Van Dievoet, Emiel

Persoon
Herman Van Goethem (1998)
Volledige voornaam
Josse Emile
Geboorte
Sint-Katherina-Lombeek, 10 juni 1886
Overlijden
Leuven, 24 juni 1967
Leestijd: 4 minuten

Was de zoon uit een landbouwersgezin die humaniora volgde aan het Klein Seminarie van Mechelen. De dood van zijn vader belette hem aanvankelijk verder te studeren. In 1905 kreeg Van Dievoet een betrekking bij de Belgische Boerenbond, die hem in staat stelde tussen 1907 en 1912 rechtenstudie aan de Leuvense universiteit te volgen. Hij stond er onder de invloed van de hoogleraren Victor Brants en Emiel Vliebergh. In 1913 behaalde hij bovendien het doctoraat in de politieke en sociale wetenschappen. Enkele studiebeurzen stelden hem in staat aan de universiteiten van Heidelberg, Parijs en Bern verder te studeren. In 1914 werd hij advocaat te Leuven en trad hij opnieuw in dienst van de Boerenbond, waarvan hij in 1936 ondervoorzitter werd. Van 1918 tot 1955 doceerde Van Dievoet aan de Leuvense universiteit, waar hij in 1919 gewoon hoogleraar werd. Van 1919 tot 1936 was hij katholiek volksvertegenwoordiger, in 1931-1932 minister van landbouw en in 1939 minister van justitie.

Van Dievoets afkomst en vorming maakten van hem een sociaal bewogen man die opkwam voor 'de verheffing van het Vlaamse volk'. Vandaar zijn wetgevende activiteiten in de Kamer ten gunste van de landbouwers en voor een grotere toegankelijkheid van de rechtbanken. Vandaar ook zijn Vlaamsgezindheid, die vooral gericht was op de rechtswereld.

Als volksvertegenwoordiger maakte Van Dievoet deel uit van de Katholieke Vlaamsche Kamergroep. Bij de totstandkoming van taalwetgeving kwam hij actief tussenbeide, zowel in de commissies als tijdens de plenaire vergaderingen. Zo was hij in 1928 medeondertekenaar van een wetsvoorstel van de Katholieke Vlaamse Kamergroep, dat strekte tot de gedeeltelijke vernederlandsing van de taal in burgerlijke rechtszaken. In datzelfde jaar stelde hij in de speciale Kamercommissie over het amnestievraagstuk het gebruik voor van het juridische begrip 'uitdoving' in plaats van 'gratie' of 'amnestie'. Zijn tussenkomst leidde uiteindelijk tot de goedkeuring van de zogenaamde Uitdovingswet van 1929.

Vanaf 1933 had Van Dievoet zitting in de Kamercommissie die belast was met de uitwerking van de nieuwe taalwet in rechtszaken, die in september 1935 zou worden uitgevaardigd. Als ondervoorzitter van de Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden droeg hij ook buiten het parlement bij tot de totstandkoming van deze wet.

De vernederlandsing van het gerecht was niet enkel een zaak van taalwetten, maar vergde ook een aangepaste omkadering: goede Nederlandstalige juristen, Nederlandse rechtsleer, Nederlandse wetteksten. Aan dit alles heeft Van Dievoet gewerkt. Vooreerst droeg hij fundamenteel bij tot de vernederlandsing van de juristenopleiding. In 1919 werd hij voorzitter van het Vlaamsch Rechtsgenootschap te Leuven, dat onder meer Nederlandse pleitoefeningen voor de rechtenstudenten organiseerde. Aan de universiteit was hij stichtend lid en secretaris van de in 1924 opgerichte Vlaamse Leergangen te Leuven. De vernederlandsing van de rechtenfaculteit was voor een groot deel het werk van Van Dievoet. In oktober 1935 volgde hij Hector Lebon op als voorzitter van de Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden.

Van bij de aanvang onderscheidde Van Dievoet zich door zijn vele bijdragen over burgerlijk recht en procesrecht in het Nederlands te schrijven. Hij ijverde ook voor een toenadering tussen de Nederlandse en Vlaams-Belgische rechtswereld, onder meer door de oprichting in 1947, samen met de Leidense professor E.M. Meijers, van de Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht in België en Nederland. Dit streven naar samenwerking was mede ingegeven door de overtuiging dat Vlaanderen voor de ontwikkeling van zijn rechtstaal veel van Nederland kon leren.

Van Dievoet leverde ten slotte vooral fundamenteel werk in de vertaling van Belgische wetgeving van vóór 1898, waarvan enkel een officiële Franse tekst bestond. In 1922 nam hij actief deel aan het tiende Rechtskundig Congres van de Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden, dat de aanzet vormde tot de oprichting van de Centrale commissie voor Nederlandse rechtstaal en bestuurstaal in België (Koninklijk Besluit van 18 september 1923). Van Dievoet werd lid en was vanaf 1932 voorzitter van deze commissie, die de vertaling bezorgde van een heel aantal wetten en wetboeken. Zij bleef actief tot in 1941, maar haar vertalingen hadden geen kracht van wet.

Onder impuls van Van Dievoet werd na de Tweede Wereldoorlog (april 1954) een Commissie, belast met de voorbereiding van de Nederlandse tekst van de Grondwet, de Wetboeken en de voornaamste wetten en besluiten opgericht. Onder zijn voorzitterschap werkte deze commissie authentieke teksten uit, waarvan reeds een heel aantal door het parlement werden goedgekeurd.

Werken

– 'Bibliografie van prof. em. dr. Emiel van Dievoet', in Vlaams Rechtsgenootschap. Jaarboek XIII (1967), p. 51-61.

Literatuur

– F. Collin, 'Leuvense figuren. Prof. E. Van Dievoet', in Onze Alma Mater, nr. 3 (1948), p. 20-23.
– J. Coppens, 'In memoriam Professor Emiel van Dievoet', De Nieuwe Gids (1 juli 1967).
– J. Donner, 'Herdenking van prof. em. dr. E. van Dievoet', in Jaarboek 1967-1968 van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (1968), p. 354-361.
– R. Victor, 'In memoriam baron prof. em. dr. Emiel van Dievoet', in Jaarboek KVAWLSKB (1967), p. 292-310.
– G. van Dievoet, 'Emiel van Dievoet', in Twintig eeuwen Vlaanderen, XIV, 1976, p. 251-254.
– H. van Goethem (red.), Honderd jaar Vlaams rechtsleven 1885-1985, 1985.

Suggestie doorgeven

1973: Marleen Durnez (pdf)

1998: Herman Van Goethem (pdf)

Databanken

Inhoudstafel