Utile Dulci

Organisatie
Esther Lamberts (2023)

Utile Dulci (1845) was een Vlaamsgezind literair genootschap voor jongeren, dat tot in de jaren 1940 actief was binnen het Kleinseminarie van Sint-Truiden.

Oprichting
1845
Leestijd: 9 minuten

Utile Dulci (1845) was een Vlaamsgezind literair genootschap voor jongeren, dat tot in de jaren 1940 actief was binnen het Kleinseminarie van Sint-Truiden. In Vlaanderen geldt het genootschap als de oudste taalminnende vereniging verbonden aan een secundaire onderwijsinstelling. In tegenstelling tot andere gelijktijdige literaire genootschappen, legde Utile Dulci de focus op het bevorderen van de Nederlandse taal en literatuur onder haar leden, zonder zich nadrukkelijk in politieke kwesties te mengen. De vereniging kreeg soms ook wel de bijnaam ‘Vlaamsche Academie’. Gedurende meer dan een eeuw had Utile Dulci een aanzienlijke invloed op de (Nederlandstalige) seminaristen in Sint-Truiden, de priesteropleiding in het bisdom Luik en de Vlaamse beweging.

Ontstaanscontext

Op 2 mei 1843 vond de officiële opening plaats van het Kleinseminarie van Sint-Truiden, waar het Frans lange tijd de dominante taal was. Enkele leraren legden echter al vroeg contacten met de Vlaamsgezinde literair-culturele studentenvereniging Met Tijd en Vlijt Met Tijd en Vlijt
Met Tijd en Vlijt was een Vlaamsgezind Studentengenootschap dat in 1836 aan de Leuvense universiteit werd opgericht en bleef bestaan tot na de Tweede Wereldoorlog. Het speelde tot 1875 e... Lees meer
. Tegen het einde van de jaren 1830 stonden onder meer de leraren Nederlands van de normaalschool, Jan Baptist Janné Janné, Jan
Priester Jan Janné (1816-1869) stimuleerde als leraar en onderwijsinspecteur in Limburg het gebruik van het Nederlands. Lees meer
  en Hendrik Jan Peters Peters, Hendrik
Hendrik Peters (1806-1855) was leraar en auteur van bijdragen over onderwijs en taalkunde. Hij was ook de uitgever van het maandblad De Middelaer. Lees meer
, nauw in contact met deze Vlaamse lettergilde. Twee jaar later volgde binnen het Kleinseminarie de oprichting van een letterkundig genootschap dat de naam Utile Dulci kreeg, een verwijzing naar de bekende spreuk van Horatius die vertaald kan worden als ‘het nuttige met het aangename’. Vanaf het begin bekleedde Janné de positie van erelid binnen het nieuwe genootschap. Ook Konstantijn Jan Bogaerts Bogaerts, Konstantijn
Konstantijn Bogaerts (1812-1891) was als priester actief in het onderwijs en in het bisdom Luik. Hij was medestichter van Met Tijd en Vlijt en het Werk der Vlamingen in Luik en redacteur ... Lees meer
), die in 1840 als voorzitter van Met Tijd en Vlijt betrokken was bij het organiseren van het Vlaams petitionnement Petitionnement
Het Vlaams petitionnement (1840) was een politieke actie waarbij taalminnaars uit Antwerpen, Gent en Leuven voor de eerste maal een ‘Vlaams’ eisenprogramma formuleerden. Dit petitionnemen... Lees meer
in Limburg Limburg
Lees meer
, bleef nog tot september 1844 in Sint-Truiden als directeur van de bisschoppelijke normaalschool. Uiteindelijk werden drie van de zes leraren erelid van Utile Dulci. Dat gold eveneens voor de opvolger van Bogaerts, directeur Jacob Lenaerts Lenaerts, Jacob
Priester Jacob Lenaerts (1862-1913) was als seminarist actief in de Limburgse studentenbeweging. Daarna publiceerde hij taalkundige bijdragen. Lees meer
. Hendrik Pelsers (1820-1892), die Lenaerts op zijn beurt opvolgde, vervulde zelfs de rol van ondervoorzitter tot 1849. Utile Dulci ontstond dus in de context van een Vlaamsgezinde traditie, eerst in Rolduc en later in Sint-Truiden, waarbij Met Tijd en Vlijt als inspiratie diende.

Beginjaren

Op 18 oktober 1845 vond de allereerste bijeenkomst plaats van de actieve leden van Utile Dulci, met als voorzitter de jonge leraar filosofie Louis Bartholomeus (Lodewijk) Rubens (1820-1899). Hij wordt beschouwd als de oprichter, maar fungeerde eigenlijk als de woordvoerder van een grotere groep die al enkele jaren dacht aan de oprichting van de taalminnende vereniging.

Vanaf 1847 werd Rubens corresponderend lid van Met Tijd en Vlijt. In de beginperiode probeerde men dan ook aansluiting te vinden bij het Leuvense genootschap, en in de loop van het schooljaar 1846-1847 sloot Utile Dulci zich aan als onderafdeling. De betere werken van de Truiense vereniging werden ter publicatie naar Leuven gezonden, die deze gedurende de eerste jaren enthousiast verwelkomde. De banden bleven hecht tot in de jaren 1860. Vanaf het werkingsjaar 1860-1861 vinden we in de verslagen van Met Tijd en Vlijt echter geen verwijzingen meer naar contacten met Utile Dulci. De groeiende kloof tussen beide genootschappen kan mogelijk verklaard worden door de toenemend radicale Vlaams-politieke koers die Met Tijd en Vlijt in die periode voer, terwijl Utile Dulci uitsluitend een literair genootschap bleef.

Op het moment van de oprichting stond het Kleinseminarie onder leiding van de jonge Limburger Pieter Jan Schrijen. Hij werd ‘Eer-voorzitter en Bescherm-lid’. Zoals eerder vermeld bekleedden Rubens en Pelsers respectievelijk de rollen van voorzitter en ondervoorzitter. Jozef P. Coenen, een student wijsbegeerte, vervulde de functie van geheimschrijver of secretaris, en Joannes Fredericus Smissen (1825-1880) was de penningmeester. Het bestuur van Utile Dulci bestond telkens uit vijf leden, die verkozen werden tijdens de laatste zitting van het schooljaar, en bestond naast de reeds vernoemde functies ook uit een schatbewaarder of boekhouder, en een boekbewaarder of bibliothecaris.

Op de eerste vergadering nam het genootschap unaniem het reglement of de ‘standregel’ aan die bepaalde dat werkende leden jaarlijks twee werken ‘van eigen vinding’ moesten indienen. Dit reglemen was gebaseerd op dat van Met Tijd en Vlijt en bood een overzicht van het doel, de organisatie en de werking van de vereniging. Het lidmaatschap was voorbehouden aan de studenten wijsbegeerte. Ook retorica- en poësisstudenten, de hoogste twee klassen van het secundair onderwijs, waren in principe toegelaten, op voorwaarde dat ze een toelatingsproef aflegden. Dat gebeurde echter niet tot 1850.

Vanaf 1850 had Utile Dulci doorgaans een leraar Nederlands als voorzitter. Johannes Lodewijk Peeters nam wellicht deze rol op tot ongeveer 1860. Peter Vanschillebeek (1829-1891) volgde hem op en was voorzitter van 1862 tot 1870. Daarna volgden Gerardus Leën (voorzitter van 1870 tot 1874), Paulus Kerkhofs (1874-1876), Ludovicus Schoolmeesters (1876-1883), L. Vleugels (1883-1886), Gulielmus Josephus Erkens (1886-1890), Franciscus Pennings (1890-1897) en Joannes Josephus Leunissen (1897-1910).

Utile Dulci was verdeeld in twee secties, die ook aparte zittingsdagen hielden: de Bijenkorf voor de studenten wijsbegeerte en het Mierennest voor de retorica- en poësisstudenten, geleid door respectievelijk de voorzitter en de ondervoorzitter. Om de twee weken kwamen ze samen onder leiding van de voorzitter, die elke zitting opende met een gebed. Nadien lazen de leden hun eigen werken voor, waarna deze aan kritiek onderworpen werden. Verder brachten ze proza of poëzie van andere schrijvers en hielden ze taal- en letterkundige oefeningen. Veel van de bewaarde werken bevatten sterk romantische en religieus geïnspireerde gedichten en prozastukken. Vanaf het midden van de jaren 1880 nam de productie van poëtische teksten af en verschoof de aandacht naar de studie van proza.

In het eerste werkingsjaar (1845) telde het genootschap achttien werkende leden (studenten wijsbegeerte, afgezien van enkele priester-leraars). Tussen 1848 en 1849 steeg het aantal naar dertig. Pas vanaf 1850 werden ook de eerste retorica-leerlingen opgenomen. In de periode na 1880 stabiliseerde het ledenaantal rond de zestig, waaruit blijkt dat bijna alle Vlaamse leerlingen uit de hoogste twee klassen en de Vlaamse studenten wijsbegeerte zich aansloten bij Utile Dulci.

Realisaties

Op 17 augustus 1847 trad Utile Dulci voor het eerst officieel naar buiten ter gelegenheid van een plechtige prijsuitdeling, met een gedicht over de overplaatsing van het Kleinseminarie van Rolduc naar Sint-Truiden. Daarna organiseerde het elk jaar een prijskamp, die telkens doorging in vier reeksen met drie afgevaardigde leerlingen per klas: de eerste voor de studenten wijsbegeerte en de leerlingen van de retorica, de tweede voor de poësis en de derde klas, de derde reeks voor de vierde en vijfde klas en de vierde en laatste reeks voor de zesde en zevende klas.

Het bestuur publiceerde driemaal een literaire bundel met een selectie van de best beoordeelde – voornamelijk poëtische – werken van het genootschap. In 1852 werd Letteroefeningen van het taelminnend genootschap opgerigt onder de leerlingen van het Klein-Seminarie te Sint-Truiden aan het Vlaamse lezerspubliek voorgesteld. Het was een eerbetoon aan Cornelius Richardus Antonius van Bommel (1790-1852), bisschop van Luik van 1829 tot 1852, en bevat een lovend imprimatur van vicaris-generaal Hubertus Neven (1794-1876). In 1857 verscheen de tweede bundel met dezelfde titel, opgedragen aan Theodorus Alexis Josephus de Montpellier (1807-1879), bisschop van Luik van 1852 tot 1879, die persoonlijk het imprimatur verleende. In 1893 volgde de derde literaire bundel, opgedragen aan bisschop Victor Doutreloux Doutreloux, Victor-Joseph
Victor-Joseph Doutreloux (1837-1901) was de 86ste bisschop van de industriestad Luik en stond bekend om zijn sociale en pragmatische beleid, dat voornamelijk inzake het arbeidersvraagstuk... Lees meer
van Luik.

Bij buitengewone gelegenheden volgde een speciale zitting, zoals bijvoorbeeld in 1902 ter viering van de Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
en in 1904 ter ere van de Onbevlekte Ontvangenis. Utile Dulci organiseerde jaarlijks rond Vette Dinsdag een Toon- en Letterfeest, een evenement dat ontstond op vraag van voorzitter Vanschillebeek in 1867, met een toneelvoorstelling. Die traditie zou voortduren tot diep in de 20ste eeuw.

Evoluties tussen 1880 en 1900

In de laatste twee decennia van de 19de eeuw ondernam Utile Dulci enkele nieuwe initiatieven, waaronder de oprichting van het Genootschap van Vlaamsche Snelspraak in 1883. Deze was verplicht voor de studenten wijsbegeerte, en had als doel om Nederlands te leren spreken in het openbaar. De zittingen vonden wekelijks of tweewekelijks plaats op zaterdagochtend en focusten op de vijf minuten durende improvisaties over toegewezen onderwerpen. In 1886 onderging de bibliotheek van het genootschap een vernieuwing, waarbij verouderde werken uit de collectie werden verwijderd en nieuwe werden aangekocht, vooral van 19de-eeuwse katholieke Vlaamse schrijvers.

 

In deze periode kwamen individuele leden van Utile Dulci, na herhaalde conflicten met het schoolbestuur en de Waalse leerlingen, steeds meer op voor het gebruik van de Nederlandse taal in de school en in de bredere samenleving. Sommige leden sloten zich aan bij de acties die op de gouwdagen van Limburgse studentenbeweging Studentenbeweging
Lees meer
werden gelanceerd, zoals het uitsluitend Nederlands spreken tijdens vakantieperiodes. Hierdoor fungeerde Utile Dulci als een kweekvijver voor veel Limburgse Vlaamsgezinden zoals  bijvoorbeeld Martinus-Hubertus Rutten Rutten, Martinus-Hubertus
Martinus-Hubertus Rutten (1841-1927) was een Vlaamsgezinde bisschop in Luik, die zich hoofdzakelijk bezighield met het vernederlandsen van het arbeidersmilieu en het onderwijs. Hij stond ... Lees meer
, Eugeen Leën Leën, Eugeen
Eugeen Leën (1862-1932) was een drijvende kracht in de Limburgse Vlaamse beweging, onder meer als drukker-uitgever, oprichter van De Jonge Klauwaarts, secretaris van het Hasseltse Davids... Lees meer
en Lodewijk Plessers Plessers, Lodewijk
Lodewijk Plessers (1862-1915) was zeer actief in de Vlaamsgezinde studentenbeweging. Hij was secretaris van Met Tijd en Vlijt, stichter van en schrijver in het studentenblad De Kabouter e... Lees meer
. Ze werden eveneens beïnvloed door studentenbonden en -verenigingen en enkele Vlaamse tijdschriften, waaronder De Student De Student
De Student was een katholiek scholieren- en studententijdschrift dat verscheen van 1881 tot in 1930. Het was voor 1914 het meest gezagvolle orgaan van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweg... Lees meer
, Jong Dietschland Jong Dietschland (1926-1933)
Jong Dietschland (1926-1933) was een radicaal Vlaamsgezind en Groot-Nederlands weekblad met veel interesse voor kunst en literatuur en met aandacht voor de Nieuwe Orde-stromingen. Het bla... Lees meer
(1898-1914)
en De Vlaamsche Keikop De Vlaamsche Keikop
De Vlaamsche Keikop was een katholieke studentenalmanak (1890-1922) uitgegeven door Vlaamsgezinde priesters van het aartsbisdom Mechelen. Hij voerde het motto ‘In Vlaanderen Vlaamsch, Vla... Lees meer
. Desondanks bleef Utile Dulci trouw aan het bestuur van de school en ondernam geen directe politieke acties voor de Vlaamse taalstrijd.

Utile Dulci in de 20ste eeuw

Onder stimulans van vicaris-generaal Rutten, die zelf nog voorzitter was geweest van Utile Dulci, vonden in het bisdom Luik vernederlandsingsmaatregelen ingang voor de katholieke colleges. Zo vond mei 1910 de goedkeuring van de wet- Paul Segers Segers, Paul-Willem
Paul-Willem Segers (1900-1983) was secretaris van het ACW en achtereenvolgens KVV- en CVP-politicus, die na de Tweede Wereldoorlog verschillende ministerposities bekleedde. Hij was betrok... Lees meer
-Louis Franck plaats. In het Kleinseminarie volgden de leerlingen vanaf dat moment de vakken geschiedenis en aardrijkskunde in het Nederlands. Door Utile Dulci kreeg het Nederlands ook buiten de lessen steeds een behoorlijke plaats. Het politieke vaarwater wou het genootschap echter niet betreden.

Tijdens het interbellum kende Utile Dulci elk academiejaar een nieuwe voorzitter, onder anderen: Gabriel Duchateau (1919-1920) Emiel van der Donck (1921-1922), Mathieu Bouveroux (1923-1924), Jan Vanderleyden (1926-1927), Karel Simons (1928-1929), Fons Martens (1931-1932), Gilbert Dupas (1932-1933), Jan Rouwet (1934-1935), Albert Byvoet (1935-1936), Jan Baken (1938-1939). Het merendeel van hen vervulde later de positie van parochiepriester. Het ledenaantal bleef gedurende deze periode rond de dertig liggen, wat een daling aantoont in vergelijking met de voorgaande periode.

Na de Tweede Wereldoorlog stierf Utile Dulci een stille dood. Het jongst daterende stuk (1941) uit het archief draagt de titel ‘Vaarwel mijn broeder’ en is van de hand van L. Becker. De Katholieke Studentenactie - Jong Vlaanderen Katholieke StudentenActie
De Katholieke Studentenactie (KSA) was een (jeugd)beweging rond Katholieke Actie. Ze was gericht op scholieren en beschouwde zichzelf als een erfgenaam van de Katholieke Vlaamse Studenten... Lees meer
(KSA) was vanaf nu de vaandeldrager voor de katholieke Vlaamse studenten in Limburg.

Literatuur

— C. de Clercq, Het Luikse klein seminarie te Rolduc (1831-1843), in: G. Heynen, en H. Kesters (red.), Historische bijdragen uitgegeven door de Geschiedkundige Kring van Sint-Truiden, Sint-Truiden, 1968, pp. 28-29.
— M. Hanson, Het kleinseminarie van het bisdom Luik: bakermat van de Vlaamse Beweging in Limburg (1831-1850), in: Historische bijdragen ter nagedachtenis van G. Heynen, Sint-Truiden, 1984, pp. 193-212.
— M. Hanson, Taalstudie en moedertaalonderricht in het middelbaar onderwijs in Limburg, 1830-1914, KU Leuven, doctoraatsverhandeling, 1984.
— M. Hanson, ”Utile Dulci”: De Vlaamse lettergilde van het kleinseminarie te Sint-Truiden in de 19de eeuw, (I-III), in: Limburg, jg. 63, 1984, nr. 1, pp. 34-37; nr. 3, pp. 101-105; jg. 64, 1985, nr. 1, pp. 1-7.
— L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), Leuven, 1987.
— L. Vints, P.J. Broekx en de christelijke arbeidersbeweging in Limburg 1881-1968, Leuven, 1989.
— R. van Laere, Het Klein Seminarie vanaf het ontstaan tot 1940, in: Omzien in dankbaarheid. 150 jaar katholiek onderwijs in de abdij van Sint-Truiden, Opglabbeek, 1992, pp. 12-56.
— P. Neirinckx, Beknopte onderzoeksgids voor de geschiedenis van het letterkundig genootschap ‘Utile Dulci’ (Sint-Truiden), Eisden, 2020.
— I. Luyx, Van kleinseminarie tot abdij-internaat, geraadpleegd op 26 juli 2023, op: http://abdij-internaat.be/swfiles/files/geschiedenis.pdf.
Utile Dulci, geraadpleegd op 18 augustus 2023, op: https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_02764.php.
—  Utile Dulci (1845-), geraadpleegd op 22 augustus 2023, op: https://www.odis.be/hercules/search2.php?searchMethod=simple&search=Utile%20&lng=.

Suggestie doorgeven

1975: Simon Vandevelde (pdf)

1998: Filip Boudrez

2023: Esther Lamberts

Inhoudstafel