Daensistische beweging

Begrip
Frans-Jos Verdoodt (2023, ongewijzigd), Frans-Jos Verdoodt (1998)

Daensistische beweging is de verzamelnaam voor een geheel van feiten, opvattingen, organisaties, personen en strijdmiddelen die tijdens de late 19de en de vroege 20ste eeuw een onderdeel vormden van de christen-democratie in Vlaanderen en Brussel. Ze onderscheidde zich van de gemiddelde christen-democratie door haar radicaal-populistische stijl, haar occasionele samenwerking met liberalen en socialisten, haar kritische houding tegenover het gevestigde gezag en haar gerichtheid op het platteland en de suburbia in de driehoek Antwerpen-Brussel-Gent. Daarenboven was de beweging op de meeste plaatsen sterk verbonden met de militante kernen van de Vlaamse beweging

Alternatieve term
Daensisme
Daensist
Leestijd: 30 minuten

Algemene situering

Daensistische beweging is de verzamelnaam voor een geheel van feiten, opvattingen, organisaties, personen en strijdmiddelen die tijdens de late 19de en de vroege 20ste eeuw een onderdeel vormden van de christen-democratie in Vlaanderen en Brussel. De Daensistische beweging onderscheidde zich van de gemiddelde christen-democratie door haar radicaal-populistische stijl, haar occasionele samenwerking met liberalen en socialisten, haar kritische houding tegenover het gevestigde gezag en haar gerichtheid op het platteland en de suburbia in de driehoek Antwerpen-Brussel-Gent. Daarenboven was de beweging op de meeste plaatsen sterk verbonden met de militante kernen van de Vlaamse beweging

In de lijn van wat haar pioniers bewust hadden nagestreefd, bezorgde de Daensistische beweging aan de Vlaamse beweging een bijzondere dimensie, namelijk de verstrekkende synergie tussen de culturele, politieke en sociaal-economische aspecten van de Vlaamse emancipatie.

Die samenhang was voordien herhaaldelijk doch zonder succes bepleit en nagestreefd door talrijke Vlaamsgezinde politici, publicisten, spilfiguren in sociaal-culturele organisaties enzovoort. Die militanten waren hoofdzakelijk socialisten en liberalen. Zij wensten een eenheid van de taaleisen, de burgerlijk-democratische idealen en de arbeidersbeweging. Maar zij botsten op de ideologische breuklijnen, zowel binnen de eigen sfeer als tegenover de katholieken.

De katholieken van hun kant hadden de Vlaamse beweging hoofdzakelijk beschouwd als de toepassing van de Kulturkampf-gedachte. Hun solidaire koppeling van volkstaal en volksgeloof functioneerde als een dam tegen het modernisme en het socialisme. Daardoor had de Vlaamse beweging nooit een echte doorstroming bereikt in de arbeidersbeweging noch in de brede lagen van de vrijzinnige kleine burgerij. Anderzijds had de katholieke middenklasse aan de Vlaamse beweging de grootste aanhang en bezieling bezorgd. Door zijn leidende rol bij het afdwingen van aan aantal taalwetten was het katholieke parlementslid Edward Coremans Coremans, Edward (1835-1910)
Advocaat Edward Coremans (1835-1910) was politicus voor de Meetingpartij en voorzitter van de Nederduitsche Bond. Gedurende 42 jaar was Coremans als kamerlid een leidende figuur van de Vl... Lees meer
daarenboven de verpersoonlijking geworden van de eerste belangrijke politieke resultaten van de Vlaamse beweging

Met de linkerzijde van liberalen en socialisten had de Daensistische beweging een band die hoofdzakelijk gevormd werd door de gemeenschappelijke strijd tegen het katholieke conservatisme, maar die tevens verwees naar bepaalde historische achtergronden. Heel wat pioniers van de Daensistische beweging hadden wortels in het pragmatisch liberalisme van het platteland. Vanaf 1895 vormden zij op het gemeentelijke vlak herhaaldelijk bestuurscoalities met liberale groepen. In de steden Brussel en Gent genoten sommige daensistische leiders het vertrouwen van enkele kernen van liberale intellectuelen en middenstanders. Dat leidde daar herhaaldelijk tot electorale samenwerking, die vooral priester Adolf Daens Daens, Adolf
Priester Adolf Daens (1839-1907) was de grondlegger en het boegbeeld van de daensistische beweging en van de Christene Volkspartij. Lees meer
ten goede kwam en hem in 1902 in Brussel een parlementair mandaat opleverde. Ook in kleinere steden sloten de daensisten nu en dan akkoorden af met de liberalen, soms gelijktijdig ook met de socialisten. De linkerzijde putte uit haar occasionele samenwerking met de Daensistische beweging strategisch voordeel tegenover de katholieke partij. Maar zij handelde vaak ook uit spontane solidariteit met de kerkelijk geïsoleerde daensisten. Priester Daens, die in 1894 in Aalst volksvertegenwoordiger was geworden dankzij de openlijke steun van liberalen en socialisten, nam hierbij een ambivalente houding aan. Enerzijds aanvaardde hij de electorale en morele ondersteuning, anderzijds ontkende hij elke inhoudelijke band. Hij handelde daarbij vanuit een principieel godsdienstig motief en tegelijk vanuit de noodzaak om het kerkelijke taboe te doorbreken dat op hem rustte. Het dilemma van de controversiële band met de linkerzijde beheerste niet alleen de positie van priester Daens doch ook die van de Daensistische beweging in haar geheel. Dat enkele daensistische leiders hun relaties met de linkerzijde niet afhankelijk maakten van het kerkelijk-godsdienstig belang, veranderde in wezen niets aan die toestand. Op het inhoudelijke vlak stond de Daensistische beweging overigens vaak op één lijn met de socialisten en de progressieve liberalen, met name inzake de sociaal-economische politiek, de Kongo-kwestie, de onderwijs- en legerhervormingen, de kritische houding tegenover de dynastie enzovoort.

De Daensistische beweging ontleent haar naam aan die van haar bekendste militant, de Aalsterse priester Adolf Daens. Zij ontstond aan het eind van de jaren 1880 en in het begin van de jaren 1890. Haar wortels liggen in diverse gebieden in Vlaanderen, inzonderheid de regio's Aalst-Ninove-Geraardsbergen, Gent-Eeklo, Kortrijk-Waregem-Oudenaarde en een beperkt segment van de Antwerpse Kempen. Omstreeks de eeuwwisseling was zij over vrijwel geheel Vlaanderen en Brussel verspreid, evenwel met zeer verschillende densiteit. Pogingen om in Nederland een gelijklopende beweging uit te bouwen mislukten, ondanks de actieve steun die de voornaamste daensistische leiders ter plaatse gingen leveren aan dat project. In Wallonië onderhield de radicale christen-democratie een tijdlang intense contacten met de Daensistische beweging, vooral via de figuur van Daens. Die Waalse sociaal-politieke beweging leidde echter niet tot een echte breuk met de Kerk en de katholieke partij, zodat zij zich niet verder ontwikkelde tot een parallel van de Daensistische beweging.

Na de Eerste Wereldoorlog werd de beweging grotendeels een feitelijke, regionale variant van het Vlaams-nationalisme. In het arrondissement Aalst, het belangrijkste centrum van de Daensistische beweging, leverde de beweging het organisatorische en electorale platform voor het Vlaams-nationalisme. In de andere arrondissementen van Vlaanderen vervulde zij toen echter geen rol van betekenis meer. Zij overleefde er in een buitenbaan van het Vlaams-nationalisme; alleen in Brugge en Kortrijk volgde zij gedurende korte tijd de ontwikkelingslijn die in Aalst was gezet.

Na de Tweede Wereldoorlog verloor de Daensistische beweging de regionale betekenis die zij tijdens het interbellum nog had gehad. Slechts in enkele gemeenten in de streek van Aalst kon zij nog politiek naar voren treden, evenwel zonder aanzienlijk succes. Opvallend was wel dat in de arrondissementen Aalst en Kortrijk enkele sociaal-economische organisaties van de Daensistische beweging decennialang hun politieke structuren overleefden.

Uitsluitend in de lokale gemeenschappen waar de strijd tussen de daensisten en de katholieke partij de diepste emotionele sporen heeft nagelaten, vormt de herinnering aan de Daensistische beweging thans nog een zekere maatschappelijk-psychologische breuklijn met beperkte politieke consequenties. Anderzijds bezet de Daensistische beweging een steeds ruimere plaats in de belangstelling voor het sociaal-politieke verleden van Vlaanderen en van België. De basis daarvoor werd gelegd door de historiografie die zich vanaf de jaren 1960 gestaag ontwikkelde rondom de Daensistische beweging. Een echte doorbraak in die belangstelling kwam er toen die historiografie het vertrekpunt werd voor een opvallende artistieke productie over de controversionele politieke loopbaan van priester Daens.

Begripsassociatie Daensistische beweging/daensisme

De term daensisme is gebruikelijk als synoniem voor de Daensistische beweging. Tot het einde van de jaren 1970 was hij bovendien de enige waarmee de beweging werd aangeduid. Historici stelden toen echter vast dat er een wezenlijk onderscheid bestaat tussen enerzijds de eigenlijke beweging (Daensistische beweging) en anderzijds een belangrijk onderdeel ervan, met name de sfeer, de gebeurtenissen en de opvattingen die hoofdzakelijk verbonden zijn met de politieke loopbaan van priester Adolf Daens (daensisme). Die vaststelling won aan betekenis naarmate de bronnen ruimer, verscheidener en significanter werden.

Centraal in het daensisme staat de vermenging van de Daensistische beweging met het persoonlijke, disciplinaire conflict tussen priester Daens en de kerkelijke overheid. Die bepalende factor bezorgde een bijzondere dimensie aan enkele belangrijke accenten van de beweging, onder meer haar antiklerikale ondertoon, haar kritiek op het gevestigde gezag en haar streven naar politieke autonomie, los van de katholieke (eenheids)partij. Afgezien van de grote populariteit en de electorale betekenis die de Daensistische beweging via haar boegbeeld Adolf Daens verwierf, was het daensisme de feitelijke splijtzwam binnen die beweging: de meest gematigde fractie voelde zich gecompromitteerd, de meest radicale geremd. De eerste fractie verliet tussen 1895 (eerste kerkelijk isolement van Daens) en 1905 (Vaticaanse veroordeling van Daens) systematisch de beweging. De tweede fractie trachtte van 1897 af de beweging uit te bouwen tot een brede partijstructuur, waarvan Adolf Daens zelf herhaaldelijk afstand nam. Na de dood van Daens in 1907 verbrak die fractie tijdelijk alle banden met het daensisme, dat onder leiding van Daens' broer Pieter Daens Daens, Pieter
Drukker Pieter Daens (1842-1918) was als broer van Adolf Daens nauw betrokken bij de daensistische beweging. Als kamerlid steunde hij de vernederlandsing van de Gentse universiteit. ... Lees meer
nog gedurende enkele jaren overleefde.

Het daensisme vormde het meest geruchtmakende – en wellicht ook het belangrijkste – onderdeel van de Daensistische beweging. Het neemt daardoor enigszins de aandacht weg van diverse andere belangrijke onderdelen van de beweging: de ontwikkelingen vóór Adolf Daens in 1893 toetrad, de rol van Hector Plancquaert Plancquaert, Hector
Hector Plancquaert (1863-1953) was via zijn weekblad Het Recht een spilfiguur binnen de daensistische beweging. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij als radicale flamingant betrokken bi... Lees meer
en de zogenaamde roelanders, de deelneming van belangrijke leiders aan het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
en de integratie in het Vlaams-nationalisme. Evenmin kan de rol van Florimond-Alphonse Fonteyne Fonteyne, Florimond-Alphonse
De West-Vlaamse priester Florimond-Alphonse Fonteyne (1856-1923), die vanwege zijn politieke bedrijvigheid door de kerkelijke overheid uit die functie werd geschorst, speelde op diverse p... Lees meer
tot het daensisme gerekend worden, al bestond er een zeker parallellisme tussen beide politieke priesters – ook Fonteyne werd kerkelijk bestraft.

Ontstaan en grondslagen

De Daensistische beweging heeft haar wortels in de samenhang van drie psychologische breuklijnen die zich tijdens het laatste anderhalve decennium van de 19de eeuw ontwikkelden onder de gelovigen in Vlaanderen: het Vlaamse probleem, het sociale probleem en de revolutionaire dreiging van de massa-democratie.

De laatste twee breuklijnen werden na het Waalse werkliedenoproer van 1886 grotendeels verbonden door een behoedzaam emancipatorisch proces dat zich concretiseerde in het sociaal-katholicisme. Onder de onrechtstreekse leiding van de geestelijkheid verzamelde dat sociaal-katholicisme allerlei organisaties en strekkingen die zich langzaam losmaakten van de conservatieve denkbeelden: syndicale en coöperatieve initiatieven, antisocialistische werkliedenbonden en werkmanskringen, neocorporatistische gilden, studiekringen en sociale verzekeringen en ten slotte ultramontaanse kernen die een nieuwe doelstelling hadden gevonden na hun politieke mislukking van de jaren 1870. De toenemende aantrekkingskracht die door het socialisme werd uitgeoefend op de werklieden, maakte van het sociaal-katholicisme in de eerste plaats een recuperatiebeweging.

De kritische discussies tijdens het derde Sociaal Congres van Luik (1890) en het verschijnen van Rerum Novarum (1891) schiepen een zekere sfeer van kerkelijke legitimiteit voor het emancipatorische proces dat onder de gelovigen was ingezet. Een paar maanden vóór het verschijnen van de encycliek had dit proces daarenboven reeds geleid tot de oprichting van een overkoepelende organisatie voor de sociale beweging, namelijk de Belgische Volksbond Belgische Volksbond
Lees meer
(1891). Parallel daarmee was in landbouwmiddens overigens een beweging op gang gekomen om de verwachte doorbraak van de politieke democratie – door de invoering van het algemeen stemrecht – te begeleiden en te kanaliseren. De Belgische Boerenbond Belgische Boerenbond
De Boerenbond is een beroepsorganisatie van en voor landbouwers die tot ver in de 20ste eeuw sterke banden had met de Kerk en de katholieke partij, zich van meet af sterk engageerde in de... Lees meer
werd opgericht in 1890, de Oostvlaamse Landbouwersbond in 1891.

In de rand van die evolutie had zich inmiddels een christen-democratische stroming ontwikkeld die verwees naar het primaire sociale engagement van de Kerk. Zij kreeg het eerst een duidelijke vorm in Wallonië, waar zij werd gestuwd en georiënteerd door de Luikse seminarieleraar Antoine-Denis Pottier. Omdat zij rechtstreeks geconfronteerd werden met de socialistische opgang in alle industriële centra in Wallonië, legden de eerste christen-democraten meteen politieke klemtonen in de sociale beweging: verruiming van de politieke democratie, structurele hervormingen, loonwetten en interventierecht van de staat. En ofschoon hun oudste wortels in het neo corporatisme Corporatisme
Het corporatisme was in het interbellum, vooral in de crisisjaren 1930, een wijdverspreid, maar tegelijk vaag alternatief maatschappelijk en politiek model. Na de Tweede Wereldoorlog zou ... Lees meer
lagen, opteerden zij bovendien voor autonome en zuivere werkliedenorganisaties.

In Vlaanderen sloeg het enthousiasme van de christen-democratie vooral over op de groepen en stromingen die de radicaalste toon voerden in het sociaal-politieke emancipatieproces dat onder de gelovigen aan de gang was. Dat waren enerzijds de arbeidersbeweging in Gent en in kleinere centra als St.-Niklaas en anderzijds de Landdagbeweging Landdagbeweging
De Landdagbeweging, die zich ontwikkelde vanaf de vroege jaren 1860, vormde tot aan de Eerste Wereldoorlog de aanzet tot een reeks al dan niet succesvolle initiatieven tot samenwerking va... Lees meer
(onder meer de Katholieke Vlaamsche Landsbond Katholieke Vlaamse Landsbond (1919-1964)
De Katholieke Vlaamsche Landsbond (1919-1955) was de federatie van de Katholieke Vlaamsche Arrondissementsbonden, die als drukkingsgroep streed voor de vernederlandsing van Vlaanderen met... Lees meer
en de Sprekersbonden in Oost- en West-Vlaanderen, de Nederduitsche Bond Nederduitsche Bond
De Nederduitsche Bond (1861-1914) was een Antwerpse kiesvereniging die flamingantische katholieken en liberalen verenigde. De Bond was een invloedrijke machtsfactor binnen de Meeting, voo... Lees meer
van Antwerpen enzovoort).

Het radicalisme van de katholieke arbeidersbeweging, die in Gent bovendien een Vlaamsgezinde reflex bezat, werd echter in pragmatische zin gekanaliseerd door bisschop Antoine Stillemans Stillemans, Antoine
Geestelijke Antoine Stillemans (1832-1916) voerde als superior van het Klein Seminarie van Sint-Niklaas een Vlaamsgezind beleid. Na zijn benoeming als bisschop van Gent kwam hij in confli... Lees meer
en door invloedrijke politici als Herman de Baets De Baets, Herman
Herman de Baets (1856-1922) was een advocaat en katholiek politicus. Lees meer
, Arthur Verhaegen Verhaegen, Arthur
Arthur Verhaegen (1847-1917) speelde een prominente rol bij de omslag die een aantal ultramontanen ca. 1886 maakte in de richting van structurele initiatieven ter emancipatie van de volks... Lees meer
en Théodore Léger.

Minder druk en controle konden echter uitgeoefend worden op de geografisch zeer verspreide kernen van de uitgesproken Vlaamsgezinde Landdagbeweging. De meeste van die kernen hadden een burgerlijke, kleinstedelijke of halflandelijke achtergrond en zij werden vaak geleid door uitgesproken zelfstandig denkende, politiek dakloze intellectuelen. Zij voerden in eerste instantie een taalstrijd, maar van 1890 af ijverden zij met hun 'volksbeweging' eveneens voor de sociale belangen van landbouwers, werklieden en intellectuele beroepen. Hun culturele betrokkenheid viel van toen af samen met hun sociaal bewustzijn. Het radicalisme waarmee sommige voormannen daar politieke consequenties aan verbonden, gaf de toon aan voor de Daensistische beweging en leverde er de eerste herkenbare structuren voor. Kenschetsend daarbij waren zowel de collectieve actie van de zogenaamde roelanders als het individuele optreden van Hector Plancquaert (fabrikant, later advocaat en uitgever) en anderen.

De roelanders waren een groep van Vlaamsgezinde intellectuelen in de omgeving van Ninove. Zij hadden hun vorming en hun wetenschap voor een goed deel te danken aan de Vlaams- en sociaal-bewuste herenboer-advocaat Jan-Baptist Vanlangenhaeke Vanlangenhaeke, Jan-Baptist
Advocaat Jan-Baptist Vanlangenhaeke (1850-1908) speelde met zijn Vlaamsgezinde en sociale acties een belangrijke rol in de daensistische beweging. Uiteindelijk stapte hij over naar de kat... Lees meer
. In 1891 brachten zij hun leermeester in de provincieraad, toen hij de rivaliteit tussen twee vooraanstaande katholieke politici had aangegrepen om zich als onafhankelijke katholiek verkiesbaar te stellen. Korte tijd nadien stichtte de groep het christen-democratische weekblad Klokke Roeland Klokke Roeland
Klokke Roeland (1891-1914) was een christendemocratisch weekblad uit de Denderstreek. Lees meer
, waarmee zij voortaan in toenemende mate de katholieke politici zouden bekampen. Hun actie leidde in 1893 tot de stichting van de Christene Volkspartij Christene Volkspartij
De Christene Volkspartij (1893-1919) was de eerste daensistische politieke partij. Lees meer
, waarlangs de gebroeders Adolf en Pieter Daens in de Daensistische beweging traden. Tijdens datzelfde jaar hadden de roelanders reeds samengewerkt met Plancquaert, die in Waarschoot met een autonome verkiezingslijst de strijd had opgenomen tegen de katholieke partij. Hector Plancquaert had de idee van autonome Vlaamse lijsten tegen de katholieke partij reeds openlijk voorgesteld in 1889, tijdens een Vlaamse landdag. Ook zijn Antwerpse geestesgenoot advocaat Adolf Pauwels Pauwels, Adolf
Adolf Pauwels (1864-1902) was tijdens zijn jonge jaren erg actief in de katholieke flamingantische scholieren- en studentenbeweging. Als advocaat en als politicus zette hij zich nadien vo... Lees meer
had met een autonome lijst deelgenomen aan provinciale verkiezingen (Brecht, 1890). In het sterk geïndustrialiseerde Wallonië voerde de radicale kern van de christelijke hervormingsbeweging een rechtstreekse, duidelijk geprofileerde strijd tegen de ontsporingen van de kapitalistische productiewijze en het economisch liberalisme. In het grotendeels agrarische Vlaanderen, waar het werkliedenprobleem ingebed lag in een totale maatschappelijke malaise, functioneerde de parallelle kern vooral als een hefboom voor de algemene ontvoogding. In die algemene doelstelling waren de sociale, culturele en politieke eisen nauw verweven met allerlei aspecten van verzet tegen de gevestigde orde: antimilitarisme, antileopoldisme, antiklerikalisme, afwijzing van de Kongo-politiek. De Daensistische beweging verzamelde in haar schoot al die dissidente kenmerken, die een bijkomende dimensie verwierven toen de kerkelijk bestrafte priester Adolf Daens haar boegbeeld werd.

Daarbij dient ten slotte opgemerkt dat de Daensistische beweging groeide uit het optreden van hervormingsgezinde leken voor wie de belangen van de Kerk belangrijk doch niet absoluut prioritair waren. In de beweging van Antoine-Denis Pottier daarentegen speelden invloedrijke priesters van meet af aan een bepalende en legitimerende rol. In tegenstelling tot de Daensistische beweging kon die beweging vrij lange tijd opereren vanuit een beschermend kerkelijk milieu dat de christen-democratie beschouwde als hét alternatief voor de aantrekkingskracht van het socialisme op de werklieden. Het Waalse sociaal-katholicisme was immers veel minder sterk uitgebouwd dan het Vlaamse en vormde daardoor slechts een zwakke buffer.

Strikt genomen had de Vlaamse geestelijkheid de christen-democratie niet nodig om zichzelf te beschermen tegen het socialisme. Dat comfort werd haar grotendeels geboden door het gezagsvriendelijke sociaal-katholicisme. Dat sociaal-katholicisme was daarenboven het maximum van wat de hervormingsgezinde bisschoppen konden opdringen aan hun conservatieve collega's en aan de even behoudsgezinde leiding van de katholieke partij.

Algemene ontwikkeling tot 1914

In 1888, tijdens een vergadering van het pas opgerichte Vlaamsgezinde en katholieke studentengenootschap Rodenbach's Vrienden Rodenbach's Vrienden (1887-1923)
Lees meer
in Gent stelde Hector Plancquaert dat men dissidente lijsten moest durven indienen tegen de katholieke politici die onvoldoende aandacht besteedden aan het Vlaamse probleem. Een jaar later herhaalde hij zijn voorstel tijdens een massaal bijgewoonde Vlaamse landdag in Kortrijk. Hij wenste een werkelijk autonome politieke beweging, hield een hard requisitoir tegen het koninklijk hof en de kerkelijke en burgerlijke overheid, en verklaarde dat er hogere belangen op het spel stonden dan de eenheid van de katholieke partij. Ten slotte riep hij op tot het houden van massamanifestaties op de plaatsen waar op dat ogenblik verkiezingen werden voorbereid (onder andere Aalst en Dendermonde). De spreker werd luid toegejuicht, maar de katholieke pers schafte de toespraak af en enkele invloedrijke leden van de Landdagbeweging vroegen om de dissidente lijsten en de betogingen voorlopig achterwege te laten. Het laatste gebeurde, niet het eerste.

In 1890 waren Plancquaert en Adolf Pauwels – die in Kortrijk eveneens het woord had gevoerd – in Aalst op zoek naar personen die de strijd wilden opnemen tegen Charles Woeste Woeste, Charles
Charles Woeste (1837-1922) was een conservatief politicus. Hij was voorstander van de fundamentele vrijheden, wars van staatsinterventie in maatschappelijke aangelegenheden en kantte zich... Lees meer
, volksvertegenwoordiger voor Aalst, conservatief boegbeeld van de katholieke partij en schietschijf voor de flamingantische kritiek. Het is niet duidelijk met wie zij in Aalst gesprekken hebben gevoerd, maar zij vonden alleszins niemand bereid om zich te engageren. Plancquaert vroeg daarop dat 'iemand uit Antwerpen' zou kandideren. De vraag was in de eerste plaats gericht aan Pauwels, die toen de motor was van de geradicaliseerde politieke standpunten in de Nederduitsche Bond. Pauwels kwam niet naar Aalst, maar leidde in 1890 wel een dissidente lijst bij provinciale verkiezingen in het kanton Brecht. Plancquaert achtte zichzelf te jong en te onbekend om als dissidente kandidaat naar voren te treden. Ondertussen bleef hij wel actief. Hij werkte bijvoorbeeld samen met de onderwijzer Kamiel van Caeneghem Van Caeneghem, Kamiel
Kamiel van Caeneghem (1860-1944) was een katholieke en Vlaamsgezinde onderwijzer. Hij was één van de oprichters van het folkloristische maandblad Volk en Taal en lag mee aan de basis van ... Lees meer
(Oudenaarde) en de drukkers-uitgevers Victor de Lille De Lille, Victor
Victor de Lille (1863-1940) was stichter, uitgever en hoofdredacteur van ’t Getrouwe Maldeghem, waarmee hij ijverde voor de vernederlandsing van Vlaanderen. Hij was literair auteur en uit... Lees meer
(Maldegem) en Léonce du Castillon Du Castillon, Léonce
Léonce du Castillon (1869-1941) engageerde zich als sociaal voelende Vlaamsgezinde gedurende een aantal decennia in het daensisme, waarvan hij zich na 1900 echter geleidelijk verwijderde.... Lees meer
(Waregem), die zich inspanden om bepaalde onderdelen van de Landdagbeweging uit te bouwen tot een echte volksbeweging, met Vlaamsgezinde, democratische en antisocialistische inslag. De Lille en (vooral) Du Castillon zouden tijdens de daaropvolgende jaren overigens nog een belangrijke rol vervullen in de politieke oriëntering van de Daensistische beweging. Hector Plancquaert voerde zijn actie afwisselend in zijn geboorteplaats Wortegem (Oudenaarde) en in zijn woonplaats Zomergem (Gent).

In de streek van Ninove was de militante kring rond het – overigens weinig actieve – provincieraadslid Jan-Baptist Vanlangenhaeke intussen volop bezig om het weekblad Klokke Roeland uit te bouwen tot een strijdmiddel voor politieke en sociale hervormingen. Door hun contacten met de Leuvense sociaal-progressieve hoogleraar Mgr. Charles de Harlez de Deulin De Harlez de Deulin, Charles
Charles J. de Harlez de Deulin (1832-1899) was een Franstalig katholiek priester en hoogleraar-oriëntalist. Vanuit linguïstische belangstelling had hij contact met Guido Gezelle. Hij steu... Lees meer
en met de geestesgenoten van Antoine-Denis Pottier in het nabije Brussel stonden zij dichter bij de radicale christen-democratie dan de Vlaamsgezinden die elders in Vlaanderen een volksbeweging op gang brachten.

Op 15 april 1893, enkele dagen vóór de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht, namen de roelanders het initiatief tot het oprichten van de Christene Volkspartij. De idee voor het stichten van zo'n partij leefde sind 1892 in diverse kernen van de sociale en flamingantische volksbeweging. Het was in de eerste plaats bedoeld als vernieuwend initiatief binnen de legitieme sfeer van de katholieke partij, hoe weinig concreet dat laatste begrip ook was. Omdat het initiatief van de roelanders spoedig de schakels zou leveren voor de verspreide dissidenties in Vlaanderen, werd hun partij het politieke draagvlak van de Daensistische beweging. Tegelijk werd zij de eerste en de enige volkomen autonome christen-democratische partij in België. Dat gebeurde tegen wil en dank, zoals vooral Adolf Daens later herhaaldelijk zou beweren, in zijn poging om zich als priester te rehabiliteren. Die persoonlijke nood dwong hem er zelfs toe om het bestaan van de partij herhaaldelijk te ontkennen of zich tenminste van haar te distantiëren.

De stichting van de Christene Volkspartij verliep in een grimmige sfeer van sociale onrust en socialistische stakingsacties. Binnen de gelovige gemeenschap was intussen – met bijna twee jaar vertraging – een algemene en openlijke interpretatiestrijd losgebroken omtrent Rerum Novarum. Zowel in de omgeving van Antoine-Denis Pottier als binnen de Daensistische beweging werd het publiceren van de maatschappelijk betrokken encycliek op zichzelf reeds beschouwd als een feitelijke steun aan hun beweging, ofschoon zij daar op basis van de inhoud nauwelijks reden toe hadden. De conservatieven onderstreepten van hun kant de maatschappijbevestigende strekking van de brief en de primordiaal godsdienstige, niet-politieke rol van de sociale beweging waartoe de paus had aangespoord.

Nauwelijks een maand na de stichting van hun partij gingen de

roelanders in Waarschoot steun bieden aan Hector Plancquaert, die daar bij een tussentijdse provincieraadsverkiezing een dissidente lijst had ingediend tegen de katholieken. Tijdens zijn meetings sprak Plancquaert echter zulke scherpe taal tegen 'fabriek en kasteel' dat enkele roelanders terugdeinsden voor een openlijke medewerking. Dat beperkte incident legde reeds de psychologische verwijdering bloot tussen de radicale en de meer pragmatische strekking binnen de Daensistische beweging. Dat gegeven zal naar voren treden telkens als de politieke strategie ter discussie staat: oppositie tegen of samenwerking met de katholieken? De tegenstelling werd bovendien sterk beïnvloed door het toenemende antiklerikalisme van sommige leiders én door de hachelijke kerkelijke positie van Adolf Daens.

Het was de stichting van de Christene Volkspartij die priester Daens in de Daensistische beweging bracht. Dat gebeurde via zijn broer Pieter Daens. In 1891 was deze ultramontaans geïnspireerde journalist-uitgever nog een vurig verdediger van de katholieke politici, ook van Charles Woeste. Vanaf het einde van 1892 evolueerde hij echter naar een gematigde vorm van christen-democratie. Hij nam deel aan Vlaamse Landdagen en kwam langs culturele weg in contact met de roelanders, die hem – en vervolgens ook priester Daens – in 1893 betrokken bij de stichting van de Christene Volkspartij. Adolf Daens verbleef op dat ogenblik als ambteloos priester bij zijn broer in Aalst, na een loopbaan van afgebroken functies en conflicten met zijn geestelijke overheden.

Het bestaan van de partij was nauwelijks bekend toen het katholieke verweer al op gang kwam. Woeste alarmeerde de bisschop van Gent en vroeg de clerus een boycot uit te vaardigen tegen Klokke Roeland; sommige geestelijken waren daar intussen reeds mee bezig. Antoine Stillemans reageerde eerder onverschillig-geïrriteerd op het verzoek van de politicus. Maar hij berispte wel Vanlangenhaeke, De Pelsmaeker én priester Daens, aan wie hij het verwijt stuurde gehandeld te hebben zonder kennisgeving aan zijn overheid.

Vanuit Aalst reageerde meteen ook de industrieel en diplomaat – en voorzitter van de Katholieke Werkmanskring van Aalst – Léon de Bethune: via de Belgische minister van buitenlandse zaken en de Belgische ambassadeur bij de Heilige Stoel werd het Vaticaan ingelicht. Rome verzocht de nuntius in Brussel om uitleg, maar deze relativeerde het gevaar dat uitging van de beweging. Hij sprak tegelijk veroordelend en vergoelijkend toen hij stelde dat de hervormingsgezinden jonge lieden waren, onvoorzichtig en onwetend, maar bezield met goede voornemens tegenover de werklieden. Intussen liet hij zich wel grondig informeren door Théodore Léger, zijn vertrouwenspersoon in de katholieke partij te Gent.

In maart 1894 liet Hector Plancquaert eindelijk de krant verschijnen waarvoor hij reeds sinds zijn geruchtmakende toespraak in 1889 plannen had gemaakt, Het Recht (1894-1930) Het Recht (1894-1930)
Het Recht was een daensistisch blad dat – met een onderbreking tijdens de Eerste Wereldoorlog – verscheen van 1894 tot 1930. Het vertolkte vooral de ideeën van Hector Plancquaert. Lees meer
. Hij stelde zijn blad meteen in dienst van de Landdagbeweging, maar vooral van de Christene Volkspartij. Toen die partij in de zomer van datzelfde jaar, na mislukte onderhandelingen met de katholieken in Aalst, haar verkiezingslijsten samenstelde, fungeerde Plancquaert daar als kandidaat voor de Kamer, na Michel-Prosper de Pelsmaeker, Aloysius de Backer en priester Daens. De katholieke pers viseerde hem meteen als le plus violent de l'équipe, le plus remuant Vanlangenhaeke, die aanvankelijk aarzelde om te kandideren, voelde zich door de komst van Plancquaert gepasseerd en zocht verder zijn eigen weg, evenwel zonder electoraal succes.

De turbulente verkiezingsstrijd die in de herfst van 1894 in Aalst plaatsvond, leidde snel tot een polarisatie tussen de Daensistische beweging en de katholieke partij, vooral nadat er een herstemming plaatsgreep en de linkerzijde zich terugtrok ten voordele van Adolf Daens. Die polarisatie had tegelijk tot gevolg dat nu kleur bekend werd binnen de Vlaamsgezinde Nederduitsche Bond van Antwerpen: Adolf Pauwels, Emiel Schiltz Schiltz, Emiel
Emiel Schiltz (1865-1929) was een katholieke advocaat en politicus, die ook sterk was geïnteresseerd in beeldende kunst en literair bedrijvig was. Hij zette zich sterk in voor de verneder... Lees meer
en de minder bekende De Reydt hielden in Aalst meetings ten voordele van de Christene Volkspartij, Edward Coremans en Florimond Heuvelmans Heuvelmans, Florimond
Florimond Heuvelmans (1858-1931) was een Vlaamsgezinde adovcaat en politicus voor de katholieke Meetingpartij. Lees meer
kwamen er steun bieden aan de lijst van Charles Woeste.

Adolf Daens werd in december 1894 tot volksvertegenwoordiger verkozen met een score van 46,3%. Die overwinning legde de basis voor de uitbreiding van de Christene Volkspartij naar diverse belangrijke centra: Antwerpen, Brussel en Kortrijk in 1895, Brugge in 1896. Zij vormde tevens de grondslag voor het ruime succes dat de Christene Volkspartij in 1895 behaalde in talrijke gemeenten rondom Aalst. Die gemeenteraadsverkiezingen lokaliseerden overigens op duidelijke wijze het electorale gewicht van de Daensistische beweging: de daensisten veroverden talrijke gemeentehuizen op het platteland – waar zij bestuurden in coalities met de liberalen – maar faalden in alle stedelijke, industriële centra van het arrondissement.

Léon de Bethune, die de politieke aardverschuiving had voorspeld, gebruikte nu ten volle zijn gelijk om de wereldlijke en kerkelijke overheid ervan te overtuigen dat de Daensistische beweging een ernstige bedreiging vormde voor de katholieke meerderheid en zelfs voor de dynastie. Het waren opgeklopte argumenten, maar zij brachten mechanismen op gang die zwaar zouden drukken op de ontwikkeling van de Daensistische beweging en pas geheel stilvielen bij de dood van Daens in 1907. Tussen 1894 en 1907 vaardigde de kerkelijke overheid vierendertig formele maatregelen uit tegen de daensisten, bijna alle tegen de kwetsbare priester, met wiens lot dat van de Daensistische beweging vaak tegen wil en dank verbonden was.

Door de ongunstige faam die op hem woog na zijn mislukte loopbaan in de Kerk en door het voldongen feit waarvoor de bisschop zich geplaatst voelde, miste Adolf Daens' kandidatuur van meet af aan de kerkelijke legitimiteit die noodzakelijk was voor een beweging die zich met een priester vereenzelvigde. Vele katholieke leken en geestelijken maakten publiek gebruik van die handicap en deden systematisch aan maatschappelijke uitsluiting. Anderzijds dankte de Daensistische beweging haar politieke doorbraak in 1894 en 1895 precies aan het electorale effect van die uitsluiting.

De spontane koppeling van de doorbraak van de Daensistische beweging aan de persoonlijke positie van Daens werd echter de achilleshiel van de beweging, zeker nadat de Kerk in de zomer van 1895 een bindende gedragslijn voorschreef aan de gelovigen. Daarin werd gekozen voor een sociale beweging zonder politieke doelstellingen, voor een onvoorwaardelijke politieke eenheid onder leiding van de katholieke partij en voor een discreet en omzichtig engagement van de priesters in maatschappelijke aangelegenheden. De Daensistische beweging werd hierdoor formeel in de dissidentie gedreven. Het kerkelijke taboe werd bovendien vergroot door de occasionele samenwerking met de linkerzijde en de opening naar niet-gelovigen die zich solidair voelden met de underdog-positie van Adolf Daens. Daens, die in 1895 net als Antoine-Denis Pottier in Rome was ontboden, werd met aandrang verzocht zich uit het politieke leven terug te trekken.

In de rug gedekt door zijn bisschop bouwde Antoine-Denis Pottier langzaam zijn betrokkenheid af. Daens, die sinds oktober 1894 geen openbare mis meer mocht lezen zolang hij politiek actief bleef, klampte zich echter vast aan zijn mandaat en trachtte zich te rehabiliteren door aansluiting te zoeken bij de Belgische Volksbond. Hector Plancquaert meende dat dit de autonomie van de Daensistische beweging bedreigde en dat de overwinning van 1894 onvoldoende werd benut. Hij reageerde door in februari 1897 in Gent de verschillende daensistische partijen en organisaties samen te brengen in een brede, nationale structuur: de Vlaamsch-Christene Volkspartij Vlaamsch-Christene Volkspartij
De Vlaamsch Christene Volkspartij (1897) was een verruiming van de daensistische Christene Volkspartij. Lees meer
. Met uitzondering van Adolf Daens werkten alle belangrijke leiders van de beweging actief mee aan dat initiatief. Maar toen Léonce du Castillon enkele maanden later – tegen eerder gemaakte afspraken in – met een daensistische lijst deelnam aan een tussentijdse verkiezing, verliet het Antwerpse boegbeeld Hector Lebon Lebon, Hector
De Vlaamsgezinde en maatschappelijk bewogen advocaat Hector Lebon (1863-1935) begon zijn politieke loopbaan in de daensistische beweging, maar stapte later over naar de katholieke partij.... Lees meer
het bestuur van de nieuwe partij. Hij was ontstemd over de anarchie binnen de beweging en de principieel-vijandige houding tegenover de katholieke partij. Hij bleef wel nog een aantal jaren actief als verkiezingskandidaat in Antwerpen, waar Adolf Pauwels inmiddels de daensistische organisaties had verlaten.

Na een escalatie van misverstanden en conflicten met zijn overheid werd Adolf Daens in 1899 gedegradeerd. In het bisdom Gent was zijn positie onhoudbaar geworden, zodat hij in 1900 uitweek naar Brussel, waar hij in 1902 verkozen geraakte dankzij de steun van een groep van middenstanders en onafhankelijke liberalen. In Aalst was hij inmiddels opgevolgd door Aloysius de Backer, die tot aan zijn dood in 1904 een nieuw elan en een nieuwe parlementaire betekenis gaf aan de Daensistische beweging. Intussen was in 1900 nog een priester naar voren getreden: Florimond-Alphonse Fonteyne. Hij werd onmiddellijk gesuspendeerd door zijn bisschop en na een reeks van kandidaturen in Antwerpen, Brussel, Gent en Brugge zou hij in 1912 volksvertegenwoordiger worden in laatstgenoemde stad. In tegenstelling tot vrijwel alle andere voormannen van de Daensistische beweging was hij niet strijdend Vlaamsgezind.

Ofschoon de Daensistische beweging tussen 1902 en 1904 twee volksvertegenwoordigers telde en bij monde van De Backer een belangrijke Vlaamsgezinde en sociaal-economische toon voerde in het parlement, werd het duidelijk dat de beweging haar grote slagkracht had verloren.

Zij was weliswaar in alle provincies en in vele arrondissementen doorgedrongen, maar over het geheel beschouwd slonk haar aanhang. Daarenboven waren heel wat leiders overleden en hadden anderen zich verbitterd teruggetrokken of waren ze verwikkeld geraakt in onderlinge vetes die soms in de pers werden uitgevochten. De gebeurtenissen rond de dood van Daens in 1907 vormden de inleiding tot het absolute dieptepunt. In de vertrouwenscrisis die daarop uitbrak verdeelden Pieter Daens en Hector Plancquaert de beweging in twee elkaar bestrijdende kampen en in twee partijen.

De algemene actie die vanaf 1910 ontstond voor de vervlaamsing van de universiteit in Gent – waarvoor de daensisten in 1904 het eerste parlementaire initiatief hadden genomen – herstelde de eenheid en liet de beweging een nieuwe adem vinden, hoofdzakelijk in Oost- en West-Vlaanderen. In beide provincies was intussen een belangrijke nieuwe generatie voormannen naar voren getreden: Jan-Baptist de Neve De Neve, Jan-Baptist
Jan-Baptist de Neve (1870-1942) was betrokken bij de daensistische beweging. In Aalst was hij tijdens het interbellum gemeenteraadslid en schepen. Voor het VNV was hij senator. Lees meer
, Gustaaf Doussy Doussy, Gustaaf
Gustaaf Doussy (1881-1941) was een Vlaamse arts die actief was in de Leuvense Vlaamsgezinde studentenbeweging, het daensisme en het democratisch Vlaams-nationalisme. Tijdens de Eerste Wer... Lees meer
, Bernard Minnebo Minnebo, Bernard
Bernard Minnebo (1867-1919) engageerde zich zowel in zijn woonplaats Brugge als daarbuiten in het daensisme. Lees meer
, Camiel Moeyaert Moeyaert, Camiel
Camiel Moeyaert (1868-1946) was een daensistisch publicist, drukker en politicus. Lees meer
, Albert van den Bruele Van den Bruele, Albert
Albert van den Bruele (1885-1943) behoorde tot de radicale daensistische beweging. Hij trad toe tot het activisme en werd lid van de tweede Raad van Vlaanderen. Lees meer
, Remi Vanderschelden Vanderschelden, Remi
Remi Vanderschelden was actief in de Daensistische Beweging, journalist en politicus en bevorderde samenwerking tussen Daensisten en Fronters. Frontsoldaat in WO I, politiek betrokken in... Lees meer
en anderen. In Limburg probeerde Jules Demarrez Demarrez, Jules
Jules Demarrez (1884-1951) was achtereenvolgens lid van de daensistische, de socialistische en de liberale partij, maar zijn flamingantisme bleef een constante factor in zijn politieke op... Lees meer
de (zwak vertegenwoordigde) beweging te activeren. De meesten van de nieuwe hoofdrolspelers waren reeds sinds jaren actief in allerlei sociaal-economische organisaties van de beweging, maar nu vervingen zij bijna overal de eerste generatie leiders. Plancquaert was het boegbeeld van de opnieuw uitgebouwde en gereorganiseerde partij.

Er volgde weliswaar nog een hevige rel tussen Pieter Daens en Hector Plancquaert over de (door Plancquaert afgewezen) steun aan de katholieke schoolwet, maar beiden verzoenden zich met elkaar en de opgang van de beweging werd er slechts tijdelijk door vertraagd. In het arrondissement Aalst werd de electorale slagkracht opnieuw zo groot dat de partij er slechts nipt een tweede parlementszetel miste, van de vijf die er te verdelen waren. De onfortuinlijke daensist was Plancquaert, die in 1906 en 1907 ook al op de valreep was mislukt, respectievelijk in Kortrijk en Dendermonde.

Op het moment dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was de nationale fase van de Daensistische beweging afgesloten. In Antwerpen had zij op haar hoogtepunt 2,77% van de stemmen behaald, in Brabant 3,22%, in Oost-Vlaanderen 9,58%, in West-Vlaanderen 6,55%. In Limburg bleef haar score net onder 1%.

Algemene ontwikkeling na 1914

Vanaf 1915 raakte de Daensistische beweging verdeeld over de houding die zij moest aannemen tegenover de bezetter. Pieter Daens koos voor passiviteit. In Gent vroeg het activistische Jong-Vlaanderen Jong-Vlaanderen (1914-1918)
Jong-Vlaanderen (1914-1918) was een in Gent opgerichte activistische drukkingsgroep, die tijdens de Eerste Wereldoorlog een radicaal Vlaams-nationalistisch en anti-Belgisch politiek progr... Lees meer
aan Hector Plancquaert om hoofdredacteur te worden van de op te richten De Vlaamsche Post De Vlaamsche Post
Lees meer
. Plancquaert wees het aanbod af en ging de oprichting zelfs bestrijden. Hij werd wel redacteur van het in Nederland opgerichte De Vlaamsche Stem De Vlaamsche Stem (1915-1916)
De Vlaamsche Stem (1915-1916) was een Vlaamsgezind dagblad dat in Nederland verscheen en na een tijd in Duitse handen overging. De koerswijziging die het dagblad als gevolg daarvan onderg... Lees meer
.

Een belangrijke evolutie ontstond onder de daensisten toen in 1916 de Duitse plannen bekend werden om de universiteit van Gent te vernederlandsen. Plancquaert behoorde tot de tientallen ondertekenaars van het Manifest van de Hoogeschoolbond Bond tot bevordering van de Vlaamsche Hoogeschool te Gent
De Bond tot bevordering van de Vlaamsche Hoogeschool te Gent bestond van 1916 tot 1918. De organisatie maakte propaganda voor de door de Duitse bezetter vernederlandste Gentse universitei... Lees meer
, waarin de vernederlandsing werd aanvaard als de realisatie van een jarenlang bevochten doelstelling. Een nog duidelijker engagement in het activisme nam hij echter op toen hij zich liet verkiezen in de Tweede Raad van Vlaanderen Raad van Vlaanderen (1931-1940)
De Raad van Vlaanderen (1931-1933) moest leiding geven aan de Vlaamse strijd, maar had geen concrete politieke invloed. Haar maandblad Tijdingen van de Raad van Vlaanderen bleef verschij... Lees meer
, net als Gustaaf Doussy en Albert van den Bruele. Een aantal daensisten liet zich ook verkiezen in de activistische provincieraden. Zowel in Aalst als in Brugge en Kortrijk traden belangrijke fracties daensisten toe tot het activisme.

De stap van Hector Plancquaert – en zijn verregaande activistische betrokkenheid die nog zou volgen – verdeelde de Daensistische beweging opnieuw in twee strekkingen. In Aalst kon Pieter Daens niet verhinderen dat de jonge generatie, de zogenaamde Jong-Daensisten, zich van hem afscheurde en voluit deelnam aan het activisme. In 1918 liet hij zich pessimistisch uit over het "arm Vlaanderen waarin na de oorlog alles zal te herdoen vallen". Hij werd daarom bekritiseerd door de Plancquaert-gezinde daensisten. Zij stelden dat de Raad van Vlaanderen de nodige maatregelen had genomen voor de verwezenlijkingen die de Daensistische beweging steeds had nagestreefd: zuiver algemeen stemrecht, kosteloze leerplicht, vermindering van de arbeidstijd, ouderdomspensioenen enzovoort.

Na het einde van de oorlog was Daens overleden, en waren Doussy, Plancquaert en Van den Bruele naar het buitenland gevlucht. Leiders als Florimond-Alphonse Fonteyne en Léonce du Castillon sloegen een anti-Vlaamsgezinde richting in. Een deel van de aanhang was socialistisch geworden, een ander deel sloot zich aan bij de militanten die nog vóór de wereldoorlog waren overgestapt naar de katholieke partij ( Petrus van Schuylenbergh Van Schuylenbergh, Pieter
Petrus van Schuylenbergh (1872-1963) was als drukker en uitgever betrokken bij de daensistische beweging. Na de Tweede Wereldoorlog was hij volksvertegenwoordiger voor de CVP. Ook was hij... Lees meer
) of zich daar hadden laten reïntegreren (Hector Lebon).

In het arrondissement Aalst beschikte de Daensistische beweging echter nog over haar belangrijke vooroorlogse structuren en over een aanzienlijke aanhang. Dat gegeven zou van doorslaggevende betekenis zijn in de samenwerking en de fusering met Het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
die volgden. Het traditionele 'epicentrum' van de daensistische partij zou immers de voornaamste operationele kern worden van het Vlaams-nationalisme, met partijstructuren, Vlaamse Huizen Vlaamse Huizen
Lees meer
, ziekenkassen, een apotheek, een vakbondswerking, persorganen en financiële instellingen. Het arrondissement Aalst zou een bijna vast parlementair mandaat leveren en bovendien talrijke mandaten op gemeentelijk vlak – halfweg in het interbellum bezette de combinatie van Vlaams-nationalisten en daensisten in het arrondissement 120 gemeenteraadszetels.

Ook buiten Aalst voltrok zich de opname van de Daensistische beweging in het electoraat en in de structuren van het Vlaams-nationalisme langzaam, al gebeurde dat soms met onderbrekingen en met enige weerstand. Behalve het arrondissement Kortrijk volgden ook de andere resterende regio's (Brugge, Brussel, Dendermonde, Gent-Eeklo en Oudenaarde-Ronse). De weerstand was voor een belangrijk deel het gevolg van de houding van Hector Plancquaert, die vanuit zijn verblijfplaats in Duitsland voortdurend pleitte voor de voortzetting van een autonome Daensistische beweging en tegelijk waarschuwde tegen een recuperatie door de katholieken en tegen de invloed van het fascisme op het Vlaams-nationalisme.

Toen Plancquaert in 1929 naar Vlaanderen terugkeerde en zich vestigde in de buurt van Ninove, werd hij meteen ingeschakeld in de nieuwe constellatie. Maar zijn medewerking was niet van harte: hij verweet de nieuwe generatie daensisten dat zij te koningsgezind en te klerikaal waren en de democratie uit het oog verloren. Om die redenen verzette hij zich tegen de integratie van de daensisten in het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV), wat hem een berisping opleverde vanwege de weduwe van Pieter Daens. Hector Plancquaert reageerde emotioneel, liet doorschemeren dat het VNV aan verholen fascisme deed en kondigde aan dat hij desnoods alleen de daensistische actie zou voortzetten.

De houding van Plancquaert vormde in Aalst een steun voor volksvertegenwoordiger Karel-Leopold van Opdenbosch Van Opdenbosch, Karel-Leopold
Karel-Leopold van Opdenbosch (1867-1940) was daensistisch en Vlaams-nationalistisch volksvertegenwoordiger. Hij kantte zich tegen de oprichting van het VNV. Ook was hij schepen en waarnem... Lees meer
, die sinds jaren in een persoonlijk conflict was gewikkeld met de nationalisten. Het daensistisch-nationalistische Kamerlid nam nu de argumenten van Plancquaert over om zich te verzetten tegen het VNV. Toen hij door deze partij werd uitgesloten, richtte hij de Vlaamsch-Nationale Demokratische Partij Vlaamsch Nationale Demokratische Partij
De Vlaamsch-Nationale Demokratische Partij (1933-1936) was de voortzetting van de Daensistische Vlaamsch-Christene Volkspartij. De partij boekte electoraal geen succes. Lees meer
op, samen met Plancquaert en enkele overgebleven daensistische militanten in de regio's Aalst en Kortrijk. Ook Gustave Doussy steunde het initiatief. De nieuwe partij nam in 1936 deel aan de verkiezingen in Aalst, Kortrijk en St.-Niklaas maar kwam nergens van de grond. Samen met de partij verdwenen ook de meeste van de nieuwe sociaal-economische organisaties die door de dissidenten waren opgericht. In het arrondissement Kortrijk bleef een van die organisaties, Helpt Elkander ( Jules Terryn Terryn, Jules
Bierhandelaar Jules Terryn (1890-1971) speelde een prominente rol in de Daensistische beweging in de streek van Kortrijk en Moeskroen. Als Vlaamsgezinde daensist prijkte hij herhaaldelijk... Lees meer
), nog decennialang overleven en in het arrondissement Aalst namen na de Tweede Wereldoorlog nog een paar daensistische lijsten – met enig succes – deel aan gemeentelijke verkiezingen.

Programma

Het programma waarmee de Christene Volkspartij in 1893 naar buiten trad was in feite een verzameling van de doelstellingen van de Vlaamsgezinde en christelijk geïnspireerde volksbeweging die toentertijd actief was. Toch kwamen bepaalde accenten van die beweging niet aan bod. Het vermeldde bijvoorbeeld niets over het algemeen stemrecht, dat vóór 1893 reeds werd gevraagd door een aantal figuren en kernen binnen de Landdagbeweging. Het ging ook minder ver dan bepaalde eisen die werden gesteld door de radicale christen-democraten en die beïnvloed waren door de strekking-Antoine-Denis Pottier (autonome werkliedenverenigingen, betaalde vakantie, lonen op het niveau van de behoefte van de werklieden enzovoort). Op het gebied van de politieke strategie hield het programma enigszins de deur open naar de (te hervormen) katholieke partij, terwijl bijvoorbeeld Hector Plancquaert reeds sinds enkele jaren had gepleit voor een autonome beweging. Opvallend was anderzijds wel dat het geen melding maakte van de prioritaire belangen van de godsdienst.

Het programma bevatte een uitvoerig luik over de landbouw en over het werkliedenprobleem. Inzake landbouw lag de klemtoon vooral op de individuele toestand van de landbouwer en minder op de corporatistische belangen, zoals dat het geval was in de katholieke boerenbonden. De benadering van het werkliedenprobleem kwam grotendeels overeen met wat leefde binnen de antisocialistische organisaties. De daensistische visie op de fiscale politiek, de handel en de nijverheid, het onderwijs en het leger bevonden zich in diezelfde sfeer. Aangaande de taalkwestie sloot het programma aan bij de politieke initiatieven die aan Vlaamse zijde systematisch werden genomen op het vlak van de taalwetgeving.

Duidelijk radicaler en concreter was het programma van de Vlaamsch-Christene Volkspartij (1897). De evolutie van de Daensistische beweging als autonome en dissidente beweging had de afstand met de katholieke partij vergroot en daarenboven was de Daensistische beweging het centrum geworden van de radicale christen-democratie, nu Antoine-Denis Pottier zich geleidelijk terugtrok. En ten slotte was ook de invloed merkbaar van persoonlijkheden als Plancquaert en Hector Lebon. Het programma benadrukte de politieke democratie (algemeen stemrecht, evenredige vertegenwoordiging), de volstrekte gelijkheid van het Frans en het Nederlands en de democratisering van het onderwijs op alle niveaus. Omvangrijk en verregaand waren de eisen op sociaal-economisch gebied.

Na de Eerste Wereldoorlog slaagde de Daensistische beweging er niet in om haar programma te actualiseren. Daardoor nam zij grotendeels de doelstellingen over van de Frontpartij Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
, waarmee zij samenwerkte. De Vlaamsgezindheid, die in de programma's van 1893 en 1897 had gefunctioneerd als het bindende element van een sociale strijd die gevoerd werd in een algemene Belgische context, kreeg thans een nieuwe dimensie. Het Vlaams-nationalisme bezorgde haar daarenboven een institutioneel karakter.

Op te merken valt ten slotte dat enkele daensistische leiders systematisch de nadruk legden op thema's die niet tot hun formeel programma behoorden doch een bijzondere inhoud bezorgden aan hun optreden, inzonderheid hun kritiek op de rol van België in Kongo, hun republikeinse gezindheid en hun vraag om laïcisering van het maatschappelijk leven.

Literatuur

– F. Fonteyne, Onze strijd, 1904.
– L. Wils, De oorsprong van de kristen-demokratie. Het aandeel van de Vlaams-demokratische stroming, 1963.
– K. van Isacker, Het daensisme. 1893-1914, 1965.
– L. Wils, Het daensisme. De opstand van het Zuidvlaamse platteland, 1969.
– L. Delafortrie, Priester en Pieter Daens. Mannen van de doorbraak. Uit de memoires der familie, 1973.
– H. Landuyt, Het daensisme in Antwerpen, 1973.
– F.-J. Verdoodt, Het daensisme in het arrondissement Aalst, 1974.
– R. d'Haese, De overgang van daensisme naar Vlaams-Nationalisme in het arrondissement Aalst, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1976.
– F. Vanhemelryck, Het daensisme in het arrondissement Brussel, 1979.
– F.-J. Verdoodt, Hector Plancquaert, de Daensistische Beweging en het plancquaertisme, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1979.
– id., 'Hector Plancquaert (1863-1953): van cultuurbewuste naar sociaal-politiek agerende vlaamsgezindheid', in WT, jg. 39, nr. 4 (1980), p. 193-206.
– id., 'De parlementaire arbeid van de daensistische christen-democraat A. De Backer', in Bijdragen tot de geschiedenis van de Vlaamse sociale strijd, jg. 4, nr. 1 (1980), p. 2-7.
– id., 'De Negentiende Eeuw als scène voor de Daensistische Beweging', in Het Land van Aalst, jg. 35, nr. 2-3 (1983), p. 111-118.
– R. d'Haese, Daens in brons, 1985.
– K. Rotsaert, Het daensisme in West-Vlaanderen, 1989.
– F. van Campenhout, Prominenten uit de Daensistische Beweging, 1989.
– L. van Molle, Ieder voor allen. De Belgische Boerenbond. 1890-1990, 1990.
– P. Gérin, 'Sociaal-katholicisme en christen-democratie. 1884-1904', in E. Gerard (red.), De christelijke arbeidersbeweging in België. 1891-1991, I, 1991, p. 56-114.
– J.-L. Jadoulle, La pensée de l'abbé Pottier (1849-1923). Contribution à l'histoire de la Démocratie Chrétienne en Belgique, 1991.
– D. Vanacker, Het aktivistisch avontuur, 1991.
– F.-J. Verdoodt, Het Loon van de Werkman. Christenen en katholieken ten tijde van Rerum Novarum, 1991.
– H. van Velthoven, De Daensistische Beweging. Achtergrond en profiel, 1992.
– F. van Campenhout, LDB, 1993.
– F.-J. Verdoodt, De zaak-Daens. Een priester tussen Kerk en christen-democratie, 1993.
– L. Boeva, "Pour les Flamands la même chose". Hoe de taalgrens ook een sociale grens was (Bijdragen Museum van de Vlaamse Sociale Strijd, nr. 11, 1994).
– J. de Maeyer, De rode baron. Arthur Verhaegen. 1847-1917, 1994.

Suggestie doorgeven

1973: Luc Delafortrie (pdf)

1998: Frans-Jos Verdoodt (pdf)

2023: Frans-Jos Verdoodt

Inhoudstafel