Hoger onderwijs

Begrip
Jeffrey Tyssens / Alexia Coussement / Gita Deneckere / Ruben Mantels / Wilfried Weets

De evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs werd gekenmerkt door een moeizame vernederlandsingspolitiek, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale doorvoering van het Nederlands als voertaal voor het geheel van de universitaire activiteit binnen de betrokken instituten.

Leestijd: 59 minuten

De historische kennis over de ontwikkeling van het hoger onderwijs in België en de plaats daarin van taal is erg ongelijk. Terwijl over de ontwikkeling van de universiteiten en de vernederlandsing ervan in Vlaanderen en Brussel vrij veel onderzoek werd verricht (de politieke processen, de actoren, de conflicten, de veranderende wetgeving), dan is over de geschiedenis van de hogescholen bitter weinig bekend: doorgaans duiken die in het onderzoek slechts op wanneer het gaat over de expansieperiode, toen zij immers in universitair vaarwater terechtkwamen. Zeker de recentere ontwikkelingen zijn nauwelijks vanuit een historisch perspectief onderzocht. De groei van universitair onderwijs in Limburg Limburg
Lees meer
en West-Vlaanderen West-Vlaanderen
Lees meer
is tot dusver veel minder voorwerp geweest van diepgaand historisch onderzoek. Ook de verhouding tussen taal en wetenschappelijk onderzoek heeft maar weinig aandacht gekregen. De focus zal daarom in dit artikel dan ook vooral liggen op de moeizame vernederlandsingspolitiek op zich, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale doorvoering van het Nederlands als voertaal voor het geheel van de universitaire activiteit binnen de betrokken instituten, en de connectie met de bredere democratisering binnen de samenleving dan wel de expansie van – vooral – het universitair onderwijs in Vlaanderen en Brussel.

Van Latijn naar Frans met Nederlands in de marge

De ontwikkeling van moderne universiteiten spoort in belangrijke mate met de groei van de moderne natiestaat. Dat had belangrijke gevolgen voor de taal waarin aan de academische activiteiten vorm werd gegeven. De voertaal van de moderne universiteit werd immers alom aangepast: daar waar de oude universiteiten naar middeleeuws model in het Latijn functioneerden, werd in meer en meer moderne universiteiten gebruik gemaakt van de landstaal. In de zuidelijke Nederlanden ging dat proces gepaard met de ontbinding van de oude Leuvense universiteit en het stapsgewijs invoeren van nieuwe structuren. De eerste stap voltrok zich tijdens de Franse periode waarbij de ‘Belgische’ departementen enkele faculteiten werden toebedeeld van de Napoleontische ‘Université’ (een geheel eigen model dat sterk afweek van de nochtans zeer invloedrijke Duitse universiteit). Die functioneerden uiteraard in het Frans. Lang duurde die fase evenwel niet. Met de Nederlandse periode kwam al snel een grondige hervorming van de sector, waarbij Willem I der Nederlanden, Willem I
Willem I (1772-1843) was koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, en dus ook tussen 1815 en 1830 (de jure tot 1839) van het zuidelijke deel daarvan. Zijn beleid inzake de nationale taal ... Lees meer
in het zuiden (net als in het noorden) drie rijksuniversiteiten creëerde, Gent, Leuven en Luik, die alle nu wel door het Duitse model waren geïnspireerd. Opmerkelijk was de keuze om als voertaal niet één of twee van de landstalen te gebruiken maar opnieuw het Latijn verplicht te stellen. Enkel voor onderricht in de Franse en Nederlandse taal en letteren kon een andere taal worden gekozen en er was een mogelijkheid om ook voor andere onderdelen van het curriculum dispensatie te krijgen voor dat verplichte gebruik van het Latijn.


<p>Matthias van Bree, <em>Plechtige installatie van de universiteit van Gent in het stadhuis op 9 oktober 1817</em>. Erfprins Willem Frederik luistert naar de toespraak van Ocker Repelaer van Driel, de Nederlandse minister van Onderwijs. Rechts zitten de notabelen van de stad. (Rijksmuseum, Amsterdam)</p>

Matthias van Bree, Plechtige installatie van de universiteit van Gent in het stadhuis op 9 oktober 1817. Erfprins Willem Frederik luistert naar de toespraak van Ocker Repelaer van Driel, de Nederlandse minister van Onderwijs. Rechts zitten de notabelen van de stad. (Rijksmuseum, Amsterdam)

Snel na de onafhankelijkheid, met het decreet van 31 december 1830, schafte het Voorlopig Bewind dat verplichte gebruik van het Latijn af. Opmerkelijk is dat met één pennentrek ook het onderwijs in de Nederlandse taal en letterkunde werd opgedoekt. Daarmee werd de deur geopend voor een zuiver Franstalig universitair onderwijs. Het was niet meteen duidelijk welke vorm dat moest aannemen. De toekomst van de rijksuniversiteiten was verre van zeker, maar met de organieke wet van 27 september 1835 werden wel degelijk twee rijksuniversiteiten gehandhaafd: Gent en Luik. Die van Leuven werd afgebouwd. Intussen had de grondwettelijke vrijheid van onderwijs ertoe geleid dat de bisschoppen een katholieke universiteit hadden opgericht in Mechelen. Maçonnieke, liberale milieus hadden als reactie een eigen Université Libre de Belgique (later: ‘de Bruxelles’) gesticht in de hoofdstad. Na de afbouw van de plaatselijke rijksuniversiteit verhuisde de katholieke universiteit naar Leuven. Daarmee lag grotendeels vast hoe het universitaire landschap eruit zou zien voor de komende decennia. Slechts de creatie van kleinere confessionele instituten met beperkt onderwijsaanbod (Notre Dame de la Paix in Namen en Saint-Louis in Brussel) bracht nog enige herschikking daarvan. Antwerpen kreeg toen geen universiteit en had aanvankelijke alleen handelshogescholen (het Institut Supérieur de Commerce de l’Etat en het katholieke Institut Saint-Ignace, beide opgericht in 1852). Het regeringsontwerp voor de organieke wet op de universiteiten voorzag expliciet dat het onderwijs in de universiteiten in het Frans zou worden gegeven, maar in de uiteindelijke wet was die passage geschrapt. In de uitvoeringsbesluiten van 3 december 1835 kwam ze echter weer terug. Een andere taal zoals het Nederlands kon slechts bij uitzondering worden toegestaan door de bevoegde minister.

Het Nederlands kende daarom slechts een marginale aanwezigheid in de 19de-eeuwse Belgische universiteiten. In Leuven werd meteen een cursus Nederlandse taal- en letterkunde toegewezen aan kanunnik Jan Baptist David David, Jan-Baptist
Jan-Baptist David (1801-1866) was een katholiek priester, en vanaf 1834 hoogleraar nationale taal, letterkunde en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit in Mechelen en Leuven. Hij sp... Lees meer
. Vanaf de jaren 1850 kwam er een toenemende druk om dergelijk onderwijs ook elders te voorzien. Dat was niet zo verbazend. In vele landen waren de universiteiten broeihaarden van romantisch nationalisme, vooral onder de studenten maar ook wel uit hoofde van enkele professoren. In Gent had een petitie aan de minister van het jonge Taalminnend Studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan 't Zal Wel Gaan
Lees meer
ertoe geleid dat in 1854 opnieuw een leergang Nederlandse letterkunde werd ingevoerd (met Constant Serrure Serrure, Constant P.
Constant Philippe Serrure (1805-1872) was een Gentse historicus, bibliofiel, numismaat, cultuurflamingant en filoloog. Hij was tevens hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Gent. Lees meer
en Jacob J.F. Heremans Heremans, Jacob
Lees meer
als docenten). De andere universiteiten zouden – soms met veel vertraging – volgen (met Louis Roersch in Luik, Alfons Willems Willems, Alfons
Alfons Willems (1939-1912) was hoogleraar Nederlandse letterkunde en Grieks aan de Université libre de Bruxelles. Hij stond als liberale flamingant onder meer mee aan de basis van de Brus... Lees meer
en François Rosel in Brussel, respectievelijk in de ULB en Saint-Louis), met wisselend succes slechts, maar de leergangen waren wel pleisterplaatsen voor aankomende flaminganten van diverse signatuur. Intussen werd de afwezigheid van Nederlandstalig hoger onderwijs ook ruimer aangekaart, onder meer in het kader van de Grievencommissie Vlaemsche Commissie
De Vlaemsche Commissie of Grievencommissie inventariseerde op vraag van de regering in 1856-1857 voor de eerste keer de problemen in verband met de positie van het Nederlands in België en... Lees meer
. Daarbij werd steeds vaker naar Gent gekeken om dat hoger onderwijs in het Nederlands te kunnen aanbieden. Pleidooien om iets meer ruimte te geven aan Nederlandstalige lessen, onder meer in de rechtsgeleerdheid, kregen evenwel maar zelden positieve respons.

De weerstand tegen de vernederlandsing van de universiteiten was inderdaad groot, zeker ook binnen die rechtenfaculteiten. In 1884 startte de Vlaams-katholieke Snellaertkring Snellaertkring
De Snellaertkring was een letterkundig genootschap, te Gent opgericht op 5 april 1877 door een aantal Vlaams-nationale of katholieke jongeren (onder anderen Herman de Baets, Karel Lybaer... Lees meer
in Gent een campagne voor een cursus Nederlands in de rechtenopleiding. Rector Albert Callier wees het initiatief echter van de hand: volgens Callier moest de faculteit rechtswetenschap onderwijzen, geen talen. Met de nieuwe universitaire wetgeving van 10 april 1890 en 3 juli 1891 kwam er wel een –beperkte – nieuwe opening voor het Nederlands. Er kwamen nu toch enkele praktijkgerichte Nederlandstalige keuzevakken in de rechtsfaculteiten. Vanaf 1890-1891 werd bij ministerieel besluit een facultatieve cursus Strafrecht en Strafvordering in het Nederlands aan beide rijksuniversiteiten aangeboden. Zelfs de faculteit in Luik was vragende partij. Een dergelijke cursus kwam er ook aan de ULB. Vanaf 1895 zouden magistraten in Vlaanderen bij hun benoeming hun kennis van het Nederlands immers moeten bewijzen met een officieel examen, tenzij ze het vak Strafrecht in het Nederlands hadden afgelegd. Markant feit: in Gent werden de examens voor die Nederlandstalige cursussen nog meer dan twintig jaar in het Frans afgenomen. Verder was nu een kader geschapen voor volwaardige opleidingen in de Germaanse filologie. Snel ging dat daarom niet. De ULB-sectie Germaanse filologie werd pas in 1910 opgericht. In Saint-Louis zou de oprichting daarvan zelfs moeten wachten tot 1960. Ook werden aan de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte ‘Vlaemsche Normale Secties’ opgericht om leerkrachten Nederlands op te leiden.

De Gentse optie en haar effecten

In de Vlaamsgezinde vertogen ten voordele van een volwaardig hoger onderwijs in het Nederlands werd dus vooral (zij het niet uitsluitend) gekeken naar Gent en de daar opererende rijksuniversiteit. Een sleutelrol in de vernederlandsing van de Gentse universiteit Universiteit Gent
Lees meer
was weggelegd voor de bioloog Julius Mac Leod Mac Leod, Julius
Julius Mac Leod (1857-1919) was hoogleraar plantkunde aan de Gentse universiteit en een Vlaamsgezinde progressieve liberaal. Hij was een belangrijke pleitbezorger van de vernederlandsing ... Lees meer
, die er in 1888 een aanstelling kreeg voor een nieuwe Nederlandstalige cursus Plantkunde. In 1892 stichtte Mac Leod Hooger Onderwijs voor het Volk Hooger Onderwijs voor het Volk
Hooger Onderwijs voor het Volk was de Nederlandstalige hogeschooluitbreiding van de Gentse universiteit, opgericht in 1892. Lees meer
. Hij stond aan de wieg van de – voor de totstandkoming van een Nederlandstalige wetenschapsbeoefening Wetenschap
Lees meer
niet onbelangrijke – Vlaamse  Natuur- en Geneeskundige Congressen (1897) en richtte in 1904 de studiekring Ter Waarheid Ter Waarheid
De Gentse studentenkring Ter Waarheid ontstond eind 1904 als een afsplitsing van het liberale studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan. De groep combineerde radicaal-flamingantische met maats... Lees meer
op als linkse en antiburgerlijke dissidentie van ’t Zal Wel Gaan. Gedurende zijn hele carrière verdedigde hij het Nederlands als wetenschapstaal. Geen wonder dat precies hij een eerste concreet voorstel om Gent te vernederlandsen zou uitwerken. Dat laatste werd ontwikkeld door de eerste Vlaamse Hogeschoolcommissie, die tijdens het 23ste Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congres Nederlandse Congressen
De Nederlandse Congressen waren gemeenschappelijke (culturele) ontmoetingen van Vlamingen en Nederlanders in Vlaanderen en Nederland die met onderbrekingen werden georganiseerd sinds 1849... Lees meer
in 1896 was opgericht. Verslaggever van de commissie was inderdaad Julius Mac Leod. In zijn rapport van 20 mei 1897 ontwikkelde hij een scenario dat bekend zou worden als het ‘stelsel-Mac Leod’, dat over 20 jaar een trapsgewijze (maar onvolledige) vernederlandsing van de universiteit inhield.

Als reactie tegen de plannen tot vernederlandsing werd in 1898 de Association Flamande pour la Vulgarisation de la Langue française en Flandre Association flamande pour la vulgarisation de la langue française
De Association flamande pour la Vulgarisation de la Langue française was een vereniging die ijverde voor het behoud van het Franstalige karakter van Vlaanderen. Ze was vooral in Gent acti... Lees meer
opgericht. Volgens de ‘vulgarisateurs’ bood net het Franstalig onderwijs perspectieven op sociale promotie voor de ‘lagere’ bevolkingsgroepen, niet het Nederlands. In dit gepolariseerde klimaat probeerden de geschiedkundigen Paul Fredericq Fredericq, Paul
Paul Fredericq (1850-1920) was een vooraanstaande Gentse historicus, die als de officieuze ideoloog van het liberaal flamingantisme kan worden  omschreven. Als rector van de Gentse univer... Lees meer
(oom van Mac Leod) en Henri Pirenne Pirenne, Henri
Henri Pirenne (1862-1935) was een van de invloedrijkste Belgische historici uit de 20ste eeuw. Zijn werk, met name zijn zevendelige Histoire de Belgique, reflecteerde een Belgisch-nationa... Lees meer
Vlamingen en Franstaligen te verzoenen met een voorstel voor een tweetalige universiteit. Eind 1899 leidde dit tot een breuk tussen Fredericq en Mac Leod, die de gematigde houding van de Gentse Vlaams-liberalen toeschreef aan druk vanuit de Franstalige loges. Op 14 mei 1899 boog de Academieraad zich nog over het gebruik van ‘la langue flamande’ in Gent. De tegenstanders van de vernederlandsing haalden het, maar de hevige discussies toonden aan dat de weerstand aan het afbrokkelen was.

Die weerstand tegen de vernederlandsing zorgde wel voor Vlaamse radicalisering. De Brusselse sociale wetenschapper Lodewijk de Raet De Raet, Lodewijk
Lodewijk de Raet (1870-1914) was een econoom en ambtenaar die in belangrijke mate bijdroeg aan de theorievorming over de Vlaamse beweging en deze van een sociaaleconomisch denkraam voorza... Lees meer
pleitte er nu voor dat ook de ingenieursscholen zouden worden vernederlandst. Tevens moesten er een Nederlandstalige landbouwhogeschool en opleidingen sociale- en handelswetenschappen komen. Uiteindelijk wist hij zijn voorstellen in 1909 te doen aanvaarden door de tweede Hogeschoolcommissie. Dat vormde de basis voor de campagne van de ‘ Drie Kraaiende Hanen Drie Kraaiende Hanen
De ‘drie kraaiende hanen’ was de benaming voor de drie volksvertegenwoordigers die in 1910-1911 over de partijgrenzen heen een campagne voor de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit G... Lees meer
’: de katholiek Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
, de liberaal Louis Franck Franck, Louis
De inzet van Louis Franck (1868-1937) voor de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs en de Gentse universiteit bracht hem rond 1910 op het hoogtepunt van zijn Vlaams-liberale roem.... Lees meer
en de socialist Camille Huysmans Huysmans, Camille
Camille Huysmans (1871-1968) was een Vlaamsgezinde socialistische politicus, die van 1933 tot 1940 burgemeester van Antwerpen was, tweemaal een ministerpositie bekleedde en een jaar lang ... Lees meer
. In 1910 startten de drie flamingantische boegbeelden een campagne voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Hoewel ze in een petitie meer dan 100.000 handtekeningen hadden verzameld, kwam er stevig verzet. In maart 1911 legden Van Cauwelaert, Franck en Huysmans dan toch hun wetsvoorstel neer voor de geleidelijke vernederlandsing van de universiteit. Vóór de Eerste Wereldoorlog kwam dat evenwel niet meer op de parlementaire agenda.


Het bondgenootschap van de ‘Drie Kraainde Hanen’ - Louis Franck, Camille Huysmans en Frans van Cauwelaert - dient in 1911 een eerste wetsvoorstel in voor de vernederlandsing van de Gentse Universiteit. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps7856)
Het bondgenootschap van de ‘Drie Kraainde Hanen’ - Louis Franck, Camille Huysmans en Frans van Cauwelaert - dient in 1911 een eerste wetsvoorstel in voor de vernederlandsing van de Gentse Universiteit. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps7856)

Intussen had de Vlaamse beweging aan de Leuvense universiteit al wat meer concrete resultaten geboekt, al was een volwaardig Nederlandtalig onderwijs nog niet in zicht. Een sterke flamingantische studentenbeweging speelde daarbij een grote rol, net als in de andere universiteiten overigens. In de jaren 1880 kwamen steeds meer studenten van kleinburgerlijke huize naar Leuven. Hun omgangstaal was het Nederlands en zij leverden het voetvolk voor een volwaardige uitbouw van een Vlaams studentenleven te Leuven. Dat leidde onder meer in 1902 tot de oprichting van een eigen studentenkoepel: het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond
Lees meer
(KVHV). Uiteraard vonden de teksten van de Hogeschoolcommissies in die kringen ruim weerklank. Bij de Leuvense academische overheid lag dat anders. In de Instructions van 1906 verklaarde het Belgische episcopaat dat het Nederlands niet geschikt was voor het hoger onderwijs (zie Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
). De superieure taak van een universiteit vereiste immers dat men zich van een internationale taal bediende. Al snel bleek dat die lijn niet zonder meer vol te houden was. In mei 1909, bij de viering van de vijfenzeventigste verjaardag van de universiteit, verstoorden de Vlaamse studenten de feestelijkheden met betogingen voor de vernederlandsing van het onderwijs. Onder druk van de Vlaams-katholieke opinie en uit vrees dat door een mogelijke vernederlandsing van Gent een (moeilijk te schatten) aantal Vlaamse studenten de Leuvense universiteit voor een niet-katholieke universiteit zou verlaten, besloten de bisschoppen in 1911 in iedere faculteit twee colleges te splitsen. Het stond de studenten vrij om deze colleges te volgen en de examens af te leggen in de taal naar hun keuze. In 1911 waren er in Leuven twaalf 'Vlaamse' colleges.

Van de Flamenpolitik tot de definitieve vernederlandsing van Gent

De gebrekkige politieke resultaten van een levensbeschouwelijke verdeelde Vlaamse beweging maakte dat heel wat studenten zich reeds vóór de Eerste Wereldoorlog van de klassieke partijpolitiek afkeerden en verder radicaliseerden in hun nationalistische eisen. In mei 1914 verscheen het eerste nummer van De Bestuurlijke Scheiding De Bestuurlijke Scheiding
Het Gentse weekblad De Bestuurlijke Scheiding pleitte tijdens zijn kortstondige bestaan in de maanden vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog voor het federalisme en voor de opricht... Lees meer
, een anti-Waals, anti-Belgisch en anti-Frans geïnspireerd maandblad uit het studentenmilieu rond Mac Leod, dat nu ijverde voor een administratieve scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië. Een van de actiefste redacteurs was biologiestudent Marcel Minnaert Minnaert, Marcel
De vrijzinnige flamingant en Groot-Nederlander Marcel Minnaert (1893-1970) was ook een overtuigde links-radicaal en (atoom)pacifist. Vanaf het begin van de jaren 1920 tot zijn emeritaat a... Lees meer
, een leerling van Mac Leod. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was Minnaert ervan overtuigd dat samenwerking met de Duitse bezetter noodzakelijk was voor de vernederlandsing van de universiteit. Hij werd een van de prominente figuren binnen Jong-Vlaanderen Jong-Vlaanderen (1914-1918)
Jong-Vlaanderen (1914-1918) was een in Gent opgerichte activistische drukkingsgroep, die tijdens de Eerste Wereldoorlog een radicaal Vlaams-nationalistisch en anti-Belgisch politiek progr... Lees meer
, de activistische en pan-Germaanse organisatie die in oktober 1914 werd opgericht. Hij zou op zijn wenken bediend worden of zo leek het toch. Minnaert werd immers docent aan de nieuwe Vlaamsche Hoogeschool, die op 24 oktober 1916 als onderdeel van de Duitse Flamenpolitik Flamenpolitik
Met het begrip ‘Flamenpolitik’ wordt verwezen naar de politiek die de Duitse bezetter voerde ten aanzien van de Vlaamse beweging tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Sommige aute... Lees meer
was geopend. De Vlaamsche Hoogeschool werd beter bekend als de Von Bissinguniversiteit Von Bissinguniversiteit
Lees meer
(naar de Duitse gouverneur-generaal) en was een van de iconen van het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
, de Vlaamsgezinde collaboratie met de Duitse bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog. In totaal werden 43 professoren benoemd aan het instituut, onder wie 25 Belgen. Ook zes professoren van de oude Université de Gand maakten de overstap. Het activistische avontuur trok in de eerste plaats vrijzinnigen aan, maar ook figuren uit de katholieke Vlaamse studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
als Lodewijk Dosfel Dosfel, Lodewijk
Lodewijk Dosfel (1881–1925) was een jurist die in de Vlaamse beweging bekendheid verwierf door zijn engagement in de Vlaamse katholieke studentenbeweging en in de campagne voor Vlaamse ta... Lees meer
en Reimond Speleers Speleers, Reimond
Lees meer
. Peter Hoffmann, die sinds 1882 verbonden was aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte, werd rector.


Op 21 oktober 1916 droeg de Duitse gouverneur-generaal Moritz von Bissing de Vlaamsche Hogeschool plechtig over aan de academische overheid. (Universiteitsbibliotheek Gent)
Op 21 oktober 1916 droeg de Duitse gouverneur-generaal Moritz von Bissing de Vlaamsche Hogeschool plechtig over aan de academische overheid. (Universiteitsbibliotheek Gent)

Door hun collaboratie isoleerden de activistische minderheid zich echter van de meerderheid van de Vlaamse bevolking die België trouw bleef. Die collaboratie zou de vraag voor Nederlandstalig hoger onderwijs voor jaren achteruit dringen. Bij de bevrijding van het land ging de Von Bissing-universiteit onverbiddelijk dicht en werd de Franstalige universiteit stante pede hersteld. Maar kon men zomaar terug naar de situatie van vóór 1914? Toch niet helemaal. In zijn troonrede van 22 november 1918 erkende Koning Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
het recht van de Vlamingen op een Nederlandstalige universiteit. Aan de Gentse universiteit viel de troonrede in slechte aarde. Op 28 december 1918 stemde de Academieraad bijna unaniem een reflectietekst over de kwestie. In zijn toespraak had Albert gesteld dat het aan de nieuwe wetgever was om veranderingen aan te brengen in het taalregime, maar volgens het universiteitsbestuur kon daar geen sprake van zijn. Het was, zo ging de redenering, in het belang van België zelf dat de universiteit Franstalig bleef.

In die context kregen vanuit diverse hoeken (wets)voorstellen vorm om in Gent de Franstalige alma mater te vrijwaren door ernaast een nieuwe, aparte Vlaamse universiteit te stichten, hetzij in Gent zelf, hetzij elders, bijvoorbeeld in Antwerpen. Die voorstellen stonden dan tegenover de scenario’s om toch te gaan naar een vernederlandsing van de Gentse rijksuniversiteit zelf. In 1922 bereikte de strijd een hoogtepunt met de parlementaire debatten rond de nieuwe voorstellen voor de vernederlandsing van Gent. Op 19 oktober van dat jaar keurde de Kamer een wetsvoorstel goed voor een geleidelijke invoering van het Nederlands. De tegenstanders van dit voorstel richtten daarop de Ligue nationale pour la Défense de l’Université de Gand et de la Liberté des Langues op. Een maand na de stemming kwam er in Gent een demonstratie tegen de vernederlandsing. Deze befaamde ‘paardenvijgenstoet’ mobiliseerde heel wat Gentse politici, notabelen, industriëlen en handelaars, burgerlijke sociëteiten, professoren en studenten, die door Vlaamsgezinde tegenbetogers met uitwerpselen werden bekogeld. Uiteindelijk werd het wetsvoorstel niet aanvaard door de Senaat. In juli 1923 bereikten de regeringspartijen een halfslachtig compromis. Met de wet- Nolf Nolf, Pierre
Pierre Nolf (1873-1953) was minister van Kunsten en Wetenschappen. Hij gaf zijn naam aan de zogenaamde Nolf-barak, de scheldnaam voor de gedeeltelijke vernederlandsing op zijn initiatief... Lees meer
werd de universiteit verdubbeld in een Nederlandstalig en een Franstalig deel. In de Nederlandstalige afdeling moest men twee derde van de vakken in het Nederlands volgen en één derde in het Frans, in de Franstalige afdeling het omgekeerde. Door de invoering van de tweetaligheid Tweetaligheid
Lees meer
moesten de Nederlandsonkundige professoren in Gent voor hun cursussen in de Nederlandstalige afdeling vervangen worden. In oktober 1923 werden zo zestien nieuwe hoogleraren benoemd. De wet met haar halfslachtig systeem stelde echter niemand tevreden.

In het najaar werd in Gent ook de École des Hautes Études Ecole des Hautes Etudes
De Ecole des Hautes Etudes werd in 1923 door de francofone elite gesticht als reactie tegen de vernederlandsing van de Gentse rijksuniversiteit. Lees meer
opgericht. Voor elke Nederlandstalige cursus bood deze school een Franstalig alternatief aan. De opening veroorzaakte opnieuw heftig tumult, terwijl de opening van de ‘Nolf-barak’ in mineur was verlopen. Zowel het Gentse stadsbestuur, de Franstalige studenten, alsook het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond
Het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond (AVHV) was een overkoepeling voor Vlaamsgezinde studentenverenigingen van verschillende universiteiten, gesticht door Leuvense en Gentse Vlaamse... Lees meer
(AVHV) en KVHV bleven weg. Die laatsten hadden succesvol opgeroepen tot een boycot van het halfslachtige systeem. In 1929 ging het rooms-blauw kabinet Henri Jaspar Jaspar, Henri
Henri Jaspar (1870-1939) was een Brusselse katholieke politicus die een oplossing wilde voor de Vlaamse kwestie. Lees meer
er uiteindelijk toe over de universiteit volledig te vernederlandsen. Een jaar eerder hadden 83.000 flaminganten in Antwerpen op de onverkiesbare activist August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
gestemd (zie Bormsverkiezing Bormsverkiezing
De Bormsverkiezing – de verkiezing van de onverkiesbare, in de gevangenis verblijvende ex-activist August Borms tot Kamerlid bij tussentijdse verkiezingen in 1929 – was een politiek feit ... Lees meer
). Toen de Vlaams-nationalisten ook de parlementsverkiezingen van 1929 wonnen, konden de traditionele partijen niet langer om hun taaleisen heen. Bovendien kwam in 1930 het Belgisch eeuwfeest eraan en daarvoor wilde men communautaire rust. De regering-Jaspar diende in 1929 een wetsontwerp in voor de volledige vernederlandsing, mits overgangsmaatregelen weliswaar, evenals het behoud van een Franstalige École des Hautes Études. Een vlot besluitvormingsproces kwam er geenszins. Weerwerk uit Franstalig-liberale hoek leidde zelfs tot een regeringscrisis. Jaspar werd evenwel opnieuw premier (van een identieke regering zelfs) en kreeg in 1930, na een moeizame procedure, zijn ontwerp toch met een grote meerderheid gestemd in Kamer en Senaat.


Affiche ter promotie van de Nederlandstalige Rijksuniversiteit Gent, 1930. (ADVN, VFB702)
Affiche ter promotie van de Nederlandstalige Rijksuniversiteit Gent, 1930. (ADVN, VFB702)

In 1930 werd August Vermeylen Vermeylen, August
August Vermeylen (1872-1945) was een schrijver, literatuur- en kunsthistoricus, en socialistisch senator. In het tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan hij de leiding had, publiceerde hij ... Lees meer
rector van de Nederlandstalige Rijksuniversiteit Gent. In zijn inaugurale rede riep hij de studenten op tot verdraagzaamheid, maar dat was echter buiten een harde kern radicale Vlaams-nationalistische studenten gerekend die de plechtigheid verstoorden. Weer andere Vlaams-nationalistische studenten hadden de gewezen activist Reimond Speleers Speleers, Reimond
Lees meer
uitgenodigd voor een alternatieve openingszitting. Daar werd ‘1930’ niet verbonden met De Raet en Mac Leod, maar met ‘1916-1918’. Met de vernederlandsing van de universiteit kwam er aan de polarisatie dus geen einde. De Vlaams-nationalistische studenten beschouwden Vermeylen als een verrader en de als ‘ franskiljons Franskiljon
'Franskiljon' is in het traditionele flamingantische discours de benaming van een voorstander en bevorderaar van de verfransing in Vlaanderen. Het begrip kenmerkt iemand die overtuigd is ... Lees meer
’ beschouwde hoogleraren boden nog steeds concurrerend onderwijs aan in de École des Hautes Études. Op 15 oktober 1930 had minister Maurice Vauthier de cumul echter verboden en Vermeylen moest de ‘cumulards’ onder druk zetten om hun ambt op te geven: enkel de kunsthistoricus Georges Hulin de Loo Hulin de Loo, Georges
Georges Hulin de Loo (1862-1945) was een hoogleraar en kunsthistoricus die zich ontpopte als een hevige tegenstander van de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent. In december 193... Lees meer
bleef weigeren. Incidenten met Vlaamsgezinde studenten tijdens zijn college waren de aanleiding tot een politieke crisis. De liberale regeringsleden keerden zich tegen hun partijgenoot Vauthier en het cumulverbod. Uiteindelijk slaagde Vermeylen erin een compromis te bereiken. De relschoppers werden veroordeeld, de hoogleraar werd geschorst en ging met emeritaat. In 1933 sloot August Vermeylen zijn rectoraat af. De onheilsvoorspellingen over de leegloop van de universiteit waren niet uitgekomen. Nieuwe cohorten Vlaamse studenten – vooral uit Leuven overgekomen – vingen de daling van het aantal Franstalige en buitenlandse inschrijvingen op. De Gentse universiteit werd minder internationaal en meer katholiek en Vlaams-nationalistisch. In het hooglerarenkorps maakte de oude breuklijn tussen liberalen en katholieken plaats voor een generatiekloof, een schisma rond de taal en een mentaliteitsverschil. Nederlandsonkundige professoren werden vervangen door nieuwe Nederlandstalige docenten.

Leuven en Brussel: een geleidelijke groei van het Nederlands als onderwijstaal

Terwijl de strijd voor de algehele vernederlandsing van Gent werd gevoerd, zette men in Leuven de verdubbelingsbeweging die al vóór de oorlog bescheiden was aangevat hortend verder. Tussen 1921 en 1923 werden nog 36 colleges verdubbeld. Een duizendtal studenten van de 1600 uit de Vlaamse provincies volgde in 1923 de Nederlandse colleges. Er was oppositie van enkele Walen, maar vooral van Franstalige leden van het professorenkorps, onder de Leuvense bevolking en in het land. Bovendien bevond de universiteit zich in een moeilijke financiële positie. Ze kreeg nog geen staatstoelagen en het beschikbare geld werd prioritair aangewend voor het herstel van de oorlogsschade. Het was materieel onmogelijk om voor het Nederlandstalig stelsel een tweede professorenkorps te salariëren. De halfslachtige vernederlandsing van Gent in juli 1923 hielp overigens niet. Het AVHV riep met succes een boycot uit van de zogenaamde Nolf-barak. Vermits Gent daardoor aantrekkingskracht verloor, viel ook de vrees voor de concurrentie van een Vlaamse rijksuniversiteit grotendeels weg.

Het gevolg was dat in Leuven het tempo van de vernederlandsing na 1923 vertraagde. De combattieve anti-Vlaamse reactie van Franstalige en patriottische zijde, de als onrechtvaardig ervaren behandeling van een aantal oud-activisten en de lijdensweg van de vernederlandsing van de Gentse universiteit in het parlement leidden tot een radicalisering bij de Vlaamse studenten te Leuven. Het grootste deel van de Vlaamse studentenbeweging Studentenbeweging
Lees meer
was intussen gewonnen voor een politiek nationalisme met een sterk anti-Belgische inslag. De nationalistische koers van het KVHV gaf in toenemende mate aanleiding tot spanningen met de Franstalige studenten. Het neerschieten van een Vlaamse door een Waalse student in april 1924 was het begin van een escalatie die de Vlaamse studenten zwaar in conflict bracht met de academische overheid. Tijdens het academiejaar 1924-1925 kwam het tot een openlijke revolte. Meerdere Vlaamse studentenleiders werden van de universiteit gezonden. Toen in februari 1925 het KVHV de Vlaamse bevolking opriep om de jaarlijkse kerkcollecte ten voordele van Leuven te boycotten ‘zolang deze een oorlogswapen tegen Vlaanderen’ bleef, kwam het Verbond rechtstreeks met de bisschoppen in conflict. Het KVHV werd door rector Ladeuze Ladeuze, Paulin
Paulin Ladeuze (1887-1940) was een priester, hoogleraar en tussen 1909 en 1940 rector van de Leuvense universiteit. Onder externe druk richtte hij tussen 1911 en 1935 naast Franstalige oo... Lees meer
ontbonden. Praktisch had deze maatregel weinig resultaat vermits het KVHV feitelijk toch bleef bestaan.


Het bestuur van het KVHV-Leuven 1923-1924, met vooraan in het midden Verbondspreses Gerard Iserbyt. Het neerschieten van Berten Vallaeys, hier te zien op zijn ziekbed (medaillon), was het begin van een escalatie die leidde tot de Vlaamse studenterevolte van 1924-1925 en het wegsturen van een aantal KVHV-kopstukken. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)
Het bestuur van het KVHV-Leuven 1923-1924, met vooraan in het midden Verbondspreses Gerard Iserbyt. Het neerschieten van Berten Vallaeys, hier te zien op zijn ziekbed (medaillon), was het begin van een escalatie die leidde tot de Vlaamse studenterevolte van 1924-1925 en het wegsturen van een aantal KVHV-kopstukken. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)

Een officiële vereniging kwam de studenten in hun strijd voor de vernederlandsing helpen. In oktober 1924 richtte hoogleraar Pieter-Jozef Sencie Sencie, Pieter-Jozef
Pieter-Jozef Sencie (1865-1941) was als classicus verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij was actief in de katholieke Vlaamse studentenbeweging en was de stichter en eerste v... Lees meer
de Vlaamse Leergangen te Leuven op, waarvan de jurist Emiel van Dievoet Van Dievoet, Emiel
Lees meer
vanaf het begin de kernfiguur was. In nauwe samenwerking met de rector wilden de Vlaamse Leergangen niet alleen de colleges maar het hele universitaire leven vernederlandsen en tegelijk de financiële druk op de universiteit verlichten, opdat deze rem op de vernederlandsing zou wegvallen. De voornaamste betrachting was om tot een volwaardige Vlaamse afdeling te komen. De eerste jaren waren eerder ontgoochelend. Hoewel de vereniging genoeg geld bijeenbracht, was het duidelijk dat Ladeuze door zijn onverschilligheid de vernederlandsing in sterke mate afremde. Omstreeks 1930 leek de toestand ellendig: Nederlandstalige inschrijvingskaarten en 26 vernederlandste colleges waren de enige resultaten van zes jaar werking. De leiders van de Vlaamse Leergangen waren erg ontmoedigd. De Franstaligen verweten hun een flamingantische drukkingsgroep in de universiteit te zijn. De Vlaams-nationalisten beschuldigden hen ervan het behoud van een verouderd systeem, namelijk een Franse universiteit met een zeker aantal Vlaamse colleges, in de hand te werken.

De vernederlandsing van de Gentse rijksuniversiteit In 1930 maakte dat er wel weer concurrentie kwam voor Leuven. De bisschoppen zagen in dat er dringend iets moest worden gedaan. Op verzoek van de Vlaamse Leergangen te Leuven benoemde aartsbisschop Van Roey Van Roey, Ernest-Joseph
Ernest-Joseph van Roey (1926-1961) was Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen. Hij aanvaardde geleidelijk de onvermijdelijkheid van een eentalig Vlaanderen en bestreed het Vlaams-nationalis... Lees meer
een adviescommissie die de rector en de bisschoppen bij de volledige uitbouw van Nederlandse opleidingen zou begeleiden. De commissie kon teruggrijpen naar de plannen die de Vlaamse Leergangen sinds 1925 klaar had liggen. Bovendien kreeg de universiteit sinds 1930 staatssteun. Het ging nu snel. In 1932 werden 103 colleges gesplitst en ongeveer 70 nieuwe hoogleraren werden aan de Vlaamse afdeling verbonden. De versnelde taalsplitsing, het vertrek van een aantal radicaal nationalistische studenten naar Gent en de benoeming van de uitgesproken Vlaamsvoelende vice-rector Mgr. Karel Cruysberghs Cruysberghs, Karel
De Antwerpse priester Karel Cruysberghs (1891-1976) speelde als algemeen proost van het Jeugdverbond voor Katholieke Actie een rol als bemiddelaar in het conflict met het AKVS eind jaren ... Lees meer
droegen bij tot een ontdooiing in de betrekkingen tussen het KVHV en de academische overheid. Toen men in 1934 terugkeek op de afgelegde weg kon men enkel besluiten dat er in korte tijd veel tot stand gekomen was. Vóór 1924 bestonden er zestig Nederlandstalige colleges, vóór 1930 kwamen er 26 bij. In 1935 was het grootste deel van de colleges gesplitst. Het bleef nu lange tijd rustig in Leuven.

Dit was precies het ogenblik waarop het dossier van de Nederlandse leergangen in Brussel weer in beweging kwam. De eigenlijke doorbraak kwam er voor de ULB ten gevolge van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in rechtszaken. Deze maakte het gerechtelijk ambt in Vlaanderen alleen nog toegankelijk voor wie het doctoraal examen had afgelegd in het Nederlands. Naar aanleiding daarvan besliste het ULB-bestuur in 1935 tot de inrichting van een echte Nederlandstalige opleiding. Vanaf het academiejaar 1935-1936 ging men over tot de stapsgewijze verdubbeling van de doctoraten rechtsgeleerdheid. Saint-Louis, waar sedert 1890 een kandidatuur in de rechtsgeleerdheid bestond, volgde ook. In 1936 dook het idee van een ‘section flamande’ op en in 1937 volgde de formele beslissing daartoe. Wat de ULB betreft, moest er verder een kandidaatsopleiding komen (die ressorteerde toen nog onder de niet verdubbelde faculteit letteren en wijsbegeerte) om in oktober 1938 de eerste Vlaamse atheneumleerlingen te kunnen ontvangen, die door de wet van 1932 hun hele schooltijd uitsluitend in het Nederlands hadden doorlopen. Medio 1938 werd daarom de principiële optie genomen om ook de kandidaturen voorbereidend op de doctoraten rechten te verdubbelen. Dat proces verliep echter langzaam. Vanaf het academiejaar 1938-1939 werd een beperkt aantal juridische vakken op kandidatuursniveau in het Nederlands gegeven. De fundamenten van een eerste volwaardige Nederlandstalige opleiding waren echter wel gelegd.

De Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
vormde een specifiek intermezzo in de verdubbelingsgeschiedenis. Zoals bekend, sloten de Belgische universiteiten in 1940 hun deuren niet. In het belang van de studenten wilden de academische overheden onderwijs blijven verstrekken. Het bestaande onderzoek inzake Saint-Louis tijdens de bezetting zegt niets over eventuele implicaties daarvan voor de jonge ‘section flamande’. Voor de ULB is het verloop beter gekend. Het open houden van de universiteit werd steeds problematischer omdat de Duitse bezetter eigen plannen had voor de ULB, met name deze laatste omvormen tot ‘ein germanisch-deutsches Bollwerk gegen Westeuropa’. Met dat hoofddoel voor ogen trachtte de bezetter aanhangers van de Nieuwe Orde in het academisch corps te laten opnemen. In dat licht poogden zij ook de verdubbeling aan te moedigen. De academische overheid besliste tot de volledige verdubbeling van de voorbereidende kandidatuur voor de rechtsopleiding en in juli 1941 werd zelfs het beginsel van een verdubbeling van de hele universiteit aanvaard. Bij de aanvang van het academiejaar 1941-1942 werd een begin gemaakt met de introductie van Nederlandse cursussen in andere faculteiten. De bezetter slaagde er echter niet in om de Vlaamse ULB'ers met deze 'geschenken' op zijn hand te krijgen: de Vlaamse studenten bleven de Nieuwe Orde resoluut afwijzen. De eigenhandige Duitse benoeming in de Nederlandstalige kandidaturen van drie Vlaamse collaborateurs die de raad van beheer nog maar pas had afgewezen, leidde tot een ondubbelzinnige breuk met de politiek van het minste kwaad. De beheerraad besliste op 25 november 1941 om de ULB te sluiten. De studenten werden opgevangen door andere universiteiten, maar konden te Brussel nog wel clandestiene cursussen volgen.


De beheerraad van de Université Libre de Bruxelles (ULB) besliste op 25 november 1941 om de universiteit te sluiten nadat de Duitse militaire overheid eigenhandig enkele Vlaamse collaborateurs had aangesteld binnen het academisch corps. (CegeSoma, 272099)
De beheerraad van de Université Libre de Bruxelles (ULB) besliste op 25 november 1941 om de universiteit te sluiten nadat de Duitse militaire overheid eigenhandig enkele Vlaamse collaborateurs had aangesteld binnen het academisch corps. (CegeSoma, 272099)

Meteen na de bevrijding werd de universiteit heropend. Hoewel de Vlaamse ULB'ers niet met de bezetter hadden samengewerkt, was de naoorlogse houding tegenover de verdubbeling toch ambigu. De raad van beheer richtte een studiecommissie op rond de problematiek. Verscheidene leden vonden verdere verdubbeling noodzakelijk. Anderen vonden de (dure) operatie nutteloos. Men adviseerde alleen gunstig over de vervollediging van de Nederlandstalige opleiding in de rechten. De raad zou die adviezen grotendeels opvolgen. De beslissing van 1941 over de faculteit rechtsgeleerdheid, een logisch gevolg van de optie van 1938, werd begin 1946 bekrachtigd. De raad van beheer kwam echter terug op de principiële beslissing tot algehele verdubbeling. Slechts enkele cursussen in de marge werden alsnog verdubbeld. In 1951 studeerde de eerste lichting juristen af die een volledige opleiding in het Nederlands had genoten.

Naoorlogse expansie en democratisering: verdere verdubbeling en nieuwe universiteiten

In de jaren 1950 kwam er opnieuw beweging in de taaldossiers van de universiteiten van Brussel en Leuven. Twee elementen liepen daarbij door elkaar. Enerzijds was er duidelijk de impact van de universitaire expansie annex democratisering: die trok zich in de loop van de jaren 1950 op gang (nadat men al een democratiseringsbeweging op secundair niveau had kunnen vaststellen) en veranderde het universitaire landschap zeer drastisch in de loop van de jaren 1960, al was het maar door de inhaalbeweging wat betreft de participatiegraad van jongeren in Vlaanderen. Anderzijds werd de gevoeligheid voor en verzet tegen verfransingsverschijnselen, onder meer in Vlaams-Brabant, weer geleidelijk groter (men denke aan Vlaamse consternatie rond de in 1954 gepubliceerde resultaten van de talentelling van 1947). Dat moest gevolgen hebben voor de universiteiten in Brussel en Leuven. Intussen zou ook Antwerpen zich een nieuwe, belangrijke speler aanmelden in het universitaire debat en begon ook de roep in Limburg en West-Vlaanderen voor eigen universitair onderwijs steeds luider te klinken.


Een overvol perron in het station van Leuven tijdens de wekelijkse uittocht van studenten op vrijdagavond, 1958. Na de Tweede Wereldoorlog kende het hoger onderwijs een enorme groei. (Universiteitsarchief KU Leuven)
Een overvol perron in het station van Leuven tijdens de wekelijkse uittocht van studenten op vrijdagavond, 1958. Na de Tweede Wereldoorlog kende het hoger onderwijs een enorme groei. (Universiteitsarchief KU Leuven)

De havenstad had aanvankelijk dus slechts twee op handel gerichte écoles spéciales. Hoewel deze van bij de start het Frans als voertaal hadden, nam de belangstelling voor het Nederlands er langzaam toe. De rijksinstelling mocht vanaf 1872 een cursus Nederlands organiseren en in 1881 hervormde het Institut Saint-Ignace haar opleiding waarbij er eveneens meer aandacht ging naar de studie van de Nederlandse taal. Ook ontstonden er studentenverenigingen die zich engageerden voor de vernederlandsing van het Antwerpse hoger onderwijs Hoger onderwijs in Antwerpen
In Antwerpen klonk vanaf de tweede helft van de 19de eeuw herhaaldelijk de eis om een Vlaamse universiteit. In de jaren 1950 herwon dit pleidooi aan kracht, wat leidde tot de stichting va... Lees meer
. In 1917 hadden activisten getracht de handelshogescholen te vernederlandsen, maar uiteindelijk zou de Sint-Ignatius Handelshogeschool pas in 1930 een Nederlandstalige afdeling oprichten. De rijkshandelshogeschool volgde twee jaar later. Wel behielden beide instellingen hun Franstalige sectie. Naast deze handelshogescholen huisvestte Antwerpen halverwege de 20ste eeuw nog verschillende instellingen voor hoger onderwijs en onderzoeksinstellingen, maar desondanks beschikte de metropool niet over een echte universiteit. Dergelijke creatie werd nu en dan wel bepleit, onder meer in de vroege jaren 1920 in een poging om zo de vernederlandsing van Gent af te wenden, maar een kentering zou er pas komen tijdens de jaren 1950.

Aan de hand van een manifest vroegen gouverneur Richard Declerck Declerck, Richard
Richard Declerck (1899-1986) was een Brugse advocaat die later gouverneur van Antwerpen werd en binnen de socialistische beweging een brede en Vlaams geïnspireerde culturele visie verspre... Lees meer
, Etienne Dhanis, Émile Cornez en Charles-Marie Himmer in 1954 het universitair statuut aan voor de handelshogescholen van Antwerpen en Bergen. Volgens hen was dit in het belang van de jeugd, de ontwikkeling van de respectieve regio’s en de nationale welvaart. Drie jaar later pleitte Jan Gillis Gillis, Jan
Jan Gillis (1893-1978) was hoogleraar scheikunde aan en rector van de UGent. Hij zette zich in voor de vernederlandsing van het wetenschappelijk leven in Vlaanderen. Lees meer
, rector van de rijksuniversiteit Gent, op de jaarvergadering van het Vlaams Economisch Verbond Vlaams Economisch Verbond
Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) is een Vlaamsgezinde belangengroep en patronale organisatie, die werd opgericht in 1926. Tijdens het interbellum zette het VEV zich in voor algemeen ec... Lees meer
(VEV) voor de oprichting van een Antwerpse universiteit. Vervolgens nam de socialistische burgemeester Lode Craeybeckx Craeybeckx, Lode
Lode Craeybeckx (1898-1976) was een socialistische politicus, die zich in zijn jeugd engageerde in het activisme tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hoewel hij later afstand nam van het radic... Lees meer
de rol van voorvechter op zich. Op 20 maart 1958 diende hij samen met de Antwerpse volksvertegenwoordigers Frans Detiège Detiège, Frans
Lees meer
en Frans Grootjans Grootjans, Frans
Frans Grootjans (1922-1999) was een Vlaamsgezind liberaal politicus en journalist, die in 1966 minister werd in de regering Vanden Boeynants-De Clercq en aan de basis lag van een formele ... Lees meer
(een socialist en een liberaal), beiden alumni van de rijkshandelshogeschool, een wetsvoorstel in voor de oprichting van een universiteit in zijn stad. Hoewel het voorstel na de verkiezingen van datzelfde jaar verviel, bracht het de Antwerpse zaak meer op de voorgrond. Craeybeckx maakte er de volgende jaren zijn politiek stokpaardje van. Hij kreeg hierin de steun van allerlei sociale, economische en culturele groeperingen. In 1960 werden naar aanleiding van deze strijd ook het Comité voor de Uitbreiding van het Hoger Onderwijs in Vlaanderen (met Craeybeckx als voorzitter) en het Studentenactie-Comité Universiteit Antwerpen (STAKUA) opgericht.

Ook in Limburg en West-Vlaanderen roerde er iets. Beleidsmakers en onderwijsexperts wezen erop dat de participatiegraad van jongeren aan universitair onderwijs in beide provincies tot de helft lager lag dan het landelijke gemiddelde. Een eigen aanbod aan universitair onderwijs moest daaraan verhelpen. Zowel in Limburg Limburg
Lees meer
als in West-Vlaanderen West-Vlaanderen
Lees meer
groeide het provinciebestuur uit tot een belangrijke promotor van deze ambitie. Regionaal georganiseerd hoger onderwijs paste namelijk in de grote plannen van economische reconversie en ontwikkeling van beide voornamelijk agrarische provincies. Een sterke bondgenoot voor hun onderwijseisen vonden de twee provincies in de lokale kerkelijke overheid. Een geografische spreiding van het hoger onderwijs leek voor de Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
immers een interessant middel tot volksverheffing. In West-Vlaanderen beschikte bisschop Emiel Jozef de Smedt De Smedt, Emiel Jozef
Emiel Jozef de Smedt (1909-1995) was een bisschop van Brugge die de Vlaamse zaak genegen was. Hij speelde een belangrijke rol bij de splitsing van de Leuvense universiteit. Lees meer
bovendien over een bijkomend argument. Daar waar de Limburgse jongeren toch vooral naar de katholieke universiteit in Leuven trokken, lag West-Vlaanderen pal binnen de invloedsfeer van de te vrijzinnig geachte Gentse Rijksuniversiteit. In 1962 drukten de Belgische bisschoppen de ambitie uit het katholiek universitair onderwijs uit te breiden naar Antwerpen, Brugge, Namur, Brussel, Mons en Hasselt. Nochtans werd voor Hasselt geen onmiddellijke vestiging van nieuwe instellingen voorzien. Deze werd afhankelijk gemaakt van de verdere industriële ontwikkeling van de provincie.

Intussen waren in Leuven de betrekkingen tussen de Vlaamse en Franstalige gemeenschap weer langzaam gaan verzuren. Ondanks de vrijwel volledige splitsing van alle colleges, de administratieve tweetaligheid, het groeiende aantal Vlaamse professoren en een nagenoeg exclusief Nederlandstalig technisch personeel, hadden veel Vlamingen de indruk dat de Leuvense instelling ‘een Franstalige universiteit met Vlaamse Leergangen’ was gebleven. De Franstalige studenten gaven de toon aan en toonden zich zeer bewust van hun sociaal en cultureel overwicht. Het leven in de meeste academische organen verliep nog steeds bijna uitsluitend in het Frans, al was het maar omdat heel wat Franstalige professoren zelfs geen passieve kennis van het Nederlands bezaten. In Brussel, waar de verdubbeling van het onderwijsaanbod veel minder ver was gevorderd, diende de problematiek zich enigszins anders aan. Met de onderwijsdemocratisering, welke zich onder meer had vertaald in een inhaalbeweging van het rijksmiddelbaar onderwijs in Vlaanderen (een belangrijk aspect van de schoolstrijd) en in een nood aan leerkrachten voor deze niet-confessionele scholen, zag de ULB voor zichzelf een specifieke rol weggelegd: die zou zich vertalen in het opstarten van nieuwe Nederlandstalige opleidingen die aanvankelijk vooral op onderwijsberoepen waren gericht of andere kaders. Een belangrijke impuls ging daarbij uit van Paul de Groote, voorzitter van de raad van beheer. Onder zijn impuls stichtten prominente vrijzinnigen in 1955 de Vereniging voor Nederlandstalig Vrijzinnig Hoger Onderwijs Vereniging voor Nederlandstalig Vrijzinnig Hoger Onderwijs
De VNVHO was een drukkingsgroep die zich inzette voor de uitbreiding van de Nederlandstalige gemeenschap aan de Université libre de Bruxelles en de oprichting van de Vrije Universiteit Br... Lees meer
(VNVHO) om de uitbreiding van de Nederlandstalig opleidingen aan de ULB te bevorderen. Het werd dé spilorganisatie die financiële middelen verzamelde voor de splitsing van de cursussen.

De rectoren die de ULB van 1956 tot 1962 leidden – Henri Janne en Walter de Keyser – waren de Vlaamse verzuchtingen gunstig gezind. Naast de eerder vermelde vrijzinnige motieven speelden voor hen ook meer pragmatische overwegingen van concurrentie en subsidieverwerving. Naarmate de universitaire expansie grotere proporties aannam en de participatiegraad van de Vlamingen begon te stijgen, kregen de financiële motieven een fundamentele betekenis: tweeledigheid werd voor de overheid immers een steeds belangrijker criterium in de toekenning van staatstoelagen aan de vrije universiteiten. Dat werd al in die termen gesteld naar aanleiding van de wet van 1960 en het zou een nog veel wezenlijker onderdeel vormen van de wet van 1965. De pariteit van de subsidies voor de ULB met die voor de intussen al volledig verdubbelde KUL hing daarvan af. Voor de Vlamingen zou dit natuurlijk een essentieel argument worden. Dat betekent echter niet dat iedereen evenveel haast had met de verdubbeling zelf. Vlot en gestructureerd verliep deze allesbehalve. Pas in 1961 richtte de raad van beheer in haar midden een verdubbelingscommissie op, maar deze wist de verdubbeling geen planmatig karakter te geven. Daar stond tegenover dat de Vlaamse ULB'ers steeds meer aandrongen op spoed, op de aanstelling van echt Nederlandstalige professoren en op lagere inschrijvingsgelden. Zij toonden zich ook steeds minder bereid om de ULB nog te zien als een Franstalige universiteit met ‘faciliteiten’ voor de Nederlandstaligen. In plaats daarvan wilde men een tweetalige universiteit met gelijkwaardige afdelingen.


Stoet der togati, een jaarlijkse traditie bij de opening van het nieuwe academiejaar in Leuven, 1958. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)
Stoet der togati, een jaarlijkse traditie bij de opening van het nieuwe academiejaar in Leuven, 1958. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)

Toen in 1960 en 1965 de expansiewetten voor de universiteiten werden gestemd, konden zij niet anders dan in wisselwerking treden met de taalwetgeving die precies in die jaren ingrijpend veranderde. Met de rooms-rode regering Lefèvre Lefèvre, Theo
Theo Lefèvre (1914-1973) was een advocaat en politicus voor de Christelijke Volkspartij. Hij zetelde in de Kamer en was minister en premier in een periode van belangrijke wetgevende initi... Lees meer
- Spaak Spaak, Paul-Henri
Paul-Henri Spaak (1899-1972) was een Franstalige socialistische politicus die een rol speelde in talrijke communautaire kwesties. Lees meer
kreeg het territorialiteitsbeginsel een belangrijke impuls. Voor Leuven had dat onvermijdelijk consequenties, vooral dan het definitieve vastleggen van de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
en de versterking van de eentaligheid van Vlaanderen. De taalwetten van 2 november 1962 (vastlegging van de taalgrens) en van 30 juli en 2 augustus 1963 (het taalgebruik in het onderwijs en de bestuurszaken) kwamen wel nog tegemoet aan de eisen van de Franssprekenden: een Franstalige administratieve dienst en scholen in de eigen taal voor de kinderen van het Franstalige personeel. De meerderheid van de Franstalige professoren begreep evenwel dat in de nieuwe constellatie een bedreiging lag voor de toekomst van de Franse afdeling. Ze voelde zich gesteund door een gedeelte van de Leuvense burgerij en richtte begin 1962 een drukkingsgroep op, de Association du Corps académique et du Personnel scientifique de l'Université de Louvain Association du Corps Académique et du Personnel Scientifique de l'Université de Louvain
De Association du Corps académique et du Personnel scientifique de l'Université de Louvain (ACAPSUL) was een vereniging die de Franstalige professoren groepeerde in de periode van ‘Leuven... Lees meer
(ACAPSUL). De toenemende communautaire spanningen te Leuven waren van die aard dat de academische overheid zich verplicht voelde de onafwendbare confrontatie als het ware zelf te ‘organiseren’. De commissie die daartoe in februari 1962 door rector Honoré van Waeyenbergh Van Waeyenbergh, Honoré
Honoré van Waeyenbergh (1891-1971) was vice-rector (1936-1940) en rector (1940-1962) van de Katholieke Universiteit Leuven. Hij droeg bij aan de vernederlandsing van de universiteit. ... Lees meer
in het leven werd geroepen, kreeg de opdracht een oplossing te zoeken voor het probleem van het bestaan van een tweetalige universiteit in een voortaan formeel eentalig gebied. De commissie mislukte en werd in april opgevolgd door een bisschoppelijke commissie die de probleemstelling verruimde door er ook de inwendige reorganisatie van de universiteit aan toe te voegen. De top van de universiteit werd volgens het taalstelsel verder verdubbeld: twee prorectoren, twee wetenschappelijke raadgevers en twee vice-rectoren. In 1963 volgde de splitsing van de faculteiten in twee taalsecties met elk een eigen decaan.

Met de wet op de universitaire expansie van 9 april 1965 kwam het dossier van de Nederlandstalige universiteiten, na jaren van politiek getouwtrek, duidelijk in een versnelling. De subsidies voor de universiteiten van Leuven en Brussel namen aanzienlijk toe en werden nadrukkelijk verbonden aan hun ontwikkeling als tweeledige universiteiten waarbinnen dus een volwaardige Nederlandstalige afdeling moest bestaan of op korte termijn worden uitgebouwd. Maar ook nieuwe instellingen zouden nu formeel een plaats krijgen in het Belgische c.q. Vlaamse universitaire landschap. Het belangrijkste gevolg van dat laatste punt was voor Vlaanderen ongetwijfeld het feit dat er nu een formele erkenning zou komen van het universitair onderwijs in Antwerpen, waartoe voortaan ook een deel van de overheidstoelagen moest worden bestemd. Dat er in de havenstad intussen enige tastbare feiten op het terrein waren gecreëerd, was zeker niet vreemd aan die ontwikkeling. Stellig, het betoog voor een Antwerpse rijksuniversiteit kreeg in de eerste plaats steun vanuit socialistische hoek, ook de Volksunie was de idee genegen en verder schaarden de meeste parlementairen uit het arrondissement zich erachter (ongeacht de houding van hun nationaal partijbestuur), maar deze dynamiek zou zich evenwel het eerst vanuit katholieke hoek in concrete realisaties laten omzetten. Inmiddels waren immers aan de Sint-Ignatius Handelshogeschool universitaire faculteiten opgericht. Nadat het wetsvoorstel Craeybeckx-Detiège-Grootjans was ingediend, vreesde kardinaal Van Roey Van Roey, Ernest-Joseph
Ernest-Joseph van Roey (1926-1961) was Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen. Hij aanvaardde geleidelijk de onvermijdelijkheid van een eentalig Vlaanderen en bestreed het Vlaams-nationalis... Lees meer
dat Antwerpse jongeren een nabij gelegen, nieuwe rijksuniversiteit zouden verkiezen boven de katholieke universiteit van Leuven. Daarom gaf hij Etienne Dhanis de opdracht om in samenwerking met de Sint-Ignatius Handelshogeschool universitaire leergangen op te starten. De jezuïet omarmde dit initiatief omdat hij de weg naar de universiteit wilde vereenvoudigen voor de Antwerpse jeugd en wenste bij te dragen tot de ontwikkeling van Vlaanderen. Daarbij wilde Dhanis de Franstalige afdeling van de handelshogeschool afbouwen, aangezien hij vond dat de werkgevers van morgen niet mochten vervreemden van hun Nederlandstalig personeel. Door de grondwettelijke vrijheid van het onderwijs kon dit plan meteen in werking treden. De Sint-Ignatius Faculteiten werden vooralsnog niet officieel erkend. Daarom ontvingen ze geen subsidies en konden de studenten hun diploma enkel behalen bij de centrale examencommissie in Brussel. In oktober 1959 ging het eerste academiejaar van start met een beperkt aantal opleidingen dat zich in de daaropvolgende jaren zou uitbreiden.

Met de wet van 1965 kwam dan de erkenning van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen (UFSIA) waarnaast ook de oprichting van het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA) werd voorzien. Daarbij werden de handelshogescholen omgevormd tot faculteiten Toegepaste Economische Wetenschappen (TEW). Het verdwijnen van de rijkshandelshogeschool betekende bovendien het einde van het Franstalige hoger onderwijs in Antwerpen. Doordat beide universitaire instellingen van bij hun oprichting exclusief Nederlandstalig waren, zouden de grote Vlaamsgezinde protestgolven van Leuven en Brussel niet op de Scheldestad inbeuken, enkele protesten niet te na gesproken die zich dan hadden gericht tegen de laatste echo’s van de Franse taal binnen de Antwerpse studentengemeenschap (in de jaren 1970 sprak toch nog 10% onderling Frans). Met uitzondering van de volledige cyclus TEW, mochten het RUCA en de UFSIA wel enkel de kandidaturen inrichten. De licentiaats- en doctoraatsopleidingen moesten er in de tweede fase van het expansieprogramma komen. De academische overheden kregen van de wetgever de opdracht om hierover een consensus te bereiken. Daarbij behoorde de uitbouw van twee volwaardige universiteiten niet tot de mogelijkheden. Als eerste rector van het RUCA droomde Lucien Massart van een Antwerpse rijksuniversiteit met kandidaturen, licenties en doctoraten. Daarentegen pleitte Dhanis als rector van de UFSIA voor twee volledige waaiers aan kandidaatsopleidingen en een gedeelde bovenbouw. Naast de rectoren mengden veel anderen zich in de discussie. Hoogleraar Marie De Groodt-Lasseel klaagde bijvoorbeeld in 1967 aan hoe de Nederlandstalige landshelft inzake wetenschappelijk onderzoek achterop bleef hinken ten opzichte van Franstalig België. Een volwaardig paritair-pluralistische universiteit in Antwerpen kon hieraan tegemoetkomen. Zij volgde daarin de visie van Dhanis om op een tweeledige onderbouw een gemeenschappelijke bovenbouw op te trekken. Een politiek antwoord op deze verzuchtingen zou niet uitblijven, maar het zou wel in een grondig getransformeerde universitaire context moeten worden gegeven.

De wet van 1965 betekende eveneens een grote doorbraak voor het universitair onderwijs in West-Vlaanderen. De universitair expansiewet voorzag expliciet in de oprichting van kandidaatsopleidingen van de KUL in Kortrijk. Dat uiteindelijk voor Kortrijk werd gekozen als locatie voor de nieuwe campus en niet voor Brugge had voornamelijk te maken met de socialistische oppositie tegen deze plannen. Een akkoord binnen de regering over de provinciale uitbreiding van de KUL bleek enkel mogelijk met Kortrijkse kandidaturen als compromis, dit overigens tot groot ongenoegen van onder meer bisschop De Smedt. Op 12 oktober 1965 werd het eerste academisch jaar van de Katholieke Universiteit Leuven Afdeling Kortrijk (KULAK) geopend. De KULAK ging van start met zes opleidingen binnen de faculteit Letteren en Wijsbegeerte.

Limburg viel in 1965 uit de boot en verkreeg geen eigen universitaire instelling. Zowel de onwil van de BSP om twee provinciale kandidaatsopleidingen van de KUL toe te staan, alsook de druk van bisschop De Smedt en de sterke West-Vlaamse CVP-vleugel, waren hiervan de oorzaak. Limburg moest het stellen met de belofte van eerste minister Théo Lefèvre Lefèvre, Theo
Theo Lefèvre (1914-1973) was een advocaat en politicus voor de Christelijke Volkspartij. Hij zetelde in de Kamer en was minister en premier in een periode van belangrijke wetgevende initi... Lees meer
om bij een volgende expansiewet, voorzien in 1968, aan de beurt te zullen komen. In afwachting van deze nieuwe wet werd in Limburg alvast een initiatief genomen om de toekomstige beslissingen over universitaire expansie in haar voordeel te beïnvloeden: de oprichting van het Postuniversitair Centrum (PUC) in Hasselt. Vooral gouverneur Roppe Roppe, Louis
Louis Roppe (1914-1982) speelde als gouverneur van Limburg een sleutelrol in de sociaaleconomische en culturele ontplooiing van de provincie na de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
(CVP) was de stuwende kracht achter het PUC, maar hij kon rekenen op de actieve steun van de Limburgse BSP, PVV en VU. Met het PUC, gefinancierd door de Provincie Limburg, werd getracht een soort kern uit te bouwen van toekomstig universitair onderwijs. In oktober 1965 ging het eerste academisch jaar van het PUC van start, met de cursussen Toegepaste linguïstiek en Fysica van de vaste stoffen.

Naar de splitsing in Leuven en Brussel

De expansie en de democratisering van het hoger onderwijs en de daarmee gepaard gaande aangroei van het aantal universiteitsstudenten maakte dat de bestaande universiteiten stilaan uit hun voegen gingen barsten. Vooraleer de wet van 1965 werd gestemd, waren al verschillende oplossingen voorgesteld voor de Leuvense universiteit die overbevolkt dreigde te raken: het spreiden van de kandidaturen, het verplaatsen van volledige faculteiten naar andere steden, zelfs het oprichten van een volledig nieuwe campus. Het was te verwachten dat dit ook in wisselwerking werd bekeken met de toekomst van de Franse afdeling van de universiteit. Toen het KVHV vanaf 1964 de volledige overheveling van de Franstalige sectie naar Wallonië ging eisen, vertolkte het daarmee de mening van veel Vlamingen. De wet van 9 april 1965 over de universitaire expansie zorgde voor een forse verhoging van de overheidssubsidies en bracht voor de expansieplannen van de Leuvense universiteit een reeks nieuwe mogelijkheden. Leuven kreeg een afdeling in Kortrijk en die zou uiteraard meteen eentalig in het Nederlands gaan opereren. Maar wat dan met de Franstaligen? Er was sprake van Franstalige doctoraten in de geneeskunde in de Brusselse gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe en van de mogelijkheid om zich ook in het Waalse kanton Waver te gaan vestigen. De Franstaligen zagen dit echter als een uitbreidingsscenario, niet als een overheveling weg uit de oude universiteitsstad. Op 3 november 1965 verklaarde de algemeen beheerder van de Franse afdeling, Michel Woitrin, in een interview aan het studentenblad L'Ergot dat het in de lijn van de verwachtingen lag dat de driehoek Leuven-Woluwe-Waver over ongeveer twintig jaar deel zou uitmaken van Groot-Brussel. De Vlaamsgezinden beschouwden deze uitspraak als een nauwelijks verborgen streven naar de verfransing van Vlaams-Brabant. Leuven werd daarop het toneel van woelige studentenmanifestaties. De studentenslogan ‘Walen buiten’ vond nu ruim weerklank.


Studenten tijdens een protestactie op de Leuvense Bondgenotenlaan, 11 oktober 1966. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)
Studenten tijdens een protestactie op de Leuvense Bondgenotenlaan, 11 oktober 1966. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)

Om de storm te bedaren, riep het episcopaat op 22 december 1965 een studiecommissie in het leven. De commissie Leemans-Aubert werd paritair samengesteld uit zes Franstalige en zes Nederlandstalige professoren. Over het punt van de geografische spreiding werd echter geen akkoord bereikt. De Franstaligen verwierpen het voorstel van een werkelijke overheveling naar Wallonië; de Vlamingen hielden integendeel vast aan de minimumeis van overplanting van alle kandidaturen van de Franse sectie. De beslissing lag nu in handen van het episcopaat. In hun in autoritaire bewoordingen gestelde verklaring van 13 mei 1966 verwierpen de bisschoppen de Vlaamse overhevelingseis en bevestigden zij eens en voorgoed de toekomstige eenheid en ondeelbaarheid van de tweetalige katholieke universiteit in Leuven. De bisschoppelijke verklaring was het startsein voor een antiklerikale en antiautoritaire protestbeweging die begon in Leuven en daarna uitdijde over het hele Vlaamse land. Op 20 mei zag de academische overheid zich verplicht het academiejaar voortijdig af te sluiten. Als gebaar van verzoening stelden de bisschoppen op 7 juni 1966 Pieter de Somer aan als prorector van de Vlaamse afdeling. Op 7 oktober werd een nieuw organiek reglement afgekondigd. De autonomie van beide afdelingen kreeg gestalte in de vorm van een eigen academische raad, geleid door een eigen prorector, hoofd van de afdeling. De top van de Vlaamse studentenbeweging opteerde inmiddels voor een uitgesproken linkse koers. De overhevelingseis werd nog aangekleefd in zoverre er daardoor meer armslag zou komen voor een gedemocratiseerde universiteit van de Nederlandstalige gemeenschap.

De Franstalige posities waren intussen zelf geëvolueerd. De gedachte Leuven te verlaten won veld. Het officiële standpunt van de verantwoordelijke autoriteiten van de Franse sectie was vooralsnog veel minder vergaand. Na lang dralen, maakten zij op 15 januari 1968 hun expansieplan bekend. Leuven-Frans zou te Leuven blijven en kon er zich zonder beperkingen verder uitbreiden. De medische faculteit zou naar Woluwe worden overgebracht en er was de mogelijkheid om kandidaturen van een bijzonder type in de streek van Ottignies in te planten. Dit lokte een nieuwe Vlaamse woede-uitbarsting uit. Het scenario van na 13 mei 1966 herhaalde zich: een nieuwe studentenrevolte, ditmaal mede geïnspireerd door de internationale studentencontestatie. Vanuit Leuven sloeg het protest over naar de rest van Vlaanderen. Toen vervolgens ook de bisschoppen verdeeld raakten, diende de politieke overheid de zaak te beslechten. Maar de onenigheid terzake tussen de twee vleugels van de CVP-PSC Christelijke Volkspartij
Lees meer
leidde tot de val van de regering en de crisis maakte nieuwe verkiezingen noodzakelijk. De verkiezingsuitslag van 31 maart maakte de splitsing van de universiteit onafwendbaar. Op 4 oktober 1968 werd via een nieuw organiek reglement officieel bekendgemaakt dat de scheiding voltrokken was tussen de Katholieke Universiteit van Leuven (KUL) en de Université Catholique de Louvain (UCL), die zich stapsgewijs in de streek van Ottignies (Louvain-la-Neuve) zou vestigen. In 1979 verlieten de laatste UCL-studenten Leuven.


Koning Boudewijn en kardinaal Leo Suenens maken kennis met de plannen voor de universiteitsstad Louvain-la-Neuve in Waals-Brabant, ca. 1969. (ADVN, VFB1993/3)
Koning Boudewijn en kardinaal Leo Suenens maken kennis met de plannen voor de universiteitsstad Louvain-la-Neuve in Waals-Brabant, ca. 1969. (ADVN, VFB1993/3)

Intussen werd de ULB-problematiek ook steeds meer in connectie met Leuven gezien. Dat was onder meer het gevolg van de toenemende rol van de Brusselse afdeling van een nieuwe pressiegroep, de Vereniging van Vlaamse Professoren Vereniging van Vlaamse Professoren
De Vereniging van Vlaamse Professoren (1964-1970) was een drukkingsgroep aan de Nederlandstalige universiteiten. Doel was om de Vlaamse belangen in het universitaire onderwijs en het wete... Lees meer
(VVP), welke werd er bezield door classicus Aloïs Gerlo Gerlo, Aloïs
Aloïs Gerlo (1915-1998) was een Vlaamsgezinde communist en later socialist, die tijdens de jaren 1960 en 1970 een leidinggevende rol vertolkte in de niet-partijpolitieke Vlaamse beweging ... Lees meer
. Met de wet van 9 april 1965 schenen de Vlamingen op verscheidene punten het gelijk aan hun zijde te krijgen. Tijdens de onderhandelingen daarvoor had de academische overheid benadrukt dat de ULB eigenlijk al als een dubbele universiteit moest worden beschouwd. Evenmin had zij nagelaten de Vlaamse ULB'ers ertoe te bewegen deze these alom kenbaar te maken. Het leverde uiteindelijk een gunstige financiële regeling op. Maar werden die extra gelden ook voor de uitbouw van een Nederlandstalige afdeling gebruikt? De wet was geconcipieerd als een voorlopige regeling (de actoren werden het niet eens over ‘objectieve’ financieringscriteria voor de respectieve afdelingen) maar voorzag wel een controlemechanisme over de bestemming van de subsidies. De universiteiten moesten jaarlijks een boekhoudkundig plan indienen op grond waarvan er dan criteria zouden worden vastgesteld. De memorie van toelichting stelde dat elk plan de uitgaven moest 'ventileren' per taalregime, waardoor meteen duidelijk zou worden wie wat kreeg. Uiteraard was dit controlemechanisme voor de Vlamingen van de ULB fundamenteel. Na de stemming van de wet werd echter snel duidelijk dat de academische overheid van de ULB geen haast had met het inrichten van nieuwe Nederlandstalige opleidingen. Boude uitspraken van rector Leroy dat er geen verdubbelingen meer zouden komen die niet ‘wetenschappelijk verantwoord’ waren, goten olie op het vuur. Bovendien bleek de voorziene controle op de bestedingen per taalregime gemakkelijk te omzeilen. Parlementaire vragen werden ontwijkend beantwoord en adequate toepassingsbesluiten lieten op zich wachten. Het Koninklijk Besluit van 16 september 1966 zweeg trouwens over de ‘ventilering’ per taalregime. De aanhoudende druk bracht minister Grootjans ertoe per ministerieel besluit toch een meldingsplicht per taalregime op te leggen. Uiteindelijk zou er pas enige informatie doorsijpelen toen de ULB reeds volop aan het splitsen was gegaan: toen werd duidelijk dat – zoals men al wel vermoedde – minder dan 25% van het geld naar de Vlaamse opleidingen ging.

Intussen eisten de Vlaamse groepen van de ULB een concreet tweeledige universiteit, met een helder plan voor verdere verdubbeling onder leiding van een specifieke commissie. De academische overheid wees dit eisenpakket niet af, maar ging uiteindelijk niet verder dan de inrichting van nieuwe opleidingen. De raad van beheer stelde slechts een studie van de verhoudingen tussen de taalgemeenschappen in het vooruitzicht. Meer initiatief en ook meer tact gingen uit van de nieuwe rector, Marcel Homès. Die probeerde om de mank lopende coëxistentie weer vlot te krijgen en werkte daarom zelf het concept van de ‘université unitaire bilingue’ uit. Revolutionair waren Homès' nieuwe premissen echter niet. Hij steunde sterk op de vrijzinnige motivatie van de Vlamingen om zijn formule te doen aanvaarden. Die werd najaar 1967 goedgekeurd door de raad van beheer, zij het niet zonder enige weerstand. Oud-rector Leroy vond het een maat voor niets en pleitte voor een zogezegde ‘splitsing’ van de universiteit, bij nader toezien een soort uitdrijving van de Vlamingen. Snel eiste men aan Vlaamse kant dan weer een tweeledigheid met twee volwaardige afdelingen, allebei gevestigd in Brussel, met een controleerbare en per taalstelsel gesplitste boekhouding. Wanneer begin 1968 de splitsing van Leuven in zicht kwam, schoven de Vlaamse ULB'ers zelf een diepgaandere verdubbeling naar voren, onder meer met gescheiden raden op alle niveaus en een aparte Nederlandstalige administratie. Het was nu ook voor rector Homès duidelijk dat de unitaire structuur niet langer werkbaar was. In zijn zogeheten 'testament' opteerde ook hij voor een financiële, administratieve en geografische onafhankelijkheid van beide afdelingen, met slechts een zeer beperkte overkoepelende structuur.

Aan de vooravond van de Brusselse studenten Hoger onderwijs in Brussel
De Vrije Universiteit Brussel (VUB) is ontstaan uit de splitsing van de oudere ULB. Deze laatste werd opgericht kort na de Belgische onafhankelijkheid door vrijzinnige kringen uit vrees v... Lees meer
revolte van mei 1968 was iedereen nu als het ware 'klaar' voor de scheiding, al was het nog lang niet duidelijk welke vorm deze moest aannemen. De eigenlijke beslissing viel wanneer de studentenrevolte annex campusbezetting de ULB in een algehele chaos stortte en dwong tot een drastische hervorming van de structuren. De raad van beheer hief zichzelf op en liet zich vervangen door een veel democratischer samengestelde overgangsraad onder leiding van socialistisch kamerlid Henri Simonet. Het op 13 juni opgerichte Coördinatiecomité van de Nederlandstalige Universitaire Gemeenschap Coördinatiecomité van de Nederlandstalige universitaire gemeenschap
Het in 1968 opgerichte Coördinatiecomité van de Nederlandstalige Universitaire Gemeenschap (CONUG) verdedigde de belangen van de Nederlandstalige studenten en personeelsleden van de Unive... Lees meer
(CONUG) wierp zich op als legitieme vertegenwoordiger van de Vlaamse ULB-gemeenschap en drong aan op structurele tweeledigheid. De overgangsraad nam op 13 december 1968 inderdaad de principiële beslissing om de structurele tweeledigheid voor 1 oktober 1969 te realiseren. De overgangsraad richtte ook een paritair samengestelde commissie op die de diverse scenario's voor verdubbeling zou moeten uitwerken. Om de autonomie van de afdelingen meteen vorm te geven werden op 24 januari 1969 per taalregime aparte raden opgericht. De liberale volksvertegenwoordiger en Vlaamse ondervoorzitter van de ULB-overgangsraad August de Winter De Winter, August
August de Winter (1925-2005) was een Vlaamsgezinde, liberale politicus. Hij engageerde zich onder meer in het Liberaal Vlaams Verbond en de Blauwe Leeuwen. Hij was betrokken bij de splits... Lees meer
werd voorzitter, Aloïs Gerlo (later de eerste rector) ondervoorzitter. De concrete verdubbeling bleek een moeizaam proces, vooral omwille van onenigheid over de verdeling van het universitair patrimonium. Pas nadat een akkoord was bereikt over een – voor de VUB niet zo voordelige – verdeling ervan, dienden de voorzitters-parlementsleden Henri Simonet en August de Winter in april 1969 een wetsvoorstel in om de oude rechtspersonen van de vrije universiteiten te laten vervangen door nieuwe. Door de verwikkelingen rond de parallelle operatie voor Leuven en vanwege de reserves rondom de inplantingsmogelijkheden van de nieuwe UCL in het Brusselse sleepte de zaak echter aan. Pas op 18 december 1969 werd door de ministers van onderwijs Piet Vermeylen Vermeylen, Piet
Vermeylen studeerde rechten en politieke economie aan de ULB. Hij was advocaat, docent en hoogleraar. Als minister (BSP) van binnenlandse zaken publiceerde hij in 1954 de gecontesteerde t... Lees meer
en Abel Dubois een wetsontwerp ingediend dat de wetsvoorstellen over Brussel en Leuven integreerde. Het ontwerp werd op 16 april 1970 gestemd in de Kamer en op 20 mei 1970 in de Senaat. De wet werd door de koning ondertekend op 28 mei 1970. De financieringswet volgde in 1971.


Eerste openingszitting van de Vrije Universiteit Brussel (VUB), 7 oktober 1969. (Centrum voor Academische en Vrijzinnige Archieven)
Eerste openingszitting van de Vrije Universiteit Brussel (VUB), 7 oktober 1969. (Centrum voor Academische en Vrijzinnige Archieven)

In deze context was het onvermijdelijk dat ook Saint-Louis zou worden meegezogen door de splitsingslogica. Na de Tweede Wereldoorlog had het instituut (als vzw) al de dubbele naam Faculté Universitaire Saint-Louis / Universitaire Faculteit Sint-Aloysius (FUSL / UFSAL) gekregen (enkelvoud tot 1969). Vanaf 1949 werd het instituut in die vorm ook meegenomen in de subsidieregeling van de staat. In 1964 werd de faculteit geheel autonoom ten aanzien van het oude handelsinstituut. Hoewel het verloop van de uitbouw van de Nederlandstalige opleidingen in die periode nauwelijks onderzocht werd, is wel bekend dat FUSL-rector Van Camp zich meteen inzette voor die verdubbeling. Vanaf 1967 leidde hij een werkgroep – waarin naast academici ook meerdere invloedrijke figuren uit de katholieke zuil zetelden – die de uitbouw van twee min of meer volwaardige afdelingen moest begeleiden. Door de ontwikkelingen binnen de KUL en de ULB in 1968 kwam dit alles in een stroomversnelling. In 1969 werden nieuwe statuten gepubliceerd van een vzw die unitair zou blijven maar waarbinnen twee autonome afdelingen zouden functioneren, elk met eigen rector en bestuursorganen. De eerste rector van de nieuwe UFSAL was kerkjurist Jan Lindemans. Hij bouwde deze autonome kandidatuursinstelling uit in nauwe samenwerking met de voortaan Nederlandstalige KUL. Dat zou gebeuren op een nieuwe campus die – niet zonder moeilijkheden – werd uitgebouwd op de site van een voormalige brouwerij in Koekelberg. De nieuwe structuur met haar unitaire vzw gaf problemen met de toekenning van subsidies: daarom werd die vzw in 1973 toch ontbonden ten voordele van twee nieuwe rechtspersonen, net zoals de andere gesplitste universiteiten hadden moeten doen. In 1991-1992 werd de UFSAL getransformeerd tot Katholieke Universiteit Brussel (KUB), die dan in 2008 een entiteit werd binnen de bredere HUB-KU Brussel, welke dan weer een plaats had in de universitaire associatie van de KUL. In 2013 ging de universitaire structuur definitief op in de KUL (als campus Brussel).

Naar een Limburgse universiteit

Hoewel Limburg dus in 1965 naast eigen universitair onderwijs greep, bleven de onderwijsplannen in de provincie springlevend. Mee uitgedragen door tal van culturele, economische, sociale en politieke organisaties, waren de universitaire ambities ondertussen uitgegroeid tot een breed gedeelde verzuchting. Tevens leefde de algemene verwachting dat in 1968 een nieuwe en definitieve wet op de universitaire expansie tot stand zou komen en dat daarbij aan de Limburgse noden tegemoet zou worden gekomen. Nadat in 1967 duidelijk werd dat de bestaande universiteiten het project van regionale kandidaturen niet langer wensten te ondersteunen schoof Limburg, in navolging van het in 1965 gestarte LUC, opnieuw het idee van een open provinciale instelling naar voor. In zijn toespraak van 2 oktober 1967 tot de Provincieraad van Limburg presenteerde gouverneur Roppe het concept voor een Limburgse universiteit als een autonome en ideologisch open instelling, met een beperkt aantal, maar dan volledige faculteiten, gekenmerkt door onderwijsvernieuwing en internationale samenwerking. Op 11 oktober werd een motie in dezelfde zin eenparig door de Provincieraad goedgekeurd. Toen de val van de regering Vanden Boeynants Vanden Boeynants, Paul
De rechts-conservatieve christendemocraat Paul vanden Boeynants (1919-2001) werd twee keer premier, in 1966-1968 en in 1978-1979. Tegelijk drukte hij zijn stempel op het bestuur van de st... Lees meer
I in 1968 duidelijk maakte dat een nieuwe expansiewet op zich zou laten wachten, besliste Limburg opnieuw om eigen stappen te zetten in het onderwijsdossier. Op 12 augustus 1968 werd de Vereniging voor Wetenschappelijk Onderwijs in Limburg vzw opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de diverse maatschappelijke geledingen en met gouverneur Roppe Roppe, Louis
Louis Roppe (1914-1982) speelde als gouverneur van Limburg een sleutelrol in de sociaaleconomische en culturele ontplooiing van de provincie na de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
als voorzitter. De vereniging beslist tot de oprichting van de Economische Hogeschool Limburg (EHL) met het statuut van handelshogeschool. De studierichtingen waren kandidaat en licentiaat in de handelswetenschappen, handelsingenieur en geaggregeerde voor het secundair onderwijs. De financiering van het eerste jaar van het EHL werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van tal van Limburgse ondernemingen. De nodige infrastructuur voor de werking van de hogeschool werd door de Provincie Limburg ter beschikking gesteld. In september 1968 werd het eerste academisch jaar van de EHL geopend, met Leo Wieërs als directeur en 115 ingeschreven studenten.


<p><em>Het Belang van Limburg</em> bericht over de grote betoging in Hasselt voor een Limburgse universiteit, oktober 1969.</p>

Het Belang van Limburg bericht over de grote betoging in Hasselt voor een Limburgse universiteit, oktober 1969.

Met het aantreden in juni 1968 van de regering Martens Martens, Gaston
Gaston Martens (1883-1967) was een auteur van toneelstukken, die een bijdrage leverde aan de intensivering van het Vlaamse toneelleven. Lees meer
IV werden de onderhandelingen over een nieuwe expansiewet voor het onderwijs opnieuw aangevat. Om de druk op de regering hoog te houden werd in augustus het ‘Aktiekomitee Universiteit Limburg Nu’ opgericht. Opnieuw opteerden de Limburgers daarbij voor een ideologisch open organisatie waarbinnen de verschillende politieke, sociale, economische en culturele groepen vertegenwoordigd werden, dit met het oog op een zo breed mogelijke mobilisatie. Het actiecomité zorgde voor de verspreiding van publicaties en organiseerde informatiebijeenkomsten, memoranda en demonstraties. Op 18 oktober 1969 vond een massale betoging plaats in Hasselt. Maar liefst 15.000 manifestanten eisten er een eigen universiteit voor Limburg. Een heuse Limburgse ‘mars op Brussel’, gepland op 24 oktober, ging uiteindelijk niet door nadat de burgemeester van Brussel de manifestatie verbood. In mei 1970 verklaarde eerste minister Gaston Eyskens dat de regering principieel akkoord ging met de oprichting van een universitaire instelling in Limburg. Daarop kwam op 10 november 1970 een politiek akkoord tot stand tussen minister van nationale opvoeding Vermeylen en de leiders van de meerderheidspartijen. Aan het overleg namen ook gouverneur Roppe, voorzitter van het EHL Lambert Croux Croux, Lambert
Bert Croux (1927-2020) was een christendemocratisch politicus, die diverse bestuursfuncties bekleedde: Limburgs provincieraadslid en bestendig afgevaardigde, senator, lid van de Cultuurr... Lees meer
(CVP) en Willy Claes (BSP) deel. Op 28 mei 1971 werd uiteindelijk het Limburgs Universitair Centrum (LUC) bij wet opgericht. Daarbij werd vastgelegd dat de nieuwe instelling ideologisch open zou zijn en enkel kandidaatsopleidingen in de faculteiten geneeskunde en wetenschappen mocht omvatten. In Limburg ging men onmiddellijk aan de slag. Als locatie voor de nieuwe campus werd gekozen voor Diepenbeek, tussen Genk en Hasselt in. Op 3 september 1973 werden de gloednieuwe gebouwen feestelijk in gebruik genomen en op 27 september startte het eerste academisch jaar van het LUC, met 326 studenten. De eerste rector was Louis Verhaegen, voordien actief aan de KULAK. Hij legde in zijn beleid een grote nadruk op onderwijsvernieuwing, met onder meer kleine lesgroepen, het trimestersysteem en gespreide examens.

Hoewel de oprichting van het LUC in Limburg werd verwelkomd als een historische gebeurtenis, heerste er aanvankelijk ook ontgoocheling. Onder meer het uitblijven van enige samenwerking met Nederlands-Limburg, het niet integreren van de EHL in de nieuwe universitaire instelling en de beperking tot kandidaatsopleidingen werden betreurd. Voor velen was het LUC bij de oprichting niet de volwaardige universitaire instelling waarvoor men zich had ingezet. In de loop van de volgende decennia maakte het LUC echter een hele transformatie door, waarbij veel van de initiële pijnpunten werden weggewerkt. Bij decreet van 12 juni 1991 werd gestart met de integratie van de EHL in het LUC als faculteit toegepaste economische wetenschappen. Dit proces werd in het academisch jaar 1994-1995 voltooid. Het LUC omvatte daardoor voor het eerst een volledige faculteit en kon ook starten met het aanbieden van doctoraatstrajecten. In 2001 richtten het LUC en Maastricht University samen de transnationale universiteit Limburg (tUL) op. Binnen dit samenwerkingsverband boden de twee parners opleidingen aan op campussen in Diepenbeek, Hasselt en Maastricht. In 2005 werd het LUC uiteindelijk omgedoopt tot Universiteit Hasselt (UHasselt), een symbolische voltooing van een lang gekoesterde Limburgse aspiratie.

De verdere uitbouw in Antwerpen

Intussen was ook de roep luider geworden om de Antwerpse instellingen de mogelijkheid te geven een ruimer onderwijsaanbod te voorzien. Herman Deleeck, hoogleraar aan de UFSIA, bracht in 1968 rector Dhanis en gouverneur Andries Kinsbergen rond de tafel om op zoek te gaan naar een oplossing. Vervolgens nam Kinsbergen de leiding van het initiatief over. Hij nodigde drie Antwerpse politici, Paul-Willem Segers Segers, Paul-Willem
Paul-Willem Segers (1900-1983) was secretaris van het ACW en achtereenvolgens KVV- en CVP-politicus, die na de Tweede Wereldoorlog verschillende ministerposities bekleedde. Hij was betrok... Lees meer
(CVP), Jos van Eynde Van Eynde, Jos
Jos van Eynde (1907-1992) was hoofdredacteur van Volksgazet, voorzitter van de Belgische Socialistische Partij en minister van staat. Hij stond bekend om zijn polemieken met katholieke fl... Lees meer
(BSP) en Frans Grootjans Grootjans, Frans
Frans Grootjans (1922-1999) was een Vlaamsgezind liberaal politicus en journalist, die in 1966 minister werd in de regering Vanden Boeynants-De Clercq en aan de basis lag van een formele ... Lees meer
(PVV), uit om een politiek compromis te bereiken. Deze overeenkomst verscheen in januari 1969 en stond bekend als het Driepartijenakkoord of het plan-Kinsbergen. Het voorzag onder meer de oprichting van een derde universitaire instelling die zou instaan voor de licenties en doctoraten. Het plan vertaalde zich bijna letterlijk in de wet van 7 april 1971 houdende de oprichting en de werking van de Universitaire Instelling Antwerpen (UIA). Voortaan bestonden er in Antwerpen drie autonome universitaire instellingen met verschillende juridische en ideologische achtergronden. Het RUCA en de UFSIA bleven kandidaturen en de volledige cyclus TEW inrichten. Voor het merendeel van de opleidingen konden studenten hun licentiaats- en doctoraatsopleiding aan de UIA volgen. Om een versnippering van krachten en middelen tegen te gaan, werd in maart 1973 een coördinatiecomité ingericht, maar in de eerste jaren kwam er van een succesvol gedeeld beleid weinig terecht.


Etienne Dhanis, gouverneur Andries Kinsbergen, Gaston Eyskens en Paul-Willem Segers krijgen toelichting bij een maquette van de universitaire instellingen tijdens de opening van de campus UIA, 3 juli 1972. (Universiteit Antwerpen)
Etienne Dhanis, gouverneur Andries Kinsbergen, Gaston Eyskens en Paul-Willem Segers krijgen toelichting bij een maquette van de universitaire instellingen tijdens de opening van de campus UIA, 3 juli 1972. (Universiteit Antwerpen)

Om de instellingen aan te zetten tot een meer gerichte samenwerking, vroeg de commissie van parlementsleden die de UIA bijstond in haar verdere uitbouw aan gouverneur Kinsbergen of hij nogmaals een politieke overeenkomst kon bereiken. Dit leidde in september 1975 tot het Plan-Kinsbergen II, wat in augustus 1978 grotendeels in een decreet werd omgezet. Daarbij verving het gemeenschappelijk bureau Universiteit Antwerpen (gbUA) het coördinatiecomité. De UFSIA, het RUCA en de UIA zetelden erin als gelijkwaardige partners. De drie universitaire instellingen konden nu concreter samenwerken dan voordien, maar bleven wel autonoom aangezien er nog te weinig draagvlak bestond voor een volledige integratie. Wel had het plan-Kinsbergen II voorgesteld om de drie instellingen als één geheel te erkennen inzake de verdeling van de werkingskosten. Dit idee werd niet in het decreet opgenomen, maar dook in de daaropvolgende jaren meermaals terug op. Toen de staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
van 1988 het universiteitsbeleid tot Vlaamse bevoegdheid maakte, vroegen de Antwerpse instellingen om als Universiteit Antwerpen gelijk te worden gesteld aan de volledige universiteiten en zo nieuwe opleidingen te mogen inrichten. In maart 1990 sloten de drie Antwerpse instellingen een akkoord waarbij ze de wetgever nogmaals verzochten hen als één universiteit met een confederale structuur te erkennen. Als tegenprestatie hoopten ze onder meer op een volledige onderwijsbevoegdheid.

Wanneer Luc Wauters in 1992 voorzitter werd van het gbUA, nam hij gerichte stappen naar een meer concrete eenwording volgens confederaal model. Volgens het plan-Wauters zou de UA een rechtspersoon zijn met eigen bestuursorganen en financiële middelen. De vrijblijvende samenwerking diende plaats te maken voor een verdere integratie. Op 21 december 1995 nam de Vlaamse Raad Vlaams Parlement
Het Vlaams Parlement is de parlementaire vergadering van de Vlaamse deelstaat in het federale België. Zijn geschiedenis kent drie grote fasen: de periode van de Cultuurraad voor de Neder... Lees meer
de decretale vertaling van het plan-Wauters aan. In de daaropvolgende jaren groeide de bereidwilligheid onder de verschillende geledingen om toe te werken naar een unitaire universiteit. De UA nam stelselmatig meer bevoegdheden op zich. In plaats van beloond te worden voor de geleverde inspanningen, leek het eerste rapport-Dillemans (1997) inzake de optimalisering van het universitaire aanbod in Vlaanderen de Antwerpse ambities tot onderwijsuitbreiding te gaan fnuiken. Dit spoorde het RUCA en de UFSIA in 1999 aan om gesprekken op te starten inzake de fusie van hun TEW-faculteiten. Deze toenadering bracht het eenmakingsproces in een stroomversnelling. Uiteindelijk vond de ondertekening van het officiële fusieakkoord plaats op 5 juli 2002, wat zich kort daarna vertaalde in een voorstel van decreet tot oprichting van de Universiteit Antwerpen. Het structuurdecreet van 2 april 2003 bekrachtigde dit. Op 30 september 2003 ving het eerste academiejaar van de pluralistische Universiteit Antwerpen aan.

De Vlaamse universiteiten in een nieuwe Europese context: Engels als dreiging?

De Bolognaverklaring van 1999, die de Amerikaanse bachelor-masterstructuur in Europa introduceerde, bracht in de diverse, aan dat proces participerende staten een proces van verengelsing van het hoger onderwijs met zich mee. Om meer buitenlandse studenten aan te trekken en de ‘eigen’ studenten beter voor te bereiden op een internationale loopbaan werd in 2012 in Vlaanderen de taalwetgeving voor het hoger onderwijs versoepeld. De primaire onderwijstaal bleef het Nederlands, maar er kwam ruimte om zowel op bachelor- als masterniveau anderstalig onderwijs te organiseren – die andere taal was in de praktijk altijd het Engels. In Nederlandstalige bacheloropleidingen bleef het aandeel van vakken die in een andere taal dan het Nederlands gegeven mochten worden begrensd op 18,33 procent van alle vakken. Voor Nederlandstalige masteropleidingen lag die grens op 50%. Volledig anderstalige bachelor- of masteropleidingen mochten de hoger onderwijsinstellingen ook aanbieden, maar enkel indien er in de Vlaamse Gemeenschap Vlaamse Gemeenschap
De Vlaamse Gemeenschap (1980) is een van de drie gemeenschappen in België (naast de Franse en Duitstalige Gemeenschap) die bevoegd is voor de zogenaamde ‘persoonsgebonden aangelegenheden’... Lees meer
een Nederlandstalige opleidingsequivalent aanwezig was. Nog volgens het decreet van 2012 mochten de universiteiten en hogescholen maximaal 6% van de bacheloropleidingen en 35% van de masteropleidingen in een andere taal aanbieden. In 2017-2018 was 3,11% van de bachelors en 23,63% van de masters volledig anderstalig. Vooral de masteropleidingen in de Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen en de Wetenschappen en Toegepaste Wetenschappen waren in grote mate verengelst. Bestuurders van hogescholen en universiteiten drongen aan op verdere versoepelingen om van Vlaanderen ‘een topregio inzake wetenschap en innovatie’ te maken. Intussen maakten ze creatief gebruik van de bestaande wetgeving: het noodzakelijke Nederlandse equivalent was bijvoorbeeld niet altijd even kwalitatief hoogstaand. De competitie tussen de Vlaamse universiteiten om door de verengelsing meer buitenlandse studenten te rekruteren, was ingegeven door een rendementsdenken. Zo hoopte men meer inkomsten en vooral prestige (een topplaats in de internationale ‘rankings’) te verwerven. Kritiek klonk er vooral, maar zeker niet alleen vanuit Vlaamsgezinde hoek. Een versoepeling van de taalregeling zou de facto neerkomen op een snelle verengelsing, gezien de functie van het Engels als wetenschappelijke lingua franca en gezien het prestige van de Angelsaksische universiteiten. De critici zagen een sterke gelijkenis met het verfranste Vlaanderen van weleer, ditmaal met het Engels in de rol van ‘superieure’ taal. Verengelsing zou de toegang tot het hoger onderwijs voor brede lagen van de bevolking bemoeilijken door de extra taaldrempel en werkte een sociale tweedeling in de hand. Het Nederlands zou aldus zijn academische status kwijtraken en wegkwijnen tot een huis-tuin-en-keukentaal.

Deze kritieken bleven niet geheel zonder gevolgen. In tegenstelling tot Nederland, waar in 2019 reeds driekwart van de masteropleidingen verengelst was, was een nog verdere versoepeling van de taalregeling voor universiteiten en hogescholen binnen de Vlaamse gemeenschap geen evidentie en werd die tendens tot een algehele verengelsing van het onderwijsaanbod op masterniveau vooralsnog niet gevolgd. Het politieke gewicht van de Vlaams-nationalistische formaties op het niveau van het Vlaams parlement Vlaams Parlement
Het Vlaams Parlement is de parlementaire vergadering van de Vlaamse deelstaat in het federale België. Zijn geschiedenis kent drie grote fasen: de periode van de Cultuurraad voor de Neder... Lees meer
was daar uiteraard niet vreemd aan. De discussies over de weigering van de inrichting van een aantal nieuwe Engelstalige opleidingen in het voorjaar van 2023 door Vlaams onderwijsminister Weyts Weyts, Ben
Ben Weyts (1970) is politicus en voormalig Kamerlid voor de N-VA. Sinds 2014 is hij minister in de Vlaamse regering. In 2019 werd hij viceminister-president. Lees meer
lag volkomen in deze lijn.

Literatuur

Antwerpen

– R. Declerck e.a., Voor een Universitair Statuut van het Hoger Handelsonderwijs in de Provincies Antwerpen en Henegouwen, Gembloers, 1954.
– J. Gillis, Uitbreiding van het onderwijs in Vlaams-België, in: Streven, nr. 11-12, 1957.
– L. Craeybeckx, Universiteit van deze tijd, Antwerpen, 1969.
– A. Vanneste, De Universiteit Antwerpen, in: Ons Erfdeel, nr. 16, 1973, pp. 77-89.
– L. Vanhove, Samenwerking onder de Antwerpse universitaire instellingen, Antwerpen, 1980.
– A. Kinsbergen, De Universiteit Antwerpen: Spiegel van Antwerpens dynamisme, in: L. De Meyer en E. Flamant (red.), Liber Amicorum Willy De Clercq, Leuven, 1985.
– K. de Clerck, Hoe men 25 jaar geleden de “Universiteit Antwerpen” zag, in: Vivat Academia, jg. 74, 1990, pp. 1-7.  
– P. Lenders, Ontstaan en groei van de universiteit van Antwerpen, Leuven, 1991.  
– L. Wauters, Op weg naar een waarachtige Universiteit Antwerpen: de testperiode in werking, Antwerpen, 1994.
– R. van Beeck e.a., Bouwen aan de Universiteit Antwerpen. 30 jaar RUCA 1965-1995, Antwerpen, 1997.
– J. Tyssens, Het Belgische universitair systeem, 1817-1991: configuraties van bevoogding en autonomie, in: Tijdschrift voor Opvoeding en Onderwijs, jg. 53, 2000, pp. 155-168.
– W. Claeskens en N. Vercrysse, De veranderende verhouding tussen overheid en universiteiten 10 jaar na het decreet van 12 juni 1991, in: T.O.R.B., nrs. 2-3, 2000-2001, pp. 193-216.
– K. Mortelmans, Van toen en nu, in: 150 jaar RUCA, anderhalve eeuw groeien, Deurne, 2002, pp. 12-57.
– H. van Goethem (red.), Antwerpen en de jezuïeten: 1562-2002, Antwerpen, 2002.

Brussel

– L. Vanderkindere, 1834-1884. L'Université de Bruxelles. Notice historique, 1884.
– E. Goblet d'Alviella, L'Université de Bruxelles pendant son troisième quart de siècle, 1884-1909. Avec la collaboration d'un groupe de professeurs, 1909.
– (F. van Kalken), L'Université de Bruxelles, 1909-1934, 1934.
– M. Créteur, Le mouvement de contestation à l'université libre de Bruxelles, in: Res Publica, jg. 10, 1968, nr. 3, pp. 433-464.
– Le mouvement de contestation à l'ULB, in: Courrier Hebdomadaire du CRISP, nr. 419-420, 25 oktober 1968.
– Le dédoublement linguistique de l'U.L.B., I & II, in: Courrier Hebdomadaire du CRISP, nr. 458 (14 november 1969) en nr. 463 (19 december 1969).
– C. Dejean en C.-L. Binnemans, L'Université belge. Du pari au défi, 1971.
– F. de Pauw, Het ontstaan van de Nederlandstalige Faculteit der Rechtsgeleerdheid aan de Vrije Universiteit Brussel, in: Recht in beweging. Opstellen aangeboden aan Prof. Mr. Ridder R. Victor, vol. I, 1973, pp. 343-349.
– A. de Jonghe, Het vraagstuk Brussel in de Duitse Flamenpolitik, 1940-1944, in: Taal en Sociale Integratie, vol. IV, 1981, pp. 405-443.
Quarantième anniversaire de la fermeture de l'Université Libre de Bruxelles (25 novembre 1941), 1982.
– A. Uyttebrouck en A. Despy-Meyer (red.), Les cent cinquante ans de l'Université Libre de Bruxelles, 1834-1984, 1984.
– G. Braive, Histoire des Facultés universitaires Saint-Louis. Des origines à 1918, 1985.
Vijftig Jaar Faculteit der Rechtsgeleerdheid VUB. Feestbundel naar aanleiding van de feestzitting van 27 november 1985, 1987.
– A. Gerlo, Noch gunsteling, noch hoveling. Een levensverhaal, 1989.
– A. Despy-Meyer, A. Dierkens en F. Scheelings (red.), 25.11.1941. De Université Libre de Bruxelles sluit haar deuren, 1992.
– A. Gerlo, Universitaire Kroniek, 1992.
– J.-P. Gillet, Les sept fontaines de la sagesse. ULB 1958-1968. Chronique, 1992.
– N. Beerten, L. Vanhelden en G. Vanthemsche, Historiek en betekenis van het Academisch Ziekenhuis van de VUB, in: E. Witte en J. Tyssens (red.), De Tuin van Akademos. Studies naar aanleiding van de vijfentwintigste verjaardag van de Vrije Universiteit Brussel, 1995, pp. 323-347.
– M. de Metsenaere en M. Huysseune, Vijfentwintig jaar VUB-studenten, in: E. Witte en J. Tyssens (red.), De Tuin van Akademos. Studies naar aanleiding van de vijfentwintigste verjaardag van de Vrije Universiteit Brussel, 1995, pp. 135-185.
– J. Tyssens, Zaaien in de Tuin van Akademos. Over het ontstaan van de Vrije Universiteit Brussel op het einde van de jaren zestig, in: E. Witte en J. Tyssens (red.), De Tuin van Akademos. Studies naar aanleiding van de vijfentwintigste verjaardag van de Vrije Universiteit Brussel, 1995, pp. 23-133.
– G. Braive, Etudiants universitaires bruxellois sous l’occupation: Saint-Louis avant et après la fermeture de l’ULB, in: M. Depaepe & D. Martin (red.), De Tweede Wereldoorlog als factor in de onderwijsgescheidenis, 1997, pp. 145-166.
– P. Dhondt, Un double compromis. Enjeux et débats relatifs à l'enseignement universitaire en Belgique au XIXe siècle, 2011.

Gent

Deze bijdrage is een bewerkte en geactualiseerde versie van het hoofdstuk ‘Taal’ in G. Deneckere, Uit de ivoren toren. 200 jaar universiteit Gent , 2017. De geschiedenis van de UGent - met steeds aandacht voor de vernederlandsing - is digitaal terug te vinden op www.UGentMemorie.be. Oudere basiswerken zijn het jubileumboek naar aanleiding van 175 jaar Universiteit Gent. Een verhaal in beeld van de hand van Elienne Langendries en Anne-Marie Simon-Van der Meersch (1992), de gedenkboeken na een kwarteeuw vernederlandsing (1957) en bij 150 jaar Rijksuniversiteit Gent (1967), de uitgebreide reeks Uit het verleden van de R.U.G. onder redactie van Karel De Clerck, diens Hoofdmomenten uit de ontwikkeling van de Gentse rijksuniversiteit (1817-1967) (1967) en het standaardwerk van Ruben Mantels, Gent. Een geschiedenis van universiteit en stad, 1817-1940 (2013), die specifiek over het Gentse studentenprotest ook nog “For the Language of Science: The Student Revolts on the Dutchification of Ghent University, 1918–1940”, in: P. Dhondt e.a. Student Revolt, City, and Society in Europe. From the Middle Ages to the Present, 2018, 338-357 publiceerde. De biografische informatie over hoogleraren kan in ruime mate geput worden uit de personenlemma’s op UGentMemorie.be en professorendatabank UGentMemorialis, waar de gedrukte Libri Memoriales van de universiteit uit 1913 en 1960 volledig gedigitaliseerd raadpleegbaar zijn en waar gelinkt wordt naar de Biographie Nationale, het Nationaal Biografisch Woordenboek en Bestor.be.

De vernederlandsing van de Gentse universiteit is van alle thema’s het best onderzocht. We verwijzen naar de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging (1998), de Kroniek van de strijd voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit (1980) en naar G. Deneckere, ‘Turbulentie rond de vernederlandsing van de Gentse universiteit na de Eerste Wereldoorlog. Analyse van een besluitvormings- proces’, Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde, xlviii, 1994, 201-231. Recent publiceerde Lode Wils een lijvige biografie van een van de ‘kraaiende hanen’ Frans van Cauwelaert. Politieke biografie (2017). Het activisme werd grondig bestudeerd door Daniël Vanacker, Het activistisch avontuur (2006). Maar wat een wespennest! Het rectoraat van August Vermeylen en de vernederlandsing van de Gentse universiteit (2010) door Ruben Mantels en Hans Vandevoorde verscheen in het Vermeylenjaar 2010 en beide auteurs bezorgden in 2019 ‘Ik denk nog het best met een pen in de hand’. Het dagboek 1939-1944 van August Vermeylen. Verbonden met de herdenkingstraditie, is er: R. Mantels, ‘De traditie als fundament. Tweehonderd jaar Gentse herdenkingen’, in: Een wereld van verschil? De zuidelijke rijksuniversiteiten in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (onder redactie van Matthias Meirlaen, Eddy Put, Jo Tollebeek en Tom Verschaffel), 2020, 215-236. Verbonden met de bibliotheekgeschiedenis (met hoofdbibliothecarissen als Jules de Saint-Genois en Willem de Vreese), is er: R. Mantels, Torens van boeken. Universiteitsbibliotheek Gent, 1797-2020, 2020.

Over de verengelsing van het hoger onderwijs ook in Vlaanderen voerde Gita Deneckere interviews met Anne-Marie Musschoot, Jacques Van Keymeulen en is er het oudere: Gita Deneckere en Ruben Mantels, ‘Geen haan die ernaar kraait. August Vermeylen en de verengelsing van het hoger onderwijs’, in: Ons Erfdeel, 54, 2011, 4-13.

Over Gentse universiteit in de Tweede Wereldoorlog: Dirk Martin, De Rijksuniversiteit Gent tijdens de bezetting 1940-44. Leven met de vijand (1993) en Bart Carne- wal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent tijdens de Tweede Wereldoorlog, 1992.

Leuven

Documents relatifs à l'érection et à l'organisation de l'université de Louvain, 1834-1883.
– J. Mac Leod, Verslag van de Commissie gelast met het onderzoeken naar de wenschelijkheid van het inrichten eener Nederlandsche Hoogeschool in Vlaamsch-België, 1897.
Ter inleiding, standregelen, beheerraad en leden van de verenigingen Vlaamsche Leergangen te Leuven, 1924.
De wet Nolf en de vervlaamsching van de universiteit te Gent, 1924.
Mac Leod gedenkboek, 1930.
– K. Cruysberghs, Nederlandse openingsrede bij den aanvang van het academisch jaar 1931-1932, op 20 oktober 1931, 1931.
Annuaire de l'Université Catholique de Louvain, 28 dln. (1891-1934) en 3 dln. (1934-1937), tweetalig.
– W. Peremans, Nederlandsch hooger onderwijs te Leuven, 1943.
Hoogleraren, onze trots en onze ontgoocheling. Uitgave van het KVHV, 1952.
– L. Wils, De eerste leerstoelen Nederlands aan onze universiteit, 1954.
– M. Cordemans, Dr. A. Laporta en 'De Student', 1959.
– W. Peremans, 'Vlaamse Leergangen' en de Leuvense universiteit, 1959.
Lodewijk de Raet in het perspectief van deze tijd, 1960.
– ACAPSUL, Memorandum sur les problèmes que la question linguistique pose à l'université de Louvain, 1962.
– De faculteit geneeskunde, onze trots en onze schande, in: Ons Leven, jg. 74, 1962, nr. 19.
– Hoogleraren, onze trots en onze ontgoocheling, in: Ons Leven, speciaal nummer (17 mei 1962).
– H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, 1965, dl. IV.
– M. van Haegendoren, De ziekte aan de Dijle. De ruimtevrees van de katholieke universiteit van Leuven, 1966.
– G. van Hoof, Leuven-Louvain, 1966.
– R. Derine, De strijd om Leuven. Feiten en eisen, 1967.
– H.J. Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914-1939, 1969, 4 dln.
– Th. Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1789 tot heden, 1973³.
– K. van Isacker, Herderlijke brieven over politiek 1930/1960, 1969.
– A.W. Willemsen, Het Vlaams-nationalisme. De geschiedenis van de jaren 1914-1940, 1969².
– K. Cruysberghs, Memoires, 1971².
– H. Todts, Hoop en wanhoop der vlaamsgezinden, 1967-1971, dln. II-III.
– M. Verleyen, De geschiedenis van de vereniging 'Vlaamse Leergangen te Leuven' en de invoering van de tweetaligheid aan de universiteit. 1924-1934, KU Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1971.
– M. Verleyen, 'Vlaamse Leergangen' en het begin van de vernederlandsing te Leuven 1924-1935, 1973 (overdruk uit Onze Alma Mater, 1972-1973).
– Vlaamse Leergangen in het goud 1924-1974, in: Onze Alma Mater, speciaal nummer, jg. 28, 1974, nr. 4.
– F. Vlaemynck en G. Fauconnier, Het vraagstuk 'Leuven' (1968) in de spiegel van de Belgische pers, 1974.
– R. Boudens, Kardinaal Mercier en de Vlaamse Beweging, 1975.
– L. Vos, Ideologie en idealisme. De Vlaamse studentenbeweging te Leuven in de periode tussen de twee wereldoorlogen, in: BTNG, jg. 6, 1975, nrs. 3-4, pp. 263-328.
– L. Vos-Gevers, De Vlaamse studentenbeweging te Leuven. 1836-1914, in: Onze Alma Mater, jg. 29, 1975, nr. 2, pp. 126-142.
– H. Todts en W. Jonckheere, Leuven Vlaams splitsingsgeschiedenis van de Katholieke Universiteit te Leuven, 1979.
– R. Dillemans en E. Lambrechts, Twintig jaar K.U.Leuven, in: Jaarboek Vlaamse Beweging. Vlaams Archief 88, 1988, pp. 47-56.
– H. Todts, Leuven: een gewonnen veldslag, in: Jaarboek Vlaamse Beweging. Vlaams Archief 88, 1988, pp. 57-81.
– J. Verroken, Leuven Vlaams: een getuigenis, in: Jaarboek Vlaamse Beweging. Vlaams Archief 88, 1988, pp. 82-101.
– G. Vandromme, De jaren zestig: herinneringen, in: Jaarboek Vlaamse Beweging. Vlaams Archief 88, 1988, pp. 102-108.
De Universiteit te Leuven, 1425-1985, 1988.
– L. Vos, M. Derez, I. Depraetere en W. van der Steen, De stoute jaren. Studentenprotest in de jaren zestig, 1988.
– E. Lamberts, Vijfentwintig jaar K.U.Leuven (1968-1993), in: Onze Alma Mater, jg. 47, 1993, nr. 3, pp. 316-342.
– P. Baert, De geschiedenis van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) van 1956 tot 1970. KU Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1994.
– J. Tollebeek en L. Nys, De stad op de berg. Een geschiedenis van de Leuvense universiteit sinds 1968, 2005.
– F. Staring, Een exploratief onderzoek naar het effect van Engelstalig onderwijs op de ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid, Vrije Universiteit Brussel, gepubliceerde masterproef, 2014. [Een exploratief onderzoek naar het effect van Engelstalig onderwijs op de ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid. | Scriptieprijs (scriptiebank.be)] [geraadpleegd op 08/05/21]
– S. Grymonprez en S. Thys, Universiteiten omzeilen Vlaamse taalwetten, in: Veto, 28 november 2016.
– A. Vrints, De Vlaamse Onderwijsraad zet de deur wagenwijd open voor de verengelsing van het hoger onderwijs, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 76, 2017, nr. 1, pp. 77-81.
– A. Vrints, Van emancipatie naar rendementsdenken. De taal van het hoger onderwijs in Vlaanderen, in: Colloquium 50 jaar Leuven Vlaams – Leuven Engels?, 6 oktober 2018.
– KVHV-Leuven, Taalmanifest van het KVHV, 2019. [https://cdn.nimbu.io/s/5f1p1nu/assets/Taalmanifest.pdf]  [geraadpleegd op 08/05/21]
– G. Deneckere, B. De Wever en A. Vrints, Naar verengelsing hoger onderwijs op zijn Hollands?, in: De Tijd, 22 mei 2019.
– B. Maddens, Vlaamse regering moet een tandje bijsteken tegen de verengelsing van het hoger onderwijs, 6 juli 2019, geraadpleegd op: 7 mei 2021, op: https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/07/06/vlaamse-regering-moet-een-tandj…
– I. van Houdenhove, ”Zelfs als we het aantal anderstalige bachelors verdubbelen, blijven we ver weg van ‘verengelsing’”. Interview rector Luc Sels, in: Campuskrant, 25 september 2019.
– G. Deneckere, Van bildung naar globish. De verengelsing van de Vlaamse universiteiten, in: L. Jensen e.a. (red.), Against English. Pleidooi voor het Nederlands, 2019, pp. 194-202.
– D. Sinardet e.a., Gelijke kansen? Forget it, in: De Standaard, 14 januari 2020.
– D. Delespaul en S. Verberckmoes, Weyts trekt ten strijde tegen spookopleidingen, KU Leuven bibbert, in: Veto, 22 maart 2021.
– F. van Splunder en Chr. Engelen, Ruimte voor creatieve oplossingen. Taal in het Vlaams hoger onderwijs: beleid en praktijk, in: Th&ma Hoger Onderwijs, 2018, pp. 19-23.

Limburg

– Bestendige Deputatie der Provincie Limburg, Limburg en het Hoger Onderwijs, 1963.
– L. Roppe, Universitair onderwijs in Limburg. Rede uitgesproken door de heer L. Roppe, Gouverneur van de Provincie, 1967.
– M. Claeys-Van Haegedoren, Oprichting van de Econmische Hogeschool Limburg (ongepubliceerde nota), 1969.
– Universiteit, beter iets dan niets, in: Knack, 20 mei 1971.
– A. Grypdonck, De groei naar een universiteit in Limburg: een kroniek, 1997.

Kortrijk

– S. Vanden Borre, Toga’s voor ’t Hoge: geschiedenis van de Leuvense Universiteit in Kortrijk, 2015.

Suggestie doorgeven

2023: Jeffrey Tyssens / Alexia Coussement / Gita Deneckere / Ruben Mantels / Wilfried Weets

Databanken

Inhoudstafel