Van Peene, Hippoliet

Persoon
Hilde Verschaffel (2023, herwerking), Hilde Verschaffel (1998)

Hippoliet van Peene (1811-1864) was een huisarts en toneelauteur. Hij schreef de tekst voor De Vlaamse Leeuw, dat later het Vlaamse volkslied zou worden. Met zijn vele oorsponkelijk theaterstukken leverde hij een belangrijke bijdrage aan het Nederlandstalige theaterleven in de 19de eeuw.

Geboorte
Kaprijke, 1 januari 1811
Overlijden
Gent, 19 februari 1864
Leestijd: 5 minuten

Van Peene was tijdens zijn studententijd in Gent actief in verschillende toneelmaatschappijen, onder meer als auteur van enkele Franstalige stukken. Hij leerde er zijn toekomstige vrouw Virginie Miry kennen, die later succesvol optrad als actrice in zijn stukken. In 1835 voltooide hij zijn artsenstudie en richtte hij – met weinig succes – een artsenpraktijk op in Gent. Zijn interesse lag immers bij het toneel.

Oorspronkelijk toneelwerk

In 1841 trok Van Peene de aandacht met drie Nederlandstalige theaterstukken: de klucht Keizer Karel en de Berchemse Boer, het historisch drama Jacob van Artevelde en het volksdrama Everaerd en Suzanna. Samen met het oorspronkelijke toneelwerk van Karel Ondereet Ondereet, Karel
Karel Ondereet (1804-1868) was een Gentse acteur en toneelschrijver. Voor het theaterleven is hij vooral van belang als auteur van de eerste oorspronkelijke Nederlandstalige toneelstukken... Lees meer
en Emmanuel Rosseels Rosseels, Emmanuel
Emmanuel Rosseels (1818-1904) was een Antwerpse theaterauteur die ijverde voor een Nederlandstalig toneelrepertoire. Lees meer
zetten Van Peenes stukken de ‘wedergeboorte van het Vlaamse toneel’ in. Hij verrijkte de Vlaamse toneelproductie met meer dan zestig stukken in alle genres, waaronder vooral blijspelen en zangspelen.

Inspiratie voor zijn stukken haalde Van Peene uit het (Vlaamse) verleden, legenden of het dagelijkse leven. Hij voerde ofwel volstrekt goede ofwel totaal slechte personages (vaak ‘verfranschten’) op, die psychologisch niet werden uitgewerkt. Reeksen vergissingen en ongeloofwaardige acties bepaalden het handelingsverloop van zijn stukken. De 19de-eeuwse toneelbezoeker apprecieerde het hoge tempo van de afwikkeling, de grappen en liedjes, de blijmoedige aard van de karakters, de happy ends, de massataferelen – kortom de amusementswaarde van zijn toneel. Van Peene volgde zonder ogenschijnlijk morren de smaak van het publiek. Zijn stukken waren synoniem voor een gezellige avond, doorspekt met een scheutje beschaving, bevestiging van burgerlijke waarden, appels aan het volksbewustzijn en wat niet al te nadrukkelijk gemoraliseer.

Het ‘brulflamingantisme’ van zijn historische stukken, zoals theaterwetenschapper Carlos Tindemans het noemde, was weinig politiek onderbouwd. ‘Van hem moest men geen sterke stellingname verwachten inzake flamingantisme’. Hij vertolkte en toonde wat er bij zijn publiek leefde; de standpunten en de levenswijze van de gewone man. Voor zijn enorme productie zijn soms termen als ‘fabricage’ en ‘toneelindustrie’ bovengehaald. De veelschrijver Van Peene creëerde ‘pretentieloos’ ‘amusementstoneel’, maar beheerste de techniek ervan tot in de puntjes.

Niettegenstaande zijn bijdrage aan het nationaal toneel, dat toneel in de volkstaal en een Vlaams toneelleven promootte als hefboom tot volksbeschaving en nationale bezieling, ontleende hij in zijn dramatisch werk veel aan Franse voorbeelden. De in Parijs populaire opéras-comiques, opérettes, vaudevilles en pièces-bien-faites zette hij om en over naar een Vlaamse context. Hij ontkende die Franse beïnvloeding trouwens niet. ‘Naar intentie’ keerde(n) Van Peene (en zijn collega-auteurs) zich af van Frankrijk; in zijn theaterproductie was hij een onmiskenbare epigoon. Ook na 1841 werkte Van Peene, samen met zijn neef Karel Miry Miry, Karel
Karel Miry (1823-1899) was muziekleraar, violist en dirigent. Hij componeerde tal van Nederlandstalige muziekstukken, waaronder De Vlaamse Leeuw. Lees meer
, aan grote producties in de toen Franstalige opera van Gent.

All-round-man

Van Peenes stukken werden meestal voor het eerst opgevoerd door Broedermin en Taelyver Broedermin en Taelyver
Broedermin en Taelyver was een Gentse toneelmaatschappij die in 1840 werd opgericht. Met haar oorspronkelijk Nederlandstalige repertoire en meer natuurlijke speelstijl zorgde de maatschap... Lees meer
, de Gentse toneelmaatschappij die hij in 1840 mee opstartte, waar hij repetities leidde, souffleerde, decors ontwierp én soms zelf speelde. Als regisseur en toneelmeester vroeg hij er om een meer natuurlijke spreek- en speelstijl. Hij was het onder meer die de architect en theaterliefhebber Louis Minard aansprak om in Gent een zaal te bouwen voor de opvoering van Nederlandstalige stukken. De Minardschouwburg opende als ‘Vlaemsche schouwburg’ in 1847 met een stuk van Van Peene. Het Gentse publiek dat naar die eerste stukken van Van Peene kwam kijkereren, behoorde – net zoals veel van zijn personages – voornamelijk tot de middenstand en kleine burgerij. Met de meerderheid van dat publiek en van de Vlaamse toneelauteurs en -spelers deelde Van Peene een liberale ideologische achtergrond, zij het zonder een uitgesproken engagement. 

De Vlaemsche Leeuw

Het was eveneens bij Broedermin en Taelyver dat Van Peenes lied De Vlaemsche Leeuw voor het eerst in 1847 werd gehoord: hij schreef de tekst en zijn neef Karel Miry, met wie hij succesvolle theaterproducties realiseerde, componeerde de muziek (Zie De Vlaamse Leeuw De Vlaamse Leeuw
De Vlaamse Leeuw (1847) is een nationaal Vlaams lied op tekst van Hippoliet van Peene en muziek van Karel Miry. Op 11 juli 1985 werden tekst en muzikale notatie officieel vastgelegd als V... Lees meer
). Het lied werd door de revolutionaire gebeurtenissen in Frankrijk in 1848 en de mogelijke dreiging voor België van een annexatie een uiting van anti-Franse opstelling en Vlaamse bezorgdheid.

Gelauwerd auteur

Van Peene ontving in 1859 de eerste Driejaarlijkse Staatsprijs voor Toneelletterkunde en werd benoemd tot ridder in de Leopoldsorde. Hij zetelde in de nationale commissie die de subsidiëring van het toneelleven moest uitwerken.

Noch in zijn stukken, noch in zijn toneelpraktijk heeft Van Peene een eigen Vlaamse dramaturgie kunnen opstarten. Zijn betekenis is wel veelvoudig: hij leverde tot aan de Eerste Wereldoorlog talrijke toneelmaatschappijen een flink deel van hun repertoire; was de leermeester voor een hele generatie Vlaamse toneelauteurs; droeg bij aan het Vlaams lyrisch toneel én hij kreeg de Vlamingen naar de schouwburg en kon hen overtuigen van toneel in de eigen taal. Zijn tijdgenoot Ferdinand A. Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
schreef het reeds: ‘Hij wist aan het vlaamsch tooneel een leven te geven, waaraan het sedert twee eeuwen niet meer gewoon was.’

Werken

Volledige werken, 1861 (61 stukken).

Literatuur

– A. Deprez, Peene, Hippoliet Jan van, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 2, 1966.
– G. Verriest, Het lyrisch toneel te Gent. Van de oorsprong af tot op heden, 1966.
– C. Tindemans, Hippoliet Van Peene, in: Spiegel der Letteren, jg. 4, 1960, pp. 252-272.
– F. Peeters, ”Te zijn of niet te zijn”. Toneelletterkunde en theaterpraktijk als manifestatie van burgerlijke beschaving, in: A. Deprez e.a., Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde, dl. 3, 2003, pp. 227-325.
– F. Peeters, Over De Fonteine, Broedermin en Taelyver. Het Gentse theaterleven in de negentiende eeuw, in: De speler en de strop. Tweehonderdjaar theater in Gent, 2005, pp. 21-31.
– J. van Schoor, Waarmee lachten de Gentenaren? Komische werking bij H. Van Peene, A. Hendrikx en G. Martens, in: De speler en de strop. Tweehonderdjaar theater in Gent, 2005, pp. 63-72.
Het Vlaams toneel, in: W. van den Berg e.a., Alles is taal geworden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. 1800-1900, 2009, pp. 465-478.
 – Hippoliet Van Peene, 
in: B. D’Hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat. Gids door 150 jaar liberaal leven te Gent, 2014, pp. 193-194.

Suggestie doorgeven

1975: Carlos Tindemans (pdf)

1998: Hilde Verschaffel

2023: Hilde Verschaffel

Databanken

Inhoudstafel