Broedermin en Taelyver

Organisatie
Hilde Verschaffel (2023, herwerking), Hilde Verschaffel (1998)

Broedermin en Taelyver was een Gentse toneelmaatschappij die in 1840 werd opgericht. Met haar oorspronkelijk Nederlandstalige repertoire en meer natuurlijke speelstijl zorgde de maatschappij voor vernieuwing in de Vlaamse theaterwereld.

Alternatieve naam
Broedermin en Taalijver
Oprichting
1840
Stopzetting
1890
Leestijd: 3 minuten

Boedermin en Taelyver werd in 1840 in het leven geroepen door Gentse toneelliefhebbers die zich niet langer konden vinden in het ouderwetse en te weinig Vlaamse repertoire dat in hun stad op de planken werd gebracht en daarom een eigen maatschappij oprichtten. Ze zagen het als hun missie om met hun gezelschap toneelwerk in de volkstaal te lanceren dat een breed publiek kon bereiken. De leden en de tekstschrijvers van de toneelmaatschappij én haar publiek leunden overwegend bij de liberale ideologie aan, een kenmerk dat ze deelden met zowat de hele Vlaamse theaterwereld van het midden van de negentiende eeuw.

Vernieuwingen in de toneelwereld

De leden van Broedermin en Taelyver stonden in voor het eigen repertoire. De toneelauteurs Hippoliet van Peene Van Peene, Hippoliet
Hippoliet van Peene (1811-1864) was een huisarts en toneelauteur. Hij schreef de tekst voor De Vlaamse Leeuw, dat later het Vlaamse volkslied zou worden. Met zijn vele oorsponkelijk theat... Lees meer
en Karel Ondereet Ondereet, Karel
Karel Ondereet (1804-1868) was een Gentse acteur en toneelschrijver. Voor het theaterleven is hij vooral van belang als auteur van de eerste oorspronkelijke Nederlandstalige toneelstukken... Lees meer
waren de belangrijkste tekstleveranciers. Ze schreven tientallen oorspronkelijke historische en burgerlijke drama’s, spektakelstukken, kluchten en blijspelen (‘met of zonder zang’). De meeste stukken hadden een hoge amusementswaarde: het waren (k)luchtige schetsen van personen en maatschappelijke verhoudingen die tegelijk ten dienste stonden van een ‘burgerlijke deugdzaamheidsethiek’. De bij Broedermin gecreëerde werken werden nadien door talloze toneelmaatschappijen in heel Vlaanderen gespeeld.

Broedermin was ook vernieuwend met (haar streven naar) een minder hoogdravende speelstijl en een meer natuurlijke declamatie. In tegenstelling tot vele andere gezelschappen integreerde de maatschappij eveneens moeiteloos vrouwelijke leden.

Broedermin evolueerde tot een semiprofessionele maatschappij met een financiële vergoeding voor de belangrijkste acteurs. De leden (ook hier Van Peene en Ondereet) trokken de kar voor de bouw van een zaal voor het Nederlandstalige toneel in Gent. De Minardschouwburg opende in 1847 de deuren. Het volkstheater van Broedermin werd er gespeeld voor een enthousiast publiek van enkele honderden ambachtslui, middenstanders en kleinburgers.

Aan het eind van de jaren 1860 verloor Broedermin echter haar vitaliteit. De oprichting van het stedelijke beroepsgezelschap in Gent, dat vanaf 1871 de Minardschouwburg bespeelde, betekende de genadeslag. In 1875 speelde de maatschappij haar laatste voorstelling.

Betekenis

Het ‘ nationael tooneel Nationael tooneel
Het ‘nationael tooneel’ was in het midden van de 19de eeuw zowel de naam van een actiepunt van de Vlaamse beweging (namelijk het ijveren voor een eigen Nederlandstalige toneelproductie),... Lees meer
’, dat ijverde voor een oorspronkelijk toneel dat het Vlaamse volk in zijn nationaliteit zou bevestigen en de Vlaamse cultuur zou promoten, heeft wel gevaren bij de initiatieven en het enthousiasme van een nieuwe generatie Gentse toneelmakers. De talrijke nieuwe stukken die door leden van Broedermin en Taelyver werden geschreven deden het toneel in de volkstaal opleven. Vele succesvolle en druk bijgewoonde voorstellingen getuigden van een bloeiend Nederlandstalig (liefhebbers)toneel.

Literatuur

G. Verriest, Het lyrisch toneel te Gent. Van de oorsprong af tot op heden, 1966.
J. van Schoor, Een huis voor Vlaanderen. Honderd jaar Nederlands beroepstoneel te Gent, 1971.
F. Peeters, ”Te zijn of niet te zijn”. Toneelletterkunde en theaterpraktijk als manifestatie van burgerlijke beschaving, in: A. Deprez e.a., Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde, dl. 3, 2003, pp. 227-325.
F. Peeters, Over De Fonteine, Broedermin en Taelyver. Het Gentse theaterleven in de negentiende eeuw, in: De speler en de strop. Tweehonderdjaar theater in Gent, 2005, 21-31.
– Het Vlaams toneel, in: W. van den Berg e.a., Alles is taal geworden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. 1800-1900, 2009, pp. 465-478.
– De Fonteine en Broedermin en Taelyver,
in: B. D’Hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat. Gids door 150 jaar liberaal leven te Gent, 2014, pp. 189-191.

Suggestie doorgeven

1973: Carlos Tindemans (pdf)

1998: Hilde Verschaffel (pdf)

2023: Hilde Verschaffel

Inhoudstafel