlijke toneelletterkunde op de scène te brengen. Het succes dat Broedermin en Taelyver al snel oogstten, vond erg vlug grote weerklank en bevorderde de Vlaamse toneelletterkunde aanzienlijk.


Nieuwjaarskaart van het toneelgezelschap Broedermin en Taelyver, Gent, s.d. (Liberas, P2033)
Nieuwjaarskaart van het toneelgezelschap Broedermin en Taelyver, Gent, s.d. (Liberas, P2033)

Overheidsinitiatieven

Ook de overheid nam structurele maatregelen die moesten leiden tot een toename van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de Vlaamse toneelliteratuur. Als een daad van zelfbevestiging schreef de jonge Belgische natie vanaf 1845 een aantal staatsprijzen uit. Eerste in de rij werd, om begrijpelijke redenen, de vijfjaarlijkse staatsprijs voor een bijdrage tot de nationale geschiedenis. In 1858, één jaar voor haar Franstalige tegenhanger van start ging, werd voor het eerst de driejaarlijkse staatsprijs voor de Vlaamse toneelletterkunde uitgereikt. De jury bestond minimaal uit drie leden en werd aanvankelijk samengesteld op gezag van de leden van de Académie Royal de Belgique. Met de stichting in juli 1886 van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde werd de bevoegdheid voor het toekennen van de prijs vanaf het 11de tijdvak (1885-1888) aan deze Academie overgedragen. Artikel 1 van het reglement (Koninklijk Besluit van 10 juli 1858) bepaalde dat de prijs zou worden toegekend aan een werk ‘dont le sujet devra être pris, soit dans l'histoire, soit dans les moeurs nationales’(‘waarvan het onderwerp hetzij uit de nationale geschiedenis hetzij uit de [aanvullen] gekozen dient te worden’, vertaling redactie). De jury voor het eerste tijdvak bestond uit voorzitter Frans H. Mertens Mertens, Frans (1796-1867)
Frans Mertens (1796-1867) was stadsbibliothecaris van Antwerpen en auteur van Nederlandse literaire en historische teksten. Ook was hij lid van De Olijftak, de Nederduitsche Bond en van ... Lees meer
, de letterkundigen Johan M. Dautzenberg Dautzenberg, Johan M.
Lees meer
, Ferdinand A. Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
en Prudens van Duyse Van Duyse, Prudens
Lees meer
en had Eugeen E. Stroobant Stroobant, Eugeen E.
Notaris Eugeen E. Stroobant (1819-1899) was katholiek volksvertegenwoordiger en lid van de Grievencommissie. Als voorzitter van de Brusselse toneelmaatschappij De Wijngaerd ijverde hij vo... Lees meer
als secretaris.

In haar rapport verwees de jury zeer nadrukkelijk naar de nationale functie van de toneelletterkunde zoals vereist volgens artikel 1 van het reglement. Ze begon haar verslag met een historische schets van de toneelschrijfkunst waarbij gesteld werd dat de periode voor de Belgische onafhankelijkheid gekenmerkt was door de verdrukking van de nationale identiteit. In het theater uitte dit zich in de talloze imitaties van hoofdzakelijk Franse werken. Zonder nationale tendensen bleef het theater verstoken van enige eigenwaarde: ‘Mais notre scène resta sans originalité, sans caractère, sans tendances nationales et par conséquent sans valeur propre’ (‘Maar ons toneel bleef zonder originaliteit, karakter, nationale tendensen en bij gevolg zonder eigen waarden’, vertaling redactie). Als keerpunt voor de a- en zelfs antinationale tendens in Vlaanderen vermeldde de jury 1841, het jaar waarin Van Peene de huisschrijver werd van Broedermin en Taelyver Broedermin en Taelyver
Broedermin en Taelyver was een Gentse toneelmaatschappij die in 1840 werd opgericht. Met haar oorspronkelijk Nederlandstalige repertoire en meer natuurlijke speelstijl zorgde de maatschap... Lees meer
en dankzij een even omvangrijk als succesvol oeuvre komaf maakte met de massa vertaald Frans werk en met het even populaire als tranerige Duitse burgerlijke drama van de 18de-eeuwse Duitse toneelschrijver August von Kotzebue. Eerste laureaat was dezelfde Van Peene met het historische drama Matthias de Beeldstormer.

Met het in voege treden van het zogenaamde premiestelsel in 1860 trof de overheid een tweede belangrijke maatregel ter bevordering van een eigen toneelliteratuur. Het systeem voorzag toelagen voor auteurs en toondichters met subsidies voor de uitvoerders die het stuk voor het eerst opvoerden. Naast kwalitatieve criteria, beoordeeld door een leescomité, werden er kwantitatieve maatstaven gehanteerd zoals de grootte van de speelplaats (Brussel, Antwerpen, Gent en Brugge kregen hogere subsidies) en het aantal bedrijven. Reeds in 1861 breidde minister Alfons van den Peereboom Vandenpeereboom, Alfons
Lees meer
, die beschouwd werd als de verdediger van de Vlaamse belangen in het liberale kabinet- Charles Rogier Rogier, Charles
Charles Rogier (1800-1885) was een liberale politicus die meermaals een functie als minister of regeringsleider bekleedde. In zijn streven naar een sterke, geünificeerde en op termijn een... Lees meer
- Hubert Frère-Orban Frère-Orban, Hubert
H. J., Walthère Frère-Orban (1812-1896) was een liberaal politicus en voormalig regeringsleider, die onder meer een hoofdrol opeiste in de eerste schoolstrijd en zich gedurende zijn polit... Lees meer
, het stelsel uit. De gevolgen lieten niet op zich wachten: niet alleen was er een kolossale toename van het aantal Vlaamse stukken, ook het aantal toneelkringen nam zienderogen toe. In ongeveer tien jaar verdrievoudigde het aantal gezelschappen en was het aantal stukken niet meer te tellen. In 1872 alleen al kwamen 175 werken voor een premie in aanmerking. De steun van overheidswege had een kwantitatief effect dat echter niet altijd even kwalitatief was: heel wat stukken waren gebaseerd op (buitenlandse) voorbeelden, zonder steevast de bron te vermelden (en waren soms dus plagiaat). Ze waren daarenboven vaak wijdlopig, erg retorisch en weinig inventief op vormelijk niveau. De overheid probeerde in de loop der jaren die situatie te corrigeren, maar uiteindelijk werd in 1926 het premiestelsel finaal afgeschaft.

Burgerlijke ethiek

In de omvangrijke dramatische productie van de 19de eeuw was het Vlaamse bewustzijn thematisch wel degelijk aanwezig, maar het was daarom niet het meest wezenlijke element. Zoals overtuigend door Carlos Tindemans (1973) werd aangetoond, diende de Vlaamse beweging als illustratiestof voor een in se ideologische boodschap: de burgerlijke deugdzaamheid. Het toneel moest voor alles een middel tot verlichting en beschaving zijn. De auteurs waren kleine burgers: leraren, handelaren, ambtenaren, onderwijzers. Politiek propageerden zij het liberalisme, esthetisch het realisme.

Omdat de meeste auteurs liberaal waren, werden de meeste transcendente begrippen vervangen door geseculariseerde. De Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
werd geportretteerd als een apparaat dat de massa onwetend hield, de vooruitgang verhinderde en het zelfstandige denken ontmoedigde. Vooral via het historische drama werden deze antiklerikale en antiroomse overtuigingen geventileerd. Voorbeelden daarvan vinden we bij Pieter Geiregat Geiregat, Pieter
Pieter Geiregat (1828-1902) was een zeer productieve Gentse volksschrijver die een breed publiek bereikte en het Vlaamsgezinde liberalisme in zijn thuisstad en de bredere Vlaamse letterku... Lees meer
, De graven Egmont en Hoorn (1860); Frans Gittens Gittens, Frans
Frans Gittens (1842-1911) was een Antwerpse stadsbibliothecaris en liberaal gemeenteraadslid, die romantisch nationalistische toneelstukken schreef. Lees meer
, De Geuzen (1874); Karel Ondereet Ondereet, Karel
Karel Ondereet (1804-1868) was een Gentse acteur en toneelschrijver. Voor het theaterleven is hij vooral van belang als auteur van de eerste oorspronkelijke Nederlandstalige toneelstukken... Lees meer
, De Krankzinnige van Leiden (1862); Jan Frans Roelants, Willem de Zwyger (1853); Emmanuel van Driessche Van Driessche, Emmanuel
Emmanuel van Driessche (1824-1897) speelde een voorname rol in het Brusselse culturele leven: als leraar Nederlands, als schrijver, als lid van talrijke genootschappen, als politicus en v... Lees meer
, Willem van Oranje (1867); Hippoliet van Peene Van Peene, Hippoliet
Hippoliet van Peene (1811-1864) was een huisarts en toneelauteur. Hij schreef de tekst voor De Vlaamse Leeuw, dat later het Vlaamse volkslied zou worden. Met zijn vele oorsponkelijk theat... Lees meer
, De Gek van 's-Gravenhage (1846), Matthias de Beeldstormer (1858) en Eugeen Zetternam Diricksens, Joos
Joos J. Diricksens (1826-1855), beter bekend onder zijn pseudoniem Eugeen Zetternam, was een Antwerpse letterkundige en huisschilder. Hij staat bekend om zijn sociaal geëngageerde romans ... Lees meer
, De vrouw van Egmont (1859).

Motieven die rechtstreeks of zijdelings verband hielden met de 19de-eeuwse, zoals gezegd Belgisch-nationalistisch geïnspireerde Vlaamse beweging waren er uiteraard ook. De Vlaamse toneelauteurs keurden België en de Belgische onafhankelijkheid zonder aarzelen goed, maar legden tegelijkertijd de nadruk op de culturele en taalkundige eenheid met Nederland Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
. De anti-Hollandse gevoelens van het eerste uur maakten plaats voor het hernieuwde besef dat Vlamingen binnen België toch deel uitmaakten van de Nederlandse stam: Belg van nationaliteit, Nederlander van cultuur en taal. Deze houding trad naar voren bij onder meer Van Driessche, 1830 of Belgies Onafhankelykheid (1859); Van Peene, De Belgische Vryschutter (1860); Jacob Kats Kats, Jacob
Jacob Kats (1804-1886) was een Vlaams meetingleider, journalist, satiricus en theatermaker. Geïnspireerd door een ‘vroegsocialistische’ levensvisie zette hij zich in voor het ontstaan van... Lees meer
, De Belgische Natie (1856); Geiregat, De hovenier van Laken (1866), Leve de Koning! (1866) en Roelants, Den 21en July (1856).


<p>Victor Driessens in het stuk <em>De Geuzen</em> van Frans Gittens. Driessens stichtte in 1850 de toneelmaatschappij De Dageraed en in 1853 het Nationael Tooneel. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph15102)</p>

Victor Driessens in het stuk De Geuzen van Frans Gittens. Driessens stichtte in 1850 de toneelmaatschappij De Dageraed en in 1853 het Nationael Tooneel. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph15102)

De behandeling van Vlaamse motieven omvatte taalkundige, sociale, maatschappelijke en burgerlijke aspecten. Het taalaspect was altijd ondergeschikt en was het resultaat van sociale veranderingen, bijvoorbeeld nieuwe rijken die de taal en zeden van Frankrijk overnamen. De auteurs uitten zich in de regel nooit uitdrukkelijk pro-Vlaams. De taal was een uitdrukking van een mentaliteit (goed of fout) en de auteur richtte zich tegen de verkeerde mentaliteit. Op die manier werd de taalstrijd het resultaat van een levenswijze, bepaald door sociale factoren: Van Peene, Saskia van Roosemael (1844); Van Driessche, De flamingant (1861); Emiel van Goethem Van Goethem, Emiel
Lees meer
, De naäpers (1876). De slechteriken waren steevast onburgerlijke personages, bijvoorbeeld franskiljons Franskiljon
'Franskiljon' is in het traditionele flamingantische discours de benaming van een voorstander en bevorderaar van de verfransing in Vlaanderen. Het begrip kenmerkt iemand die overtuigd is ... Lees meer
of Fransen. De 'slachtoffers' kwamen steeds tot inkeer, wat betekent dat ze teruggrepen naar een bewust flamingantisme: Ondereet, De Gallomanie (1841), De Vlaemsche Lionne (1848); Emmanuel Rosseels Rosseels, Emmanuel
Emmanuel Rosseels (1818-1904) was een Antwerpse theaterauteur die ijverde voor een Nederlandstalig toneelrepertoire. Lees meer
, De verfranschte landmeisjes (1841); J. van der Voort, Maria van den Bergh (1867); H. Michiels, Baas Simpels (1868); Bruno Block Block, Bruno
Bruno Block (1828-1899) was een Gentse leraar en onderwijsinspecteur. Naast zijn baan in het onderwijs was hij een bedrijvig toneelauteur en nam hij actief deel aan het Gentse theaterleve... Lees meer
, Typen (1875); Omer Wattez Wattez, Omer
Lees meer
, Het witte boek (1899); A. Hendricx, De familie Klepkens (1908).

Met partijpolitieke pogingen om de Vlaamse eisen te realiseren, hielden de auteurs zich niet bezig. Politici werden nagenoeg uitsluitend negatief afgeschilderd. De scepsis richtte zich niet zozeer tegen het politieke programma als wel tegen de morele aard van de politici zelf, waarbij vooral het lucratieve parlementarisme het moest ontgelden: Van Peene, De treffelyke lieden (1860); Van Driessche, De kiesmakelaars (1868); Felix vande Sande Vande Sande, Felix
Felix vande Sande (1824-1890) was vooral actief binnen de Brusselse toneelwereld. Hij streefde naar Nederlandstalig theater en de uitbouw van een professionele schouwburgorganisatie. Hij ... Lees meer
, Het vijfde rad van den wagen (1869); J. Bruylants Jz., Een gekozene des volks (1898). De auteurs waren ervan overtuigd dat de gelijkberechtiging van de Vlamingen een feit zou zijn indien ieder individu dacht en handelde volgens de aard van zijn volk, zijn nationaal karakter en zijn ethische overtuiging. Positief getekende personages komen allen onvoorwaardelijk op voor Vlaamse zeden, rechten en eisen.

Bij de meeste 19de-eeuwse auteurs was hun pro-Vlaamse houding in de eerste plaats een afgeleide van hun burgerlijke ethische programma. Het oeuvre van de jonggestorven Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
(1856-1880) vormde op die systematische link tussen de burgerlijke ethiek en een Vlaamse sensibiliteit een uitzondering. Rodenbachs cultuurflamingantisme, dat mee de basis legde voor zijn engagement in de katholieke Vlaamse studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
, wortelde in zijn katholieke dadendrang ( geïnspireerd door Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
en Hugo Verriest Verriest, Hugo
De Vlaamsgezinde en progressieve priester en letterkundige Hugo Verriest (1840-1922) was een van de belangrijkste intellectuele inspirators van de katholieke flamingantische scholieren- e... Lees meer
) en was tegelijkertijd door en door romantisch (en dus antiburgerlijk), met een grote nadruk op de individuele, heroïsche bevlogenheid van de opstandige jongeling. Aan het begin van de 20ste eeuw en vooral tijdens het interbellum zou Rodenbach gecanoniseerd worden als een te vroeg gestorven voorvechter van de Vlaamse zaak, om vervolgens gerecupereerd te worden binnen achtereenvolgens het Vlaams-nationalisme in het interbellum en de collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
tijdens de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
. De studies van onder meer Lieve Gevers en Romain Vanlandschoot Vanlandschoot, Romain
Romain Vanlandschoot (1933) verwierf bekendheid als auteur van door de historische wereld sterk gewaardeerde biografieën van Albrecht Rodenbach, Hugo Verriest en Cyriel Verschaeve. ... Lees meer
corrigeerden later dat al te eenzijdige beeld en ontkrachten de Vlaams-nationalistische en anti-Belgische mythevorming rond Rodenbach.

Als dramatisch kunstenaar blijft Rodenbachs naam voor alles verbonden met diens epische drama Gudrun Gudrun
Lees meer
(1878). Mede gevoed door zijn romantische, geëxalteerde fascinatie voor de heldenwereld van Wagner, maakte Rodenbach van deze Noord-Germaanse sage over de liefde en trouw van een maagd een ode aan de heldhaftige trouw van de titelheldin aan haar volk en land. Gudrun verzinnebeeldde zo de offerbereidheid van de jeugd, en met name de jonge vrouw, voor de goede (Vlaamse) zaak. Als symbool zou ze daardoor zou in de volgende decennia bepalend worden voor het vrouwbeeld van de Vlaamse beweging (zie Gender Gender
Vrouwen en mannen kregen verschillende rollen binnen de Vlaamse beweging. De heersende verwachtingen spoorden echter niet altijd met de werkelijke genderverhoudingen en evolueerden boven... Lees meer
). Ondanks de ambities (een uitgebreid voorwoord, een stuk van meer dan 6000 verzen) bleef Rodenbachs versie van Wagners universum, in de woorden van Matthijs de Ridder, ‘braaf en duidelijk’. Gudrun las in de eerste plaats als een pleidooi voor christelijke deugdzaamheid. Naast zijn werk als literator probeerde Rodenbach ook een organisatorische dynamiek op gang te brengen. Via het organiseren en stimuleren van Vlaams studententoneel in de zogenaamde spelersgilden ondernam Rodenbach een poging om een Vlaams-nationale theaterpraktijk van de grond te krijgen. Het initiatief bleef echter beperkt tot West-Vlaanderen West-Vlaanderen
Lees meer
en ging al te zeer gebukt onder de morele codes van de kleinsteedse theaterpraktijk. Van een noemenswaardige bijdrage tot het 19de-eeuwse theaterleven kon daardoor nauwelijks sprake zijn.

Naar een volwaardig beroepstheater

Na 1860 werden enkele eisen waren ingewilligd: de driejaarlijkse staatsprijs voor toneelletterkunde (1858), het premiestelsel (1860) en de stichting en voorzichtige subsidiëring van het Nationael Tooneel Nationael Tooneel
Lees meer
van Antwerpen (1853), het eerste Vlaamse beroepstheater. Weliswaar beschikte Gent reeds in 1847 met de Minardschouwburg als eerste over een vaste speelplaats voor exclusief Vlaamse voorstellingen, maar hij werd bespeeld door Broedermin en Taelyver Broedermin en Taelyver
Broedermin en Taelyver was een Gentse toneelmaatschappij die in 1840 werd opgericht. Met haar oorspronkelijk Nederlandstalige repertoire en meer natuurlijke speelstijl zorgde de maatschap... Lees meer
, een semiprofessionele troep. In Antwerpen stichtte Victor Driessens Driessens, Victor
Lees meer
naar het voorbeeld van Broedermin en Taelyver in 1850 De Dageraed. Toen in mei 1851 het Vlaemsch Midden-Comiteit Vlaemsch Midden-Comiteit
Het Vlaemsch Midden-Comiteit (1849-1857) was een Vlaamsgezind genootschap in Brussel, dat ijverde voor de volledige vernederlandsing van het lager en middelbaar onderwijs in Vlaanderen.... Lees meer
een verzoek richtte tot de Vlaamse gemeentebesturen om de stichting van een autochtoon (nationaal) toneel te bevorderen, leidde dit in Antwerpen op initiatief van Driessens en na het samensmelten van De Dageraed en De Scheldegalm tot een door de stad (schamel, ongeveer 8000 frank per jaar) gesubsidieerde troep. Onder de trotse naam van Nationael Tooneel gaf deze troep op 6 oktober 1853 zijn eerste voorstelling. ‘Nationael’ betekende daarbij niet alleen Belgisch-nationalistisch, maar ook Vlaams-nationaal, zij het binnen de veilige grenzen en enig mogelijke context van het koninkrijk België. Binnen dit mentale kader moet ook de oprichting van respectievelijk het Nationael Tooneel van Oost-Vlaanderen (1865-1868) en het Nationael Tooneel van West-Vlaanderen (1863-1865) worden gesitueerd. Hiermee werd er ook wat het theater betreft een begin gemaakt met de consolidering. Toch bleef het behelpen: het Théâtre des Variétés (Theater van Verscheydenheden) in Antwerpen, grotendeels opgetrokken uit hout, bood comfort noch prestige. Daarvoor moest worden gewacht tot in 1874 toen de gloednieuwe Nederlandse Schouwburg Koninklijke Nederlandse Schouwburg
Lees meer
werd ingehuldigd. Brussel volgde in 1887, Gent in 1899.


Affiche van de Zuid-Nederlandsche Tooneelbond ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van het Nationael Tooneel, 1903. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps8488)
Affiche van de Zuid-Nederlandsche Tooneelbond ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van het Nationael Tooneel, 1903. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps8488)

Blijkbaar heerste er in het laatste kwart van de 19de eeuw een politiek en cultureel klimaat dat deze veruitwendiging van Vlaams cultureel bewustzijn toeliet, wat echter niet betekent dat de vereiste dynamiek en inzet in de drie steden dezelfde waren. In Antwerpen was de situatie veruit het gunstigst. Hier nam de overtuigd Vlaamsgezinde Meetingpartij Meetingpartij
De Meeting (1862-1914) was een Antwerpse politieke formatie die ontstond uit een coalitie van flaminganten, progressieve liberalen en katholieken. Ze liet zich kenmerken door een uitgespr... Lees meer
reeds in 1866 het initiatief voor de bouw van een Vlaamse schouwburg. In zijn vergadering van 18 december 1871 besliste het Antwerpse schepencollege na rijp beraad en op advies van een speciaal daarvoor ingestelde commissie, om op de friezen van de zijgevels volgende twee teksten aan te brengen: ‘Vrede baart Kunst, Kunst veredelt het Volk’ en ‘Voorspoed volgt beschaving, beschaving door moedertaal’. Deze enkele woorden typeerden de relatie tussen het burgerlijke project en het groeiende Vlaamse bewustzijn aan het eind van de 19de eeuw . De burgerlijke beschaving diende de burger voor excessen te behoeden en zou onvermijdelijk tot voorspoed leiden voor allen die deze waarden onderschreven. Hulpmiddel bij uitstek was de moedertaal, het Nederlands, casu quo het Vlaams. Vele jaren later zou Oscar de Gruyter De Gruyter, Oscar
Lees meer
opnieuw hameren op de taal als volksbeschavend en volksverheffend instrument.

In Brussel, maar ook in Gent droegen de pogingen om een Vlaamse schouwburg te bouwen alle sporen van de strijd tegen een ‘Fransdolle’ lokale overheid. Gent mocht dan met de Minard al als eerste over een eigen vaste Vlaamse schouwburg beschikken, deze kwam wel uitsluitend dankzij het mecenaat van zijn bouwheer en architect, François Martin Minard, tot stand. Napoleon Destanberg Destanberg, Napoleon
Lees meer
en Edmond Hendrikx probeerden in 1865 het Nationael Tooneel van Oost-Vlaanderen te stichten, maar die poging strandde na drie jaar wegens geldgebrek en onvoldoende steun van de Gentse Vlaamsgezinde intelligentsia. In 1871 nam de liberale voorman Julius Vuylsteke Vuylsteke, Julius
Lees meer
in 1871 op zijn beurt een initiatief, ditmaal met succes. De voorstellingen werden gegeven in de Minardschouwburg ten nadele van de populaire amateurgezelschappen, vooral Broedermin en Taelyver Broedermin en Taelyver
Broedermin en Taelyver was een Gentse toneelmaatschappij die in 1840 werd opgericht. Met haar oorspronkelijk Nederlandstalige repertoire en meer natuurlijke speelstijl zorgde de maatschap... Lees meer
. Toch duurde het nog tot 1899 voor de stedelijke overheid een schouwburg voor het Nederlandstalige theater bouwde. De onderneming werd tegengewerkt door de verfranste Gentse burgerij, die geen middel onbenut liet om de uitvoering op de lange baan te schuiven. Op zeker ogenblik besliste het stadsbestuur zelfs om de constructie in aanbouw op de Korenmarkt een andere bestemming te geven: het huidige postgebouw. Het was dankzij de gedrevenheid van de nota bene Waalse burgemeester-ingenieur Emile Braun dat het huidige theater in amper twee jaar tijd werd gebouwd.

In Brussel lieten zowel Jacob Kats Kats, Jacob
Jacob Kats (1804-1886) was een Vlaams meetingleider, journalist, satiricus en theatermaker. Geïnspireerd door een ‘vroegsocialistische’ levensvisie zette hij zich in voor het ontstaan van... Lees meer
als Felix vande Sande Vande Sande, Felix
Felix vande Sande (1824-1890) was vooral actief binnen de Brusselse toneelwereld. Hij streefde naar Nederlandstalig theater en de uitbouw van een professionele schouwburgorganisatie. Hij ... Lees meer
geen gelegenheid onbenut om het Vlaamse theater te promoten, maar beiden stuitten op de onwil van een Vlaamsvijandige overheid. Met de nodige zin voor provocatie schreef burgemeester Jules Anspach in 1864 aan Vande Sande: ‘Prouvez-moi surtout qu'il y a encore des Flamands à Bruxelles, ce que je vous conteste et vous obtiendrez un subside’ (‘Bewijs mij vooral dat er nog Vlamingen in Brussel zijn, wat ik betwist, en u zal een subsidie bekomen’, vertaling redactie). De stichting in 1875 door Vande Sande cum suis kwam niet zonder moeite tot stand als onderdeel van een stembusakkoord na de gemeenteraadsverkiezingen van 1872 tussen de Liberale Associatie en de Vlaamsche Kiezersbond Vlaamsche Kiezersbond
De Vlaamsche Kiezersbond was een Brusselse, flamingantische kiesvereniging die werd opgericht in 1872. Ze nam deel aan de parlementsverkiezingen van dat jaar. Bij de gemeenteraadsverkiezi... Lees meer
, de vereniging van Vlaamse kiezers (zie Koninklijke Vlaamse Schouwburg Koninklijke Vlaamse Schouwburg
De Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) werd op 23 augustus 1875 opgericht op initiatief van een aantal prominente liberale flaminganten, die ijverden voor een Nederlandstalig beroepstone... Lees meer
). Typerend voor de weerstand tegen de bouw van een Vlaamse Schouwburg was het feit dat de Vlamingen er genoegen moesten nemen met een omgebouwd wapenarsenaal. Dit arsenaal lag in een weinig bevolkte en wat troosteloze buurt te midden van pakhuizen en een gasfabriek en was relatief moeilijk bereikbaar voor de Vlaamse bezoekers, van wie de meesten in een ander stadsdeel woonden. De vijfenvijftig spreuken die de vier ‘balkoenen’ sierden, verwezen vaak ondubbelzinnig naar het liberale gedachtegoed van de promotoren, onder wie de dagbladuitgever annex theaterauteur Julius Hoste (sr.) Hoste, Julius (sr.)
De liberaal Julius Hoste sr. (1848-1933), stichter van De Zweep en Het Laatste Nieuws, speelde eind 19de en begin 20ste eeuw een centrale rol in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in Brussel.... Lees meer
. Op 1 oktober 1887 volgde de plechtige opening van de Vlaamse Schouwburg (‘Koninklijke’ vanaf 1894) met Karel Ondereet Ondereet, Karel
Karel Ondereet (1804-1868) was een Gentse acteur en toneelschrijver. Voor het theaterleven is hij vooral van belang als auteur van de eerste oorspronkelijke Nederlandstalige toneelstukken... Lees meer
s
De Krankzinnige van Leiden.


De Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel, s.d. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis)
De Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel, s.d. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis)

In zeker opzicht vervulde de voltooiing van de Gentse stadsschouwburg net voor de eeuwwende een symboolfunctie voor het beëindigen van wat we als de vestigingstijd, ook wel de vestigingsstrijd, van het Vlaamse theater kunnen bestempelen. Was een eigen Vlaams toneel in het midden van de 19de eeuw niet veel meer dan een vrome wens van enkele gedreven intellectuelen en een kleine schare nijvere sympathisanten, vijftig jaar later beschikten de Vlamingen naast een eigen dramaproductie ook, en vooral, over drie volwaardige theaters als tastbare getuigen van de Vlaamse culturele opgang. De uitbouw van een autonome Vlaamse toneelinfrastructuur vormde het noodzakelijke fundament waarop in de volgende eeuw een nieuwe generatie theatermakers dit theater tot een volwaardig cultuurinstrument voor Vlaanderen zouden uitbouwen.

Naast deze drie, zeer zichtbare verwezenlijkingen werden er door de Vlaamsgezinde intelligentsia, die zich nadrukkelijk inzetten voor de ontwikkeling van theater en drama in Vlaanderen, ook andere, flankerende initiatieven genomen, vaak in dialoog met de Nederlandse toneelorganisaties. Zo hield men vanaf 1849, afwisselend in Vlaanderen en Nederland, de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen Nederlandse Congressen
De Nederlandse Congressen waren gemeenschappelijke (culturele) ontmoetingen van Vlamingen en Nederlanders in Vlaanderen en Nederland die met onderbrekingen werden georganiseerd sinds 1849... Lees meer
. Jaar na jaar werden ook op deze feestelijke bijeenkomsten degelijke en lange redevoeringen gehouden over de waarde, de stand en de noodzakelijke evolutie van toneel en drama. De Vlamingen die over dit onderwerp het woord voerden ( Emmanuel Rosseels Rosseels, Emmanuel
Emmanuel Rosseels (1818-1904) was een Antwerpse theaterauteur die ijverde voor een Nederlandstalig toneelrepertoire. Lees meer
, Emmanuel van Driessche Van Driessche, Emmanuel
Emmanuel van Driessche (1824-1897) speelde een voorname rol in het Brusselse culturele leven: als leraar Nederlands, als schrijver, als lid van talrijke genootschappen, als politicus en v... Lees meer
, Domien Sleeckx Sleeckx, Domien
Domien Sleeckx (1818-1901) was op meerdere vlakken een pionier in de Vlaamse emancipatiestrijd, in het bijzonder in de vernederlandsing van het onderwijs. Lees meer
) brachten eindeloze klaagzangen. Na de stichting in 1870 van het Nederlandsch Tooneelverbond Nederlandsch Tooneelverbond
Het Nederlandsch Tooneelverbond was een overkoepelende Noord- en Zuid-Nederlandse toneelorganisatie die werd opgericht in 1870. Het verbond was een van de vele pogingen uit de 19de eeuw ... Lees meer
, een direct gevolg van deze bijeenkomsten, probeerden Julius Vuylsteke Vuylsteke, Julius
Lees meer
en Max Rooses Rooses, Max
Lees meer
ook in Vlaanderen afdelingen van dit verbond te stichten.

Naast de bevordering van de toneelletterkunde stond ook de professionele vorming van jonge acteurs hoog op de agenda. In Nederland zou dit in 1874 leiden tot de stichting van de Toneelschool te Amsterdam. In Vlaanderen verliep de professionalisering van de opleiding tot beroepsspeler een pak moeilijker. De poging van onder anderen G. de Lattin en Arthur Cornette Cornette, Arthur
Arthur Cornette (1852-1907) was een Vlaamsgezinde liberaal. Hij lag aan de basis van de loge Marnix van Sint-Aldegonde, waar het Nederlands vanaf het begin de voertaal was. Lees meer
in 1896 om via een eigen ZuidNederlandsche Tooneelbond alsnog met het Noorden samen te werken, werd van in den beginne gehypothekeerd door een erg kritische houding tegenover de ambities van de Noorderburen, die men te elitair en te theoretisch vond. In 1881 publiceerde Julius de Geyter De Geyter, Julius
Julius de Geyter (1830-1905) was een progressief-liberale en Groot-Nederlandse flamingant in Antwerpen, die Nederlandstalige gedichten, liederen en krantenartikelen schreef. Lees meer
Het Toneel in Vlaamsch België, waarin hij van leer trok tegen de Amsterdamse aanpak: ‘laat ons [in] de gebreken onzer Noorderbroeders niet vervallen: overladen wij het studieprogamma niet met nuttelooze leervakken (…) Maken wij hun het kunstenaarsleven niet beu, van in de school, door vervelende studieën, door ’t blokken door wetenschap.’

Het zou echter nog een hele tijd duren alvorens een volwaardige toneelschool een feit zou zijn. Wie toneelspeler wilde worden, kon in de declamatieklassen aan de muziekscholen terecht (zie Muziek Muziek
Lees meer
). In 1898 organiseerde de Nederlander Arie vanden Heuvel een toneelklas aan het Gentse Conservatorium. In 1903 volgde Gentenaar Oscar de Gruyter De Gruyter, Oscar
Lees meer
les in zijn klas. De Gruyter zou in het begin van de 20ste eeuw de basis leggen voor de professionalisering van de toneelkunst in Vlaanderen. In de declamatieklas van Vanden Heuvel, die ontstaan was uit onvrede met de bestaande Leergang van Vlaamsche uitspraak en uitgalming aan het Gentse conservatorium, maakte De Gruyter kennis met de opvattingen van deze Nederlandse docent. Het theaterleven in het Noorden zou voor De Gruyter zijn leven lang een referentiepunt blijven. Op dit punt verschilde de periferie van het Vlaamse theatersysteem overigens wezenlijk van het centrum, dat zoals voorheen door anti-Hollandse reflexen werd gekenmerkt.

20ste eeuw: consolidering, triomf en ontnuchtering

Meer dan wie ook heeft de Gentse filoloog en theatermaker Oscar de Gruyter De Gruyter, Oscar
Lees meer
tijdens het eerste kwart van de 20ste eeuw bijgedragen aan de ontwikkeling van het professionele toneel in Vlaanderen. De Gruyter probeerde eerst met Het Vlaamsche Volkstooneel Het Vlaamsche Volkstooneel (1920-1924)
Lees meer
(1920-1924) en later in de Antwerpse Koninklijke Nederlandse Schouwburg Koninklijke Nederlandse Schouwburg
Lees meer
(1922-1929) om Vlaanderen kennis te laten maken met een theater met internationale allure. Dat was in elk geval de ambitie (al wordt dat beeld grondig genuanceerd in de in 1996 verschenen Een theatergeschiedenis der Nederlanden).

Het theater in de periode 1914-1940 was als nooit tevoren de exponent van een erg strijdbaar cultuurflamingantisme. De Gruyter verpersoonlijkte als weinig anderen die tijdgeest. Na zijn overlijden zouden zijn persoon en zijn activiteiten dienen als referentiepunt voor een generatie Vlaams-voelende theatermakers. Tot na de Tweede Wereldoorlog zouden sommigen hun theaterpraktijk expliciet in het verlengde van De Gruyters idealen situeren (Rik Jacobs met het Reizend Volkstheater). Pas met de doorbraak van de kamergezelschappen in de jaren 1950, de daarmee gepaard gaande internationalisering en heroriëntering van het repertoire en het aantreden van het fenomeen Hugo Claus Claus, Hugo
Lees meer
, zou aan deze situatie een eind komen.

Professionalisme

Chronologisch was er eerst de stichting in 1909 van de Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel- en Voordrachtkunst Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel- en Voordrachtkunst
De Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel- en Voordrachtskunst (VVTV) was een Gentse toneelvereniging die in 1909 werd opgericht door Oscar de Gruyter en bedoeld was als een instrument voor V... Lees meer
, die een Vlaamse intellectuele elite voor het eerst op systematische wijze confronteerde met het klassieke repertoire. Dit gebeurde bij voorkeur via openluchtvoorstellingen. Een dergelijke presentatie moest de herinnering oproepen aan de grootse periodes uit de westerse theatergeschiedenis: met name de Griekse gouden eeuw en het theater van de Elisabethanen. Eenvoud als kern van het ware spel en aankleding contrasteerden met het rode pluche van de statige schouwburgen waar gegoede burgers samenkwamen om hun diner te verteren. De openingsvoorstelling van Alfred Hegenscheidt Hegenscheidt, Alfred
Lees meer
s Starkadd met Oscar de Gruyter als 24-jarige ‘kunstleider’ en titelrol werd bijgewoond door het kruim van de Vlaamse intelligentsia: naast de auteur Hegenscheidt vinden we August Vermeylen Vermeylen, August
August Vermeylen (1872-1945) was een schrijver, literatuur- en kunsthistoricus, en socialistisch senator. In het tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan hij de leiding had, publiceerde hij ... Lees meer
, Stijn Streuvels Lateur, Frank
Lees meer
, Emmanuel de Bom De Bom, Emmanuel
Emmanuel de Bom (1868-1953) was een Vlaamse schrijver, redacteur, journalist en bibliothecaris. Lees meer
, Karel van de Woestijne Van de Woestijne, Karel
Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Gentse dichter, prozaïst, criticus en journalist. Hij engageerde zich als gematigd flamingant binnen de Vlaamse beweging en was tijdens de Eerst... Lees meer
en anderen onder de toeschouwers. In 1911 nam De Gruyter de leiding op zich van de Gentse Toneelschool, een initiatief van Lodewijk Lievevrouw-Coopman Lievevrouw-Coopman, Lodewijk
Lodewijk Lievevrouw-Koopman (1862-1951) schreef toneelstukken en was acteur en regisseur. In 1911 richtte hij de Gentse Toneelschool op. Ook schreef hij een Gents Woordenboek. Lees meer
. De school wilde via avondonderwijs een alternatief bieden voor de bestaande conservatoriumopleiding, die zowel qua opzet als gehalte als ontoereikend werd beschouwd. De Gruyter bleef leider tot zijn mobilisatie in 1914.


Oscar de Gruyter als Starkadd van Alfred Hegenscheidt. Dit was het eerste stuk dat werd opgevoerd door de Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel en Voordrachtkunst, 1909. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph29716)
Oscar de Gruyter als Starkadd van Alfred Hegenscheidt. Dit was het eerste stuk dat werd opgevoerd door de Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel en Voordrachtkunst, 1909. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph29716)

Na de oorlog wilde de school zich ontdoen van leraren van wie zij vermoedde dat ze tijdens de bezetting activistische sympathieën hadden gekoesterd (Zie Activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
). Als direct gevolg hiervan werden Arie vanden Heuvel, Michel van Vlaenderen Van Vlaenderen, Michel
Lees meer
en Herman Vandermeulen ontslagen. Tegen De Gruyter trof de school geen expliciete maatregelen. Wel zou de leiding zich in 1920 openlijk distantiëren van De Gruyters naoorlogse activiteiten; zowel in het 'activistisch lokaal' Uilenspiegel als in Het Vlaamsche Volkstooneel Het Vlaamsche Volkstooneel (1924-1932)
Lees meer
. Tussen mei en oktober 1918 had De Gruyter de leiding van de Vlaamsche Afdeeling van den Schouwburg der Koningin, die als Fronttooneel Fronttoneel
Het Fronttoneel was een Nederlandtalig toneelgezelschap aan het IJzerfront tijdens de Eerste Wereldoorlog. Lees meer
de geschiedenis zou ingaan. Kwantitatief kleinschalig en kwalitatief moeilijk te evalueren, zou dit 'wapenfeit' na de oorlog snel mythische proporties aannemen en De Gruyter in Vlaamsgezinde kringen een zeldzaam aura bezorgen, terwijl belgicisten en Fransgezinde Vlamingen een aversie tegen hem ontwikkelden.

Het interbellum: Wahrheit und Dichtung

Met Jozef Goossenaerts Goossenaerts, Jozef
Jozef Goossenaerts (1882-1963) was een Vlaams-nationalistische duivel-doet-al, die gedurende meer dan een halve eeuw betrokken was bij uiteenlopende socioculturele, (partij)politieke en i... Lees meer
als beheerder en secretaris, en de populaire acteur Staf Bruggen Bruggen, Staf
Staf Bruggen (1893-1964) was een Vlaamse acteur en regisseur die grote successen behaalde tijdens het interbellum. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij directeur van de Koninklijke Ned... Lees meer
als uithangbord, startte Oscar de Gruyter op 12 september 1920 met het gezelschap dat in het geheugen van de gemiddelde Vlaamse cultuurflamingant zou uitgroeien tot een belangrijke referentie: het (eerste) Vlaamsche Volkstooneel Het Vlaamsche Volkstooneel (1920-1924)
Lees meer
(VVT, 1920-1924). Het VVT bestond amper vijf jaar, maar de geschiedenis ervan vond snel haar neerslag in hagiografieën en tijdschriftdossiers (zo wijdde het Kunsttijdschrift Wendingen in 1927 een integraal nummer aan het gezelschap). Deze mythevorming werd mede ingegeven door de uitzonderingspositie van het VVT: in het Vlaamse theatersysteem, waarin het psychologisch realisme de dienst uitmaakte, was er op dat moment weinig ruimte voor vormexperimenten.

Goossenaerts en De Gruyter beseften dat ze met hun artistieke ambities enkel in radicaal Vlaamsgezinde kringen gehoor zouden vinden en trokken resoluut de kaart van het ontluikende Vlaams-nationalisme. De Prospectus waarmee het VVT zichzelf voorstelde, begon met een ethisch appel van Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
, auteur van enkele drama’s met renommee in Vlaams-katholieke middens, en Alfons Martens Martens, Alfons
Alfons Martens (1888-1960) was hoofdredacteur van Ons Volk Ontwaakt en van De Standaard. Lees meer
, hoofdredacteur van Ons Volk Ontwaakt Ons Volk
Ons Volk Ontwaakt begon in 1911 als Vlaamsgezind weekblad en evolueerde – vooral na de naamswijziging naar Ons Volk in 1932 – tot een katholiek gezinsmagazine. Lees meer
, schreef een hoofdartikel waarin ook alle spelersportretten werden afgedrukt. Vanaf 1921-1922 werd de expressionistische dichter Wies Moens Moens, Wies
Lees meer
als rechterhand van Goossenaerts aangeworven. Het aantrekken van Moens droeg zo mogelijk nog bij tot de Vlaams-nationalistische profilering. Met hem trad er in het organisatorische centrum iemand aan wiens Vlaamsgezindheid niet gevormd was in de sfeer van het vooroorlogse elitaire cultuurflamingantisme (zoals De Gruyter en Goossenaerts), maar in het turbulente, sterk gepolitiseerde en veel radicalere klimaat van het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
en de repressie na de Eerste Wereldoorlog Repressie na de Eerste Wereldoorlog
De ‘repressie’ na de Eerste Wereldoorlog was de bestraffing van degenen die tussen 1914 en 1918 met de Duitse bezetter collaboreerden en misdrijven tegen de veiligheid van de (Belgische)... Lees meer
. Met de benoeming van De Gruyter tot directeur van Koninklijke Nederlandse Schouwburg Koninklijke Nederlandse Schouwburg
Lees meer
-Antwerpen (1922-1923) greep Moens zijn kans om het gezelschap te heroriënteren in de richting van een militanter katholicisme, waardoor iemand als Henri Ghéon, een fervent aanhanger van Charles Maurras' Action française Action Française
De Action française was een Franse monarchistisch-nationalistische beweging uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Binnen de Vlaamse beweging was de ontvankelijkheid voor haar ideeëngoed ... Lees meer
, triomfantelijk werd ingehaald. Ook stilistisch kreeg het toneel meer en meer de stempel van Moens, wat expressionistische vormexperimenten mogelijk maakte.

De overname in 1924 door een groep katholieke intellectuelen (onder anderen Jan Boon Boon, Jan
Jan Boon (1898-1960) was tijdens de Eerste Wereldoorlog betrokken bij het activisme. Later was hij hoofdredacteur van De Standaard. Van 1939 tot aan zijn overlijden had hij de leiding van... Lees meer
, Frans Delbeke, Prosper Thuysbaert Thuysbaert, Prosper
Jonkheer Prosper Paul Thuysbaert (1889 - 1965) was notaris in en burgemeester van zijn geboortestad Lokeren en hoogleraar aan de Leuvense universiteit. Wat de Vlaamse kwestie betreft spee... Lees meer
) en met de Nederlandse regisseur Johan de Meester De Meester, Johan
Lees meer
als artistiek leider, lag inhoudelijk in het verlengde van deze ommekeer. De Meester zette samen met vormgever René Moulaert nog radicaler in op een anti-illusionistische esthetiek: ze lieten zich inspireren door de expressionistische dans, de biomechanica van Meyerhold, waarbij onder invloed van acrobatie en clownerie, de lichaamsexpressie van de acteur centraal kwam te staan, en het Russische constructivisme. Moulaert bepaalde met zijn scenografische esthetiek in grote mate het modernistische imago van het VVT. De realistische theaterillusie, met achtergronddoeken, meubels en accessoires, werd in zijn werk vervangen door een abstracte vormesthetiek, waarin trappen, stellingen, loopplanken en geometrische entiteiten in primaire kleuren samen een ‘machine à jouer’ (‘speelautomaat’) werden voor de acteurs, net zoals in het circus, waarin de acrobaten samen met elkaar of hun toestel het evenwicht tarten. Met het aantrekken van De Meester slaagde het VVT erin, in de woorden van Geert Opsomer, ‘de picturale vormgeving van De Meester’ te vertalen ‘in termen van een christelijke traditie’.


<p>Scène uit de theatervoorstelling <em>Tijl</em> door het Vlaamsche Volkstoneel, 1925. (KADOC, kfa001143)</p>

Scène uit de theatervoorstelling Tijl door het Vlaamsche Volkstoneel, 1925. (KADOC, kfa001143)

Veel meer dan bij De Gruyter het geval was, ondernam dit (tweede) Vlaamsche Volkstooneel een systematische poging om de Vlaamse toneelliteratuur onder de aandacht te brengen, steeds in combinatie met dat modernistische vormonderzoek. Een hoogtepunt vormden de opvoeringen van Anton van de Velde Van de Velde, Anton
Anton van de Velde (1895-1983) was een Vlaams-nationalistische theaterauteur en romanschrijver, die als lid van de Pelgrimbeweging en spilfiguur bij het Vlaamsche Volkstoneel in de jaren ... Lees meer
s
Tijl in Parijs in mei en juni 1927. Tijl 1 (1925) en Tijl 2 (1930) documenteren zowel het tijdperk als de auteur. Lamme Goedzak werd afgeschilderd als een karakterloos modale Vlaming, Tijl daarentegen als idealistische activist, die zich in afzondering terugtrekt wanneer hij niet onmiddellijk succes boekt (zie Tijl Uilenspiegel Tijl Uilenspiegel
Tijl Uilenspiegel is een personage uit een laatmiddeleeuws Duits volksboek, dat van de 19de eeuw tot diep in de 20ste eeuw door uiteenlopende politieke bewegingen in België en Vlaanderen ... Lees meer
).

In 1929 ging ook dit tweede Vlaamsche Volkstooneel ten onder, wat alles te maken had met de tegenstelling tussen vorm en inhoud van het gepresenteerde werk. Het publiek wilde wel de euforie van het springlevende nationalisme en militante katholicisme meebeleven, maar haakte af door de avant-gardistische vormtaal, die indruiste tegen de vertrouwde patronen van een getemperd realisme. Nadat het gezelschap in 1929 uiteengevallen was, kreeg Van de Velde de leiding van de resterende groep. Onder zijn beleid mocht Renaat Verheyen Verheyen, Renaat
Renaat Verheyen (1904-1930) was als acteur en regisseur actief bij het Vlaamsche Volkstooneel en daarna bij het Nationaal Vlaamsch Tooneel. Lees meer
zijn uitdagend-groteske speelstijl uittesten. In 1930 splitste de groep rond steracteur Bruggen zich af als Het Nieuwe Volkstooneel, weldra Nationaal Vlaamsch Tooneel Het Nationaal Vlaamsch Tooneel
Het Nationaal Vlaamsch Tooneel was een rondreizend theatergezelschap, geleid door Staf Bruggen, dat de traditie van het Vlaamsche Volkstoneel voortzette in de periode 1924-1940. Lees meer
, gemeenzaam bekend als de Groep Staf Bruggen (1930-1940), met in het bestuur nogal wat sympathisanten van het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV). De andere groep onder leiding van Van de Velde hield het met een spelerskern nog tot 1932 vol, maar door de financieel-economische crisis werd ook dit avontuur voortijdig beëindigd.


Affiche voor de theatervoorstelling 'Minna von Barnhelm' van de Groep Staf Bruggen, georganiseerd door de Volksuniversiteit Herman van den Reeck, 1936. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps3202)
Affiche voor de theatervoorstelling 'Minna von Barnhelm' van de Groep Staf Bruggen, georganiseerd door de Volksuniversiteit Herman van den Reeck, 1936. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps3202)

Gemeenschapskunst

Parallel aan en verweven met het theaterrenouveau van Het Vlaamsche Volkstooneel (VVT) was het fenomeen van het massaspel, al dan niet in de open lucht. Deze toneelvorm werd door Thomas Crombez en Frank Peeters treffend omschreven als ‘socio-theatrale evenementen’. De massaspelen vormden de logische volgende stap in de ontwikkeling van een theatrale Vlaamse gemeenschapskunst Gemeenschapskunst
De term ‘Gemeenschapskunst’ werd in de 19de en 20ste eeuw door verschillende groepen en op uiteenlopende manieren ingezet binnen de literaire en artistieke Vlaamse beweging. Deze bijdrage... Lees meer
. Aan de basis ervan lagen een sterk geloof in de kracht van het getal en de overtuiging dat de confrontatie van duizenden Vlamingen met gewijde teksten, spreekkoorscenario's en christelijke arbeidersepiek de vonk van het Vlaams(-christelijke) gemeenschapsgevoel spontaan zou doen overslaan. Michel van Vlaenderen Van Vlaenderen, Michel
Lees meer
, Herman van Overbeke Van Overbeke, Herman
Herman van Overbeke (1895-1957) was een theaterman die in de jaren twintig pleitte voor toneelvernieuwing in Vlaanderen. Lees meer
, Jozef Boon Boon, Arthur
Priester en hoogleraar Arthur Boon (1883-1938) leverde een grote bijdrage aan de revitalisering van het Davidsfonds na de Eerste Wereldoorlog. Hij pleitte daarbij vooral voor een apolitie... Lees meer
en Hilarion Thans Thans, Hilarion
Hilarion Thans (1884-1963) was een minderbroeder, priester en auteur. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij verpleger en aalmoezenier en in het interbellum was hij leraar te Rekem. ... Lees meer
schiepen een nieuwe conventie die niet terugschrok voor monumentale vormen. De massaspelen doken in verschillende ideologische contexten op en afhankelijk van die context kwam de klemtoon op het katholieke, socialistische of Vlaams-nationalistische engagement van de organisatoren te liggen.

Het massaspel fungeerde als een vorm van gemeenschapskunst, een theatraal regime waarin de verbeelding van een gemeenschap centraal staat. Meestal werd die gemeenschap dan als een homogene entiteit afgebeeld. Het massaspel fungeerde binnen de socialistische, de katholieke en de nationalistische context, telkens met het doel de homogeniteit van de eigen gemeenschap te verbeelden en een adequate representatiemodus te vinden die ook zichtbaar zou zijn buiten de werkuren van de eigen zuil. Het massaspel werd dus binnen verschillende ideologische contexten als instrument ingezet.

Het katholieke massaspel was nauw verbonden met de ambities van de Katholieke Actie en heel wat kunstenaars – met het VVT als boegbeeld – zochten naar een adequate symbiose tussen het katholicisme en hun avant-garde-poëtica. Het kruispunt van beide vonden theatermakers in hun voorkeur voor een uitgesproken antirealisme (en dus in hun afkeer van het burgerlijke realisme van de officiële schouwburgen). Het katholieke massaspektakel, waarvan Herman van Overbeke samen met Lode Geysen als een van de boegbeelden gold, zocht naar een symbiose tussen de avant-gardistische vormprincipes en de katholieke thematiek. Het massaspel diende de kijkers in een gedeeld liturgisch moment onder te dompelen en dus hun vertrouwde werkelijkheidsbeleving kortstondig uit haar hengsels te lichten. Via dat uitzonderlijke, letterlijk buiten-gewone moment moest de gelovige zichzelf als deel van een gemeenschap zien. Als structurerend regieprincipe maakte men daarbij gebruik van choraliteit: de massa bewoog zich als koor in opeenvolgende monumentale bewegingen.

Herman van Overbeke streefde er als auteur en regisseur naar zijn katholieke inspiratie te verbinden met de eigentijdse modernistische regie-opvattingen, zoals bijvoorbeeld in zijn regie van Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
s
Judas. Steeds legde hij daarbij de nadruk op het katholicisme als ruggengraat van een homogene Vlaamse identiteit, een overtuiging die ook aan de basis lag van zijn betrokkenheid bij het Algemeen Katholiek Vlaamsch Toneelverbond (opgericht in 1924). In zijn regiewerk greep van Overbeke steevast terug naar het middeleeuwse theater als inspiratiebron. In geschriften en interviews verheerlijkte hij de middeleeuwse cultuur waarin leven, kunst en godsdienst één waren. Precies die elementen bracht Van Overbeke samen in zijn Lam Gods-spel, dat hij in 1930 presenteerde in Gent aan de voet van de Sint-Baafskerk, een spektakel waarbij de grote technische middelen ingezet werden.

In 1936 regisseerde de priester en toneelschrijver Jozef Boon (broer van Jan) met Credo! vermoedelijk het grootschaligste (katholieke) massaspel van de jaren dertig. Ter gelegenheid van de zesde katholieke conferentie in Mechelen bracht Boon in het Brusselse Heysel Stadium honderden figuranten samen in spreek-, zang- en bewegingskoren, en dat in aanwezigheid van om en bij de 150.000 toeschouwers. Ook Lode Geysen Geysen, Lode
Onderwijzer Lode Geysen (1903-1938) was actief in het amateurtheater. Hij zag het massaspel als middel voor het Vlaamse volk om zijn onderlinge solidariteit en eigenheid te herwinnen. ... Lees meer
trachtte tot een artistieke synthese te komen van een diepchristelijk geloof en een nationalistische overtuiging. In en door het massaspel kon het Vlaamse volk zijn solidariteit en eigenheid herwinnen: ‘Het theater van een volk, dat al wat Vlaams en van nu is door het theater om fel gekleurd, want heftig beleefd, aan Vlaanderen geeft.’ Beroemd werd zijn optreden op het 5de Vlaamsch Nationaal Zangfeest Vlaams Nationale Zangfeesten
Het Vlaams Nationaal Zangfeest is een Vlaams-nationalistische bijeenkomst die sinds 1933 jaarlijks wordt georganiseerd door het Vlaams Nationaal Zangverbond, later Algemeen Nederlands Zan... Lees meer
op de Brusselse Grote Markt in juli 1937 waar hij een duizendkoppige menigte in een nationalistische roes onderdompelde.

Een aparte plaats neemt de vrijzinnige auteur en theaterhervormer Herman Teirlinck Teirlinck, Herman
Lees meer
in. Ook voor hem luidde het sleutelwoord: gemeenschap. 'Gemeenschap' stond bij Teirlinck voor een bijzondere belevingsnorm in het theatrale proces. De toeschouwer diende niet enkel op te gaan in spel en voorstelling, hij moest zichzelf identificeren met de personages. Dit oogmerk verklaart de anonimiteit van vele figuren of de allegorische abstrahering van ervaringen in Teirlincks werk: uiterste eenvoud schiep volgens de auteur de mogelijkheid tot algemeen-geldigheid. In het verlengde van zijn visie op toneel als gemeenschapskunst schreef hij twee openluchtspelen voor Nederlandse studentenverenigingen (De Torenbestormer, 1923 en Het A-Z-spel, 1925).


<p>Opvoering van <em>Credo!</em> op het 6de Katholiek Congres van Mechelen, in het Heizelstadion van Brussel, 13 september 1936. (KADOC, kfb001431)</p>

Opvoering van Credo! op het 6de Katholiek Congres van Mechelen, in het Heizelstadion van Brussel, 13 september 1936. (KADOC, kfb001431)

Daarnaast waren er de talloze historische evocaties die in het interbellum werden opgezet en waarin roemruchte momenten uit het Vlaamse verleden werden geëvoceerd. Zo was er bijvoorbeeld de opvoering van Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
s
De Leeuw van Vlaanderen De leeuw van Vlaenderen
De leeuw van Vlaenderen (1838) is een historische roman van Hendrik Conscience over de gebeurtenissen rond de Guldensporenslag in 1302. Verschillende leuzen en symbolen uit de roman zijn ... Lees meer
door Frans Meire Meire, Frans
Journalist Frans Meire (1905-1940) werd bekend met zijn toneelbewerking van De Leeuw van Vlaenderen van Hendrik Conscience. Lees meer
op de Antwerpse Grote Markt in juli 1939 en de sterk nationalistisch getinte voorstellingen van Ferdinand Vercnocke Vercnocke, Ferdinand
Ferdinand Vercnocke (1906-1989) was een West-Vlaamse dichter van romantisch nationalistische poëzie, die zich in de jaren 1930 met het fascistisch geïnspireerde VNV affilieerde en tijdens... Lees meer
s
toneelstukken Als Roeland luidt en Dampierre in 1936-1937 door de Groep Staf Bruggen Groep Staf Bruggen
Lees meer
.

De oorlogsjaren 1940-1945

In de officiële schouwburgen waren naast Oscar de Gruyter ( Koninklijke Nederlandse Schouwburg Koninklijke Nederlandse Schouwburg
Lees meer
-Antwerpen 1924-1929) vooral Joris Diels Diels, Joris
Lees meer
(KNS-Antwerpen 1935-1938; 1940-1944) en Staf Bruggen Bruggen, Staf
Staf Bruggen (1893-1964) was een Vlaamse acteur en regisseur die grote successen behaalde tijdens het interbellum. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij directeur van de Koninklijke Ned... Lees meer
(KNS-Gent 1940-1944) de theatermakers-directeurs wier geschiedenis het hechtst verbonden is met die van de Vlaamse beweging. Diels en Bruggen kwamen in belangrijke mate vanwege dat Vlaamsgezinde engagement in het vaarwater van de culturele collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
terecht. Als theaterdirecteur stelde Diels zich tijdens de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
zeer welwillend op tegenover de eisen van de bezetter en de collaborerende Vlaamse organisaties. Diels was ook effectief lid van de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap (DeVlag). Eerst als directeur, later als directeur-generaal van zowel KNS als de Koninklijke Vlaamse Opera Vlaamse Opera
Lees meer
) organiseerde hij reisvoorstellingen van het Antwerpse gezelschap in Duitsland, nodigde Duitse gastregisseurs uit, gaf lezingen aan Duitse universiteiten en was gastheer voor besloten voorstellingen voor het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
, de Algemeene-SS Vlaanderen Algemeene-SS Vlaanderen
De SS-Vlaanderen was een collaborerende militie tijdens de Tweede Wereldoorlog, die deel uitmaakte van de Duitse SS. Ze ijverde voor de aanhechting van Vlaanderen bij Duitsland. Lees meer
, de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vóór de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer
(DeVlag) en de Dietsche Blauwvoetvendels Dietsche Blauwvoetvendels
Dietsche Blauwvoetvendels (DBV) was een Vlaams-nationalistische jeugdbeweging voor jongens verbonden met het Vlaamsch Nationaal Verbond. Lees meer
. Ondanks het feit dat hij na zijn veroordeling in 1948 werd vrijgesproken, was hij door zijn oorlogsverleden gestigmatiseerd, wat een terugkeer naar het Vlaamse theater uitsloot. In Nederland daarentegen wachtte hem een uitermate succesvol vervolg van zijn carrière.


<p>Opvoering van <em>Gudrun</em> door het Vlaamsche Volkstoneel in het stadspark van Aalst, 1942. Jozef van Overstraeten neemt bloemen in ontvangst. (ADVN, VFA149)</p>

Opvoering van Gudrun door het Vlaamsche Volkstoneel in het stadspark van Aalst, 1942. Jozef van Overstraeten neemt bloemen in ontvangst. (ADVN, VFA149)

Heel anders verging het Bruggen in KNS-Gent. In tegenstelling tot de armetierige periode van de jaren 1930, toen er in de Gentse stadsschouwburg nauwelijks theater die naam waardig werd vertoond, programmeerde Bruggen tijdens de vier oorlogsjaren – als geen ander voor noch na hem – heel consequent Nederlandstalig werk: Jan Fabricius, Herman Heijermans, Edward Veterman, Ernest W. Schmidt, Gaston Martens Martens, Gaston
Gaston Martens (1883-1967) was een auteur van toneelstukken, die een bijdrage leverde aan de intensivering van het Vlaamse toneelleven. Lees meer
, Herman Teirlinck Teirlinck, Herman
Lees meer
, Willem Putman Putman, Willem
Lees meer
enzovoort, maar vooral Antoon Coolen, voor wie Bruggen een zwak had (Kinderen van ons Volk, De vier Jaargetijden, De Klokkengieter, De Vreemdeling). Na de bevrijding begin september 1944 trad een aantal besluitwetten in werking waardoor ‘alle beslissingen en alle daden van welken aard ook’ genomen door openbare besturen tijdens de bezetting, nietig werden verklaard (besluitwet van 5 mei 1944). De oorlogsbenoeming van Bruggen door het Gentse College en de acteurscontracten die hij in die functie had aangegaan, werd daardoor verbroken; Michel van Vlaenderen Van Vlaenderen, Michel
Lees meer
volgde hem op 1 oktober 1944 op als directeur. Bruggens naoorlogse activiteiten beperkten zich tot regies voor amateurkringen.

De naoorlogse twijfel

Na de Tweede Wereldoorlog viel de Vlaamse beweging als zingever grotendeels weg uit drama en theater. Een geïsoleerde poging om de lijn Oscar de Gruyter De Gruyter, Oscar
Lees meer
- Joris Diels Diels, Joris
Lees meer
voort te zetten vinden we bij Rik Jacobs met het Reizend Volkstheater (1945). Vooral de jaarlijkse reeks openluchtvoorstellingen in het Antwerpse Rubenshuis waren een publiekssucces, maar Jacobs' nostalgie naar de 'daverde jaren' verhinderden een eigentijdse omgang met de canon. Beschaafd, braaf en gaaf bevonden deze producties zich ver van de artistieke en theatrale revoluties die het naoorlogse theaterlandschap zo grondig zouden omwoelen. De breuk met de vooroorlogse periode was radicaal en leek onomkeerbaar. Het trauma van de culturele collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
en de repressie na de Tweede Wereldoorlog Repressie na de Tweede Wereldoorlog
De repressie na de Tweede Wereldoorlog omvat alle maatregelen en acties tegen personen die na de oorlog verantwoordelijk werden gehouden voor samenwerking met de nationaalsocialistische b... Lees meer
leidde bij veel kunstenaars tot een radicale vervreemding van het vooroorlogse discours. In het kamertoneel van de jaren 1950 en 1960 domineerde de absurde condition humaine. De voormalige actiepunten van de Vlaamse beweging leken althans op artistiek vlak gereduceerd tot een zinloos achterhoedegevecht in een geschonden wereld die gekenmerkt werd door existentiële twijfel, het Oost-West-conflict en de dreiging van een nucleaire catastrofe. Deze thematiek kreeg vorm in het werk van P. Sterckx, De Verdwaalde Plant (1953); T. Brulin, Schimmen, (1953), Nu het dorp niet meer bestaat (1955), Haasje over in West-Berlijn (1963); M. Coole, Dit moeilijk leven (1955); J. van Hoeck, Voorlopig Vonnis (1957); J. Christiaens, Tee-drinken (1958), De beestentrein (1959); H. Hensen, De Bunker (1967).


<p>Affiche voor de theatervoorstelling <em>Vrijdag</em>, geschreven door Hugo Claus en geregisseerd door Martin van Zundert. Afficheontwerp: Hugo Dekempeneer. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps9486)</p>

Affiche voor de theatervoorstelling Vrijdag, geschreven door Hugo Claus en geregisseerd door Martin van Zundert. Afficheontwerp: Hugo Dekempeneer. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps9486)

Als auteurs of regisseurs toch de dialoog met het Vlaamse verleden aangingen, dan verliep deze zelden constructief of moeiteloos. Vlaanderen en Vlaming-zijn werden geassocieerd met geborneerdheid, cryptofascisme, klerikaal despotisme, politiek gekuip enzovoort. De intellectuele, politieke, militaire en economische collaboratie en het enthousiasme dat sommige Vlamingen voor de Nieuwe Orde aan de dag hadden gelegd, lagen nog vers in het geheugen en vormden de voornaamste inspiratiebron voor de literaire afrekeningen met het oorlogsverleden: Brulin, In aanwezigheid van de minister (1965); Hugo Claus Claus, Hugo
Lees meer
, Tand om Tand (1970); Bert Verhoye, Verschaeve (1974); Rudy Geldhof, Mijnheer Karel (1978). Paradoxaal leverde dezelfde Claus met Een Bruid in de Morgen (1955), Suiker (1958), Vrijdag (1969) en Interieur (1971) het bewijs dat deze gespannen verhouding tot Vlaanderen kon resulteren in het beste Vlaamse drama dat deze eeuw werd geschreven. Soms werden de idealen en het streven van de Vlaamse beweging geridiculiseerd of eenzijdig geassocieerd met de ontsporingen van één generatie, bijvoorbeeld door Het Trojaanse Paard in Ze bezitten alles in gemeenschap (1978), waar in één beweging een multinational (Afga-Gevaert), de Belgische politiek en de Vlaamse beweging in eenzelfde onfris panopticum werden betrokken. Genuanceerder en complexer was Leo Geerts in Vrij België (1980), waarin een Belgisch-loyale flamingant nadrukkelijk weigert te collaboreren en zelfs in het verzet gaat om uiteindelijk politiek ontredderd achter te blijven.

Een gelaagde, postmoderne identiteit

De jaren 1980 en 1990 werden gekenmerkt door een tegelijk speelsere, mildere en vaak ook gelaagdere omgang met zowel de Vlaamse dramatische canon als met de Vlaamse volksaard. Herman Gilis en Pol Dehert maakten Alfred HegenscheidtsStarkadd toegankelijk voor de hedendaagse toeschouwer (Arca, 1983-1984), Luk Perceval gebruikte De Tières Wilde Lea (1895) anno 1991 als uitgangspunt voor een allegorie over schijn en wezen. Postmodern-nostalgisch schetste Stany Crets in Faeces (‘feestjes’) met de Blauwe Maandag Cie (1996) een mild-ontluisterend beeld van een tegelijk anekdotisch-Vlaams en universeel-menselijk gedrag tijdens een familiefeest. Diezelfde mildheid gekoppeld aan een loepzuiver observatievermogen en verpakt in een exuberant-plastische vormtaal treffen we aan in Arne Sierens' Mouchette (1990), Boste (1992) of Bernadetje (1996), terwijl in Het Vermoeden (1986) opnieuw de collaboratie en de weerslag daarvan op gezinsrelaties centraal staat. Met ‘treurige burleske’ als ondertitel maakte Sierens duidelijk dat hij afstand nam van een eenzijdig afrekenen met de beladen Vlaamse traditie en koos voor zowel mededogen als verbittering. In zijn beschrijving van het dagelijkse leven van de gewone man in zijn constante strijd om te overleven klonken zowel opstandigheid als ironie.

In 2004 trok Johan Heldenbergh langs de Vlaamse parochiezalen met zijn solo Massis the Musical: Heldenbergh kroop in de huid van krachtpatser John Massis. Zijn voorstelling was een ontwapenend portret van de tragische figuur Massis, die moegestreden en vereenzaamd in de psychiatrie belandt om vervolgens op 11 juli 1988 zelfmoord te plegen. Dat zijn zelfmoord daarmee even toevallig als symbolisch samenviel met de Vlaamse feestdag, vormde voor Heldenbergh de aanleiding voor een vlijmscherpe aanklacht tegen het rauwe racisme Racisme
Lees meer
dat door Vlaanderen spookte, niet alleen in de cafés, maar ook in de partijpolitiek. Een belangrijk ijkpunt in de veranderde relatie tussen het hedendaagse theater en de Vlaamse identiteit vormden zonder twijfel de voorstellingen van het Gentse gezelschap Union Suspecte (2003-2012), dat met voorstellingen als De Leeuw Van Vlaanderen (2003) en Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen (2004) assertief en zelfbewust de Vlaamse identiteit poogde te ‘herdenken’ en daarbij de interculturalisering van de Vlaamse samenleving als noodzakelijke norm nam (zie Chokri Ben Chika Ben Chika, Chokri
Chokri Ben Chikha (1969) is een Belgisch acteur, danser, choreograaf, performer en theatermaker. Hij is artistiek leider van het gezelschap Action Zoo Humain en doceert aan KASK Conservat... Lees meer
).


<p>Scène uit de theatervoorstelling <em>De Leeuw van Vlaanderen</em> van Union Suspecte en Publiekstheater, 2003. Foto Luk Monsaert.</p>

Scène uit de theatervoorstelling De Leeuw van Vlaanderen van Union Suspecte en Publiekstheater, 2003. Foto Luk Monsaert.

Ook in recentere voorstellingen bleef de geschiedenis van de Vlaamse beweging mee resoneren, zoals bijvoorbeeld in Singhet ende weset vro (2006) van Ruud Gielens, gebaseerd op het gelijknamige liedboekje, waarin de KVS-ploeg de tegenstrijdige Vlaamse identiteit onderzocht, of in Amnes(t)ie (2017) van Action Zoo Humain, waarin een dochter van Oostfronters Oostfronters
Het begrip oostfronters duidt in de context van de geschiedenis van de Vlaamse beweging op Vlamingen die als vrijwilliger aan de zijde van Duitsland vochten tegen het Sovjetrussische Rod... Lees meer
samengebracht werd met de moeder van een IS-strijder in een fictieve televisieshow. In Apocalypso (2012) bracht Stef Lernous een grondig herwerkte versie van Le Grand Macabre (1934) van Michel de Ghelderode De Ghelderode, Michel
Ambtenaar en toneelschrijver Michel de Ghelderode, pseudoniem van Ademar Martens (1898-1962), werd bekend door zijn toneelstukken voor het Vlaamsch Volkstooneel. Hoewel hij bijwijlen symp... Lees meer
. Het theaterzaaltje van KC Nona werd omgetoverd tot een feestzaal. De voorstelling leek wel een Vlaams volksfeest, met lange tafels gericht op het podium – slingers in de lucht en varkenskoppen op de feestdis. Vervolgens gingen de lichten uit en begon een wilde avond, die ruim vier uur duurde, met obers, majorettes, go-go-danseressen, een troep uitzinnige acteurs en twee muziekensembles. Dit alles vormde vooral een ode aan de groteske lichamelijkheid van Breughel, Ensor en zovele andere Vlaamse kunstenaars. Lernous en zijn gezelschap Abattoir Fermé wilden laten zien dat het carnavaleske wezenlijk deel uitmaakt van een ander soort Vlaamse identiteit, een invulling die gul, guitig en ook buitensporig is, een identiteit met vetvlekken en rafelranden, maar daarom niet minder fundamenteel.

Naar een volwaardige cultuurpolitiek met internationale ambities

Het Vlaamse theaterlandschap groeide in de tweede helft van de 20ste eeuw uit tot een rijk en gevarieerd veld met een grote dynamiek en een stabiele internationale reputatie. Die ontwikkeling kan niet losgezien worden van de staatshervormingen Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
sinds de jaren 1970. De oprichting van een Nederlandse Cultuurgemeenschap in 1970 (de voorloper van de Vlaamse Gemeenschap Vlaamse Gemeenschap
De Vlaamse Gemeenschap (1980) is een van de drie gemeenschappen in België (naast de Franse en Duitstalige Gemeenschap) die bevoegd is voor de zogenaamde ‘persoonsgebonden aangelegenheden’... Lees meer
) beantwoordde aan een aloude eis van de Vlaamse beweging, die steeds geijverd had voor een volwaardige erkenning en ontplooiing van de eigen taal en cultuur. Hierdoor werd ook een eigen beleid mogelijk inzake het Nederlandstalige theater. In 1975 keurde de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap het theaterdecreet goed. In die periode, tussen 1975 en 1993, maakte het Vlaamse theaterbestel een grondige herschikking door, van een centralistisch beleid gericht op de grote stadstheaters (en dus een precaire periferie) naar een gelaagd landschap met relatief veel ruimte voor experimenteel werk en een centrale rol voor het artistieke initiatief zelf (‘artist-driven’ in plaats van ‘institution-driven’). Die evolutie werd in 1993 door de Vlaamse Regering bestendigd met het Podiumkunstendecreet. Dat decreet diende de cultuurpolitieke kaders beter te laten aansluiten bij de realiteit van de artistieke praktijk. Tegelijk koos de Vlaamse Regering in diezelfde periode voor een uitgesproken internationaliseringsbeleid, met specifieke ondersteuning voor internationale activiteiten (tournees, coproducties, residenties). Luc van den Brande Van den Brande, Luc
Luc van den Brande (°1945) was een christendemocratisch federaal minister van Tewerkstelling en Arbeid (1988-1991) en leidde van eind 1992 tot 1999 de Vlaamse executieve/Vlaamse Regering.... Lees meer
, op dat moment voorzitter van de Vlaamse Executieve (zie Vlaamse Regering Vlaamse Regering
De Vlaamse regering is de uitvoerende macht van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, geïnstalleerd na de staatshervorming van 1980 en aanvankelijk aangeduid met de term 'executie... Lees meer
), creëerde daarom in 1992 de categorie van ‘Cultureel ambassadeur van Vlaanderen’. Dit initiatief, waarvoor in 1993 een bedrag van 160 miljoen frank in de begroting ingeschreven werd, sloot naadloos aan bij de zelfbewuste koers die Van den Brande wilde varen: Vlaanderen diende uit te groeien tot een volwaardig ‘land’ en dat ‘land’ moest zich kenbaar maken in zijn ‘buitenland’. De culturele ambassadeurs markeerden het begin van een beleidsmatige logica die tot op heden het Vlaamse cultuurbeleid bepaalt: het ultieme doel van elke artistieke praktijk, en dus van elke kunstenaar, is internationale uitstraling. Pas als je in het buitenland geapprecieerd wordt, besta je. Die politiek van internationale zichtbaarheid staat nog steeds centraal in de ambities van het Vlaamse cultuurbeleid. Toch verdient die stelling ook nuancering. Sinds het ministerschap van Bert Anciaux Anciaux, Bert
Bert Anciaux (1959) is advocaat en doctor in de Pedagogie. Hij stapte al vroeg in de politiek. Voor de Volksunie was hij zes jaar voorzitter en twee jaar voor VU&amp;ID. Hij was schepen i... Lees meer
(van 1999 tot 2009, met een tweejarig intermezzo van Paul van Grembergen) zet de Vlaamse regering ook nadrukkelijk in op lokale en participatieve initiatieven, waarbij cultuur (maar ook sport- en jeugdwerk) ingezet wordt als hefboom voor gemeenschapsvorming en inclusie van kansengroepen. Die lijn werd voortgezet door de volgende ministers van cultuur en werd in 2008 decretaal verankerd met het Participatiedecreet.

Op gespannen voet

De wortels van het huidige podiumkunstenlandschap gaan terug tot de jaren 1980, toen de federalisering Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
van België haar beslag kreeg. Het cultuurbeleid van het gloednieuwe Vlaamse Ministerie van Cultuur gaf alle ruimte aan de podiumexperimenten van een nieuwe generatie kunstenaars en pleitte voor een beleid dat gericht was op de behoeften van de kunstenaars en niet op die van de instellingen. Het repertoire van het eerste seizoen van het Vlaamsche Volkstooneel Het Vlaamsche Volkstooneel (1920-1924)
Lees meer
omvatte, in 1920-1921, Maria Magdalena van Hebbel. Zestig jaar later, in 1981, voerde het Kaaitheater hetzelfde stuk op in een versie van Jan Decorte. De productie markeerde het echte begin van de postdramatische (of breder: postmoderne) wending in Vlaanderen, die buitenlandse critici later ietwat onhandig de ‘Vlaamse Golf’ noemden. In zijn sleutelwerk Het postdramatische theater beschrijft de Duitse theaterwetenschapper Hans-Thies Lehmann hoe aan het einde van de 20ste eeuw de klassiek-dramatische verhaal- en personagestructuren op de schop gingen in het werk van heel wat regisseurs. Hij beschrijft ook hoe tegelijk de tekst zelf naar de achtergrond verdween (tekst werd slechts één van de theatrale middelen, naast ruimte, muziek en vooral lichamelijkheid) en de schotten tussen dans, theater, performance en zelfs opera steeds poreuzer tot zelfs onbestaande werden. Heel veel van de voorbeelden die Lehmann in zijn ondertussen klassieke studie aanhaalt, zijn niet toevallig Vlaamse podiumkunstenaars, voor wie het onderscheid tussen disciplines niet langer van belang was. Die nieuwe artistieke dynamiek, met artiesten zoals Jan Fabre, Jan Lauwers, Ivo van Hove, Anne-Teresa de Keersmaker, en, iets later, Wim Vandekeybus, Alain Platel, en vele anderen, was dus indirect – via de verwezenlijking van een eigen Vlaams cultuurbeleid – het product van het verlangen naar culturele emancipatie van de Vlamingen, een ambitie die al sinds de 19de eeuw centraal stond in de Vlaamse beweging.

Niet alleen de artiesten zelf, maar ook een hele reeks flankerende, intermediaire functies en instellingen ondersteunden mee die nieuwe dynamiek: critici en dramaturgen omkaderden de ontwikkelingen theoretisch en discursief, en met de oprichting van het Vlaamse theaterinstituut in 1987 kregen de podiumkunsten een eigen expertisecentrum, dat verleden en heden van de Vlaamse theaterpraktijk mee ging documenteren. In de context van de aanstormende Vlaamse Golf werd in 1982 Etcetera opgericht, een gespecialiseerd tijdschrift dat zeer expliciet die vernieuwing mee ging ondersteunen. Intermediaire instellingen en initiatieven ontpopten zich als spreekbuis van de sector en werden een geprivilegieerde gesprekspartner van de Vlaamse overheid. De centralisering van de symbolische macht leidde ertoe dat dergelijke intermediairen door de artiesten zelf vaak ietwat achterdochtig als ‘sluiswachters’ bejegend werden. De vertegenwoordigers van de zogenaamde Vlaamse Golf vergaarden vrij snel in eigen regio succes en prestige, niet alleen door hun buitenlandse successen, maar mede ook door de hierboven beschreven institutionele ondersteuning, die een snelle canonisering mogelijk maakte. Zo groeide de noemer ‘Vlaamse Golf’ via de recuperatie door het officiële Vlaamse cultuurbestel uit tot een merknaam.

Vanuit historiografisch oogpunt is de mythologisering van de Vlaamse Golf absoluut problematisch. Dit zorgt er immers voor dat eerdere initiatieven die een cruciale rol speelden in de ontwikkeling van het Vlaamse theater (denk bijvoorbeeld aan De Internationale Nieuwe scène of Radeis) al te makkelijk uit de geschiedenisboeken worden geborsteld. En toch kan niet ontkend worden dat artiesten tot op de dag van vandaag de vruchten plukken van het sloopwerk van de theatervernieuwers uit de jaren 1980. Zij wrikten soms letterlijk allerhande vermolmde structuren open of vonden hun eigen structuren uit om een onderdak aan de nieuwe, experimentele praktijk te bieden en droegen onmiskenbaar bij tot de internationale reputatie van de Vlaamse podiumkunstenaars.

Sinds de jaren 2000 verwelkomen de internationale podia en festivals met veel enthousiasme (mede dankzij extra financiële ondersteuning van de Vlaamse Gemeenschap) het werk van Vlaamse kunstenaars zoals Jan Lauwers, Ivo Van Hove, TG STAN, Alain Platel en vele anderen. In Frankrijk worden ze door de pers omschreven als ‘Vague flamande’ of, afhankelijk van de smaak van de betreffende journalist, als ‘Vlaamse clowns’ (in Le Figaro). Hoewel het epitheton ‘Vlaamse golf’ het tegenovergestelde suggereert, lijkt het enige punt dat ze gemeen hebben, afgezien van het min of meer banale feit dat ze uit dezelfde regio komen, de eigenheid van hun artistieke taal te zijn. Die verschilt van artiest tot artiest, maar trekt steevast de geijkte opvattingen over theater, tekst en lichamelijkheid in twijfel.

De zelfbewuste Vlaamse cultuurpolitiek, die gelijke tred hield met de federalisering van de Belgische staat, begeleidde de Vlaamse podiumkunsten van bestoft provincialisme naar internationale zichtbaarheid. Maar de verhouding tussen artistieke vernieuwing en de uitbouw van een cultuurbestel werkte ook (en misschien zelf in de eerste plaats) in de omgekeerde richting: vanaf de jaren 1980 dwong de snelle internationalisering van de podiumkunsten cultuurbeleidsmakers om het decretale kader op artistieke leest te schoeien. Dat nam niet weg dat de relatie tussen het kunstenveld en de Vlaamse institutionele context complex en soms ook gespannen was en nog steeds is. In de podiumkunsten bleek het predicaat ‘Vlaams’ zowel deuren te openen op internationale festivals als voor misverstanden te zorgen. De Nederlandstalige theatercultuur in België was van bij haar ontstaan innig verweven met de Vlaamse beweging innig ver, maar aan het einde van 20ste eeuw was die affiniteit aan beide kanten afgebrokkeld. De Vlaamse artiesten ontwikkelden een enigszins gereserveerde en soms ronduit kritische verhouding tot de Vlaamse beweging en het Vlaams-nationalisme, en al zeker tot hun partijpolitieke vertaling. Na de teloorgang van de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
en de geleidelijke verschuiving naar het rechtse deel van het politieke spectrum, met de oprichting van de N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
, werd die verhouding er alleen maar complexer op, ook al leverde de Vlaamsgezinde partijpolitiek met Karel Poma Poma, Karel
Lees meer
, Hugo Weckx Weckx, Hugo
Hugo Weckx (1935) is een christendemocratisch politicus, onder meer bekend vanwege zijn sleutelrol binnen de Nederlandse Commissie voor de Cultuur van de Brusselse Agglomeratie (NCC). ... Lees meer
, Bert Anciaux Anciaux, Bert
Bert Anciaux (1959) is advocaat en doctor in de Pedagogie. Hij stapte al vroeg in de politiek. Voor de Volksunie was hij zes jaar voorzitter en twee jaar voor VU&amp;ID. Hij was schepen i... Lees meer
, Paul van Grembergen Van Grembergen, Paul
Paul van Grembergen (1937-2016) was een politicus die zijn politieke carrière startte bij de Volksunie (VU). Voor die partij werd hij gemeente- en provincieraadslid, alsook kamerlid, sena... Lees meer
en Jan Jambon Jambon, Jan
Jan Jambon (1960), informaticus, brak in 1988 met de VU en werd een prominente figuur in de Vlaamse Volksbeweging. Hij pleitte voor een onafhankelijk Vlaanderen in de EU. In 2006 trad hi... Lees meer
een belangrijke reeks cultuurministers.

Vlaanderen (inclusief Nederlandstalig Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
) kent vandaag een erg rijkgeschakeerd veld, met verschillende niveaus en een goede organisatie. Het theater in Vlaanderen wordt geproduceerd en ondersteund door een breed, gelaagd web van organisaties, elk met hun eigen functies: van de drie stadstheaters KVS ( Koninklijke Vlaamse Schouwburg Koninklijke Vlaamse Schouwburg
De Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) werd op 23 augustus 1875 opgericht op initiatief van een aantal prominente liberale flaminganten, die ijverden voor een Nederlandstalig beroepstone... Lees meer
), Toneelhuis en NTGent (Nederlands Toneel Gent), die uitgegroeid zijn van starre repertoire-ensembles tot flexibele productiekernen, over een brede waaier van kleine tot middelgrote gezelschappen (zowel collectieve structuren zoals TG STAN, De Koe, De Roovers en vele anderen, als organisaties gecentreerd rond het werk van een specifieke kunstenaar zoals bijvoorbeeld A Two Dogs Company van Kris Verdonck tot kunstencentra als Nona, Campo en Kaaitheater, die zowel nieuw werk produceren als een receptief programma presenteren, steeds met een belangrijke nadruk op experiment en vernieuwing. Dat breed vertakte netwerk wordt geflankeerd door publieksfestivals zoals Theater Aan Zee en Theaterfestival en werkplaatsen zoals deTheatermaker die beginnende makers begeleiden bij hun eerste stappen in het professionele werkveld.


<p>Scène uit de theatervoorstelling <em>Yellow</em> van Luk Perceval, 2022. Foto Fred Debrock.</p>

Scène uit de theatervoorstelling Yellow van Luk Perceval, 2022. Foto Fred Debrock.

Tegelijk blijkt ook uit de recente selecties van het jaarlijkse Theaterfestival, dat de meest belangwekkende voorstellingen van het voorgaande seizoen bundelt, dat de schotten steeds meer geslecht worden tussen genres en circuits, tussen professionele praktijk en liefhebbers, tussen autonome kunst en participatieve praktijken, tussen circus, dans en theater, tussen theater pur sang en sociaal werk, tussen experiment en grote zaal enzovoort. Ook de interculturalisering van het professionele veld zet zich mondjesmaat door, al vinden vele actoren dat dat onvoldoende snel en breed gaat. Daarbij valt op dat het werk van theatermakers in Vlaanderen steeds nadrukkelijker gedreven wordt door het verlangen om direct op de werkelijkheid te reageren. Niet toevallig duiken daarbij constant thema’s op als de vluchtelingencrisis en Fort Europa (zie Immigratie Immigratie
Vanaf de jaren 1960 werd Vlaanderen een immigratieregio, maar al veel vroeger kenden sommige Vlaamse steden en regio’s een instroom van immigranten van buiten Vlaanderen. Deze bijdrage s... Lees meer
), de angst voor het vreemde, de moeilijke zoektocht naar gemeenschappelijke grond onder onze voeten, de omgang van Vlaanderen met zijn verleden, de uitdagingen van de globalisering, enzovoort.

Tot op de dag van vandaag plukken podiumkunstenaars de vruchten van de nieuwe, beleidsmatige dynamiek die door de federalisering van België mogelijk werd. Zijzelf, althans de theatrale vernieuwing met internationale allure waar Vlaamse theatermakers sinds de ‘Vlaamse Golf’ een patent hebben, zijn de vrucht van de Vlaamse culturele emancipatie. Tegelijk leeft een groot deel van de kunstenaars op gespannen voet met de Vlaamse beweging en vooral het Vlaams-nationalisme, zeker sinds het groeiende succes van N-VA. De sociaal-emancipatorische retoriek van de historische Vlaamse beweging werd in het politieke discours over cultuur vervangen door twee basisagenda’s die ook het cultuurbeleid van Jan Jambon stutten: de vraag naar identitaire representatie enerzijds (het kunsten- en cultuuraanbod moet een betere weerspiegeling bieden van de Vlaamse identiteit en haar historische wortels) en het streven naar internationale excellentie anderzijds (de kunsten moeten Vlaanderen als volwaardige natie op het internationale toneel zichtbaar maken). De regering-Jambon koos er daarom voor om een aantal kerninstellingen budgettair te verankeren. Tegelijkertijd kwam de minister onzacht in botsing met de cultuursector als gevolg van zijn beslissing om het budget voor de projectsubsidies, die eerder kleinschalige, vernieuwende initiatieven ondersteunen, drastisch te verminderen. Van een natuurlijke alliantie tussen de Vlaamse beweging enerzijds en de kunsten anderzijds is vandaag allang geen sprake meer. Daarvoor zijn beide te ingrijpend veranderd.

Literatuur

– M. Sabbe, L. Monteyne en H.T. Coopman, Het Vlaamsch Tooneel, inzonderheid in de XIXe eeuw, 1927.
– L. Monteyne, Spiegel van het modern tooneel in Vlaanderen, 1929.
– T. de Ronde, Het Tooneelleven in Vlaanderen door de eeuwen heen, 1930.
De Koninklijke Nederlandsche Schouwburg van Antwerpen, 1941.
– J. van Schoor, Een huis voor Vlaanderen. Honderd jaar Nederlands beroepstoneel te Gent, 1971.
– Het Nederlandsch Tooneelverbond, in: Ons Erfdeel, jg. 15, 1972, nr. 5.
– C. Tindemans, Mens, gemeenschap en maatschappij in de toneelletterkunde van Zuid-Nederland 1815-1914, 1973.
– A. van Impe, Over toneel, 1978.
– D. van Berlaer-Hellemans (e.a.) (red.), Blijf niet gelaten op de wonderen wachten. Benaderingen van het vormingstheater in Vlaanderen van 1968 tot nu, 1979.
De Vlaamse dramaturgie sinds 1945, 1979.
– W. Beckers (e.a.), Nieuw Vlaams Teater, 1983.
– G. Opsomer, Vlaamse toneelschrijfkunst en Vlaams repertoire: een diagnose, in: W. Beckers (e.a.), Nieuw Vlaams Teater, 1983.
– J. Vlasselaers, Literair bewustzijn in Vlaanderen, 1840-1893, 1985.
– F. Peeters, Jan Oscar de Gruyter en het Vlaamsche Volkstoneel, 1920-1924. Een theaterhistoriografische studie, 1989.
– D. Hellemans, Op de voet gevolgd. 20 jaar Vlaams theater in internationaal perspectief, 1990.
– G. Opsomer, Het Vlaamsche Volkstooneel (1924-1929). Gezelschap, discours en mise-en-scène als dimensies van een contekstuele historiografie, KULeuven, Doctoraatsverhandeling, 1992.
– G. Opsomer, Van schilder tot schrijver van de ruimte, in: Etcetera, jg. 39, 1992, nr. 10, pp. 4-7.
– P. Quintens, Toneel en theaterleven te Brussel na 1830, Brussel, 1993.
– R. Erenstein (e.a.) (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden, 1996.
– M. Reynebeau, Met twee woorden spreken. De culturele ambassadeurs van de Vlaamse Gemeenschap, in: Etcetera, jg. 43, 1993, nr. 11, pp. 10-12.
– A. Collard, De Groep Staf Bruggen, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1996.
– D. de Gruyter, Boekje open! Het Toneelleven in Antwerpen rond Wereldoorlog II, 1996.
– R. Laermans. Het cultureel regiem. Cultuur en beleid in Vlaanderen, Tielt, 2002.
– P. Gielen, R. Laermans, Constructing identities: the case of the Flemish Dance Wave, in: A. Grau, S. Jordan (red.), Europe dancing: perspectives on theatre, dance and cultural identity, London/New York, pp. 12-24.
– T. Brouwers, J. de Vos, F. Peeters, L. van den Dries, J. van Schoor, Tussen de Dronkaerd en het Kouwe Kind. 150 jaar Nationael Tooneel, KNS, Toneelhuis, Gent-Amsterdam, 2003.
– P. Allegaert, J. van Schoor, De speler en de strop: tweehonderd jaar theater in Gent, Gent, 2005.
– J. Devos (red.), Theaterstad Gent. Documenta. Tijdschrift voor theater, jg. 23, 2005, nr. 4.
– T. Brouwers, Antwerpen theaterstad. Aspecten van het theaterleven in Antwerpen in de tweede helft van de twintigste eeuw, Tielt, 2005.
– J. Janssens, D. Moreels (red.). Metamorfose in podiumland. Een veldanalyse, Brussel, 2007.
– W. de Pauw. Absoluut Modern. Cultuur en beleid in Vlaanderen, Brussel, 2007.
– W. Hillaert e.a. (red.), Toneelstof 1. Route 66. Documenta. Tijdschrift voor theater, jg. 25, 2007, nr. 2.
– M. Calsius, J. Knoppen, P. Quintens, Ruimte en spel: in en rond de Koninklijke Vlaamse Schouwburg, Brussel, 2007.
– W. Hillaert e.a. (red.), Toneelstof 2. Sympathy for the Seventies. Documenta. Tijdschrift voor theater, jg. 26, 2008, nr. 2-3.
– W. Hillaert e.a. (red.), Toneelstof 3. The Wonder Years. Documenta. Tijdschrift voor theater, jg. 27, 2009, nr. 2-3.
– W. van den Berg en P. Couttenier. Alles is taal geworden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1800-1900, Amsterdam, 2009.
– W. Hillaert e.a. (red.), Toneelstof 4. Breaking the wave. Documenta. Tijdschrift voor theater, jg. 28, 2010, nr. 3-4.
– J. Janssens (red.), De ins and outs van podiumland. Een veldanalyse, Brussel, 2010.
– T. Crombez, L. van den Dries (red.), Mass theatre in interwar Europe. Flanders and the Netherlands in an international perspective, Leuven, 2014.
– T. Crombez, Canoniseringsprocessen in de hedendaagse theaterkritiek. Een frequentie-analyse van de ‘Vlaamse golf’ in het podiumtijdschrift Etcetera, in: Tijdschrift Voor Nederlandse Taal-en Letterkunde, jg. 130, 2014, pp. 45-56.
– T. Crombez, J. Koopmans, F. Peeters, L. van den Dries, K. Vanhaesebrouck, Theater. Een Westerse geschiedenis, Leuven, 2015.

Suggestie doorgeven

1975: Carlos Tindemans (pdf)

1998: Frank Peeters

2023: Karel Vanhaesebrouck

Databanken

Inhoudstafel