Koninklijke Vlaamse Schouwburg

Organisatie
Jolien Gijbels (2023, herwerking), Sam Van Clemen (1998)

De Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) werd op 23 augustus 1875 opgericht op initiatief van een aantal prominente liberale flaminganten, die ijverden voor een Nederlandstalig beroepstoneel in Brussel. Tot ver in de twintigste eeuw ontleende de KVS zijn betekenis aan zijn rol in de Vlaamse ontvoogding.

Afkorting
KVS
Alternatieve naam
De Vlaamsche Schouwburg
Oprichting
23 augustus 1875
Leestijd: 11 minuten

De Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) werd in 1875 opgericht in Brussel . De stichters waren overtuigd van het belang van het Nederlands als cultuurtaal en zagen in het theater een opvoedkundig middel om Vlaamse Brusselaars te cultiveren. In de jaren 1960 werd de KVS de inzet van een nationaal cultuurbeleid dat gericht was op het creëren en in stand houden van Vlaamse ontmoetingsplaatsen in Brussel. Net als in de voorgaande periode bleef het repertoire gedomineerd door toneelstukken die het grote publiek moesten aanspreken. Vernieuwingen in het repertoire en vormelijke experimenten kregen alleen in beperkte mate een plaats in het theateraanbod. Vanaf de jaren 1990 werden de eerste stappen gezet naar een inclusief stadstheater dat het multiculturele Brussel als uitgangspunt neemt. Vandaag wil de KVS bovenal een maatschappelijk bindmiddel vormen tussen de verschillende gemeenschappen in Brussel, waarvan de Nederlandstalige gemeenschap er maar één is.

Oprichting

De Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) werd op 23 augustus 1875 opgericht als Nederlandstalig toneelgezelschap in Brussel (zie Toneel Toneel
Het Vlaamse toneel onderhield vanaf zijn ontstaan in de 19de eeuw een complexe en gelaagde verhouding met de Vlaamse beweging. Van een belangrijk emancipatorisch instrument en voorwerp va... Lees meer
). In de decennia voor zijn vestiging waren het vooral Brusselse amateurgezelschappen ( De Wijngaerd De Wijngaerd
Lees meer
, De Morgenstar De Morgenstar
Lees meer
, De Veldbloem De Veldbloem
Lees meer
) die voorstellingen in het Nederlands verzorgden. Vanuit dat verenigingsleven, waarin prominente liberale flaminganten zoals Julius Hoste Hoste, Julius (sr.)
De liberaal Julius Hoste sr. (1848-1933), stichter van De Zweep en Het Laatste Nieuws, speelde eind 19de en begin 20ste eeuw een centrale rol in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in Brussel.... Lees meer
(sr.) actief waren, kwam er steeds meer vraag naar een Nederlandstalig beroepstoneel in Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
. De eerste pogingen tot de vestiging van een permanent Nederlandstalig toneelgezelschap in de jaren 1860 hadden geen blijvend succes door een gebrek aan financiële middelen. De Vlaamse leden van een in 1863 samengestelde commissie kregen voor hun plannen geen financiële steun van het stadsbestuur. In 1869 kwam een nieuwe commissie bijeen die als taak had een theater op te zetten met een afwisselend Frans- en Nederlandstalig repertoire uit België. Opnieuw weigerde de gemeenteraad alle steun.

In 1873 kwam er een omslag bij het gemeentebestuur. Bij de gemeenteverkiezingen eiste een aantal liberale Vlamingen uit Brussel de oprichting van een Vlaams beroepstoneel in ruil voor hun steun aan de liberale partij. De Vlaamsche Kiezersbond Vlaamsche Kiezersbond
De Vlaamsche Kiezersbond was een Brusselse, flamingantische kiesvereniging die werd opgericht in 1872. Ze nam deel aan de parlementsverkiezingen van dat jaar. Bij de gemeenteraadsverkiezi... Lees meer
sloot een kiesovereenkomst met de liberale associatie die in de tweede stemronde haar slag thuishaalde. In 1875 werd, na voorbereidend werk van De Veldbloem, een naamloze maatschappij 'ter exploitatie eens Nederlandschen Schouwburgs' opgericht. Het succes van de aandelen (1200 van 50 frank) bij het brede publiek zorgde voor het bijeenbrengen van 60.000 frank. De statuten stipuleerden dat de schouwburg tot doel had een Nederlandstalig toneel in stand te houden in Brussel. Het programma mocht Nederlandse vertalingen van buitenlandse stukken bevatten, maar dit moest beperkt blijven tot een vierde van het repertoire. De stichters waren overtuigd van het belang van het Nederlands als cultuurtaal en zagen in het theater een opvoedkundig middel om Vlaamse Brusselaars te cultiveren.

Beginjaren

De eerste opvoering vond plaats op 3 oktober 1875 in de Alhambra-schouwburg Alhambra-schouwburg
De in 1973 afgebroken Alhambraschouwburg aan de Emile Jacqmainlaan was het decor van markante episodes in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. Het theater maakte naam als vroege Vlaam... Lees meer
. Felix Vande Sande Vande Sande, Felix
Felix vande Sande (1824-1890) was vooral actief binnen de Brusselse toneelwereld. Hij streefde naar Nederlandstalig theater en de uitbouw van een professionele schouwburgorganisatie. Hij ... Lees meer
, een bekende acteur, regisseur en toneelschrijver binnen de Brusselse toneelwereld, werd benoemd als eerste directeur. Na één seizoen nam hij ontslag, waarna zijn opvolger Edmond Hendrikx het gezelschap leidde van 1876 tot 1914. De opvoeringen brachten veel geld op. Vooral Hoste wist het grote publiek te bereiken met zijn patriottische melodrama's. Eind negentiende eeuw was theater met sentimentele dramatiek of spectaculaire heroïek dan ook zeer populair. Kassuccessen, waarin vooraanstaande acteurs meespeelden, werden eerder in steden als Parijs opgevoerd

Ondanks deze inkomsten was het toneelgezelschap financieel voortdurend in gevaar, mede door de hoge huurprijs voor de Alhambra-schouwburg. Daarom besloot het naar een eigen theater uit te kijken. Hoste en de liberale burgemeester Karel Buls Buls, Karel
Lees meer
spanden zich in voor de financiering. Een oud wapenarsenaal in de Lakensestraat werd omgebouwd en op 1 oktober 1887 ingewijd. Burgemeester Buls ontving op 13 oktober koning Leopold II naar aanleiding van de honderdvijfentwintigste opvoering van het populaire stuk De Vlaamsche Straatzanger (eerste opvoering 1882) van Hoste. In het nieuwe theater sprak de vorst zijn eerste officiële Nederlandse redevoering uit. Daarbij legde hij de nadruk op de betekenis van het Nederlandstalige toneel in de hoofdstad. Tot ver in de twintigste eeuw werd er tijdens feestelijke bijeenkomsten en in huldeboeken van het gezelschap regelmatig terugverwezen naar de symbolische toespraak van Leopold II.

Later stond Hoste de auteursrechten af aan het gezelschap, waardoor het financieel kon overleven. Toch bleef de financiële toestand zorgwekkend. In 1890 werd de naamloze maatschappij ontbonden. De stad Brussel nam de schouwburg over en vertrouwde het directeurschap toe aan Hendrikx en Albert Rans. Als concessiehouders waren zij persoonlijk verantwoordelijk voor het financiële beleid. Aan het repertoire van volkse publiekstrekkers wijzigde deze nieuwe structuur niets; het publiek moest ‘beschavend’ amusement te zien krijgen. Op 11 juli 1894 werd aan de Vlaamse Schouwburg het predicaat ‘Koninklijke’ verleend.

KVS-repertoire

Ondertussen groeide er verzet: de literaire kritiek en intellectuele kringen achtten het artistieke gehalte van de producties in de Brusselse schouwburg niet langer aanvaardbaar. Hubert Laroche en Herman Teirlinck Teirlinck, Herman
Lees meer
stelden zich in 1907 samen kandidaat voor het bestuur van het toneelgezelschap, met een programma bestaande uit klassiek en modern repertoire. Directeur Hendrikx, wiens mandaat opnieuw werd hernieuwd, ging hierop in met Kunstvertoningen, die vanaf 1908 plaatsvonden. Hij haalde geregeld Nederlandse gezelschappen (Willem Royaards, Herman Heijermans, Eduard Verkade) naar Brussel en verruimde op deze wijze het gezichtsveld van het KVS-publiek. Wat zijn eigen repertoire betrof, bleef het gezelschap ondertussen aarzelen tussen een literair programma (Sophocles, Vondel, Shakespeare, Schiller en de moderne dramatiek) zonder stilistische vernieuwing en een ouderwets spektakelforum met sentiment en vedettebravoure. Onder het directeurschap van Constant Van Kerckhoven (1914-1920) bleef deze situatie grotendeels ongewijzigd.

Zijn opvolger Jan Poot leidde de schouwburg van 1920 tot aan zijn dood in 1942. Hij zorgde voor vernieuwing met de invoering van een programma dat meer aansluiting vond bij internationale expressionistische voorbeelden. Teirlincks toneelstukken werden gekenmerkt door een grote stilistische zorg en een geïntegreerd samengaan van het gesproken woord, muziek en dans. Ze hadden ook invloed op het Franstalige theater in Brussel. Naast stukken van Teirlinck werd onder andere ook repertoire van Henrik Ibsen en August Strindberg opgevoerd. Tegelijkertijd verdween het vermaak voor het brede publiek niet van het podium. De oude didactische slogans van volksverheffing en de aanmoediging van Vlaamse dramatiek stonden nog steeds voorop.

Ontmoetingsplaats voor Vlamingen

In 1942 volgden Louis De Bruyn en August Maes Poot op als directeurs. Het directeursduo loodste het Brusselse theater door moeilijke periodes van oorlog en wederopbouw, maar vond geen evenwicht tussen continuïteit en vernieuwing. Het gezelschap bleef gedurende het grootste deel van de oorlog optreden, maar de voorstellingen trokken weinig publiek. Collaborerende instanties als de DeVlag Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vóór de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer
en het Vlaams-nationalistische tijdschrift Ons Toneel oefenden voortdurend druk uit op de directeurs om meer hoogstaand klassiek theater te brengen en een Vlaamse invulling te geven aan het repertoire. Ook waren er vergeefse pogingen om een Vlaams-nationalistische Duitsgezinde bestuurder aan het hoofd van de schouwburg te plaatsen.

Na de Tweede Wereldoorlog kampte de KVS met grote geldtekorten en een slechte artistieke reputatie. Een brand in 1956 verwoestte het theater, waarna De Bruyn ontslag nam. Hij werd opgevolgd door Victor de Ruyter die het gebouw renoveerde, de financiële toestand verbeterde en publiekslievelingen aantrok als Senne Roufaer, Nand Buyl en Ivonne Lex. Een allround affiche van klassieke, dramatische en komische toneelstukken moest Vlamingen samenbrengen, zodat zij samen een Vlaamse gemeenschap konden vormen. De Vlamingen in kwestie kwamen niet langer alleen maar uit Brussel, maar ook uit de omliggende gemeenten. Het opgevoerde theater had nog steeds een didactische functie. Verzorgd Nederlands dat gebaseerd was op de gesproken taal in Nederland moest het Vlaamse publiek ontvoogden. Anders dan in voorgaande periodes werden Vlaamse symbolen als de KVS onderdeel van een doelgericht cultuurbeleid in Brussel. Christendemocratische ministers met een culturele bevoegdheid, zoals Renaat van Elslande en Frans van Mechelen Van Mechelen, Frans
Frans van Mechelen (1923-2000) was professor aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven en politicus voor de Christelijke Volkspartij. Hij was volksverte... Lees meer
, zagen in de creatie en versterking van ontmoetingsplaatsen voor Vlamingen de oplossing voor de gestage verfransing in de Brusselse regio.

Ook het directeursduo, Nand Buyl en Koen de Ruyter, dat vanaf 1972 het toneelgezelschap leidde, beschouwde de KVS in de eerste plaats als producent van gemeenschapstheater. Licht verteerbare komische stukken en spektakels domineerden net als voordien het repertoire. Buiten de schouwburgen vonden er intussen inhoudelijke en vormelijke vernieuwingen plaats. In de jaren 1970 brak het politieke theater met maatschappelijk geëngageerde producties door. In 1972 ging de ophefmakende voorstelling Mistero Buffo in première in de kleine zaal van de Brusselse Munt. Onder leiding van de Italiaanse regisseur Arturo Corso verrasten de acteurs het publiek met indrukwekkende groepstaferelen, volksliederen en satirische kanttekeningen bij het lijdensverhaal van Christus. In de jaren nadien grepen nieuw opgerichte toneelgroepen terug naar spelbronnen als de commedia dell’arte, en experimenteerden ze onder meer met het gebruik van poppen en improvisatietechnieken. Op deze manier hoopten theatermakers aansluiting te vinden bij maatschappelijke debatten.

In de jaren 1980 traden verschillende toneelgroepen, waaronder het Epigonentheater, en individuen als Jan de Corte en Ivo van Hove op de voorgrond die vandaag bekend staan onder de koepelnaam ‘Vlaamse Golf’. Onder invloed van onder meer de performance art en het Duitse repertoiretoneel stelden zij de theatertaal ter discussie. De theatertekst, die vroeger centraal stond, verloor zijn autonomie: teksten werden herontdekt, bewerkt, verknipt en op niet-realistische manieren vertolkt. In andere ensceneringen was tekst maar een van de kunstvormen die naast muziek, beeldende kunst en beweging een plaats kreeg op het podium. Dergelijke vormelijke vernieuwingen gingen gepaard met de invoering van werkvormen en organisatiestructuren waarbij kunstenaars in alle vrijheid konden toewerken naar een artistieke productie. In deze context groeide de kritiek op het hiërarchische model van de schouwburg, waarin er weinig ruimte was voor de creatieve ontplooiing van zijn vaste spelers. Het artistieke gehalte van het overwegend klassiek teksttheater in de KVS lag steeds meer onder vuur.

Naar een inclusief stadstheater

Vanaf 1993 kwam de KVS onder impuls van intendant Franz Marijnen in een nieuwe fase terecht. De KVS zocht meer samenwerkingsverbanden met Europese theaters. Marijnen, die een belangrijk deel van zijn carrière in Rotterdam had doorgebracht, trok Nederlandse acteurs en regisseurs aan en bood een podium aan Nederlandse producties. Ook Franstalige regisseurs waren soms te gast. Vanaf 1998 toonde het gezelschap jaarlijks een productie uit een van de Europese lidstaten in het kader van een festival van het Europese theater. Tegelijkertijd begon de KVS aansluiting te zoeken tot het multiculturele Brussel. Een aantal evenementen plaatsten de Arabische en Berbercultuur centraal. Naast deze schuchtere multiculturele experimenten bleef de KVS vasthouden aan een aanbod van klassiek westers repertoiretheater.

Onder Marijnen kwam ook het verbouwingsdossier in een stroomversnelling. In 1999 werd aangevat met de renovatie van de schouwburg in de Lakensestraat. In de tussentijd verhuisde het gezelschap naar de Bottelarij, een voormalig industrieel gebouw in de diverse Molenbeekse kanaalzone. De locatiewissel luidde een financieel moeilijke periode in. Op de nieuwe locatie haakte een deel van het oude publiek af, terwijl een nieuw publiek zich niet onmiddellijk aandiende. De KVS slaagde er in het begin niet in om de migrantengemeenschap uit de omliggende wijken bij zijn werking te betrekken. Bij het ontslag van Marijnen in 2000 kampte de KVS met grote schulden.

Onder impuls van Jan Goossens, die artistiek directeur was van 2001 tot 2016, profileerde de KVS zich als een inclusief stadstheater. Een jonge generatie kunstenaars met verschillende culturele, talige en disciplinaire achtergronden kreeg een plaats op en naast het podium. Er werd volop gekozen voor samenwerkingsverbanden en coproducties met Brusselse collectieven als Dito'Dito en artiesten uit Congo en Palestina. De organisatiestructuur van een vast acteursensemble werd verruild voor een model waarbij een afgeslankte artistieke ploeg samenwerkte met externe artiesten en gezelschappen. Het resultaat was een grotere zaalbezetting en een breder, diverser publiek.

Daarnaast begon de KVS dramateksten van Vlaamse auteurs, al dan niet in bewerkte vorm, opnieuw ten tonele te voeren. Met voorstellingen als Het Leven en de Werken van Leopold II (2002), naar het toneelstuk van Hugo Claus Claus, Hugo
Lees meer
uit 1970, en Oom Toon. Waar gebeurd (2006), geïnspireerd op het leven van de Vlaamsgezinde toneelauteur en -regisseur Anton van de Velde Van de Velde, Anton
Anton van de Velde (1895-1983) was een Vlaams-nationalistische theaterauteur en romanschrijver, die als lid van de Pelgrimbeweging en spilfiguur bij het Vlaamsche Volkstoneel in de jaren ... Lees meer
, werd er teruggeblikt op episodes uit de politieke geschiedenis zoals het koloniale verleden van België en de geschiedenis van de Vlaamse beweging. In 2004 verhuisde de KVS naar een nieuw gebouw aan de Arduinkaai, dat beschikt over een theaterzaal met een vlakke vloer (BOX). De gerenoveerde schouwburg in de Lakensestraat opende kort nadien zijn deuren in 2005. Het gebouw bevat originele negentiende-eeuwse elementen die refereren aan de ontstaansgeschiedenis en een theaterzaal met een moderne betonnen constructie (BOL).

Het artistiek team van Michael de Cock, die sinds 2016 aan het hoofd staat van de KVS, bouwde in de afgelopen jaren verder aan samenwerkingsverbanden met stedelijke en internationale partners. Het huidige gezelschap kent geen vaste spelerskern meer. Artiesten vormen een open ensemble waarbij ze zelf voorstellingen maken, in elkaars producties meespelen en de mogelijkheid hebben om op andere plaatsen aan de slag te gaan. Het programma is multicultureel en meertalig. Sommige producties nodigen uit tot nadenken over gevoelige thema’s uit de Belgische geschiedenis, zoals de kolonisatie van Congo Congo
Lees meer
. Op deze manier wil de KVS een maatschappelijk bindmiddel vormen tussen de verschillende gemeenschappen in Brussel, waarvan de Nederlandstalige gemeenschap er maar één is.

Literatuur

– E. Gubin, Bruxelles au XIXe siècle. Berceau d’un flamingantisme démocratique (1840-1873), 1979.
– R. L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, 1996.
– M. Baeten en M. Van Kerkhoven, Op zoek naar ‘het leven van de natie’: de plannen van Bottelarij/KVS, in: Etcetera, jg. 80, 2002, pp. 10-14.
– W. de Pauw, Absoluut modern. Cultuur en beleid in Vlaanderen, 2007.
– J. Thielemans, Schouwburgen in bloei en verval; in: Dokumenta (Toneelstof I: Route ‘66), jg. 25, 2007, nr. 2, pp. 101-116.
– R. Geerts, ‘Iedereen kan theater maken, zelfs theatermakers.’ Spelen op het strijdtoneel, in: Dokumenta (Toneelstof II: Sympathy fort he Seventies?), jg. 26, 2008, nr. 2-3, pp. 101-116.
– T. Crombez, Het vertrouwde met een wrong eraan. Historiserend theater als ‘Oom Toon’ in de KVS, een gesprek met Ivo Kuyl en Guy Dermul’, in: Rekto verso, jg. 27, 2008.
– L. Van Den Dries, Het Vlaamse theater in de jaren tachtig: Aanzetten tot een invloedsgeschiedenis, in: Dokumenta (Toneelstof III: The Wonder Years), jg. 27, 2009, nr. 2-3, pp. 108–129.
– M. Van Kerkhoven, Der Augenblickdenker. Nieuwe creatieve werkmethoden, in: Dokumenta (Toneelstof III: The Wonder Years), jg. 27, 2009, nr. 2-3, pp. 177-192.
– J. Gijbels, Van consensus naar crisis. Ambities en praktijken in en rond de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (1956-1977), in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis. Journal of Belgian History, jg. 45, 2015, nr. 1, pp. 10-46.
– K. Hoefkens, De Koninklijke Vlaamse Schouwburg tijdens de Tweede Wereldoorlog: On-Vlaamsche Lachbarak of Kunsttempel aan de Lakenstraat? Universiteit Antwerpen, ongepubliceerde masterproef, 2015.
– P. Gielen, ‘We moeten het theater aan de stad teruggeven’: KVS-directeur Michael De Cock over kunst als maatschappelijk bindmiddel, in: Etcetera, jg. 146, 2016, pp. 48-52.

Suggestie doorgeven

1975: Carlos Tindemans (pdf)

1998: Sam Van Clemen

2023: Jolien Gijbels

Databanken

Inhoudstafel