Oost-Vlaanderen

Gebied
Tony Valcke (2023, aanvulling), Nicole Lehoucq / Tony Valcke (1998)

Dit artikel onderzoekt de vraag of en in welke mate de Vlaamse beweging in Oost-Vlaanderen een specifieke identiteit vertoonde.

Bovenliggend gebied
Vlaams Gewest
Leestijd: 55 minuten

In de literatuur over de Vlaamse beweging wordt het West-Vlaamse particularisme veelvuldig aangehaald als een belangrijke factor die de beweging in haar geheel beïnvloedde. Het centrale uitgangspunt van deze bijdrage is dan ook de vraag of en in welke mate de Vlaamse beweging op Oost-Vlaams grondgebied een specifieke identiteit vertoonde. Het antwoord daarop is eerder ontkennend.

De provincie Oost-Vlaanderen – en dan vooral de hoofdstad Gent Gent
Lees meer
– was rond 1830 nog een bolwerk van orangisme Orangisme
Het orangisme is de verzamelterm voor het verzet tegen de Belgische afsplitsing van het Koninkrijk der Nederland onder leiding van Willem I van Oranje. Lees meer
. Tussenkomsten ten voordele van de Nederlandse taal in de provincieraad waren in deze periode persoonsgebonden en de verdedigers van het Nederlands vinden we hoofdzakelijk onder de orangistische raadsleden. In de loop van de 19de eeuw waren er in het Meetjesland en de regio van Aalst wel enkele geïsoleerde Vlaamsgezinde lijsten, maar slechts twee kandidaten werden effectief verkozen.

Tijdens het Interbellum had het Vlaams-nationalisme in Oost-Vlaanderen echter een voortrekkersrol. Daar begon Gerard de Paep in 1931 als eerste Vlaams-nationalist in België aan zijn mandaat als gedeputeerde. De verkiezingen van 7 juni 1936 betekenden de tweede grote doorbraak voor de Vlaams-nationalisten. Als men alle Vlaamse provincies (behalve Brabant) samentelt zetelden toen 50 Vlaams-nationalisten op een totaal van 320 provincieraadsleden. Op een totaal van 9457 bijkomende stemmen voor Vlaams-nationale lijsten, werden er niet minder dan 4141 in Oost-Vlaanderen uitgebracht. Zo werd het Vlaams Nationaal Blok de tweede grootste partij in de districten Temse en Eeklo.

Het belangrijkste kenmerk van de uitingen van de Vlaamse beweging in Oost-Vlaanderen – waarmee de provincie zich dus misschien toch onderscheidde van de andere provincies – is echter de verscheidenheid ervan. Dat mag eigenlijk ook niet verwonderen, aangezien de sociaaleconomische context in een industriestad als Gent, een landbouwcentrum als Eeklo, het op de taalgrens liggende Ronse en de regio van Aalst of het tegen Antwerpen aanleunende Land van Waas zo verschillend was dat de plaatselijke Vlaamsgezinde voormannen tot andere recepten en ideeën kwamen. Overal werden eigen accenten gelegd, waarbij Oost-Vlaanderen geprangd zat tussen West-Vlaanderen West-Vlaanderen
Lees meer
en Antwerpen Antwerpen
Lees meer
. Zoals de stedelijke structuur van Oost-Vlaanderen niet te vergelijken was (en is) met die van West-Vlaanderen, zo was het in de 19de eeuw sterk verpauperde Brugge ook niet te vergelijken met het in dezelfde periode sterk geïndustrialiseerde Gent, waar het Vlaams-nationalisme numeriek nooit echt van de grond kwam. Terwijl het Land van Waas de invloed van Antwerpen onderging vormde de streek rond Aalst op organisatorisch vlak lange tijd het belangrijkste centrum. Veel beproefde recepten (zoals de vakbond, de perscentrale, enzovoort) werden via de contacten tussen de leiders van daaruit overgeplant naar andere regio's, ook buiten de grenzen van de provincie.

Vlaams-nationale thema’s speelden na 1945 zo goed als geen rol van betekenis meer in de discussies binnen het provinciaal halfrond. Wel is het de verdienste van een figuur als gouverneur Herman Balthazar Balthazar, Herman
Herman Balthazar (1938) was hoogleraar geschiedenis aan de Gentse universiteit en gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen. Hij is een cultuurflamingantische sociaaldemocraat en zette ... Lees meer
dat hij de wortels van de Vlaamse beweging als historische emancipatiebeweging onder de aandacht bleef brengen als inspiratie voor het beleid in heden en toekomst. Hoewel structuren belangrijk zijn, mag het duidelijk zijn dat het historische belang van individuele persoonlijkheden ook voor de Vlaamse beweging allesbepalend is geweest.

1830-1914

De provincie als territoriale omschrijving en politieke entiteit

Het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen omvat het oostelijke deel van het vroegere graafschap Vlaanderen. Ten tijde van de inlijving van het huidige Belgisch grondgebied bij Frankrijk (1794-1815) werd het voormalige graafschap, dat feitelijk reeds sinds het verdrag van Utrecht (1713) in twee stukken was uiteengevallen, opgedeeld in twee departementen: het westelijke Leiedepartement en het oostelijke Scheldedepartement. Dit laatste moest onder het Hollands Bewind een deel van het grondgebied terug afstaan: Zeeuws-Vlaanderen, het grondgebied ten zuiden van de Schelde, werd terug ingedeeld bij de provincie Zeeland.

Oost-Vlaanderen was volgens de telling van 1846 de dichtst bevolkte provincie van België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
. Het gebied telde toen 793.264 inwoners, waarvan er 779.463 naar eigen zeggen ‘Vlaams’ of ‘Hollands’ spraken. De grenzen van de provincie werden na 1830 slechts twee keer gewijzigd. In 1923 werden Burcht en Zwijndrecht aan de provincie Antwerpen afgestaan; in 1962 werd Everbeek (voorheen Henegouwen) Oost-Vlaams grondgebied, terwijl Amengijs (Amougies), Orroir en Rozenaken (Russeignies) (voorheen Oost-Vlaanderen) bij Henegouwen werden gevoegd.

Op politiek vlak bekleedde Oost-Vlaanderen in 1830 een aparte plaats in het Belgisch politieke landschap. De oorzaak daarvan was dat de erkenning van het Voorlopig Bewind door de Provinciale Staten er moeizaam was verlopen. In tegenstelling tot andere provincies, waar de Gedeputeerde Staten in de periode 1830-1836 het dagelijks beleid moesten verzekeren – aangezien de Provinciale Staten niet meer samenkwamen –, werd in Oost-Vlaanderen een Comité de Conservation aangesteld, dat de Gedeputeerde Staten moest vervangen. Het Voorlopig Bewind stond argwanend tegenover Oost-Vlaanderen, omdat de hoofdstad Gent Gent
Lees meer
een bolwerk van het orangisme Orangisme
Het orangisme is de verzamelterm voor het verzet tegen de Belgische afsplitsing van het Koninkrijk der Nederland onder leiding van Willem I van Oranje. Lees meer
was. Ook in onder meer Eeklo, Sint-Niklaas en Lokeren kende deze beweging – die diverse vormen van oppositie omvatte tegen de Belgische afscheiding van Noord-Nederland Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
sinds 1830 – veel bijval. De eerste Oost-Vlaamse gouverneur onder het nieuwe, Belgische bewind, Pierre de Ryckere, werd omwille van zijn sympathieën voor de Prins van Oranje dan ook al eind 1830 vervangen. Na hem werden drie Limburgers, die in 1830 de kant van de Belgische Omwenteling Belgische Revolutie
De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splits... Lees meer
kozen, tot gouverneur van Oost-Vlaanderen benoemd: baron Werner de Lamberts-Cortenbach (1831-1834), burggraaf Charles Vilain XIIII (1834-1836) en baron Louis de Schiervel (1837-1843).

Bij de eerste verkiezingen voor de Oost-Vlaamse provincieraad werd in 1836 een twintigtal orangisten (op 73 raadsleden) verkozen. Alle tien verkozenen van het kanton Gent waren orangist. De Bestendige Deputatie van Oost-Vlaanderen bestond tot 1866 zowel uit liberalen Liberale partij
De verhouding tussen de liberale partij en het partijpolitieke liberalisme in België enerzijds, en de Vlaamse beweging anderzijds levert een gevarieerd en ingewikkeld beeld op dat evoluee... Lees meer
als katholieken Katholieke partij
De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder m... Lees meer
. Vanaf dat jaar was de deputatie homogeen katholiek, en die situatie wijzigde pas in het interbellum, toen een coalitie werd gevormd met de Vlaams-nationalisten Vlaams-nationalistische partijen
Het partijpolitieke Vlaams-nationalisme brak door in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog en streefde een verregaande of volledige staatkundige verzelfstandiging van Vlaanderen na. De b... Lees meer
.

De laatste 19de-eeuwse liberale gedeputeerde die in 1866 een punt zette achter zijn politieke carrière was Jean-Baptiste Groverman, oud-griffier van de Provinciale Staten. Hij was een exponent van de generatie van Gentse orangisten die na 1839 door het liberalisme werd opgeslorpt en daar – als een van de weinigen binnen de toenmalige liberale beweging – het Vlaamsgezinde element binnenbracht. De verdedigers van de belangen van de Nederlandse taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
vinden we in die periode hoofdzakelijk – maar niet uitsluitend – in hun midden. In de periode 1830-1914 waren tussenkomsten ten voordele van het gebruik van het Nederlands in de Oost-Vlaamse provincieraad persoonsgebonden. Los van de ideologische tegenstellingen werd het gebruik van de Nederlandse taal verdedigd door dezelfde groep mensen die ook op andere maatschappelijke vlakken (zoals bijvoorbeeld de vernederlandsing van het gerecht Gerecht
Lees meer
) actief was.

Het kiessysteem verplicht Vlaamsgezinde politici te opereren binnen de traditionele partijen

In de periode vóór de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
was het Oost-Vlaamse partijlandschap vrij eenduidig. Al naargelang de stad of de streek waren de liberalen of de katholieken heer en meester of werd de electorale koek onder hen verdeeld. Naar het einde van de 19de eeuw toe kon ook de socialistische partij Socialistische partij
De socialistische partij werd in België in 1885 opgericht als de Belgische Werkliedenpartij (BWP), veranderde in 1945 haar naam in Belgische Socialistische Partij (BSP) en viel in 1978 u... Lees meer
op bepaalde plaatsen, onder meer in de industriestad Gent met zijn arbeidersproletariaat, rekenen op enig succes. Heel af en toe namen toen ook katholieke of liberale dissidenten deel aan de verkiezingen. De katholieke dissidenten zochten een eigen weg uit onvrede over de starre houding van een grotendeels Franstalige katholieke partij en vooral omwille van de afkeuring door het episcopaat. Bij die eerste christendemocraten, in de toenmalige pers smalend ‘schismocrates’ of ‘néo-democrates’ genoemd, speelde het Vlaamsgezinde aspect een belangrijke rol. Toch hadden zij nog geen electoraal succes. Zolang het kiesstelsel niet wijzigde en het principe van de absolute meerderheid niet werd afgeschaft, maakten zij geen kans. De meeste flaminganten zagen zich dus verplicht om zich aan te sluiten bij de bestaande partijen.

Pioniers in het Meetjesland en de regio van Aalst

Tijdens de 19de eeuw namen er enkele geïsoleerde Vlaamsgezinde lijsten deel aan de Oost-Vlaamse provincieraadsverkiezingen, met name in het Meetjesland en de regio van Aalst (het Land van Aalst en de Vlaamse Ardennen). Dezelfde personen keren terug op verschillende lijsten, wat betekent dat de flaminganten hun geluk op verschillende plaatsen beproefden. Hoewel ze daarbij geen onaardig resultaat boekten, werden er maar twee van die Vlaamsgezinden verkozen in de provincieraad: Jan-Baptist Vanlangenhaeke Vanlangenhaeke, Jan-Baptist
Advocaat Jan-Baptist Vanlangenhaeke (1850-1908) speelde met zijn Vlaamsgezinde en sociale acties een belangrijke rol in de daensistische beweging. Uiteindelijk stapte hij over naar de kat... Lees meer
(1891) en Karel van Compernolle (1894).

Eerst en vooral was er dus de streek ten noordwesten van Gent, het Meetjesland rond Eeklo en Maldegem. In het kieskanton Waarschoot werden in mei 1893 buitengewone verkiezingen gehouden (het systeem van de plaatsvervangende raadsleden trad pas in voege vanaf 1894) ter vervanging van advocaat Louis de Reu. De daensist Hector Plancquaert Plancquaert, Hector
Hector Plancquaert (1863-1953) was via zijn weekblad Het Recht een spilfiguur binnen de daensistische beweging. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij als radicale flamingant betrokken bi... Lees meer
, die op dat moment in Zomergem woonde, nam het op tegen de Gentse advocaat en vrederechter Albert Dutry, de kandidaat van de katholieken. Plancquaert behaalde 40,3% van de stemmen tegenover 59,7% voor Dutry. Toen de handelaar en katholieke dissident Léon van Peteghem het in juni 1900 opnam tegen de kandidaat van de katholieke partij, de advocaat Herman de Baets De Baets, Herman
Herman de Baets (1856-1922) was een advocaat en katholiek politicus. Lees meer
, waren de verhoudingen gelijkaardig: 42,5% voor de dissident tegenover 57,5% voor de katholieke kandidaat. De populariteit van De Baets, de zoon van de Vlaamsgezinde advocaat en volksvertegenwoordiger Pieter de Baets, steeg zeer snel. In juni 1912 behaalde hij met 3020 voorkeurstemmen 81,7%, terwijl Plancquaert vrede moest nemen met 9,9%. Plancquaert zou ook in andere kantons zijn geluk beproeven bij de provincieraadsverkiezingen. Zo was hij in 1898 zowel kandidaat in Nevele als in Evergem. Telkens behaalde hij ongeveer 25% van de stemmen, maar hij werd nooit verkozen, wat hem de bijnaam ‘graaf van Buisegem’ opleverde. Karel van Compernolle slaagde er in 1894 wel in als christendemocratische kandidaat verkozen te worden voor het kanton Kaprijke (57%). Hij behaalde zelfs meer stemmen dan de katholiek Emiel Dauwe, die toen notaris en schepen was te Eeklo. Bij de volgende verkiezingen stond Van Compernolle echter op de lijst van de katholieken. Hij werd toen samen met Dauwe herkozen, terwijl de christendemocraat Leyman het onderspit moest delven. Deze casus illustreert duidelijk de onzekere positie van de nog prille Vlaamsgezinde lijsten.

In het zuiden van de provincie was de streek rond Aalst een echt proefstation voor Vlaamsgezinde kandidaten: in deze regio kwam het eerst een Vlaamsgezinde politieke partij op. In het kanton Aalst hadden de katholieken sedert de jaren 1880 met een liberale oppositie af te rekenen. Bij de eerste provincieraadsverkiezingen volgens het algemeen meervoudig stemrecht (1894) dongen ook socialisten en christendemocraten naar de gunst van de kiezer – het kiezerspubliek was dan ook verzesvoudigd. Met de advocaat Celestien Ghyselinckx als lijsttrekker behaalden de daensisten er bijna 39%. Bij de volgende verkiezingen behaalden ze telkens tussen 25 en 30%. Opvallend is dat die daensistische kandidaten uit een andere sociale klasse afkomstig waren dan de katholieken. Het waren meestal kleine landbouwers en handelaars, letterzetters of journalisten met eerder uitzonderlijk een advocaat of geneesheer. Dat stond in schril contrast met de katholieke kandidaten uit de lokale elite. Dit waren hoofdzakelijk notarissen, geneesheren, industriëlen, burgemeesters en schepenen die doorgaans Franstalig waren. Zo was Felix (de) Béthune, advocaat en provincieraadslid van 1889 tot 1900, de zoon van Paul Valery, zelf gewezen provincieraadslid en 31 jaar lang senator. De broer van Felix, advocaat Louis de Béthune, deed in 1908 zijn intrede in de provincieraad, was schepen te Aalst en werd in 1912 verkozen tot volksvertegenwoordiger.

In het kanton Ninove had zich vanaf de jaren 1880 een zeer actieve christendemocratische en Vlaamsgezinde oppositie verzameld rond de figuur van Jan-Baptist Vanlangenhaeke en het weekblad Klokke Roeland Klokke Roeland
Klokke Roeland (1891-1914) was een christendemocratisch weekblad uit de Denderstreek. Lees meer
(vandaar de naam Roelanders). Vanlangenhaeke, die van beroep advocaat was, werd er in 1891 voor de provincieraad verkozen als ‘onafhankelijk katholiek’. Hij leidde bij hem thuis een soort volkshogeschool avant la lettre, waarin een hele schare van jonge Vlaamse intellectuelen – waaronder Aloïs de Backer De Backer, Aloïs
Notaris Aloïs de Backer (1858-1904) speelde een prominente rol in de daensistische beweging. Hij was volksvertegenwoordiger voor de Christene Volkspartij. Lees meer
, Michel de Pelsmaeker, Hector Plancquaert en vele anderen – gevormd werden. In 1893 was hij medestichter van de Christene Volkspartij Christene Volkspartij
De Christene Volkspartij (1893-1919) was de eerste daensistische politieke partij. Lees meer
van priester Adolf Daens Daens, Adolf
Priester Adolf Daens (1839-1907) was de grondlegger en het boegbeeld van de daensistische beweging en van de Christene Volkspartij. Lees meer
.

In 1894 was er bij de provincieraadsverkiezingen in Ninove een tweede ronde tussen twee conservatieve katholieken en twee christendemocraten (Frans Lambrecht en Simons). De laatstgenoemden behaalden in de eerste ronde ongeveer 39% en in de tweede ronde 45%, maar werden toch geklopt door de conservatieve kandidaten. Ook bij de volgende verkiezingen haalden zij het – ondanks redelijke stemmenpercentages – niet tegen de sterkere katholieke kandidaten: de 'landbouwer' Henri Sonck, die meer dan twintig jaar burgemeester van Denderleeuw was, werd als provincieraadslid in 1898 opgevolgd door de advocaat Jean Rollier, die na meer dan dertig jaar provincieraadslid waarvan tien als gedeputeerde in 1929 tot griffier benoemd werd. De handelaar Gustaaf van Cauwelaert die in 1896 verkozen werd, was bijna dertig jaar burgemeester van Denderwindeke. Bij de laatste vooroorlogse verkiezingen in 1908 behaalde de Vrije Christene Volkspartij ongeveer 35% van de stemmen, maar met het vigerende kiesstelsel had de partij geen recht op een verkozene. De toenmalige lijsttrekker Karel L. de Bruyn zou na de invoering van het nieuwe kiessysteem (1921) wel verkozen worden (zie verder).

In het kanton Geraardsbergen hadden de christendemocraten minder succes. Bij de verkiezingen van juli 1896 behaalde Frans Lambrecht, lange tijd een van de naaste medewerkers van Daens en de promotor van de beweging in Brabant, ongeveer 5%. Wellicht is dit te wijten aan het feit dat hier naast een katholieke (55 tot 60%) ook een liberale lijst (30 tot 35%) deelnam aan de verkiezingen. Daardoor was de concurrentie veel groter. Ook hier deden de katholieken een beroep op leden van de lokale politieke elite, zoals landbouwingenieur en grondeigenaar Arthur vander Linden. Als burgemeester van Goefferdinge volgde hij zijn vader op die dit ambt 34 jaar had bekleed. Vander Linden was in totaal 37 jaar lid van de provincieraad (vanaf 1886), waarvan 28 als gedeputeerde en met een korte onderbreking (toen hij Kamerlid was). Prosper de Clippele, grondeigenaar en provincieraadslid van 1882 tot 1921 was al sedert 1872 gemeenteraadslid te Geraardsbergen en zou er gedurende 23 jaar schepen blijven. De industrieel Emiel Vandertaelen, lid van de provincieraad vanaf 1899, werd in 1900 benoemd tot burgemeester van Idegem (een ambt dat hij zou bekleden tot zijn dood in 1915).

Ook buiten hun eigenlijke kerngebied namen daensisten deel aan verkiezingen. Michel de Pelsmaeker, een advocaat uit Denderleeuw bij Aalst, stelde zich in 1896 kandidaat als christendemocraat in het kanton Nederbrakel. Samen met Theofiel Faignaert nam hij het op tegen twee gevestigde katholieke kandidaten: Albert Solvyns, Gents advocaat en gedeputeerde (1890-1898) en René van Ongevalle, geneesheer en burgemeester van Sint-Maria-Lierde. De christendemocraten behaalden toen ongeveer 39% maar werden niet verkozen. Toen Solvyns in 1899 opgevolgd moest worden was de katholieke kandidaat niemand minder dan de Fransgezinde advocaat Pierre Verhaegen, zoon van Arthur Verhaegen en later stichter van de Ecole des Hautes Etudes. Met 46,9% boekte Faignaert als tegenkandidaat een zeer goed resultaat, maar hij werd niet verkozen.

In het Waasland werden op provinciaal vlak schijnbaar geen echt grote figuren uit de Vlaamse beweging verkozen. Wel stuurde het kanton Sint-Niklaas in 1848 twee orangisten naar de provincieraad: oud-burgemeester F. de Munck-Moerman en Antoine Boeyé. In 1847 had het arrondissement Sint-Niklaas Théodore-Emile de t' Serclaes de Wommersom De T'Serclaes de Wommersom, Théodore-Emile
Graaf Théodore-Emile de T'Serclaes de Wommersom (1809-1880) was lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hij was er een verdediger van de Vlaamse taal. Daarna was hij nog provinciego... Lees meer
, de latere gouverneur (1871-1879) van Oost-Vlaanderen, als Kamerlid verkozen. Die werd toen gesteund door het Vlaemsch Gezelschap Vlaemsch Gezelschap
Het Vlaemsch Gezelschap was een culturele en politieke kring, in maart 1846 in Gent opgericht door Frans Rens, Ferdinand Augustijn Snellaert, Philip Marie Blommaert en Jacob Frans Hereman... Lees meer
van Gent.

Bij de provincieraadsverkiezingen van 1882 werden drie katholieke provincieraadsleden verkozen: Emile Meert, Joseph van Naemen en Pierre Vermeire Vermeire, Pierre
Pierre Vermeire (1828-1900) was een zakenman en lokaal Oost-Vlaams politicus, die sympathiseerde met de pan-Germaanse strekking in de Vlaamse beweging. In zijn voordrachten en publicaties... Lees meer
. Van Naemen zou in maart 1886 tot volksvertegenwoordiger worden verkozen en in de Kamer de eed in het Nederlands afleggen. Onder zijn burgemeesterschap (1879-1917) werd de stedelijke administratie van Sint-Niklaas volledig vernederlandst (1890) en zette de gemeenteraad zich, vooral na 1908, sterk in voor de Vlaamse kwestie. Pierre Vermeire, schepen van Sint-Niklaas (1879) tot bij zijn aanstelling als gedeputeerde (1892), was afkomstig uit Hamme. De opbrengst van zijn Verhandeling over de Vlaemsche Beweging (1858) had hij bestemd voor de Maetschappij Tael en Kunst te Hamme. Hij ontpopte zich als een verdediger van het pan-Germaans standpunt (zie Pan-Germanisme Pangermanisme
Lees meer
).

Sint-Niklaas was in die periode in de greep van de katholiek-liberale tweespalt en de schoolstrijd. Beide bewegingen hadden ook af te rekenen met interne tegenstellingen. Bij de katholieken ontstond een Vlaamse studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
aan het Klein Seminarie van Sint-Niklaas Klein Seminarie van Sint-Niklaas
Het Klein Seminarie van Sint-Niklaas, gesticht in 1808 en sinds de fusie met het Sint-Jozefinstituut in 1950 herdoopt tot Sint-Jozef-Klein-Seminarie, had lange tijd de reputatie een broei... Lees meer
; aan liberale zijde botste het Casino, een liberaal francofoon bolwerk, met het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
.

De vernederlandsing van het provinciebestuur

Aangezien de provincieraad het forum is waar op het intermediaire niveau gediscussieerd wordt, zullen die discussies hier als uitgangspunt worden genomen. Dat houdt beperkingen in met betrekking tot de bevoegdheden van die instelling. De provincieraad mocht zich enkel uitspreken over zaken van provinciaal belang; over onderwerpen van 'nationaal' belang mocht zij enkel advies uitbrengen of aanbevelingen doen. De ‘nationale’ knelpunten, zoals bijvoorbeeld de Grievencommissie Vlaemsche Commissie
De Vlaemsche Commissie of Grievencommissie inventariseerde op vraag van de regering in 1856-1857 voor de eerste keer de problemen in verband met de positie van het Nederlands in België en... Lees meer
van 1856, kwamen dan ook niet direct aan bod in de Oost-Vlaamse provincieraad, die aanvankelijk trouwens slechts eens per jaar gedurende ongeveer twee weken samenkwam.

Wat volgt, illustreert wel dat de initiatieven die hier genomen werden niet louter uitvoeringen waren van verplichtingen die door de wet werden opgelegd. Zo werden reeds in 1888 in Oost-Vlaanderen vertalingen uitgegeven van de gemeentewet, de provinciewet en de grondwet, lang voor de officiële vertaling (pas in 1975 werd een Nederlandstalige versie van de provinciewet ingevoerd) en tien jaar voor de Gelijkheidswet Gelijkheidswet
De gelijkheidswet van 1898 stelde het Nederlands voor officiële publicaties gelijk aan het Frans. De wet werd vanuit de Vlaamse beweging breed ondersteund, en leidde, na de Waalse afwijzi... Lees meer
(1898). Op Oost-Vlaams grondgebied werd voor deze wet geageerd door onder meer het Algemeen-Nederlands Verbond Algemeen-Nederlands Verbond
Het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd in 1895 opgericht. Aanvankelijk behartigde het de belangen van de Nederlandse taal. Later en tot op de dag van vandaag ijvert het voor de brede ... Lees meer
, waarvan de Gentse tak tussen februari 1897 (toen de Senaat het oorspronkelijke voorstel- Edward Coremans Coremans, Edward (1835-1910)
Advocaat Edward Coremans (1835-1910) was politicus voor de Meetingpartij en voorzitter van de Nederduitsche Bond. Gedurende 42 jaar was Coremans als kamerlid een leidende figuur van de Vl... Lees meer
verwierp) en april 1898 (toen de wet uiteindelijk werd aangenomen) niet minder dan 38 meetings organiseerde op het Oost-Vlaamse platteland en een campagne voerde om de gemeenteraden verzoekschriften naar het parlement te doen sturen.

De eerste pogingen

De Oost-Vlaamse provincieraad koos in 1836 het Frans als voertaal. In 1840 werd er voor het eerst sinds 1830 Nederlands gesproken door Karel Ledeganck Ledeganck, Karel L.
Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) was een Vlaams ambtenaar, politicus, jurist en dichter uit Eeklo. Hij was een cultuurflamingant en schreef een dichterlijke trilogie die in de Vlaamse... Lees meer
en Pieter Ecrevisse Ecrevisse, Pieter
Pieter Ecrevisse (1804-1879) was een liberale onderwijzer, politicus, jurist en auteur. Lees meer
, met name bij tussenkomsten in verband met de toen goedgekeurde motie betreffende het gebruik van de Nederlandse taal in bestuurszaken en een vraag aan de regering om geen Nederlandsonkundige personen in een openbare functie te benoemen (zie Bestuur Bestuur
Het taalgebruik in het bestuur is een centraal aspect van de Belgische taalkwestie. Het omvat het proces van het afdwingen van taalrechten voor Vlamingen evenals de bestuurstaalwetgeving ... Lees meer
). Een gelijkaardige tekst werd datzelfde jaar in de Antwerpse provincieraad goedgekeurd. Uit de tussenkomst van de Oost-Vlaamse gouverneur Louis de Schiervel bij de besprekingen blijkt dat de Oost-Vlaamse provinciale administratie de Vlaamse taal toen al gebruikte in de officiële contacten met personen en administraties die haar in die taal aanschreven.

Het gebruik van het Nederlands kwam in de provincieraad opnieuw ter sprake in de jaren 1861-1862, met de vragen om de provinciale reglementen in het Frans én het Nederlands op te stellen, in beide talen te stemmen en alle van kracht zijnde reglementen naar het Nederlands te vertalen. Die vragen gingen uit van de culturele vereniging De Tael is gan(t)sch het Volk De Tael is gansch het Volk
Lees meer
, die in 1836 werd opgericht en ook de gangmaker was van het petitionnement Petitionnement
Lees meer
. Gelijkaardige vragen volgden in 1868, uitgaande van het Willemsfonds en van de in december 1867 gestichte Gentse Vlaamsche Liberale Vereeniging, een pressiegroep binnen de doctrinaire Franstalige liberalen. In beide verenigingen speelde Jacques Heremans een belangrijke rol. Hij was het eerste Oost-Vlaams provincieraadslid dat na Ledeganck, die zijn schoonbroer was, en Ecrevisse en als enige in 1870 zijn tussenkomsten in de provincieraad in het Nederlands hield. Dat het feit dat die twee Nederlands hadden gesproken, enkel kort in het Frans werd vermeld in de processen-verbaal van de provincieraad en dat de tekst van Heremans wel integraal werd afgedrukt heeft een louter administratieve reden. De integrale teksten van de discussies in de provincieraad werden immers pas vanaf 1870 weergegeven. In 1872 werd daartoe een Nederlandstalige stenograaf aangesteld.

Gouverneur Edouard de Jaegher (1848-1871) stelde duidelijk dat Heremans het recht had de Nederlandse taal te gebruiken. Heremans’ argument – namelijk dat de taalvrijheid gewaarborgd werd door de grondwet – werd later gebruikt door de Franstalige provincieraadsleden die hun tussenkomsten in het Frans lieten opnemen vanaf het ogenblik dat de processen-verbaal van de provincieraad in het Nederlands werden uitgegeven (1890).

Naar een provinciaal reglement op het gebruik van de Vlaamse taal in bestuurszaken (1889)

In de periode waarin op nationaal vlak de eerste wetten op het gebruik van het Nederlands tot stand kwamen (1873-1883), ijverden de Oost-Vlaamse provincieraadsleden met succes voor de vertaling van de provinciale reglementen en van de jaarlijkse redevoeringen van de gouverneur (zie Taalpolitiek en -wetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
). In 1874 behoorde Heremans, samen met de liberaal Edmond Willequet en de katholieken Gustave Mussely (initiatiefnemer), Louis van Steenberghe, Ernest de Kerchove, Karel de Bruyn, Joseph Geerinckx en Louis de Reu tot de indieners van een voorstel om alle nog van kracht zijnde provinciale verordeningen, in beide talen gedrukt, aan de provincieraadsleden te bezorgen. Hoewel dat voorstel werd aangenomen, nam de praktische uitwerking ervan nog vele jaren in beslag, onder meer omdat van de gelegenheid werd gebruikgemaakt om die verorderingen waar nodig te herzien. De homogeen katholieke deputatie werd toen voorgezeten door gouverneur Théodore-Emile de t' Serclaes de Wommersom (1871-1879), voormalig gouverneur van Limburg (1857-1871) en katholiek volksvertegenwoordiger (1847-1857), die zich tijdens de Kamerdebatten rond het hoger onderwijs in 1849 had opgesteld als een verdediger van de Nederlandse taal.

Het was onder andere ook Heremans die argumenteerde dat de landbouwbevolking er belang bij had dat teksten en reglementen met betrekking tot de landbouwproblematiek in het Nederlands gepubliceerd werden. Dat argument werd door Honoré Goossens, Gents liberaal verdediger van de Vlaamse belangen in de provincieraad (1876-1892) in 1881 gebruikt om de vertaling te vragen van de toespraak van de gouverneur op de openingszitting. Gouverneur Léon Verhaeghe de Naeyer (1879-1884) had die toespraak aan de landbouwproblematiek gewijd. Vanaf dan werden die jaarlijkse toespraken vertaald.

In de periode 1889-1892 stond in de discussies in de Oost-Vlaamse provincieraad de Vlaamse kwestie op de voorgrond. Katholieken en liberalen werkten over de partijgrenzen heen samen om een provinciaal reglement op het gebruik van de Vlaamse taal in bestuurszaken op te stellen. Het voorstel dat leidde tot het Oost-Vlaams reglement werd ingediend door 14 katholieke en 8 liberale provincieraadsleden en verdedigd door Albert Fredericq Fredericq, Albert
Albert Fredericq (1844-1911) was een Vlaamsgezinde jurist en liberale politicus die zich inzette voor de vernederlandsing van het openbare leven en in het bijzonder het rechtsleven in Vl... Lees meer
(als een van de weinige liberale verdedigers van de Vlaamse belangen in de provincieraad 1879-1898). De voorstanders haalden het met 47 stemmen (waaronder 33 katholieken en 14 liberalen), tegenover 22 tegenstanders (waaronder 21 katholieken) en één onthouding. Van de vijf aanwezige katholieke gedeputeerden stemde alleen De Reu voor het voorstel, dat hij zelf mee had ondertekend. Pierre Vermeire kwam de volgende dag uitdrukkelijk op die stemming terug omdat hij niet wilde dat tegenstemmen zouden worden toegeschreven aan een anti-Vlaamse houding. De tegenstanders zouden – net als hijzelf – van plan zijn geweest om te stemmen voor andere, minder vergaande voorstellen.

Gedeputeerde De Reu (1881-1892), die later griffier was van de provincie Oost-Vlaanderen (1894-1917), had inmiddels ook gezorgd voor een Nederlandse vertaling van de grondwet, de provinciewet en de gemeentewet. De vertaling kwam er naar aanleiding van het verzamelen van alle provinciale verordeningen, een werk dat 14 jaar in beslag nam en waarvan de resultaten in 1886-1888 gepubliceerd werden. Als landbouwerszoon uit de plattelandsgemeente Sleidinge die in Leuven rechten had gestudeerd, bleef De Reu sterk geïnteresseerd in de landbouwproblematiek. Hij werd de eerste voorzitter van de katholieke Landbouwersbond die in 1891 werd opgericht. In deze bond speelden vooral ‘rode baron’ Arthur Verhaegen (gedeputeerde 1892-1900, vooral bekend als oprichter van de Antisocialistische Werkliedenbond) en Jules Maenhaut een belangrijke rol.

In 1889 besliste de Oost-Vlaamse provincieraad zich te ‘bedienen van het Vlaams voor alle stukken die slechts in één taal worden opgesteld. Alle ontwerpen van reglement zullen gelijktijdig in de twee talen aan de raad worden voorgesteld. De Vlaamse tekst zal voor de Franse worden besproken en gestemd. De beambten van de provincie zullen voor de behandeling van alle ambtelijke zaken de Vlaamse taal gebruiken, behoudens de gevallen waar de belanghebbenden de Franse taal verkozen hebben. De bestuurlijke briefwisseling zal altijd in het Vlaams geschieden. Er zal enkel uitzondering worden gemaakt voor de gemeenten en de personen die uitdrukkelijk zullen verklaren de Franse taal te verkiezen.’

In een tussenkomst bij die besprekingen stelde gouverneur Raymond de Kerchove d'Exaerde (1885-1919) dat de beschikkingen van de wet op het gebruik van het Nederlands in bestuurszaken (1878) in zijn provincie al volop werden toegepast. Vanaf 1893 hield de gouverneur zijn jaarlijkse toespraken bij de opening van de provincieraad afwisselend in het Frans en in het Nederlands.

Terwijl de wet van 1878 inzake het gebruik van het Nederlands in bestuurszaken beperkt bleef tot de centrale besturen, regelde de wet van 1921 het taalgebruik tevens voor provincie- en gemeentebesturen. Aan de basis van deze wettekst lag een voorstel van Lionel Pussemier Pussemier, Lionel
Lionel Pussemier (1869-1938) was advocaat en politicus voor de Katholieke Partij. Hij was de auteur van de eerste grote taalwet (31 juli 1921) na de Eerste Wereldoorlog. Deze wet regelde ... Lees meer
, burgemeester van Eeklo (1921-1938), die voor hij volksvertegenwoordiger werd (1918-1936), provincieraadslid (1898-1918) en gedeputeerde (1901-1918) van de provincie Oost-Vlaanderen was geweest. Tot aan de wet op het taalgebruik in de administratie (1932) bleven de provincieraadsleden vrij hun tussenkomsten in het Nederlands of in het Frans te houden, al bleven Vlaamsgezinde verenigingen aan de raad verzoekschriften sturen met de vraag de zittingen van de provincieraad uitsluitend in het Vlaams te houden. In 1912 kregen ze steun van de socialistische provincieraadsleden die een motie in die zin indienden omdat zij de Franstalige discussies moeilijk konden volgen.

In 1904 had Jozef-Frederik Vercoullie Vercoullie, Jozef-Frederik
Lees meer
(liberaal provincieraadslid 1902-1912), die toen hoogleraar Germaanse filologie en algemeen secretaris van het Willemsfonds was, al opmerkingen gemaakt over het ‘gebrekkig Vlaams’ dat gebruikt werd in de vertaling van de Franstalige teksten en over de ‘waterzooi van spellingen’ waarin de namen van de belangrijkste gemeenten op de muren van de provincieraadszaal waren aangebracht.

Uit de wordingsgeschiedenis van dit provinciaal reglement blijkt duidelijk dat katholieke en liberale provincieraadsleden elkaar op het vlak van de vernederlandsing van de instelling vonden over de ideologische en partijgrenzen heen. In andere discussies werden de Vlaamsgezinde belangen dan weer duidelijk ondergeschikt gemaakt aan de partijpolitieke tegenstellingen.

Het politieke en culturele leven, weerspiegeld in de discussies in de provincieraad

In de politieke discussies tussen 1870-1914 kwamen de Vlaamsgezinde slechts zijdelings aan bod en werden ze ingekaderd in de partijpolitieke tegenstellingen. Zo werden vanaf 1882 in de provincieraad discussies gevoerd naar aanleiding van de vraag om subsidies van het Willemsfonds en de Gentse afdeling van het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
voor het onderhoud van hun bibliotheken Openbare bibliotheken
Openbare bibliotheken kennen een lange geschiedenis, die in de Zuidelijke Nederlanden teruggaat tot de 17de eeuw. Ze spelen een rol in de (stedelijke) leescultuur door op een laagdrempeli... Lees meer
. Het argument was dat het Willemsfonds geen subsidies meer nodig had, aangezien het – liberale – Gentse stadsbestuur hen het Lakenmetershuis op de Vrijdagmarkt ter beschikking stelde en een jaarlijkse toelage verleende. Dat terwijl het Gentse Davidsfonds geen betoelaging ontving. De kwestie sleepte aan tot 1902, toen ook aan de Gentse afdeling van het Willemsfonds een provinciale subsidie werd toegekend, nadat de Gentse gemeenteraad het jaar voordien aan het plaatselijke Davidsfonds een subsidie had verleend. Bij deze discussies stond niet zozeer de Vlaamse beweging centraal, maar wel de toenmalige liberaal-katholieke tegenstellingen en de schoolstrijd die het land van 1879 tot 1884 beroerde.

Ook over de toekenning van subsidies voor de Guldensporenvieringen door de provincieraad werd er stevig gediscussieerd. Dat zou uiteindelijk pas in 1901 gebeuren, ook al had de raad sedert 1894 al aanvragen van Vlaamse organisaties ontvangen. Op concrete vragen kon of wilde de provincieraad niet ingaan: de nationale vlag hijsen en/of de kantoren sluiten viel namelijk niet onder haar bevoegdheid en geen vergadering houden op 11 juli kon ook niet: de raad vergaderde immers slechts eenmaal per jaar in gewone zitting in juli, en had ook al op 21 juli zittingen gehouden. Pas na de zitting van 11 juli 1922 zou, op voorstel van Karel De Rop, verkozen voor het Vlaams Front in het kiesdistrict Aalst, niet meer vergaderd worden op 11 juli.

Even geanimeerd verliepen de – nog hoofdzakelijk in het Frans gevoerde – discussies omtrent het voorstel van onder anderen Pierre Verhaegen om een jaarlijkse subsidie aan de Leuvense universiteit toe te kennen. Het voorstel daartoe was in 1908 onder andere uitgegaan van Pierre Verhaegen, zoon van Arthur Verhaegen, en dus achterkleinzoon van de stichter van de Université libre de Bruxelles. Hun argument was dat de liberaal-socialistische provincieraden van Brabant en Henegouwen ook instellingen van hoger onderwijs subsidieerden (zoals de Université libre de Bruxelles en het Institut des Hautes Etudes de Bruxelles), terwijl de Leuvense universiteit niets kreeg van die provincies. Aangezien 209 studenten van die universiteit uit Oost-Vlaanderen afkomstig waren, kon de Oost-Vlaamse provincieraad volgens hen een subsidie geven. Dit voorstel werd niet aangenomen. Deze besprekingen stonden duidelijk los van de pogingen die de Vlaamse beweging in diezelfde periode voerde om de vernederlandsing van het hoger onderwijs Hoger onderwijs
De evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs werd gekenmerkt door een moeizame vernederlandsingspolitiek, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale... Lees meer
te verkrijgen. De levendigheid van de discussies was een voorproefje van de kwestie die in de jaren 1920 centraal zou staan in de maatschappij, doch niet in de Oost-Vlaamse provincieraad, namelijk de vernederlandsing van de Gentse universiteit.

De Vlaamse beweging kwam wel rechtstreeks aan bod bij de bespreking van de aanvraag die de Association flamande pour la Vulgarisation de la Langue française Association flamande pour la vulgarisation de la langue française
De Association flamande pour la Vulgarisation de la Langue française was een vereniging die ijverde voor het behoud van het Franstalige karakter van Vlaanderen. Ze was vooral in Gent acti... Lees meer
in 1900-1901 bij de Oost-Vlaamse provincieraad indiende om een toelage van 500 frank te krijgen voor onkosten bij het uitgeven van een Manuel flamand-français die gratis zou verspreid worden ten behoeve van de ‘Franschmans’ (Fransmannen). Toen werd in het provinciaal halfrond onder anderen door Prosper Thuysbaert Thuysbaert, Prosper
Jonkheer Prosper Paul Thuysbaert (1889 - 1965) was notaris in en burgemeester van zijn geboortestad Lokeren en hoogleraar aan de Leuvense universiteit. Wat de Vlaamse kwestie betreft spee... Lees meer
openlijk de vraag gesteld of de provincieraad een organisatie kon steunen die zich duidelijk tegen de Vlaamsgezinde eisen opstelde.

Het algemene beeld van een tweeslachtige Vlaamse beweging wordt in Oost-Vlaanderen voor die periode bevestigd. Enerzijds werd de Vlaamse beweging gesteund door bredere lagen van de bevolking en was er toenemende samenwerking tussen Vlaamsgezinde politici over de partijgrenzen heen. Anderzijds resulteerde deze evolutie niet in verkiezings- of politieke successen. Het kiessysteem vormde duidelijk een ernstige belemmering voor de doorbraak van nieuwe politieke groeperingen.

1914-1945

Op 12 oktober 1914 werd de provincie Oost-Vlaanderen door Duitse troepen bezet (zie Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
). Het grondgebied van de provincie lag volledig in het Etappengebied, zodat er naast een burgerlijk ook een militair bestuur werd geïnstalleerd. Landrat Ecker nam, als voorzitter van dit burgerlijk bestuur, de functie van gouverneur waar. De provincieraad werd niet meer bijeengeroepen voor gewone zittingen (er waren wel zeven buitengewone zittingen), maar de Bestendige Deputatie bleef regelmatig vergaderen. Een van de gedeputeerden was advocaat Herman de Baets, wiens broer Maurice de Baets De Baets, Maurice
Maurice de Baets (1863-1931) was priester. Als secretaris van bisschop Antoine Stillemans was hij nauw betrokken bij het conflict tussen de bisschop en priester Adolf Daens. Hij was tegen... Lees meer
, vicaris-generaal van het bisdom Gent, uitgesproken Vlaamsgezind was. De bezetter wijzigde een aantal bevoegdheden van deputatie en provincieraad, maar met het beëindigen van de bezetting golden opnieuw de Belgische wetten.

Tijdens het interbellum slaagden de Vlaams-nationalisten erin om vooral bij de provincieraadsverkiezingen van 1929 en 1936 een belangrijk deel van het kiezerskorps achter zich te krijgen. Tegen 1936 hadden zij 10 provincieraadsleden op een totaal van 90 zetels, waardoor het Katholiek Blok onder toenemende druk kwam te staan. Enkele Vlaams-nationalistische vertegenwoordigers koesterden bovendien openlijk sympathie voor de Fronters (zie Frontpartij Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
). Toen de katholieken hun meerderheid in de provincieraad verloren, gingen zij in 1931 tot de verkiezingen van 1932 een bestuurscoalitie aan met de Vlaams-nationalisten, die werd hernomen van 1936 tot 1944.

In de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
werd Gent de hoofdplaats van de Oberfeldkommandantur voor de provincies Oost- en West-Vlaanderen West-Vlaanderen
Lees meer
. Voor de duur van de bezetting en de afwezigheid van de gouverneur, die niet ter plaatse moest blijven, vielen alle bevoegdheden in handen van de Bestendige Deputatie. Door allerlei maatregelen en verordeningen probeerde de bezettende overheid echter zoveel mogelijk 'gelijkgezinden' op diverse posten te plaatsen. Gouverneur Maurice van den Boogaerde werd al begin augustus 1940 'ter beschikking gesteld' en vervangen door Jozef de Vos, de arrondissementscommissaris van het arrondissement Gent-Eeklo. Omdat hij in een brief elke actieve medewerking aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland Duitsland & Vlaanderen
Van de eerste helft van de 19de eeuw tot 1945 stond het Duitse beeld van Vlaanderen in het teken van etnisch-culturele verbondenheid. Die romantische perceptie leefde vooral bij een beper... Lees meer
weigerde, werd De Vos op zijn beurt ter beschikking gesteld en medio 1943 als gouverneur ad interim opgevolgd door Achiel Verstraete Verstraete, Achiel
Achiel Verstraete (1898-1980) werd in 1939 senator in Gent-Eeklo voor het VNV. Tijdens de bezetting was hij kabinetschef van Gerard Romsée, en vanaf mei 1943 gouverneur ad interim van Oo... Lees meer
, op dat moment kabinetschef bij secretaris-generaal van binnenlandse zaken Gerard Romsée Romsée, Gerard
Lees meer
. Ook drie van de (katholieke) verkozen leden van de Bestendige Deputatie (Alfred van Geert, Fernand van de Wattyne en Henri van de Velde) werden door Jan Seghers Seghers, Jan
Jan Seghers (1902-1981) zette in 1932 de stap naar de partijpolitiek. Namens de Frontpartij en vanaf 1933 namens het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) bekleedde hij mandaten op plaatselijk... Lees meer
en Jozef Goedertier, beiden getrouwen van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
, vervangen. Eind 1942 bleef van de vier in 1936 verkozen katholieke leden van de Bestendige Deputatie alleen Paul van Steenberge over als niet-VNV'er. Bij de bevrijding namen de vooroorlogse gouverneur en gedeputeerden hun ambt weer op (met uitzondering van Van de Wattyne die eind 1941 overleden was). Alle oorlogsaanstellingen werden door de besluitwet van 5 mei 1944 nietig verklaard, terwijl Marcel de Ridder De Ridder, Marcel
Marcel de Ridder (1902-1986) was actief bij de Frontpartij en zorgde in 1929 voor de fusie van de Vlaams-nationale vakbonden. Hij werd schepen voor het VNV te Aalst en verkozen in de prov... Lees meer
en Gerard de Paep De Paep, Gerard
Arts en chirurg Gerard de Paep (1898-1985) was ook erg bedrijvig als Vlaams-nationalistisch politicus, met name in zijn geboortestreek, het Land van Waas. Tijdens het interbellum was hij ... Lees meer
door de gouverneur werden geschorst en bij Regentsbesluit van 30 maart 1945 vervallen verklaard.

Doorbraak van Vlaams-nationalisten in het interbellum

Het Vlaams-nationalisme kende in het interbellum op electoraal vlak een echte doorbraak. De eerste grote sprong voorwaarts kwam er in 1929, de tweede in 1936. De trend zette zich zowel bij de parlements- als bij de provincieraadsverkiezingen door, aangezien de twee verkiezingen kort na elkaar werden georganiseerd. Bovendien werden er in de campagne voor de provincieraadsverkiezingen zelden specifieke thema's bespeeld.

Het succes van de Vlaams-nationalisten was echter niet in alle districten even groot. Daarnaast namen Vlaams-nationalistische kandidaten deel aan de verkiezingen onder een grote waaier van benamingen, die ook interne meningsverschillen verhulden. Uit tactische overwegingen zou zelfs nog na de oprichting van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) in 1933 aan de verkiezingen van 1936 deelgenomen worden onder de benaming Vlaamsch Nationaal Blok Vlaamsch Nationaal Blok
Vlaamsch Nationaal Blok (VNB) was de benaming waaronder de Vlaams-nationalistische partij het Vlaamsch Nationaal Verbond bij de parlements- en provincieraadsverkiezingen van 1936 en de p... Lees meer
. Op die manier kon men naar de kiezer stappen als een hecht blok. In werkelijkheid werden de inhoudelijke en ideologische verschillen, die ook in de schoot van het VNV aanleiding gaven tot spanningen, nooit overbrugd.

Het succes van de parlementsverkiezingen van 1936 werd bij de provincieraadsverkiezingen nog overtroffen, terwijl de polarisering tussen links en rechts in de verkiezingspropaganda nog veel scherper aan bod kwam. In alle provincies was de winst nog groter, enkel in Limburg Limburg
Lees meer
was er een status-quo. Als men alle Vlaamse provincies (behalve Brabant Vlaams-Brabant
De naam van de provincie Brabant herinnert aan het vroegere gelijknamige hertogdom, dat tijdens de Middeleeuwen vorm had gekregen en waarvan het noordelijke deel een belangrijke rol speel... Lees meer
) samentelt zetelden toen 50 Vlaams-nationalisten (waaronder 4 in Brabant) op een totaal van 320 provincieraadsleden. Van de 9.457 bijkomende stemmen voor Vlaams-nationale lijsten noteren we er 4141 in Oost-Vlaanderen. De verwachte sprong voorwaarts waarop Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
eind 1935 hoopte werd dus gerealiseerd.

Toch waren er ook deze keer grote verschillen tussen de diverse districten. In Dendermonde en Zele konden de traditionele partijen zich vrij goed handhaven, waardoor uiterst rechts eerder matig scoorde. In Oudenaarde behaalde de lijst met onder anderen Flor Grammens Grammens, Flor
Onderwijzer Flor Grammens (1899-1985) verwierf tijdens zijn leven grote bekendheid door zijn herhaalde en soms spectaculaire acties tegen de schendingen van de taalwetgeving. Lees meer
12% maar geen verkozene, terwijl de katholieken bijna 20% verloren. In het verfranste Ronse ging 15,1% van de stemmen naar het fascistische Rex Rex
Rex was een Belgische politieke partij (1935-1940) en een collaboratiebeweging in Franstalig België (1940-1944). Lees meer
, waardoor de brouwer en lijsttrekker Julien Ponette verkozen werd. Afkomstig uit een Franstalige brouwersfamilie (vader Oswald Ponette was eveneens brouwer en vijftien jaar burgemeester van Ronse) was hij in 1932 al als provincieraadslid verkozen op de lijst van de katholieken, maar hij kon zich blijkbaar niet verzoenen met de toenadering tussen katholieken en Vlaamsch Nationale Volkspartij (VNVP) Vlaamsch Nationale Volkspartij
Vlaams-nationalistische partij (1930-1933) opgericht op initiatief van Hendrik Elias en opgegaan in het Vlaamsch Nationaal Verbond. Lees meer
. Zelfs in de regio van Aalst bleef men een beetje steken. In het district Aalst werd Marcel de Ridder De Ridder, Marcel
Marcel de Ridder (1902-1986) was actief bij de Frontpartij en zorgde in 1929 voor de fusie van de Vlaams-nationale vakbonden. Hij werd schepen voor het VNV te Aalst en verkozen in de prov... Lees meer
, sinds 1929 algemeen secretaris van het Vlaamsch Nationaal Vakverbond, verkozen; in Geraardsbergen werd Karel L. de Bruyn herkozen en in Zottegem werd Octaaf den Tandt, schrijnwerker en gemeenteraadslid te Herzele, verkozen. In die streek had men af te rekenen met de oppositie van Rex en van de lijst ‘Van Opdenbosch’, die zelf amper 1% scoorde.

Overal boekte het Katholiek Blok het grootste stemmenverlies. Zoals bij de vorige verkiezingen in Gent, de enige grote stad in Oost-Vlaanderen, was de versnippering van het partijlandschap zeer groot: niet minder dan acht partijen namen deel aan de verkiezingen. Rex kon twee mandatarissen afvaardigen en behaalde meer stemmen dan de liberalen en aanzienlijk meer dan de Vlaams-nationalisten. Het is in dat opzicht veelzeggend dat het VNB, nochtans met de arrondissementeel propagandaleider August de Wilde De Wilde, August
Verzekeringsmakelaar August de Wilde (1902-1947) speelde vanaf het midden van de jaren 1920 een belangrijke rol in het Vlaams-nationalisme in Gent en omgeving, onder meer als schepen van ... Lees meer
als lijsttrekker, hier maar een verkozene haalde. De Wilde was verzekeringsagent en zou vanaf 1940 ook deel uitmaken van de Gentse gemeenteraad en tussen 1943 en 1944 het burgemeestersambt waarnemen. In feite was het grote succes bij deze verkiezingen beperkt tot de districten Temse en Eeklo. Alleen hier werd het VNB de tweede grootste partij. Het resultaat in Temse was opnieuw te danken aan de populariteit van dokter Gerard de Paep (1169 voorkeurstemmen). Jan Seghers (355 stemmen) veroverde voor het VNB een tweede zetel, die ze hadden afgesnoept van de katholieken. In Eeklo werd dokter Eugeen de Lille De Lille, Eugeen
Eugeen de Lille (1901-1992) was een Vlaams-nationalistisch politicus in het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij partijganger van de Duits-Vlaamse Arbeid... Lees meer
verkozen met 2102 voorkeurstemmen, hoewel hij maar op de derde plaats stond. Hij was de zoon van journalist en uitgever van 't Getrouwe Maldeghem 't Getrouwe Maldeghem
't Getrouwe Maldeghem (1888-1944) was een Vlaamsgezind weekblad in het Meetjesland, gesticht door Victor de Lille die hoofdredacteur was tot 1932 toen zijn zoon Jozef hem opvolgde. Het bl... Lees meer
Victor de Lille De Lille, Victor
Victor de Lille (1863-1940) was stichter, uitgever en hoofdredacteur van ’t Getrouwe Maldeghem, waarmee hij ijverde voor de vernederlandsing van Vlaanderen. Hij was literair auteur en uit... Lees meer
en broer van het kersverse Kamerlid Jozef de Lille De Lille, Jozef
Jozef de Lille (1896-1985) was een Vlaams-nationalistisch politicus en Kamerlid (1932-1940) voor de Vlaamsch Nationale Volkspartij en het Vlaamsch Nationaal Blok, de kieslijst van het Vla... Lees meer
. De traditionele partijen verloren terrein: de katholieken zakten van 56% naar 38,9% en verloren 3256 stemmen.

Algemene conclusies trekken over de mate en de reden van het succes van de Vlaams-nationale partijen in het interbellum is niet eenvoudig. De ontwikkeling liep zeker niet parallel in alle kiesomschrijvingen en het succes in bepaalde districten bleek sterk onderhevig aan schommelingen. Van een lineaire evolutie is dus evenmin sprake. Er zijn kortom weinig redenen om aan te nemen dat men op een duurzame basis verder kon bouwen. Toch kunnen we een aantal in het oog springende kenmerken onderscheiden. Een eerste opmerking betreft het kiespubliek van de Vlaams-nationalisten. De winst die de Vlaams-nationalisten zowel in 1929 als in 1936 noteerden was voor het grootste deel te danken aan kiezers die voorheen op de katholieken stemden. Hoewel dat geen eenduidig verband impliceert tussen het kiespubliek van beide partijen, was het socialistische stemmenverlies in 1929 heel wat kleiner en moet hun verlies in 1936 grotendeels op het conto van de communistische doorbraak geschreven worden (zie Links-radicalisme Links-radicalisme
De verhouding tussen de radicale linkerzijde in Vlaanderen en de Vlaamse beweging werd nauwelijks bestudeerd. De marginaliteit van deze linkerzijde is hier natuurlijk niet vreemd aan, maa... Lees meer
). Het traditionele, katholieke kiespubliek was trouwens al langer aan het krimpen: met nog 78 provincieraadsleden aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, zagen zij hun aantal slinken tot 49 in 1921 en nog maar 37 in 1936. Een tweede opmerking geldt het belang van 'personaliteiten'. De hoge persoonlijke score van Gerard de Paep en de leden van de clan-De Lille, om maar die voorbeelden te noemen, staat in schril contrast met de eerder lage score van veel VNV'ers. Overal waar een telg uit de familie De Lille op de lijst stond, haalde die meer stemmen dan de Vlaams-nationalistische lijsttrekker. De leiding van het VNV was zich daarvan bewust en de electorale opportuniteit haalde het dikwijls op het principe van voorrang voor de eigen kampgenoten. Een derde opmerking betreft de onevenwichtige geografische verspreiding van het succes. Van oudsher was de streek rond Aalst, de bakermat van het daensisme, een sterke uitvalsbasis. Het complex van organisaties en coöperaties errond (vak- en ziekenbond, apotheek, drukkerij enzovoort), werd trouwens door het VNV overgenomen en in andere arrondissementen als voorbeeld genomen. Nochtans was het plafond er rond 1929 bereikt en kreeg men er nadien af te rekenen met dissidentie. De gewezen daensist Karel-Leopold van Opdenbosch Van Opdenbosch, Karel-Leopold
Karel-Leopold van Opdenbosch (1867-1940) was daensistisch en Vlaams-nationalistisch volksvertegenwoordiger. Hij kantte zich tegen de oprichting van het VNV. Ook was hij schepen en waarnem... Lees meer
die het VNV openlijk als fascistisch had bestempeld, werd in november 1933 uit de partij gezet en voer vanaf dan een eigen koers. Samen met Hector Plancquaert richtte hij de Vlaamsch Nationale Demokratische Partij Vlaamsch Nationale Demokratische Partij
De Vlaamsch-Nationale Demokratische Partij (1933-1936) was de voortzetting van de Daensistische Vlaamsch-Christene Volkspartij. De partij boekte electoraal geen succes. Lees meer
op die in de districten Aalst, Geraardsbergen en Sint-Niklaas deelnam aan de verkiezingen. Hun poging strandde op een magere score van 1%, maar het illustreert wel dat de ruk naar rechts binnen het VNV niet overal werd aanvaard. Ook in het Land van Waas ging het de Vlaams-nationalisten electoraal voor de wind. Maar ook hier zaten er adders onder het gras: de persoonlijke populariteit van iemand als Gerard de Paep was tegelijk een sterkte en een zwakte. Hendrik Elias Elias, Hendrik
Hendrik Elias (1902-1973) was een historicus en Vlaams-nationalistisch politicus die als leider van het Vlaamsch Nationaal Verbond collaboreerde met de Duitse bezetter tijdens de Tweede W... Lees meer
beweerde later dat de Waaslandse kandidaten in feite totaal afzijdig stonden tegenover het VNV. In het Meetjesland was er het fenomeen van de familie De Lille, die hoe dan ook op afstand bleef van de partij. De rest van de provincie scoorde matig tot slecht. Zowel in de streek van Dendermonde als van Oudenaarde-Ronse waren de resultaten zwak. In dat laatste geval kan men wijzen op de invloed van de 'vindevogelisten' die steeds hoopten binnen de katholieke partij hun eisen waar te maken.

De polarisatie tussen links en rechts als belangrijkste resultaat bij de verkiezingen van juni 1936 vormde een belangrijke voedingsbodem voor de gedachte van een Vlaamsche Concentratie Vlaamsche Concentratie
Vlaamsche Concentratie (1935-±1940) was de naam voor de idee en de beweging die streefde naar de hergroepering van alle katholieke Vlamingen. Lees meer
, de beweging die streefde naar de hergroepering van alle katholieke Vlamingen. Na een mislukte start – het bondgenootschap tussen Rex en VNV van oktober 1936 en het beginselakkoord tussen het VNV en de Katholieke Vlaamsche Volkspartij van december leverden weinig concrete resultaten op – werd de Concentratie-idee in de aanloop tot de gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938 terug uit de lade gehaald. Naast het Vlaamse aspect en het anticommunisme vormde de politieke opportuniteit hierbij evenzeer een belangrijke motivering. In veel gemeenten werden Concentratielijsten ingediend, aangepast aan de lokale omstandigheden.

Leo Vindevogel Vindevogel, Leo
Leo Vindevogel (1888-1945) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die tijdens de bezetting oorlogsburgemeester van Ronse was en daarvoor na de oorlog ter dood veroordeeld werd. Zijn... Lees meer
streefde al langer naar een stevig rechts blok van katholieken, Rex, VNV en liberalen, maar had in Ronse en omgeving af te rekenen met dissidentie waardoor de socialisten de absolute meerderheid konden behalen. Meestal beperkte het akkoord zich tot het VNV en de KVV. Onder impuls van de katholieken Karel Jozef van Risseghem en Luc Matthys Matthys, Luc
Luc Matthys (1902-1977) was een Vlaams-nationalistische politicus, schepen van Deinze en ondervoorzitter van de Oost-Vlaamse Provincieraad. Lees meer
, beiden (gewezen) provincieraadsleden, was er in Deinze reeds in 1932 een bestuursakkoord. Het kartel behaalde dan ook in 1938 de absolute meerderheid. In Lokeren waren notaris Prosper Thuysbaert Thuysbaert, Prosper
Jonkheer Prosper Paul Thuysbaert (1889 - 1965) was notaris in en burgemeester van zijn geboortestad Lokeren en hoogleraar aan de Leuvense universiteit. Wat de Vlaamse kwestie betreft spee... Lees meer
(katholiek) en Stan de Bruyn (VNV) de architecten van de Vlaamsche Concentratie. Zij moesten er rekening houden met de sterkte van de groep katholieken rond Auguste Raemdonck (30 jaar burgemeester en 50 jaar volksvertegenwoordiger), die geen affiniteiten had met de Vlaamse beweging. In Lede werden twee van de drie VNV-verkozenen op de Concentratielijst (waaronder oud-strijder Jozef Cool) opgenomen in het schepencollege. Toch moet erop worden gewezen dat de katholieken op veel plaatsen intern verdeeld bleven over de samenwerking, en was bijvoorbeeld het Algemeen Christelijk Werk(nem)ersverbond (ACW) Algemeen Christelijk Werknemersverbond
Het Algemeen Christelijk Werkersverbond werd gesticht op 17 juli 1921 en in 1991 herdoopt als ACW Koepel van Christelijke Werknemers. In 2014 werd de organisatie omgevormd tot Beweging.ne... Lees meer
er bepaald geen voorstander van. In Eeklo werd het kartel KVV-VNV vooral door advocaat Remi van Brabandt (katholiek) verdedigd, terwijl het bestreden werd door de conservatieven onder leiding van industrieel Maurice Goethals (die na de Tweede Wereldoorlog burgemeester zal worden). De katholieke partij deed er in elk geval geen goede zaak: voor het eerst sinds 1872 belandde ze in de oppositie.

Deelname van de Vlaams-nationalisten aan het provinciaal bestuur

Na de verkiezingen van juni 1929 verloren de katholieken voor het eerst sinds het midden van de 19de eeuw hun meerderheid in de provincieraad. Zij behielden nog slechts 42 op de 90 zetels (min 6) en hadden de stemmen van een andere partij nodig om de zes gedeputeerden te verkiezen. In de kranten werd gespeculeerd over mogelijke coalities. De liberale kranten hadden het over een geheim akkoord tussen katholieken en Fronters. In de openingszitting verwees de liberale kandidaat Jean van Impe naar een artikel in 't Getrouwe Maldeghem, het blad van De Lille, waarin sprake was over een dergelijke afspraak. Van Impe beweerde ook dat Jean-Baptiste Cooreman, katholiek gedeputeerde sinds 1899 en herkozen als provincieraadslid, afzag van een nieuw mandaat omwille van zijn afwijzende houding tegenover de Fronters. Vooruit meende te weten dat er bij de katholieken twee stromingen waren: een die aansluiting zocht bij de liberalen om een antisocialistisch blok te vormen en een andere die toenadering zocht tot de Fronters. Hoewel Het Volk al deze geruchten ten stelligste ontkende – er waren zelfs geen onderhandelingen – waren er toch ook heel wat aanwijzingen dat er wel degelijk een geheim akkoord was. Zo werd met de impliciete steun van de Vlaams-nationalisten op 4 juli een 'minderheidsdeputatie' van vijf katholieken gevormd: ze behaalden alle vijf 42 stemmen, terwijl de zeven aanwezige Fronters (Oscar de Jonge was afwezig) zich onthielden. Bij de stemming over het zesde lid liep het echter mis en raakte de katholieke kandidaat door de onthouding van twee van zijn fractieleden niet verkozen.

Onmiddellijk na de verkiezing van de minderheidsdeputatie stelde de socialist August de Block De Block, August
August de Block (1893-1979) kwam als socialistisch partijbestuurder, politiek mandataris en krantendirecteur op voor de belangen van de Vlamingen. Tot het eind van zijn leven bleef hij ec... Lees meer
(zelf kandidaat) een motie van wantrouwen. Die werd aangenomen – merkwaardig genoeg dankzij de steun van vier Vlaams-nationalisten – nadat de katholieken de zaal hadden verlaten. Op 9 juli hield de Lokerse notaris Prosper Thuysbaert een zeer lang betoog waarin hij juridische bezwaren formuleerde tegen de motie van wantrouwen. Hij stelde dat de provincieraad een verkozen deputatie niet kon afkeuren zoals het parlement dat kon met een regering (de motie werd later inderdaad bij Koninklijk Besluit vernietigd). Dit pleidooi verwondert niet echt als men weet dat hij in 1938 te Lokeren de onderhandelingen voerde over een Concentratielijst tussen de KVV en het VNV. Uit protest trokken socialisten en liberalen hun vertegenwoordigers in het bureau, dat vlak voor de stemming over de deputatie was samengesteld, terug.

De liberale gouverneur André de Kerchove de Dentergem, die in het verleden al geen blijk gaf van affiniteiten met de flaminganten, kon zich niet verzoenen met een deputatie die feitelijk de gevangene was van een groep Vlaams-nationalisten. Op 16 juli liet hij zich verkiezen tot provinciaal senator en nam hij ontslag als gouverneur. Hij werd opgevolgd door de Vlaamsgezinde liberaal Karel Weyler, benoemd op 25 juli 1929. Weyler was een van de leden van de belangrijke Vlaamsgezinde groep binnen de Antwerpse liberale politieke familie. Het bestuursakkoord met de Fronters veroorzaakte ook het ontslag van baron Alfons Verwilghen. Hoewel hij op de zitting van 4 juli 1929 herkozen was als katholiek gedeputeerde (hij was dit al sedert 1901), bood hij in een brief van 24 januari 1931 zijn ontslag aan. Met het oog op de vorming van een 'nieuwe' deputatie had hij achter de schermen onderhandelingen gevoerd met de socialisten en die waren mislukt. Uiteindelijk kwam dan toch een coalitie tussen katholieken en Vlaams-nationalisten tot stand. Op 30 januari 1931 werd de Vlaams-nationalist Gerard de Paep verkozen tot gedeputeerde. Het spreekt voor zich dat het beleid hierdoor gekleurd werd, zoals in juli 1931, toen er bij het hof van beroep te Gent een vacante plaats was voor een raadsheer. De provincieraad droeg de Vlaamsgezinde Louis van Bauwel voor. Het verfranste hof van beroep wees dit echter af. Toch besteedden de nationalisten in deze periode bijvoorbeeld opvallend weinig aandacht aan taalkwesties. En de noodzakelijke bezuinigingen – onder meer op het vlak van cultuurbeleid – waren het tegendeel van wat eerder door Vlaams-nationalisten was aangekondigd.

Toen de katholieken bij de verkiezingen van december 1932 vier zetels wonnen (de Vlaams-nationalisten verloren er twee) werd het bestuursakkoord niet hernieuwd. Enkel in de provincie Antwerpen, waar de Vlaams-nationalisten nochtans het zwaarste verlies incasseerden, werd een bestuursakkoord gesloten met de katholieke partij.

Na de triomf van de Vlaams-nationalisten bij de verkiezingen van juni 1936 werden in de provincies Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen bestuursakkoorden gesloten met de katholieke partij. Hendrik Borginon, voorzitter van de Landelijke Commissie voor Verkiezingsaangelegenheden van het Vlaamsch Nationaal Blok (VNB), leidde de onderhandelingen. In Oost-Vlaanderen hielden de katholieken nog maar 37 zetels over, maar samen met de tien verkozenen van het VNB beschikten zij over een meerderheid. Gerard de Paep en Marcel de Ridder werden op 17 juni verkozen als gedeputeerden. De Vlaams-nationalisten kregen ook drie mandaten in het bureau, dat onder meer de agenda van de raadszittingen vastlegde: Luc Matthys werd ondervoorzitter, Ignatius Mahy secretaris en Karel de Bruyn quaestor.

De bestuurscoalitie tussen katholieken en Vlaams-nationalisten in Oost-Vlaanderen zorgde dus voor een politieke aardverschuiving wat gevolgen had voor de behandeling van de onderwerpen in de raad. Toch moeten we de beleidsmatige impact relativeren. Ondanks een bescheiden heropleving van het cultuurbeleid beheerden de twee Vlaams-nationalistische gedeputeerden die vanaf 1936 mee in de bestuursploeg zaten bevoegdheden met weinig budgettaire manoeuvreerruimte. Bovendien stelden de Vlaams-nationalisten zich op als een gedisciplineerde fractie binnen de meerderheid. Die laatste werd feitelijk toch gedomineerd door de katholieke fractie die in de samenwerking vooral een bestendiging en versterking zag van de eigen macht.

 

Naar een eentalige uitgave van de provinciale documenten (1930)

De wet van 31 juli 1921 op het taalgebruik in bestuurszaken verving de wet van 22 mei 1878 en hield onder meer de erkenning in van de eentaligheid van de Vlaamse provincies. Artikel 4 van die wet liet wel de mogelijkheid van tweetaligheid Tweetaligheid
Lees meer
open bij de bekendmakingen aan het publiek, ook in Vlaanderen. De flaminganten, die deze mogelijkheid beschouwden als addertjes onder het gras, zouden pas in 1932 voldoening krijgen met de nieuwe wet op het taalgebruik in de administratie. In de tussenliggende jaren, toen Vlaams-nationalisten hun intrede deden in de Oost-Vlaamse provincieraad en de katholieke groep intern sterk verdeeld was, gaf het feit dat in Oost-Vlaanderen de documenten van de provincieraad in het Frans én in het Nederlands gedrukt werden dan ook aanleiding tot discussies. Het was Paul van Steenberge (katholiek burgemeester van Ertvelde 1922-1929, die daar in 1922 een motie voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit liet stemmen) die op 11 december 1925 voorstelde de documenten van de provincieraad enkel nog in het Nederlands te drukken – met als argument dat dit een besparing zou opleveren. De tegenkanting kwam zoals verwacht uit de hoek van de Franstalige liberalen. Hoewel de provincieraad zijn voorstel aannam, constateerde Van Steenberge twee jaar later dat zowel het Bestuursmemoriaal als het Vertoog nog steeds in beide talen gedrukt werden. Zijn ordemotie daaromtrent ontlokte aan de liberale gouverneur André de Kerchove de Denterghem de bitsige opmerking: ‘Het moet eens en vooral uit zijn met het taalvraagstuk’. Alfons Verwilghen, katholiek gedeputeerde, wees erop dat beide documenten niet uitgingen van de Bestendige Deputatie, maar van de gouverneur. Die gouverneur stelde op 6 juli dat alle teksten in beide landstalen moesten worden gedrukt. Dit bleef zo tot 1930. Vanaf dan werden het Vertoog en het Bestuursmemoriaal in het Nederlands uitgegeven.

Het politieke en culturele leven weerspiegeld in de discussies van de provincieraad

De Vlaams-nationalistische verkozenen zorgden ervoor dat taalgevoelige thema’s tijdens het interbellum regelmatig aan bod kwamen in de provincieraad. Elk jaar was er wel een of ander Vlaams thema te bespreken: van de subsidies voor Het Vlaamsche Volkstooneel Het Vlaamsche Volkstooneel (1924-1932)
Lees meer
of de Nederlandse letterkunde, over het gebruik van de Nederlandse taal, de 11 juli-viering, de IJzerbedevaart IJzerbedevaarten
De IJzerbedevaart is een jaarlijkse herdenking van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, die ontstond omstreeks 1920. Dit voor de Vlaamse beweging erg symbolische gebeur... Lees meer
tot amnestie Amnestie
Lees meer
. Ook bij de discussies rond de medewerking aan manifestaties rond 100 jaar België klonk bijvoorbeeld de aanwezigheid van de Vlaams-nationalisten in de provincieraad en de Bestendige Deputatie door.

Naast hun electorale succes konden de Vlaams-nationalisten dus ook hun stempel drukken op de politieke agenda. Hoe contradictorisch het ook klinkt, dit was gedeeltelijk te wijten aan de houding van de traditionele partijen, die onder druk kwamen te staan van de relatieve verkiezingssuccessen van de Vlaams-nationale partijen. Vooral de katholieken – die steeds meer terrein verloren – moesten compromissen sluiten als ze aan de macht wilden blijven.

We behandelen hier als voorbeeld het amnestiedebat en de discussies rond de IJzerbedevaart. Op de allerlaatste dag van de gewone zittijd van 1926 stelde Karel de Rop voor om ‘alle oud-strijders en politieke veroordeelden die nog in hechtenis zijn onmiddellijk in vrijheid te stellen’. Hij verwees daarbij naar de oproep van verschillende provincieraden, gemeentebesturen en verenigingen om algemene amnestie te verlenen voor ‘politieke daden gepleegd onder den oorlog’. Dit voorstel kwam toen niet onverwachts. In de Kamer waren de besprekingen over wat later de zogenaamde Uitdovingswet zou worden volop aan de gang.

De reactie uit conservatieve hoek bleef niet uit. Daarbij lieten zowel enkele katholieken als liberalen zich niet onbetuigd. Samen met gouverneur de Kerchove, die ook bij andere gelegenheden niet onder stoelen of banken stak dat hij het moeilijk had met de Vlaamse eisen, meende Alfons Verwilghen (katholiek) dat deze zaak in het parlement behandeld diende te worden. Hij stelde een stemming voor over de princiepskwestie, omdat dit volgens hem geen zaak van provinciaal belang betrof. Maar de katholieken waren verdeeld over de kwestie. Zonder het activisme goed te keuren betuigde de katholiek Paul van Steenberge zijn steun aan het voorstel. Terwijl Adiel Debeuckelaere erop wees dat een dergelijke motie in andere provincies (bedoelde hij hiermee West-Vlaanderen?) wél was goedgekeurd, verklaarde August Balthazar dat de socialisten niet tegen amnestie waren. Laatstgenoemde was trouwens een van de twee socialistische parlementsleden die in mei 1937 mee opstapten in de grote betoging voor amnestie te Brussel. Maar om dubbelzinnigheid te vermijden zouden ze toch de voorafgaandelijke kwestie stemmen. Zijn argument dat de Vlaams-nationalisten een andere inhoud gaven aan het begrip bleek later gegrond te zijn.

Uiteindelijk werd de kwestie aangenomen, waardoor meteen het voorstel van De Rop verviel. Toch is het duidelijk dat de partijtucht het bij die stemming niet haalde. Drie katholieken (Emile Rubbens uit Lede, Emiel Vandermeersch uit Oudenaarde en Jan van Garsse uit Moerbeke) en twee socialisten (Jozef de Graeve uit Gent en Emile Vergeylen uit Sint-Amandsberg) onthielden zich. In de Kamer en de Senaat werd over de amnestiekwestie eveneens verdeeld gestemd.

Een ander heet hangijzer dat voor hevige discussies zorgde was de IJzerbedevaart. Tijdens een buitengewone zitting in december 1929 stelde de katholiek Lodewijk Braeckman voor een toelage van 30.000 frank te schenken voor de jaarlijkse IJzerbedevaart in Diksmuide. Hoewel de vierde commissie die zich over de vraag had gebogen, een gunstig advies verstrekte, kwam er in de algemene vergadering veel protest van socialisten en liberalen. Zij maakten vooral bezwaren bij het unieke Vlaamse karakter van het gedenkteken, waarbij gewezen werd op de aanwezigheid van enkel maar ‘vlaggen met de zwarte Vlaamse leeuw’. Het gelovige karakter van het memoriaal - er werd vaak verwezen naar het opschrift AVV-VVK - vormde de tweede struikelsteen. Uiteindelijk werd de toelage pas na hevige discussies aangenomen, waarbij de minderheidsdeputatie zwaar op de korrel werd genomen.

Belangrijk is dat het voorstel uitging van Braeckman en dus niet van een Vlaams-nationalist. Dat stond symbool voor de verschuiving die zich sedert het midden van de jaren 1920 binnen de katholieke fractie aan het voltrekken was. Geen enkele katholiek nam het woord om dit voorstel te verwerpen of ook maar af te zwakken. We mogen nochtans veronderstellen dat niet alle leden van de fractie hoog opliepen met het voorstel. Het was integendeel opnieuw Paul van Steenberge, op dat ogenblik kersvers gedeputeerde, die pleitte voor verzoening en de rechten van de Vlamingen verdedigde.

Na 1945

Wijzigingen in het partijlandschap en de terugkeer van Vlaamsgezinde partijen

Het partijlandschap zag er na de Tweede Wereldoorlog niet alleen helemaal anders uit, het zou ook in de loop van de tweede helft van de 20ste en het begin van de 21ste eeuw nog grondige transformaties ondergaan. De traditionele partijen voerden niet alleen enkele naamsveranderingen door, maar ook inhoudelijke en programmatorische wijzigingen. Geleidelijk aan werden zo ook (gematigde) Vlaamsgezinde standpunten overgenomen door de meer traditionele partijen, ook omdat een aantal politici daar na de oorlog politiek onderdak vond (onder meer maar niet alleen bij de Christelijke Volkspartij). Tegelijk werd er in deze periode een nieuwe Vlaamsgezinde partij opgericht, de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
, die op rechts evenwel ruimte liet voor de radicaal-rechtse Rechts-radicalisme
De rechts-radicale traditie begon toen het Vlaams-nationalisme in het interbellum koos voor Nieuwe Orde en collaboratie. Na de oorlog evolueerde radicaal-rechts in Vlaanderen van nostalgi... Lees meer
Vlaamsgezinde partij Vlaams Blok. Nadat de Volksunie finaal ten onder ging aan interne verdeeldheid, kwam er ruimte voor een nieuwe Vlaams-nationale partij, de N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
, die een tijdlang in staat was om de electorale wind uit de zeilen te nemen van het Vlaams Blok (sinds 2004 Vlaams Belang).

Deze evoluties werden ook weerspiegeld op het provinciale niveau. Bij de interpretatie van de verkiezingsresultaten moeten we rekening houden met de vermindering van het totaal aantal provincieraadsleden: tot en met 2006 gaat het over 84 raadsleden, in 2012 over 72 mandaten en in 2018 nog maar over 36 zetels. Bovendien is de interpretatie van de geografische spreiding van de resultaten niet eenvoudig omdat we ook rekening moeten houden met de wijzigingen van de kiesomschrijvingen: van de 14 kiesdistricten bij de stembusgang van 2006 ging het in Oost-Vlaanderen naar 8 provinciedistricten in 2012 en nog maar 3 (grotere) provinciedistricten in 2018.

De eerste naoorlogse parlementsverkiezingen (in 1946) verliepen nog volgens het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen. Het vrouwelijke deel van de bevolking kreeg immers pas stemrecht in 1948. Van 1949 tot en met 1991 vonden de verkiezingen voor het parlement en voor de diverse provincieraden op dezelfde dag plaats. Het wekt dan ook geen verbazing dat de resultaten van beide parallel lopen. Sinds 1994 vallen de provincieraadsverkiezingen samen met de gemeenteraadsverkiezingen.

Na haar hoogtepunt in 1950, boekte de CVP bij de provincieraadsverkiezingen in Oost-Vlaanderen langzaam maar zeker verlies. Toch bleef de Bestendige Deputatie tot 1965 homogeen katholiek. Nadat de CVP bij de verkiezingen van 1965 haar meerderheid verloor, sloot zij een coalitie met de socialisten die tot a            an de verkiezingen van 1981 werd voortgezet. Daarna ruilde de CVP de Socialistische Partij voor de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang. Na de stembusgang van 1994 werd de Bestendige Deputatie uitgebreid met een socialist. De CVP, die electoraal winst boekte, moest hier een zetel prijsgeven. Als gevolg van de resultaten bij de verkiezingen van 2000, waarbij de Vlaamse Liberalen en Democraten (VLD) Liberale partij
De verhouding tussen de liberale partij en het partijpolitieke liberalisme in België enerzijds, en de Vlaamse beweging anderzijds levert een gevarieerd en ingewikkeld beeld op dat evoluee... Lees meer
de positie van de CVP als grootste partij overnam, wijzigde ook de samenstelling van de deputatie: de liberalen leverden drie gedeputeerden tegenover twee voor de christendemocraten; terwijl één zetel in handen bleef van de SP. Bij de verkiezingen van 2006 moest de VLD echter opnieuw terrein prijsgeven en verschoof één zetel in de deputatie opnieuw naar de CD&V. Ondanks het aanzienlijke verlies van de drie traditionele partijen bleef die samenstelling van de deputatie ook na de verkiezingen van 2012 behouden. De N-VA, die ruim een kwart van de stemmen behaalde en met 21 van de 72 zetels meteen ook de grootste fractie werd, kon haar numerieke gewicht niet verzilveren met een deelname in de coalitie. Dat gebeurde wel na de stembusgang van 2018, toen de N-VA haar koppositie als grootste partij behield en voor het eerst deel uitmaakte van de coalitie in Oost-Vlaanderen. Na decretale wijzigingen bestaat de deputatie sinds 2018 nog maar uit vier leden: twee gedeputeerden van N-VA, één van CD&V en één van Groen Groen
In 1982 werd onder de naam AGALEV in Vlaanderen een ecologische partij opgericht, die zich later Groen! noemde en vandaag Groen. Lees meer
.

Ook wat de Volksunie (VU) betreft liepen de resultaten bij de provincieraadsverkiezingen parallel met die bij de parlementsverkiezingen. De VU, die vanaf 1954 aan de provincieraadsverkiezingen deelnam, deed haar intrede in de Oost-Vlaamse provincieraad in 1961 met drie verkozenen: Jan Caudron Caudron, Jan
Jan Caudron (1937-2023) vervulde zowel op lokaal als op nationaal vlak verkozen politieke mandaten, eerst namens de Volksunie en later voor de N-VA. Lees meer
werd verkozen voor het district Aalst, Abdon de Moor voor het district Gent en Omer van den Kerchove voor het district Deinze. De echte doorbraak kwam er in 1965, toen de Vlaams-nationale partij 11 van de 90 zetels veroverde. Onder hen Jan Seghers Seghers, Jan
Jan Seghers (1902-1981) zette in 1932 de stap naar de partijpolitiek. Namens de Frontpartij en vanaf 1933 namens het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) bekleedde hij mandaten op plaatselijk... Lees meer
(district Temse), gewezen VNV-Kamerlid en tijdens de Tweede Wereldoorlog aangesteld als gedeputeerde. Een andere gewezen Oost-Vlaams VNV-gedeputeerde, de Beverse dokter Gerard de Paep De Paep, Gerard
Arts en chirurg Gerard de Paep (1898-1985) was ook erg bedrijvig als Vlaams-nationalistisch politicus, met name in zijn geboortestreek, het Land van Waas. Tijdens het interbellum was hij ... Lees meer
, werd in 1965 voor de VU verkozen tot senator voor het arrondissement Dendermonde-Sint-Niklaas. Bij de volgende provincieraadsverkiezingen van 1968 boekte de partij voor de tweede maal op rij forse winst: ze klom van 11 naar 15 zetels. Paul van Grembergen Van Grembergen, Paul
Paul van Grembergen (1937-2016) was een politicus die zijn politieke carrière startte bij de Volksunie (VU). Voor die partij werd hij gemeente- en provincieraadslid, alsook kamerlid, sena... Lees meer
begon op die manier zijn politieke carrière, die hij later op lokaal, nationaal en regionaal niveau voortzette. Parallel met de nationale terugval na de deelname aan de regering- Leo Tindemans Tindemans, Leo
De Vlaamse christendemocraat Leo Tindemans (1922-2014) leidde vier Belgische regeringen. Hij werd nadien CVP-voorzitter en later ook minister van Buitenlandse Zaken. Als minister van Geme... Lees meer
en de aanloop naar het Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
en de Stuyvenbergakkoorden, viel de Volksunie bij de provincieraadsverkiezingen van 1978 terug van 15 naar 9 zetels. Het verlies werd bij de volgende stembusgang echter meer dan goedgemaakt: de partij sleepte 17 mandaten in de wacht. Nooit tevoren had een Vlaams-nationale partij een dergelijk succes in Oost-Vlaanderen. Sindsdien ging het echter gestadig bergaf, met een historisch dieptepunt bij de lokale verkiezingen in oktober 1994, toen de Volksunie er maar net in slaagde twee zetels te behalen en daarmee de kleinste fractie werd. Iemand als Herman Burghgrave, die sinds 1971 onafgebroken in de provincieraad zetelde, werd niet herkozen. De terugval van de VU werd nog versterkt doordat leden overstapten naar andere partijen die hun deuren bij vernieuwingsoperaties wijd openzetten. Zo maakte Johan Beke in 1994 zijn overstap naar de VLD bekend. Maar ondanks een even groot aantal voorkeurstemmen greep hij naast een zetel (hij zou in 2000 wel opnieuw verkozen worden). Als VU-ID nam de partij nog deel aan de provincieraadsverkiezingen van 2000 waarbij ze twee zetels kon behouden. Nadien viel de partij uit elkaar. Spirit uiteindelijk aansluiting zocht bij sp.a Socialistische partij
De socialistische partij werd in België in 1885 opgericht als de Belgische Werkliedenpartij (BWP), veranderde in 1945 haar naam in Belgische Socialistische Partij (BSP) en viel in 1978 u... Lees meer
en N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
als zelfstandige partij verderging (zie verder).

De parallellen met de parlementsverkiezingen zijn opvallend: de doorbraak in twee fasen (1965 en 1968), het verlies in 1978, de piek in 1981 en de gestadige terugval nadien. Belangrijk is dat de Volksunie geen munt kon slaan uit haar sterke positie tussen 1965 en 1985. In tegenstelling tot de Vlaams-nationalisten in het interbellum, die electoraal toch minder zwaar doorwogen, slaagde de Volksunie er na 1945 niet in deel uit te maken van de Bestendige Deputatie.

Daarbij is het opmerkelijk dat de VU noch in het district Oudenaarde, noch in het district Ronse (het dichtst aanleunend bij de Waalse provincie Henegouwen) ooit een zetel behaalde. Ook kon de partij – afgezien van enkele sporadische successen – enkel in de districten Gent, Ledeberg en Temse gedurende een langere periode (meer dan één verkiezing op rij) meer dan één zetel behalen. Bovendien leek ze alleen in Temse aansluiting te kunnen vinden bij de aanhang uit het interbellum. Zo was er bijvoorbeeld geen sprake van een sterke kern in de regio van Aalst of in het Meetjesland.

Ondertussen had ook het Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
zijn deel van de electorale koek opgeëist. Op 24 november 1991 maakte die partij haar opgemerkte intrede (bij de eedaflegging rezen er incidenten rond de eed van ‘trouw aan de koning en de wetten van het Belgische volk’) door meteen 8 zetels te behalen, evenveel als de toenmalige VU. Bij de verkiezingen van 1994 moesten ze twee zetels prijsgeven maar bij de stembusgang van 2000 kon de partij op bijna 15% van de stemmen rekenen, wat zich vertaalde in 12 zetels, een minder dan de toenmalige SP. Na de veroordeling wegens racisme vervelde het Vlaams Blok in 2004 tot Vlaams Belang. Ondanks de veroordeling behaalde de partij in 2006 21% van de stemmen, goed voor 19 van de toen nog 84 zetels in het provinciaal halfrond. Bij de daaropvolgende verkiezingen in 2012 was Vlaams Belang de grootste verliezer. Ook in Oost-Vlaanderen verloor de partij meer dan de helft van haar aanhang en twee derde van haar zetels (ze behield nog 6 van de 72 zetels). Bij de verkiezingen van 2018 behaalde de partij echter opnieuw ruim 14%, goed voor 6 van de 36 zetels.

Opmerkelijk is dat het Vlaams Blok van meet af aan geografisch sterk verspreid was: naast twee zetels in Gent, behaalde ze in 1991 één zetel in de districten Aalst, Sint-Niklaas, Temse, Lochristi, Geraardsbergen en Dendermonde, wat wijst op een relatief sterke lokale inplanting. En hoewel ze sommige zetels al in 1994 moest prijsgeven, kon ze die nadien vaak terug inpalmen. Na de verkiezingsnederlaag in 2012 hield het Vlaams Belang nog maar zes zetels over, maar wel telkens één in de provinciedistricten Gent, Deinze, Aalst, Geraardsbergen, Dendermonde en Sint-Niklaas. Sinds 2018 zijn er twee mandaten in elk van de drie bestaande provinciedistricten.

Na het uiteenvallen van de Volksunie ging een groep rond Geert Bourgeois Bourgeois, Geert
Geert Bourgeois (1951) is een Vlaams-nationalistisch politicus voor de N-VA. Hij was van 2014 tot 2019 minister-president van Vlaanderen. Lees meer
verder en werd in 2001 de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
opgericht. Bij de provincieraadsverkiezingen in 2006 trok N-VA in alle provincies in kartel met CD&V naar de kiezer. Het kartel CD&V-N-VA boekte globaal gezien winst in vergelijking met de verkiezingen van 2000. Als we echter rekening houden met de score van de twee afzonderlijke partijen bij de voorgaande verkiezingen (waarbij VU-ID goed was voor ruim 6%), dan was de winst veeleer bescheiden. Bij de provincieraadsverkiezingen van 2012 namen de N-VA en de CD&V als afzonderlijke lijsten deel aan de stembusgang. Die verkiezingen leverden in Oost-Vlaanderen één grote winnaar op: de N-VA behaalde 26,1% van de stemmen en werd daarmee de grootste partij. De partij bleef ook de grootste fractie in het provinciaal halfrond na de verkiezingen van 2018, waarbij ze kon rekenen op 21,4% van de stemmen en 8 op de 36 zetels. Voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog kon een Vlaams-nationale partij opnieuw deelnemen aan het bestuur en leverde ze twee van de vier gedeputeerden. De N-VA slaagde er in 2012 in om in elk van de acht provinciedistricten verkozenen te behalen. Het sterkst scoorde de partij in de districten Sint-Niklaas (4 mandaten), Gent (3 mandaten), Deinze (3) en Dendermonde (3).

Enkele aandachtspunten in de discussies in de provincieraad

Na 1945 kwamen nog slechts sporadisch gevoelige Vlaamsgezinde thema's ter discussie. Over een aantal belangrijke fasen in de Vlaamse beweging (onder meer Leuven Vlaams en het Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
) valt in de verslagen van de provincieraad geen spoor te bekennen. Het moeizame proces van de staatshervorming met zijn opeenvolgende fasen, waarop de provincieraadsleden geen greep hadden of hebben, gaf soms aanleiding tot een motie. Zo sprak de provincieraad zich eind 1969 in een motie uit voor een ruime regionale decentralisatie. En in 1976 pleitte men er in een motie voor om de provincies te betrekken bij de staatshervorming. Dergelijke moties hadden in de eerste plaats echter de bedoeling het debat voor de provincies in een goede richting te sturen, want op diverse momenten werd eraan gedacht ze een geringere rol toe te bedelen of ze zelfs af te schaffen. Met een specifiek Vlaamsgezinde reflex had dit allemaal weinig te maken. Het provinciale niveau was, door zijn beperkte bevoegdheden en dito budget en vergadermogelijkheden, ook niet de meest aangewezen plaats om dit te doen. De Vlaamse beweging stond dus zeker niet centraal bij discussies in de provincieraad.

De weinige keren dat er toch Vlaamsgezinde thema's ter sprake kwamen, gaf dit geen aanleiding tot grote meningsverschillen. Zo vroegen raadsleden van de Volksunie al enkele jaren om een subsidie toe te kennen aan het IJzerbedevaartcomité IJzerbedevaartcomité
Lees meer
, wat uiteindelijk ook gebeurde, maar zonder veel discussie (sinds 1999 werd de bijzondere toelage ook verhoogd).

Een ander voorbeeld is het amnestiedebat Amnestie
Lees meer
, dat na 1945 (en meer bepaald na de intrede van de Volksunie) nog slechts enkele keren ter sprake kwam in de provincieraad. In 1968 nam de provincieraad een motie aan betreffende ‘de algemene integratie van politieke misdrijven’, die waren begaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het voorstel ging uit van enkele christendemocratische raadsleden: de advocaat en hoogleraar Marcel Storme, op dat ogenblik voorzitter van de Vlaamse Conferentie der Balie te Gent; Gustaaf Deckers, advocaat in Melsele; Valère Onselaere, burgemeester te Grimmingen; Adelin Janssens, gemeenteraadslid te Sint-Gillis-Waas en Paul Magherman, leraar te Lokeren), die oordeelden dat er 25 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog werk gemaakt moest worden van clementiemaatregelen. Er gingen geen hevige discussies aan vooraf. Het is enigszins merkwaardig dat het initiatief hiertoe werd genomen door de katholieken, net nadat de Volksunie haar tweede grote verkiezingssucces boekte.

Eind 1989 kwam het initiatief wel uit Vlaams-nationalistische hoek, met name van Herman Burghgrave, VU-provincieraadslid van 1971 tot 1994. Een open brief, die ter ondertekening naast het aanwezigheidsregister lag en waarin de koning gevraagd werd of hij ‘de nodige invloed zou uitoefenen om de terzake bevoegde instanties ertoe aan te zetten de nog bestaande gevolgen van de repressie en epuratie definitief weg te werken’, werd door meer dan een derde van de aanwezige raadsleden ondertekend.

Naar aanleiding van de 50ste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog kwam het amnestiedebat midden de jaren 1990 opnieuw nadrukkelijker naar voren. Op 17 augustus 1994 werd in de Oost-Vlaamse provincieraad een gezamenlijke motie goedgekeurd waarin op een oplossing van dit vraagstuk werd aangedrongen. Het oorspronkelijke voorstel dateerde reeds van juni van dat jaar en ging uit van VU-raadslid Rita Borremans. Tegen de afspraak in om er geen discussies aan te wijden in de plenaire zitting (het betrof geen zaak van provinciaal belang), werd het thema echter wel door de socialist Piet van Eeckhaut te berde gebracht. De socialistische fractie diende een amendement in waarin christendemocraten en liberalen zich beter konden vinden. Hevige woordenwisselingen kwamen er niet aan te pas, wel een boeiende discussie over de precieze inhoud van het begrip amnestie.

Als onderdeel van haar cultuurbeleid investeerde de provincie Oost-Vlaanderen vanaf 1984 in het Museum van de Vlaamse Sociale Strijd Museum van de Vlaamse Sociale Strijd
Onder impuls van de Provincie Oost-Vlaanderen kwam een samenwerkingsverbond van Vlaamse archieven tot stand om onderzoeksprojecten uit te werken rond Vlaamse en sociale thema's. Met het o... Lees meer
. Hoewel dit project oorspronkelijk bedoeld was als fysiek museum in het Gentse Caermersklooster, kreeg het uiteindelijk een andere vorm: jaarlijks werd een historisch werk gepubliceerd over de Vlaamse beweging of over een facet van de sociale evolutie en strijd in Vlaanderen. Daaraan werd telkens ook een tentoonstelling rond hetzelfde thema gekoppeld, wat steeds in samenwerking gebeurde met een van de privaat-rechterlijke archieven, afwisselend het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme ADVN | archief voor nationale bewegingen
ADVN | archief voor nationale bewegingen is een archief en onderzoekscentrum, erkend door de Vlaamse overheid als collectiebeherende cultuureelerfgoedorganisatie. Sinds 1984 worden archie... Lees meer
(ADVN, Antwerpen), het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging (AMSAB-ISG, Gent), het Katholiek Archief, Documentatie- en Onderzoekscentrum (KADOC, Leuven) en het Liberaal Archief-Gent.

De voortschrijdende staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
en de beperkte bevoegdheid van het provinciebestuur zijn twee factoren die allicht verklaren waarom aspecten van de Vlaamse beweging na 1945 nog weinig discussies teweegbrachten in de provincieraad. In het intellectuele debat kreeg de Vlaamse beweging wel nog geregeld aandacht, bijvoorbeeld in de vorm van de jaarlijkse toespraken waarmee de gouverneurs de gewone zittingen openden of in de 11 juli-toespraken. Herman Balthazar Balthazar, Herman
Herman Balthazar (1938) was hoogleraar geschiedenis aan de Gentse universiteit en gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen. Hij is een cultuurflamingantische sociaaldemocraat en zette ... Lees meer
, provinciegouverneur van 1985 tot eind 2003, verdient hier een bijzondere vermelding. Als hoogleraar geschiedenis bestudeerde hij aspecten van de geschiedenis van de Vlaamse beweging Geschiedenis van de Vlaamse beweging
Het ontstaan en verdwijnen van gemeenschappen is het gevolg van een complex geheel van onbewuste en bewuste processen. De verdediging van het Nederlands in België en van de belangen van d... Lees meer
, en als gouverneur beschouwde hij het als zijn taak om de wortels van de historische emancipatiebeweging onder de aandacht te brengen. Op de Oranjeberg is een bundeling van zijn toespraken over de Vlaamse beweging. Zijn historisch inzicht in de bijzondere dimensie van de gemeenschappelijke taal en gedeelde wortels inspireerden hem om vanuit zijn functie een enorme impuls te geven tot het welslagen van grensoverschrijdende samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
. In De fonteinen van de Oranjeberg (2003) schrijft historica Gita Deneckere daarover:

In de mate dat hij zichzelf als drager van de Vlaamse Beweging beschouwt, is Vlaamse emancipatie voor Balthazar noodzakelijkerwijze verbonden met een streven naar culturele eenheid met het Noorden, via de Taalunie of anderszins. Het flamingantisme van Balthazar heeft inderdaad onmiskenbaar Groot-Nederlandse accenten, die hij tot op zekere hoogte in de praktijk kan brengen als gouverneur, via grensoverschrijdende initiatieven zoals Euregio Scheldemond (…) De Groot-Nederlandse samenwerking is dus geen terugplooien op het ‘eigene’, maar de zorg om een gezamenlijk historisch erfgoed en een gezamenlijk economisch belang, met de gemeenschappelijke taal als evident medium, dat past in het kader van de internationalisering van economie, onderwijs en communicatie, van voortschrijdende Europese eenheid en Belgische staatshervormingen.

Literatuur

– G. Baert, Gedenkboek. De Vlaamse Conferentie der balie van Gent, 1873-1973, 1974.
– E. Boels, Het Vlaamsch nationaal verbond in het arrondissement Gent-Eeklo (1932-1940), Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1976.
– B. de Cock, Welig en Woelig Waasland. Kroniek 1930-1976, 1976.
– Gedenkboek "Honderd jaar Davidsfonds Dendermonde", 1977.
– B. van Rossem, Het Vlaams Nationaal Verbond in het arrondissement Aalst, 1933-1940, Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1981.
– R. d'Haese (red.), De daensistische beweging. Daensmuseum en archief van de Vlaamse sociale strijd, 1982.
– K. de Winter, Politieke strijd en instabiliteit in het arrondissement Aalst (1830-1940), RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1983.
– R. van Cauwenberghe, De doorbraak van de Christen democratie (1890-1932). Casus Ronse, Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1983.
– G. van Landeghem, Het Davidsfonds Kruibeke 1933-1983, in: Heemkundige Kring Wissekerke, Bazel en omstreken, jg. 9, 1984, nr. 4, pp. 106-112.
– S. de Lange, De taalgrens tussen Oost-Vlaanderen en Henegouwen. Een historisch overzicht en een momentopname een 20-tal jaren geleden (1966), in: H. Ryckeboer, J. Taeldeman, V.J. Vanacker (red.), Hulde-album Prof. dr. Marcel Hoebeke, hem door vakgenoten, medewerkers en vrienden aangeboden bij zijn afscheid van de Rijksuniversiteit Gent, 1985, pp. 111-112.
– L. Dejonghe, Ronse, Vlaams schiereiland. Kroniek van een taalstrijd, 1986.
– A. Romeyns, Politieke mobiliteit van V.N.V.-verkozenen in het arrondissement Aalst (1932-1961), Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1986.
– P. Vergauwen, De politieke vertegenwoordiging van de plattelandsbevolking van het arrondissement Gent-Eeklo 1900-1925, Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1986.
– J. Versyck, Leo Vindevogel tegenover de Ronsese, Belgische en Europese politiek, in: WT, jg. 46, 1987, pp. 99-119.
– M. Bombeke, Het Nederlands in het stadsbestuur van Deinze vanaf de laatste jaren van het oud regime (Oostenrijkse Nederlanden) tot in 1932, in: Bijdragen tot de geschiedenis van de stad Deinze, jg. 56, 1989, pp. 39-57.
– G. Verschoore, Het Vlaams Nationaal Verbond in het arrondissement Oudenaarde, 1933-1940, Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1989.
– P. de Cock, Een strenge plicht! De kamerverkiezingen in het arrondissement Dendermonde 1919-1939, Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1990.
– O. Moens, Verandering en continuïteit van het politiek personeel. Burgemeesters en schepenen in het arrondissement Dendermonde van 1938 tot 1947. Met een vergelijkende studie van de repressie en epuratie in België en Nederland, Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1990.
– N. van Campenhout (red.), Lokeren vroeger. Een huldeboek voor wijlen Eerwaarde Pater Dr. Vedastus Verstegen o.f.m. (1906-89), 1990.
– N. van Campenhout en J. Blomme, Honderd jaar taaltoestanden in het Sint-Jozef-Klein Seminarie te Sint-Niklaas, in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, jg. 93, 1990, pp. 329-333.
– L. Vandeweyer, Boudewijn Maes als Vlaams-nationalistisch politicus in het arrondissement Gent-Eeklo 1918-1933, in: WT, jg. 49, 1990, nr. 4, pp. 230-245.
– P. van Oyen, De Vlaamse Beweging te Sint-Niklaas 1900-1914, in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, jg. 93, 1990, pp. 5-104.
– M. Cloet (red.), Geschiedenis van het bisdom Gent (1559-1991). Vier eeuwen geschiedenis, 1991.
– B. de Cock, Kroniek van Sint-Niklaas 1830-1919. Van revolutie tot oorlog. Van boerenstad tot nijverheidsstad, 1991.
– D. Vanacker, Het aktivistisch avontuur, 1991.
– A. Himpe, De beweging in huis: Vlaamse huizen tijdens het Interbellum (Bijdragen Museum van de Vlaamse Sociale Strijd, nr. 8, 1992).
– P. Laroy, Aan de wieg van de Vlaamsche Beweging. De geschiedenis van het Willemsfonds in Eeklo en het Meetjesland, 1993.
– F.-J. Verdoodt, De zaak Daens. Een priester tussen Kerk en christen-democratie, 1993.
– N. Lehoucq en T. Valcke, De fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu, 2 dln., 1993-1997.
– G. Afschrift, Laarne, Moerbeke-Waas en Zelzate in Wereldoorlog II. Een comparatieve studie, Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1994.
– B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994.
– K. Smet, Het socialisme in het arrondissement Aalst vanaf 1914 tot 1940, Rijksuniversiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1994.
– H. Balthazar, Op de Oranjeberg. Opstellen en toespraken over de Vlaamse Beweging, 1999.
– T. Valcke, De gouverneurs in Oost-Vlaanderen tijdens het interbellum. Instabiele functie of instabiele provincie?, in: J. Art en L. François (red.), Docendo discimus. Liber amicorum Romain Van Eenoo, 1999, pp. 797-828.
– D. Coninckx, H. Reynaert en T. Valcke (red.), De provincieraden in Vlaanderen, 2000.
– T. Valcke, J. Vandaele en N. Wouters, De fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 3. ‘Met gezag bekleedt’. Biografieën van negentiende-eeuwse beleidsmakers, 2000.
– N. Wouters, De Vlaams-nationalisten in de Oost-Vlaamse provincieraad (1929-1940), in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 61, 2002, nr. 1, pp. 3-30.
– T. Valcke, T. (red.), De fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 4. Biografieën van twintigste-eeuwse beleidsmakers, 2003.
– T. Valcke en H. Reynaert, De fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 5. Beleidsmakers van de eenentwintigste eeuw, 2012.
– T. Valcke, H. Reynaert en P. Delheye, De fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 6. Beleidsmakers van de eenentwintigste eeuw, 2018.

Suggestie doorgeven

1998: Nicole Lehoucq / Tony Valcke

2023: Tony Valcke

Databanken

Inhoudstafel