Monarchie

Begrip
Stefaan Marteel (2023)

In deze bijdrage over de Belgische vorsten, van Leopold I tot en met Albert II (1831-2013), wordt gepeild naar hun oordeel over en aandeel in de ontwikkeling van de Belgische taalstrijd en de communautaire problematiek. Wat vonden de opeenvolgende koningen der Belgen van de ‘Vlaamse grieven’ in al hun groeiende complexiteit? In welke mate heeft de monarchie haar invloed en macht aangewend om de Vlaamse emancipatie te bevorderen, tegemoet te komen, te temporiseren, af te remmen? Over welke macht of invloed beschikt de monarchie echter überhaupt?

Leestijd: 61 minuten

Geen handeling van de koning heeft politieke gevolgen indien ze niet is goedgekeurd door een minister. De koning kan bij de uitoefening van zijn functie dus nooit alleen optreden – met uitzondering van de buitenlandse politiek en de landsverdediging onder de eerste koningen en het opperbevel van de koning over het leger Leger
Lees meer
in 1914-1918 en in de meidagen van 1940. Dit betekent dat wanneer een beslissing wordt aangevochten, de minister er de verdediging van zal opnemen, alsof hijzelf alleen heeft gehandeld. In een parlementaire monarchie is de vorst onverantwoordelijk; alleen zo kan een moderne monarchie erfelijk zijn. Is een beslissing door de koning mede ondertekend, kan men daaruit dus enkel afleiden dat deze laatste ermee heeft ingestemd. Maar mogelijk heeft hij zich verzet tegen de beslissing? Of is hij er in tegendeel de grote inspirator van? Of heeft hij gewoon getekend zonder het dossier van nabij te volgen? De buitenwereld heeft er het raden naar.

De koning beschikt uiteraard over drukkingsmiddelen. Deze middelen varieerden afhankelijk van de politieke machtsverhoudingen in België. Zo kon Leopold I veel zwaarder wegen op de kleurloze of homogene, niet-partijgebonden regeringen van toen dan Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
of Boudewijn I van Saksen-Coburg, Boudewijn I
Boudewijn (1930-1993) moest als gevolg van de koningskwestie op jonge leeftijd en onvoorbereid zijn vader opvolgen. Zijn koningschap werd getekend door de Congolese dekolonisatie, staatsh... Lees meer
op partijgebonden coalities. De vorst is in België in de eerste plaats steeds de natuurlijke raadgever van zijn ministers. Vanuit zijn grote, steeds groeiende ervaring kan hij de ministers aansporen, waarschuwen of beïnvloeden. Deze adviestaak is besloten, want in principe vernemen alleen de ministers de persoonlijke standpunten van de koning. De buitenwereld hoort deze niet te kennen omdat de monarchie anders niet onschendbaar zou zijn. Het staat de ministers vrij al dan niet rekening te houden met het vorstelijke standpunt; zij hebben het laatste woord. Indien de vorst toch weigert zich bij een besluit neer te leggen (en het te ondertekenen), beschikken de ministers over het aanbieden van hun ontslag als ultieme wapen. In deze situaties zal de koning dan steeds buigen, als hij niet op extreme wijze in opspraak wil komen.

Bij de regeringsvorming kan de koning meer dan enkel invloed doen gelden. Dan heeft hij vaak persoonlijke macht, in de eerste plaats door de keuze van een eventuele formateur en door het beïnvloeden van de keuze van de ministers. Op dat ogenblik treedt hij ook ongedekt op. Almachtig is hij dan echter geenszins. Vooreerst is de verkiezingsuitslag richtinggevend, soms zelf bepalend. Bovendien kunnen de partijen zich sterk doen gelden bij de vorming van de regering. De nieuwe regering moet ten slotte ook het vertrouwen krijgen van het parlement.

Dit kader en deze regels zijn van wezenlijk belang voor wie inzicht wil verwerven in de houding van de monarchie tegenover de Vlaamse beweging.

De periode van Leopold I (1831-1865)

Met de Belgische Revolutie Belgische Revolutie
De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splits... Lees meer
van 1830-1831 kwam aan de vernederlandsingspolitiek in het kader van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) van koning Willem I der Nederlanden, Willem I
Willem I (1772-1843) was koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, en dus ook tussen 1815 en 1830 (de jure tot 1839) van het zuidelijke deel daarvan. Zijn beleid inzake de nationale taal ... Lees meer
een einde. Het Frans was de taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
van de elite en de hoge middenklasse gebleven en werd nu ook verheven tot symbool van de onafhankelijkheidsstrijd tegen Nederland Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
. Het vrij verklaren van het gebruik van de taal in de grondwet maakte verdere institutionele verfransing mogelijk, een evolutie die verstrekt werd doordat het cijnskiesrecht de Frans-onkundige inwoners van het noorden van het land politiek irrelevant maakte. In die context ontstond binnen de Vlaamse middenklasse een beweging van ‘taalminnaars’, letterkundigen en filologen die het Nederlands bleven cultiveren en opkwamen voor de erkenning van de taal in het publieke domein.

Het bepalende element in de houding van koning Leopold I tegenover de ontluikende Vlaamse beweging was de bijzondere positie van België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
in Europa Europa
Lees meer
. Het land vormde een mogelijke uitvalsbasis naar Engeland en lag bovendien tussen Frankrijk Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
en Duitsland Duitsland & Vlaanderen
Van de eerste helft van de 19de eeuw tot 1945 stond het Duitse beeld van Vlaanderen in het teken van etnisch-culturele verbondenheid. Die romantische perceptie leefde vooral bij een beper... Lees meer
. In het verleden waren de Zuid-Nederlandse gewesten vaak de inzet geweest van een machtsstrijd, met als ultieme doel het overwicht in Europa. In 1830 streefden de grote mogendheden er echter naar de vrede in Europa te behouden en de onafhankelijkheid van de nieuwe Belgische staat was daarin essentieel. Om die reden legden ze het nieuwe land het statuut op van de neutraliteit. België zou zo de sluitsteen vormen van het Europese machtsevenwicht. De Belgische monarchie kreeg als opdracht te waken over deze positie van België in Europa. Leopold van Saksen-Coburg – bij uitstek een Europese prins door zijn afkomst, familiebanden en loopbaan – was dan ook in zekere zin de gemandateerde van de grote mogendheden.

In zijn streven om het land zijn centrale plaats op het Europese schaakbord te laten innemen, ijverde Leopold I onophoudelijk voor een versteviging van ‘la nationalité belge’, een veelgebruikte term die zowel op de eenheid als op de eigenheid van België sloeg (zie Natievorming Natievorming
Dit artikel over natievorming focust op de verbeelding en vorming van België en Vlaanderen als nationale gemeenschappen. Daarbij wordt gekeken naar de politiek van natievorming vanwege de... Lees meer
). Leopold hield er een typisch Duits, herderiaans natiebegrip op na, waarbij taal en tradities de essentie van een volk vormden. Deze opvatting had hij meegekregen van zijn moeder, Augusta von Reuss-Ebersdorf, wiens (reis)dagboeken getuigen van haar geloof in het belang van de culturele eigenheid van volkeren.

Dit romantisch nationalisme was bij Leopold tot uiting gekomen op het ogenblik van de Griekse onafhankelijkheidsoorlog, toen hij op dezelfde golflengte zat als Lord Byron en de Griekse troon ambieerde vanuit een verlangen om Griekenland te ‘regenereren’. Leopold was bovendien een exponent van een Duits nationalisme dat ontstond in reactie tegen de napoleontische overheersing, en gruwde als conservatief van alles wat naar de Franse Revolutie zweemde. In duidelijke tegenstelling tot zijn goede vriend Klemens von Metternich bestond er voor Leopold geen contradictie tussen het opkomende nationalisme en het handhaven van de vrede in Europa, die gewaarborgd werd door het Verdrag van Wenen (1815). De vrede hing in zijn ogen af van het bouwen van robuuste naties als steunpilaren voor de (constitutionele) monarchieën.

Hoewel de katholieke godsdienst volgens Leopold kon bijdragen tot de eenheid van België en een instrument was om de sociale rust te bewaren, moest de eigenheid van het land worden gezocht in factoren die het van de omringende landen onderscheidde. Dat de meerderheid van de Belgen Nederlandstalig was, droeg in het licht van de institutionele verfransing bij tot deze eigenheid. Het differentieerde het land van Frankrijk, dat na 1830 in toenemende mate invloed uitoefende in België; tijdens de hele regeerperiode van Leopold I, en vooral vanaf het aantreden van president Louis-Napoleon Bonaparte in 1848 (vanaf 1852 keizer Napoleon III), werd in Frankrijk luidop nagedacht over de wenselijkheid van een annexatie van België. ‘Men maakt geen werk genoeg van de Nederduytsche tael,’ verklaarde Leopold reeds in 1834 (een Franstalige uitspraak die enkel in vertaling bekend is gebleven); ‘al wat nationaal is moet behouden blijven’.


<p><em>In ’t Wonderjaer</em> van Hendrik Conscience (1837) was de eerste Nederlandstalige roman van België. De publicatie was zo spraakmakend dat Conscience op audiëntie werd uitgenodigd bij koning Leopold I. (Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience)</p>

In ’t Wonderjaer van Hendrik Conscience (1837) was de eerste Nederlandstalige roman van België. De publicatie was zo spraakmakend dat Conscience op audiëntie werd uitgenodigd bij koning Leopold I. (Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience)

Leopold I zag dus het belang in van de Vlaamse beweging en ondersteunde haar al vanaf 1835 door persoonlijk in te tekenen op Vlaamse publicaties. Opeenvolgende regeringen verleenden door zijn tussenkomst toelagen en schreven literaire prijzen uit. In de spellingkwestie, die zich tussen 1837 en 1844 ontspon, stond hij aan de kant van de voorstanders van een eengemaakte spelling die was afgestemd op Nederland (zie Spellingoorlog Spellingoorlog
Spellingoorlog verwijst naar de spellingstrijd van 1839 tot 1844 tussen voor- en tegenstanders van de zogenaamde Commissiespelling, die een aanpassing van het Nederlands in Vlaanderen aan... Lees meer
). Bij de viering naar aanleiding van de goedkeuring van de nieuwe spelling in 1844 zwaaide de voordien nochtans orangistisch-georiënteerde schrijver Jan-Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
voor een gezelschap van driehonderd vooraanstaande flaminganten de koning alle lof toe.

In 1847 benoemde de koning de Antwerpse literator Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
tot nieuwe leraar Nederlands van de twee koningszonen. Omdat de prinsen al heel wat lessen kregen, was de benoeming voorlopig slechts ereambtelijk; wanneer de omstandigheden gunstig werden, zou Conscience twee of drie lessen per week geven. Conscience was op dat ogenblik echter de kop van Jut van de liberalen, omdat hij Het Wonderjaer (1843) had gecensureerd ten behoeve van de katholieke lezers. Charles Rogier Rogier, Charles
Charles Rogier (1800-1885) was een liberale politicus die meermaals een functie als minister of regeringsleider bekleedde. In zijn streven naar een sterke, geünificeerde en op termijn een... Lees meer
, die toen net belast was met de vorming van een nieuwe liberale regering, nam aanstoot aan de aanstelling van Conscience, die bij de liberalen overkwam als een opstoot van de Vlaamse beweging in het kielzog van de conservatieve katholieken. Conscience schreef in oktober 1849 in een brief dat de liberale bewindslieden daadwerkelijk belet hebben dat de prinsen les van hem kregen.

In 1850 ontving Leopold I een flamingantische delegatie tijdens de parlementaire behandeling van het regeringsontwerp op het middelbaar onderwijs Middelbaar onderwijs
De geschiedenis van het middelbaar onderwijs is nauw verweven met die van de Vlaamse beweging. Tot diep in de 20ste eeuw bleef de middelbare school een grotendeels Franstalig bastion van ... Lees meer
. Het gezantschap overhandigde hem petities waarin een betere regeling met betrekking tot de Nederlandse taal werd gevraagd. In zijn antwoord nam de koning, volgens de flamingantische overlevering althans, een standpunt in dat duidelijk niet overeenstemde met dat van zijn liberale ministers. Hij erkende dat sinds de gebeurtenissen van 1830 het Nederlands (‘notre bon vieux flamand’), een taal die hem steeds aan het hart had gelegen, wat in de vergetelheid was geraakt en hij vond het eisenpakket van de petitionarissen redelijk en rechtvaardig. Verder sprak hij zijn hoop uit dat het Nederlands zich verder zou ontwikkelen – want, aldus de koning, ‘notre pays a toujours été flamand’. De stellingname van de koning had echter geen invloed op de besluitvorming rond de wet.

Op 27 juni 1856 werd door de unionistische regering van de katholiek Pieter de Decker de zogenaamde Grievencommissie opgericht (zie Vlaemsche Commissie Vlaemsche Commissie
De Vlaemsche Commissie of Grievencommissie inventariseerde op vraag van de regering in 1856-1857 voor de eerste keer de problemen in verband met de positie van het Nederlands in België en... Lees meer
). Deze moest maatregelen voorstellen voor de ontwikkeling van de Vlaamse literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
en voor een (wettelijke) regeling van het gebruik van het Nederlands door de overheid. Over het aandeel van Leopold in de totstandkoming van de commissie is niets geweten, maar aangezien de koninklijke handtekening toen nog een inhoudelijke betekenis had (er waren heel wat koninklijke besluiten die de koning niet ondertekende), speelde de vorst wellicht een centrale rol. Gezien de timing was het waarschijnlijk (ook) de bedoeling wanklanken te vermijden vanuit flamingantische middens tijdens de jubelfeesten ter gelegenheid van de vijfentwintigste verjaardag van de inhuldiging van de koning.

Bij de viering het jaar voordien van vijfentwintig jaar onafhankelijkheid was een dichtwedstrijd om ‘Belgiës lotgevallen sinds 1830 en de weldaden der onafhankelijkheid’ te bezingen nog door de bekendste Vlaamse dichters geboycot. En in mei 1856 had een manifest van het Nederlandsch Kunstverbond grote weerklank gekregen (en de directe aanleiding gevormd tot de oprichting van de Grievencommissie), met daarin de boodschap dat men reeds vijfentwintig jaar tevergeefs gevraagd had ‘wat een vrij volk niet behoefde te vragen, wat men aan slaven niet weigert, te weten: een bestuur in eigene taal, met erkenning van gelijk regt naast onze Waalsche landgenoten’. De meerderheid van de flaminganten meende echter dat de koning geen schuld trof; flamingantische verontwaardiging over het onrecht dat Vlamingen werd aangedaan in de Belgische staat, bleek niet incompatibel met een grote loyaliteit ten aanzien van de vorst.

Wel werd de nationale viering in 1856 door de Vlaamse beweging aangegrepen om haar eisen bij te zetten. Zo organiseerden enkele Vlaamse verenigingen (het toneelgezelschap Broedermin en Taelyver Broedermin en Taelyver
Broedermin en Taelyver was een Gentse toneelmaatschappij die in 1840 werd opgericht. Met haar oorspronkelijk Nederlandstalige repertoire en meer natuurlijke speelstijl zorgde de maatschap... Lees meer
en de rederijkerskamer De Fonteine De Fonteine
De Fonteine is een rederijkerskamer, de volledige aanduiding luidt: Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine, gevestigd te Gent. Lees meer
) een galavoorstelling voor de koninklijke familie in de Gentse Minardschouwburg. In zijn toespraak tot de koning verklaarde Hippoliet van Peene Van Peene, Hippoliet
Hippoliet van Peene (1811-1864) was een huisarts en toneelauteur. Hij schreef de tekst voor De Vlaamse Leeuw, dat later het Vlaamse volkslied zou worden. Met zijn vele oorsponkelijk theat... Lees meer
, die de tekst van het strijdlied De Vlaamse Leeuw schreef: ‘Voor U, Sire, wy weten het, moet Vlaemsch en Fransch dezelfde regten hebben.’ Daarop zou de koning geantwoord hebben dat hij alles zou doen wat in zijn macht lag opdat alle Belgen, ongeacht hun taal, over dezelfde rechten zouden beschikken.


In 1860 richtte een groep Vlaamsgezinden zich tot de koning met een reeks bezwaren over de houding van de overheid tegenover de taalkwestie sinds 1830. Er bestond ontgoocheling over het uitblijven van maatregelen voor de vernederlandsing. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, L431)
In 1860 richtte een groep Vlaamsgezinden zich tot de koning met een reeks bezwaren over de houding van de overheid tegenover de taalkwestie sinds 1830. Er bestond ontgoocheling over het uitblijven van maatregelen voor de vernederlandsing. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, L431)

Toen de Vlaamsgezinde pers in december 1865 bij het overlijden van Leopold I terugblikte op zijn regeerperiode, schreef ze aangaande de Vlaamse kwestie ‘dat niet de koning, maar eenige zijner Staatsdienaren daarover onwil betoonden of verkeerde begrippen hadden opgevat’. Hoewel de vorst de volkstaal goed genegen was en de flamingantische beweging van ‘taalminaren’ omarmde, blijft onzeker hoe sterk hij zich daadwerkelijk voor het gebruik van het Nederlands heeft geëngageerd. Van de vele uitspraken die Vlaamsgezinde bronnen aan de koning toeschreven kan de authenticiteit ook zelden worden gecontroleerd; in Leopolds persoonlijke correspondentie is over de Vlaamse beweging amper een woord te vinden. Wél is het duidelijk dat de Vlaamse beweging zich onder Leopold I het koninklijk spreken ‘toe-eigende’ en het zo voorstelde dat de vorst een bondgenoot was.

De periode van Leopold II (1865-1909)

In de loop van de 19de eeuw maakte de Vlaamse beweging een evolutie door van een beweging van taalminnaars vanuit een Belgisch-patriottische bezieling tot een politieke beweging van de middenklasse. Deze laatste groep eiste binnen de wijzigende maatschappelijke verhoudingen als gevolg van de industrialisering en de democratisering haar plaats op. Vanaf de jaren 1870 werd de ene na de andere taalwet afgedwongen (zie Taalpolitiek en -wetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
).

Leopold II van Saksen-Coburg, Leopold III
Leopold III (1901-1983) werd aan de vooravond van en tijdens de Tweede Wereldoorlog het boegbeeld van een autoritaire stroming in de Belgische politiek. Zijn controversiële houding en mee... Lees meer
deed nooit een uitspraak waaruit de Vlamingen konden opmaken dat de vorst hun politieke actie principieel steunde en over zijn houding tegenover de eerste taalwetten was (en is) niets bekend. De Vlaamse pers Pers
Van bij het ontstaan van de Vlaamse beweging vervulde de Nederlandstalige pers een belangrijke rol als spreekbuis. De veelheid aan Vlaamse kranten en (week)bladen die in de 19de en 20ste ... Lees meer
moest zich ertoe beperken na te gaan of de vorst eigenlijk wel Nederlands sprak. Ze stelde vast dat hij de taal misschien wel begreep, maar steeds in het Frans antwoordde. Volgens getuigenissen zou bij plechtigheden waarop koningin Marie-Henriette hem vergezelde de koningin wél en de koning geen Nederlands gesproken hebben, en die eerste het er zelfs behoorlijk vanaf hebben gebracht. Het gebrek aan kennis van het Nederlands van de vorst, evenals van zijn broer prins Filips, werd bij momenten door de flaminganten scherp aangeklaagd. Wel leerden de kinderen van Filips, de prinsen Boudewijn en Albert van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
, op verzoek van de vorst Nederlands.

Een cruciale gebeurtenis wat de verhouding van het hof tot de Vlaamse beweging betreft, vormde de groots opgezette herdenking van de Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
in Brugge in augustus 1887 (naar aanleiding waarvan op het marktplein het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck werd onthuld). De koning hield op 15 augustus een Franstalige redevoering die door het publiek uitbundig onthaald werd met ‘Vive le roi!’, maar die aan de belangrijkste Brugse krant Het Volksbelang Het Volksbelang
Het Volksbelang (1867-heden) is het oudste nog bestaande liberale weekblad. Het is de spreekbuis van de Vlaamsgezinde sociaal-progressieve liberalen. Lees meer
de reactie ontlokte dat de Vlamingen de koning instinctmatig zo verwelkomden ‘daar zij wel gevoelen, dat hun vorst geen Vlaamsche koning is’. Een aantal Vlaamsgezinde liberalen verspreidden een pamflet waarin ze Leopolds houding omschreven als typerend voor de zoon van een Franse prinses (koningin Louise-Marie), die zich reeds lange tijd gedroeg als de koning van de Walen en de ‘chef’ van de Belgische Franstaligen. Het paleis kreeg ook kritiek vanwege de schabouwelijke Nederlandse vertaling Vertaling
De Vlaamse beweging onderhield in de lange 19de eeuw een complexe relatie tot vertaling door overheidsinstanties. Terwijl vertalingen bijdroegen tot het voortbestaan en de ontwikkeling va... Lees meer
die het van de koninklijke rede liet verspreiden.


Plaatsing van het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck op de Grote Markt van Brugge in 1887. (Stadsarchief Brugge – verz. J. A. Rau)
Plaatsing van het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck op de Grote Markt van Brugge in 1887. (Stadsarchief Brugge – verz. J. A. Rau)

Het contrast kon niet groter zijn met het bezoek, de dag daarna, van de achttienjarige prins Boudewijn, de neef van de koning en verwachte troonopvolger. Historicus Paul Fredericq Fredericq, Paul
Paul Fredericq (1850-1920) was een vooraanstaande Gentse historicus, die als de officieuze ideoloog van het liberaal flamingantisme kan worden  omschreven. Als rector van de Gentse univer... Lees meer
schreef hierover in 1906: ‘Van bij zijn uitstappen uit den trein aan de spoorhalle, waar hij door de overheden ontvangen werd, tot aan zijn vertrek ’s avonds laat, ontviel hem geen enkel Fransch woord. Overal sprak hij sierlijk Nederlandsch.’ Toen duizenden toeschouwers na zijn vloeiende Nederlandstalige toespraak De Vlaamse Leeuw aanhieven, ging de prins daarbij rechtstaan.

De lyrische triomftaferelen in Brugge haalden de binnen- en buitenlandse pers. In de verzuchtingen van de Vlaamse beweging zou Boudewijn nu een mythische, haast messiaanse allure krijgen. Eens hij koning was, zou ‘onze Vlaamsche prins’ de taaltoestanden wel uit de wereld helpen. Sindsdien woonde Boudewijn vaak plechtigheden bij in Vlaanderen en sprak hij daarbij steeds met zichtbaar genoegen Nederlands. Maar in januari 1891 overleed de prins onverwachts, nadat het paleis nagelaten had mee te delen dat hij ernstig ziek was geworden.

Het is wellicht geen toeval dat de koning enkele maanden na de gebeurtenissen in Brugge, bij een bezoek aan de nieuwe Koninklijke Vlaamsche Schouwburg Koninklijke Vlaamse Schouwburg
De Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) werd op 23 augustus 1875 opgericht op initiatief van een aantal prominente liberale flaminganten, die ijverden voor een Nederlandstalig beroepstone... Lees meer
in Brussel in oktober 1887, voor het eerst in het Nederlands antwoordde op een Nederlandstalige toespraak (de koning sprak langzaam, met een Duits accent). De volgende jaren zou hij nog enkele zeldzame keren een toespraak in het Nederlands houden, maar meestal hield hij het toch bij het Frans. Het belang van de schaarse Nederlandstalige toespraken van Leopold II mag nochtans niet worden onderschat. Op het einde van de 19de eeuw stelde zich in toenemende mate de vraag of Franstaligen Nederlands moesten leren, zoals de Vlamingen Frans. De koning leek hierin het voorbeeld te geven.

Over de houding van Leopold II in de daaropvolgende jaren blijft veel onzekerheid bestaan. Wat vond de vorst van de strijd rond de gelijkheidswet Gelijkheidswet
De gelijkheidswet van 1898 stelde het Nederlands voor officiële publicaties gelijk aan het Frans. De wet werd vanuit de Vlaamse beweging breed ondersteund, en leidde, na de Waalse afwijzi... Lees meer
in 1896-1898, de wet die het Nederlands wat de nationale wetgeving betrof op gelijke voet plaatste met het Frans? Heeft hij misschien een aandeel gehad in de weerstand van de Senaat? Prins Filips merkte in februari 1898 alvast op, in een brief aan de leraar Nederlands van zijn zoon Albert, hoe de gebeurtenissen bij hem alle respect voor de Vlaamse taalstrijd hadden ontnomen: ‘Mon enthousiasme pour le flamand est en dessous de zéro.’ Aan de overgrote meerderheid van de petities die de vorst in verband met de taalkwestie ontving, werd geen gevolg gegeven. Vermoed kan worden dat de koning de Vlaamse beweging negeerde of zelfs afremde.

Zowat de enige belangrijke uitspraak die van Leopold II over de taalkwestie bewaard is gebleven, betreft zijn reactie op een petitie die hem op 25 februari 1892 overhandigd werd door de Vlaamsche Katholieke Landsbond Vlaamsche Katholieke Landsbond
Lees meer
. Deze had betrekking op de uitsluitend Franstalige opschriften bij de Belgische marine, het gebruik van het Nederlands in Congo en het aanleren van ‘hunne dierbare Vlaamsche Volkstaal’ door troonopvolger prins ‘Albrecht’ (zoals prins Albert door Vlamingen toen werd genoemd). In een opmerkelijke nota vatte Leopold II zijn antwoord op laconieke wijze als volgt samen: ‘J’ai reçu ces Flamands. J’ai répondu que sur nos batteaux on parlait flamand, qu’au Congo il fallait parler nègre, que mon neveu […] parlait flamand.’ De Vlamingen maakten zich met andere woorden druk om niets.

Volgens een Vlaamse krant maande de vorst de Vlaamse beweging ook aan ‘in hun rechtvaardige strijd, alle bitsigheid tegenover hun broeders de Walen te vermijden, daar zulks tot moeilijkheden zou kunnen aanleiding geven’. Deze uitspraak wijst erop dat de vorst zich zorgen maakte dat de taalkwestie op termijn de eenheid van het land kon bedreigen – een angst die ongetwijfeld begrepen moet worden in het licht van de zich aftekenende breuklijn tussen een katholiek Vlaanderen en een liberaal of socialistisch Wallonië.

Wat mogelijk tot de negatieve houding van Leopold II tegenover de Vlaamse beweging heeft bijgedragen, was de verandering in de relatie van het hof tot de politieke partijen in de laatste decennia van de 19de eeuw. Leopold I, die tot dan een overwegend conservatief-klerikaal unionisme had gesteund, hielp in 1857 de liberale regering van Charles Rogier Rogier, Charles
Charles Rogier (1800-1885) was een liberale politicus die meermaals een functie als minister of regeringsleider bekleedde. In zijn streven naar een sterke, geünificeerde en op termijn een... Lees meer
aan de macht, opdat die door de uitbreiding van de vestiging van Antwerpen Antwerpen
Lees meer
de militaire beveiliging van het land zou verstevigen (landsverdediging was toen nog het exclusieve domein van de koning). De katholieken stelden zich vanaf toen op een antimilitaristische standpunt en vonden daarbij ook een bondgenoot in de Vlaamse beweging – zeker in Antwerpen, waar in verzet tegen de ‘embastillering’ van de havenstad in 1862 de Meetingpartij Meetingpartij
De Meeting (1862-1914) was een Antwerpse politieke formatie die ontstond uit een coalitie van flaminganten, progressieve liberalen en katholieken. Ze liet zich kenmerken door een uitgespr... Lees meer
werd opgericht.


<p>Johan Braakensiek becommentarieerde in het Nederlandse weekblad <em>De Amsterdammer</em> (11 september 1904) de ‘taalstrijd in België’. De Vlaamse maagd vraagt aandacht voor de vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit. Koning Leopold II is weinig onder de indruk van haar tandeloze leeuw. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph35982)</p>

Johan Braakensiek becommentarieerde in het Nederlandse weekblad De Amsterdammer (11 september 1904) de ‘taalstrijd in België’. De Vlaamse maagd vraagt aandacht voor de vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit. Koning Leopold II is weinig onder de indruk van haar tandeloze leeuw. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph35982)

Er ontstond daardoor een kloof tussen het politieke katholicisme en de monarchie, die nog werd uitgediept toen de Katholieke Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
met de encycliek Quanta Cura van 1864 een ultramontaanse richting insloeg en de grondwettelijke vrijheden verwierp. Niet alleen werd het daardoor moeilijk om de godsdienst nog langer als een fundament van de Belgische nationaliteit te zien; mogelijk droeg de ‘wisseling van bondgenootschappen’, in de woorden van Lode Wils Wils, Lode
Lode Wils (1929) is een emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis. Hij publiceerde voornamelijk over het katholieke flamingantisme en is een van de belangrijkste geschiedschrijvers van... Lees meer
, bij tot een toenemende afkeer van het hof ten aanzien van de (overwegend katholieke) Vlaamse beweging.

De periode van Albert I (1909-1934)

In de regeerperiode van Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
groeide de taalkwestie uit tot het belangrijkste probleem in de Belgische politiek, werden er fundamentele beslissingen genomen die de verdere toekomst van België bepaalden en ontsproot aan de Vlaamse beweging een anti-Belgisch Vlaams-nationalisme. Het is dan ook weinig verwonderlijk dat in de historiografie van de Vlaamse beweging Albert I van alle vorsten het meest aandacht heeft gekregen, en over zijn rol ook in veel grotere mate dan bij de andere vorsten controverse bestaat.

Toen Albert I onverwacht troonopvolger werd na het overlijden van zijn broer Boudewijn in 1891, waren de verwachtingen over de prins hooggespannen. Over het taaltalent van zijn broer beschikte hij niet, maar hij bracht het er al op jonge leeftijd niet slecht vanaf. Zijn eerste echte toespraak in het Nederlands gaf hij op 17 oktober 1896 in Gent ter gelegenheid van de tiende verjaringsplechtigheid van de Koninklijke Vlaamsche Academie Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (KANTL, 1886) is een instelling die zich in de loop van haar geschiedenis heeft ingezet zowel voor taalculturele, -wetenschappeli... Lees meer
in de periode dat de gelijkheidswet in de maak was. De prins citeerde dichter Karel Ledeganck Ledeganck, Karel L.
Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) was een Vlaams ambtenaar, politicus, jurist en dichter uit Eeklo. Hij was een cultuurflamingant en schreef een dichterlijke trilogie die in de Vlaamse... Lees meer
, de ‘maarschalk van de Vlaamse beweging’, over de strijd van de Vlaamse voorvaderen: ‘Zij wilden wat was recht. En wonnen wat zij wilden.’ De Vlaamse pers twijfelde er niet aan; de prins steunde de Vlaamse verzuchtingen.

Toen prins Albert op 29 augustus 1897 opnieuw een rede uitsprak in het Nederlands, deze keer naar aanleiding van de inhuldiging van een standbeeld van diezelfde Karel Ledeganck in Eeklo, was de strijd rond de gelijkheidswet in volle hevigheid losgebarsten, met een massale mobilisatie aan Vlaamse kant in reactie op de het stranden van de wet in de Senaat. Albert citeerde Ledeganck opnieuw, nu echter niet om de Vlamingen op hun rechten maar op hun plichten te wijzen: ‘Zij wier ziel voor ’t ware ontbrandt […] Wat er om hen heen moog woelen/ Weig’ren nooit elkaar de hand.’ Aan zijn leraar Nederlands, Jules Bosmans, schreef hij dat hij bovenal tot eenheid had opgeroepen, en dat men nooit mocht nalaten zich in die geest tot de Vlamingen te richten. Het was, in de woorden van zijn biograaf Jan Velaers, ‘Albert ten voeten uit. […] De rechten van de Vlamingen, ja maar niet ten koste van de eenheid van het land’; zijn gehele regeerperiode zou, aldus Velaers, ‘een voortdurend laveren tussen de twee versregels van Ledeganck’ worden. De prins zou overigens in een brief aan zijn zus de gelijkheidswet als een partijgebonden initiatief omschrijven, een ‘projet de loi présenté dans un intérêt de parti [lees de katholieke partij, nvda]’.


<p>Albert I was de eerste vorst die bij verschillende publieke gelegenheden Nederlands sprak. Zo gaf hij op de groots opgezette Conscience-herdenking in Antwerpen op 11 augustus 1912 een redevoering in het Nederlands. Tekening van Johan Braakensiek in <em>De Amsterdammer</em>, 12 augustus 1912. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr9314)</p>

Albert I was de eerste vorst die bij verschillende publieke gelegenheden Nederlands sprak. Zo gaf hij op de groots opgezette Conscience-herdenking in Antwerpen op 11 augustus 1912 een redevoering in het Nederlands. Tekening van Johan Braakensiek in De Amsterdammer, 12 augustus 1912. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr9314)

Tijdens de eerste jaren van het koningschap van Albert I stonden de (gedeeltelijke) vernederlandsing van het middelbaar Middelbaar onderwijs
De geschiedenis van het middelbaar onderwijs is nauw verweven met die van de Vlaamse beweging. Tot diep in de 20ste eeuw bleef de middelbare school een grotendeels Franstalig bastion van ... Lees meer
en hoger onderwij Hoger onderwijs
De evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs werd gekenmerkt door een moeizame vernederlandsingspolitiek, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale... Lees meer
s
in het centrum van de belangstelling. Zijn secretaris Jules Ingenbleek verwoordde de opvatting van de koning in april 1911 als volgt: in het Waalse gedeelte zou alleen Frans worden onderwezen; in het Vlaamse gedeelte zouden Nederlandstalige en Franstalige scholen voor het middelbaar en hoger onderwijs naast elkaar bestaan. Zoals de meerderheid van de politici was de koning toen dus van oordeel dat de taalkwestie in België moest worden opgelost op grond van tweetaligheid Tweetaligheid
Lees meer
in Vlaanderen; Wallonië zou eentalig blijven. Wat de taalregeling voor het leger Leger
Lees meer
betreft, zou de vorst op dezelfde golflengte hebben gezeten als de Vlaamse beweging, althans volgens wat hij daar zelf in februari 1918 over heeft verklaard: ‘J’étais, en 1913, pour des unités régionales.’ Regionale rekrutering en eentalige eenheden dus, maar de regering wilde daar niet van weten; met de wet van 2 juli 1913 zetten zij net in op het tweetalig maken van het officierenkorps.

De Eerste Wereldoorlog

Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
en het terugtrekken van het leger achter de IJzer (de regering vestigde zich in Le Havre, de koning, die dicht bij de troepen wilde blijven, in De Panne) kreeg men snel lucht van de taalproblemen aan het front, met een leger dat in meerderheid bestond uit Vlaamse soldaten en een hoofdzakelijk Franstalig officierenkorps. Ook de toenemende onvrede hierover ging niet opgemerkt voorbij; de in 1913 goedgekeurde wet over het taalgebruik in het leger werd duidelijk slecht toegepast.

Flamingantische politici drongen vanaf het najaar 1915 aan op een (woordelijke) interventie van de koning – ‘quelques sages conseils et quelques paroles de bienveillances de Sa Majesté’ – om de gemoederen te bedaren. In besloten kring, zoals in een toespraak in maart 1915 tot de ministerraad, liet de vorst al vlug zijn bezorgdheid blijken, ook in het licht van de Duitse politiek om in het bezette gebied de Vlamingen voor zich te winnen. Hij kon de regering niet genoeg aanbevelen, zo stelde hij, met een oplossing voor het taalprobleem voor de dag te komen. De Vlamingen waren ongerust, en hoewel ze de sluwe toenaderingen door de Duitsers afwezen, vroegen ze zich af wanneer de regering iets voor hen zou doen.

Tussen eind juli en half september 1916 ontving Albert I een aantal vooraanstaande Vlaamsgezinde politici en besprak met hen uitvoerig de taalkwestie. De koning had geen enkele moeite om hen van zijn goede bedoelingen te overtuigen. Minister Aloys van de Vyvere Van de Vyvere, Aloïs
Aloïs van de Vyvere (1871-1961) was een advocaat en katholiek politicus. Hij zetelde twintig jaar in de Kamer en vervulde meerdere ministerfuncties. Hij werkte onder andere mee aan initia... Lees meer
schreef aan de Vlaamsgezinde katholieke voorman Frans van Cauwelaert: ‘Hij is waarlijk en rechtzinnig bezorgd voor de Vlamingen, en verstaat geheel het gewicht der kwestie.’ De vorst had ten aanzien van Van de Vyvere ook meermaals benadrukt dat ‘Hij de Vlaamsche Beweging als een noodzakelijk tegenwicht aanschouwt om onze volstrekte geestesvrijheid te behouden’. Dat laatste verwees naar de vooroorlogse Belgische neutraliteitspolitiek, waarbij de koning aansluiting zocht; België stond voor hem niet in het geallieerde kamp maar moest zo onafhankelijk mogelijk blijven. Een fundamenteel onderdeel van die politiek lag in het versterken van ‘de meest vergaande tweetaligheid’ in Vlaanderen, en zo van de eigenheid van de natie ten aanzien van het buitenland.

In oktober 1916 werd in een ‘Verslag aan de Koning’, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad voorafgaand aan een Koninklijk Besluit (KB), gewag gemaakt van de ‘transformation de l’université de Gand’ die na de oorlog zou worden doorgevoerd. Toen de zinsnede over de transformatie van de universiteit verkeerdelijk vertaald werd als ‘de vervlaamsing der Gentse Hogeschool’, liet de regering meteen weten dat dáár in het document geen sprake van was. De regeringsverklaring bracht dan ook het omgekeerde effect teweeg en droeg ertoe bij de Vlaamse gemoederen te radicaliseren. Aan het front verscherpte dan ook nog eens de censuur jegens pro-Vlaamse publicaties.

Op 11 juli 1917 publiceerde de Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
een Open Brief aan de Koning der Belgen, Albert I. In grote bewoordingen ving de brief aan: ‘Vol vertrouwen in U die, bij het ingaan van de wereldoorlog, de Vlamingen aan het Guldensporenfeest herinnerde, komen wij tot U, wij, de Vlaamsche soldaten, het Vlaamsche leger, het leger van de IJzer, om U te zeggen dat we ons bloed voor ons land veil houden doch dat het niet dienen mag om de boeien van ons volk nauwer toe te halen maar om ons vrij te laten ademen, vrij te laten leven.’ Men eiste concreet ‘een Vlaamsch leger naast een Waalsch; … een Vlaamsch bestuur in Vlaamsche handen’, en van de koning zelf ‘de uitdrukkelijke, geschreven, plechtige belofte dat ons volle gelijkheid, volle recht wordt gegeven onmiddellijk na de oorlog.’

Op 13 augustus 1917 verklaarde Albert I ten aanzien van de Franse militaire attaché Eugène Génie dat hij bereid was tot ‘redelijke toegevingen’ binnen de bestaande wetgeving, en benadrukte hij dat Frankrijk kon helpen door een zekere tolerantie ten aanzien van de Vlaamse beweging aan de dag te leggen. Hij bekritiseerde in hetzelfde gesprek de rol van de clerus in de Frontbeweging. De priester-dichter Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
, een van de spilfiguren van de Frontbeweging, publiceerde rond dezelfde tijd een nieuwe Open Brief, met daarin voor het eerst directe verwijten aan het adres van de koning met betrekking tot zijn stilzwijgen: ‘Sire, dit verbittert ons. […] Geef ons recht, bescherm ons recht.’


Het vertrouwen van de Vlaamsgezinden in koning Albert I werd op de proef gesteld door het uitblijven van een antwoord op de eerste open brief. In de tweede open brief vinden we de eerste tekenen van teleurstelling in de koning. (ADVN, Y128/2)
Het vertrouwen van de Vlaamsgezinden in koning Albert I werd op de proef gesteld door het uitblijven van een antwoord op de eerste open brief. In de tweede open brief vinden we de eerste tekenen van teleurstelling in de koning. (ADVN, Y128/2)

Begin 1918 bereikten de spanningen en de nervositeit binnen de regering een hoogtepunt. In december hadden honderden Vlaamse soldaten in De Panne betoogd. Op 8 januari maakte de Amerikaanse president Woodrow Wilson zijn vredesplan bekend, dat uitging van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. En op 22 januari vernam de regering dat de activistische Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
Raad van Vlaanderen Raad van Vlaanderen (1917-1918)
De Raad van Vlaanderen (1917-1918) was een activistisch marionettenparlement tijdens de Eerste Wereldoorlog, dat onderdeel was van de Duitse plannen om in Vlaanderen een blijvende invloed... Lees meer
in het bezette België de zelfstandigheid van Vlaanderen had geproclameerd. Net als in februari 1917, naar aanleiding van de oprichting van de Raad van Vlaanderen, wilde de koning in januari 1918 in een publieke verklaring concrete toezeggingen doen. Op de ministerraad van 1 februari verklaarde de koning dat het uur gekomen was om aan het Vlaamse volk de genoegdoeningen te schenken ‘die als redelijk kunnen worden beschouwd’, waarbij hij er meteen aan toevoegde dat eventuele toezeggingen 1) geen afbreuk mochten doen aan de slagkracht van het leger; 2) in een nationaal kader moesten blijven en de eenheid van het land niet mochten aantasten; 3) niet tegen de Franse taal en cultuur in Vlaanderen mochten zijn gericht. Opnieuw bleek de regering echter te verdeeld om in staat te zijn iets concreets toe te zeggen.

De voorbereidende teksten van zijn verklaring geven een inzicht in de opvattingen van de vorst op dat ogenblik. Hij wees eentalige eenheden af (ook al was hij in 1913 naar eigen zeggen voorstander geweest), omdat die ingrijpende hervorming op het verzet zou stuiten van de Franstalige officieren en er onvoldoende Vlaamse officieren waren om de Vlaamse eenheden te bevelen. Hij verzette zich niet tegen ‘administratieve autonomie’ maar kon er geen sprake zijn van administratieve scheiding’, wat dit verder ook mocht betekenen. En hij vond dat de Vlamingen, die recht hadden op een onderwijs in eigen taal op alle niveaus, er niettemin alle belang bij hadden het Frans niet op te geven; ‘Agir autrement serait isoler le peuple et conspirer contre son intérêt.’

Na de oorlog

Toen bij het plotse einde van de Eerste Wereldoorlog het Belgisch nationalisme hoog oplaaide, werd de hele Vlaamse beweging tijdelijk in het defensief geduwd. In deze gewijzigde omstandigheden vormde ook voor de koning de Vlaamse kwestie niet langer een prioriteit. In zijn troonrede van 22 november 1918 stonden niettemin enkele expliciete verwijzingen naar het toekomstige taalbeleid. De vorst kondigde aan dat de regering op taalvlak volstrekte gelijkheid (‘l’égalité la plus stricte et la justice la plus absolue’) zou nastreven. Alle Belgen hadden recht op een volledige ontwikkeling in de eigen taal, en er zou een begin worden gemaakt met de oprichting van een Nederlandstalige universiteit in Gent.


In zijn troonrede op 22 november 1918 kwam koning Albert I de Vlaamse beweging tegemoet door onder meer de vernederlandsing van de Gentse Universiteit in het vooruitzicht te stellen. (Archief Koninklijk Paleis)
In zijn troonrede op 22 november 1918 kwam koning Albert I de Vlaamse beweging tegemoet door onder meer de vernederlandsing van de Gentse Universiteit in het vooruitzicht te stellen. (Archief Koninklijk Paleis)

Een half jaar later, in mei 1919, werden de eisen vanuit de Vlaamse beweging voor het voetlicht gebracht met de interpellatie van ‘de drie Vans’ (de katholieke parlementsleden Aloys van de Vyvere, Alfons van de Perre Van de Perre, Alfons
Lees meer
en Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
) in de Kamer, waarbij werd gepleit voor de volledige vernederlandsing van Vlaanderen en doorgedreven eentaligheid in de administratie en het leger. Toen de voorstellen over de hele lijn werden verworpen, klonk bij Van Cauwelaert in zijn kritiek op de regering ook ontgoocheling in de koning door: ‘Zij moge het slachtoffer zijn geweest van inwendige tegenstrijdigheden, van hofintriges of van om het even welke Camarilla, voor ons telt alleen het feit dat zij niet van zins is voldoening te geven aan de rechtmatige eisen van ons volk, ten koste van ontrouw aan haar eigen gegeven woord.’

In 1921 werd de wet op bestuur Bestuur
Het taalgebruik in het bestuur is een centraal aspect van de Belgische taalkwestie. Het omvat het proces van het afdwingen van taalrechten voor Vlamingen evenals de bestuurstaalwetgeving ... Lees meer
szaken aangenomen die het beginsel ‘streektaal-bestuurstaal’ invoerde, waarmee de regering aan de groep rond Van Cauwelaert tegemoetkwam in ruil voor haar steun voor een grondwetsherziening. In juni 1923 werd de zogenaamde Nolf-wet aangenomen die bepaalde dat studenten aan de Gentse universiteit minstens een derde van de cursussen in het Nederlands moesten volgen. De koning meende dat de regering een wijselijke keuze had gemaakt voor een ‘régime provisoir’, wat erop wijst dat hij inzag dat de gehele vernederlandsing van de universiteit op termijn onafwendbaar was. Wat de invoering van eentalige eenheden in het leger betreft, was de koning echter terughoudender dan ooit tevoren. Uit briefwisseling blijkt dat hij enkel kon instemmen met de splitsing op het laagste organisatorische niveau van de pelotons. Eerste minister Georges Theunis communiceerde aan de minister van Oorlog dat volgens de koning een verregaander opdeling de kiem zou vormen van de verdeling van eerst het leger en dan het land.

De radicalisering van een deel van de Vlaamse beweging en het verminderen van Waalse steun voor de Franstalige minderheid in Vlaanderen Franstaligen in Vlaanderen
Lees meer
leidden rond 1930 tot nieuwe wetgevende initiatieven. In het leger werd, met de taalwet van 7 november 1928, op het niveau van de compagnies (die tot eentalige bataljons samengesmolten konden worden) eentaligheid ingevoerd en voor de hogere kaders werd tweetaligheid voorgeschreven. In april 1930 werd de Gentse universiteit geheel vernederlandst. Met nieuwe taalwetten voor het bestuur, het lager en het middelbaar onderwijs zette het principe van regionale eentaligheid (met uitzondering van Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
) zich definitief door. De koning leek zich niet tegen het ‘compromis des belges’ verzet te hebben. In een brief aan Van de Vyvere beklaagde hij zich (opnieuw) dat men te lang had gewacht om het taalvraagstuk aan te pakken, nochtans een probleem dat, aldus hem, zelfs de grootste optimisten hoorde te alarmen.

Albert I bleef weliswaar belang hechten aan het behoud van een tweetalige kern in de centrale administraties in Brussel. Hij dreigde met een veto tegen een oorspronkelijk wetsontwerp over bestuurszaken waarin, onder druk van de Waalse beweging Waalse beweging
De Waalse beweging ontstond op het einde van de 19e eeuw en heeft zijn wortels in een culturele, politieke en taalkundige dimensie. Ze was verdeeld in verschillende stromingen, waarvan de... Lees meer
, voorzien was dat de centrale administraties zoveel mogelijk in eentalige diensten zouden worden ontdubbeld. In een dergelijke verregaande splitsing van de administratie zag hij een voorafname van de splitsing van het land – hij was overigens niet de enige: in een rede voor de Kamer op 21 januari 1932 zag de Vlaams-nationalist Herman Vos Vos, Herman
Herman Vos (1889-1952) engageerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in het activisme. Vanaf 1925 was hij parlementslid voor de Frontpartij. Toen het Vlaams-nationalisme zich in de jaren... Lees meer
‘met welgevallen en ook met voldoening dat paard van Troje in de Belgische vesting slepen’. Als gevolg van het koninklijk verzet werd gekozen voor een (tot mislukken veroordeeld) systeem van tweetalige adjuncten die aan eentalige ambtenaren werden toegevoegd.

De belangrijke verwezenlijkingen na de oorlog konden echter een steeds verregaandere radicalisering binnen de Vlaamse beweging niet verhinderen, wat zich ook uitte in een toenemend antiroyalisme. Bij de viering van het Belgische eeuwfeest in 1930 hielden niet alleen de Vlaams-nationalisten, maar ook gematigdere Vlaamsgezinde verenigingen zoals het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
zich afzijdig. De Vlaamse oud-strijdersbond (VOS) en De Standaard riepen zowaar op om een défilé van oud-strijders voor koning Albert te boycotten.

Een belangrijke katalysator van het verminderde respect voor de koning was het debat over het verlenen van amnestie Amnestie
Lees meer
aan voormalige activisten. Albert stond daarin voor een pragmatische aanpak, waarbij zoveel mogelijk werd afgezien van vervolging maar de principiële discussie uit de weg werd gegaan. Daarmee ging hij echter in tegen een ruime strekking in Vlaanderen ten gunste van algemene amnestie.


In de jaren 1920 werden veel verzoekschriften voor amnestie aan de koning gericht; in het parlement was er immers geen meerderheid voor voorhanden. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis)
In de jaren 1920 werden veel verzoekschriften voor amnestie aan de koning gericht; in het parlement was er immers geen meerderheid voor voorhanden. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis)

Eind 1933 dreigde de kwestie tot een regeringscrisis te leiden, nadat een regeringscommissie (de Commissie Colson Commissie Colson
In september 1932 richtte de Belgische regering, naar aanleiding van een interpellatie over de bestuurlijke amnestie door enkele Vlaamse Kamerleden, een adviescommissie op in verband met ... Lees meer
) een zeventigtal voormalige activisten voor re-integratie had weerhouden. Toen hiertegen op 31 december 1933 door belgicistische oud-strijdersverenigingen in Brussel betoogd werd, verklaarde de koning dat er geen ambtenaren zouden worden gerehabiliteerd ‘waarvan de onwaardigheid vaststond’. Dezelfde avond schreef hij de eerste minister een brief met daarin de suggestie tot de oprichting van een commissie van magistraten die de dossiers opnieuw tegen het licht zouden houden (de Commissie Goddijn Commissie Goddijn
De Commissie Goddijn werd in januari 1934 bij Koninklijk Besluit opgericht om de amnestiemaatregelen voor ambtenaren te onderzoeken. Lees meer
). Het gewicht en persoonlijk prestige van de vorst zou in de schaal worden geworpen door de brief aan het publiek bekend te maken.

Hoewel de politieke crisis bezworen was, boette de koning aan Vlaamse zijde nog aan krediet in. Hendrik Borginon, die Kamerlid was voor het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV), interpelleerde op 30 januari de regering over de beslissing die zij had genomen ‘onder druk van straatbetogingen en ten gevolge van ongrondwettelijk ingrijpen van de koning’. De ministers, aldus Borginon, hadden de koning ‘blootgesteld aan de onverzoenlijke vijandigheid van een deel der bevolking’. Twee weken later kwam Albert I om het leven door een val van de rotsen in Marche-les-Dames.

De periode van Leopold III (1934-1944/1951)

Toen prins Leopold, oudste zoon van koning Albert I, in 1926 met de Zweedse prinses Astrid huwde, zorgde dat voor toenadering tussen Vlaanderen en de monarchie. Na haar tragische overlijden in 1935, anderhalf jaar na de troonsbestijging van Leopold III van Saksen-Coburg, Leopold III
Leopold III (1901-1983) werd aan de vooravond van en tijdens de Tweede Wereldoorlog het boegbeeld van een autoritaire stroming in de Belgische politiek. Zijn controversiële houding en mee... Lees meer
, schreef het tijdschrift Nieuw Vlaanderen Nieuw Vlaanderen
Nieuw Vlaanderen was een Brusselse kring die tijdens de Eerste Wereldoorlog werd opgericht door Vlaamsgezinde socialisten die zich afkeerden van de officiële Ententepolitiek van de Belgis... Lees meer
in een discours doordrenkt van etnisch nationalisme: ‘Wij bewaren haar nagedachtenis en erkentelijkheid, ook als Vlamingen. Zij kwam uit een land dat met onze stam verwant is.’ Omgekeerd lijkt het huwelijk van Leopold met een Zweedse zijn blik op de Vlaamse beweging in positieve zin te hebben beïnvloed. In oktober 1930 merkte de prins op ten aanzien van zijn secretaris, baron Robert Capelle, dat Nederland, Zweden, Denemarken en Noorwegen, waarvan de taal nochtans allesbehalve wijdverbreid was, over een groot aantal geleerden beschikten.

In 1936, twee jaar nadat Leopold koning was geworden, koos België voor een onafhankelijke koers in de buitenlandse politiek en nam het land daarmee afstand van Frankrijk, waarmee het in 1920 een militair akkoord gesloten had. De koning schaarde zich hier met een lange toespraak in de ministerraad volmondig achter. De toespraak werd voor publicatie vrijgegeven, waardoor het eigenlijk de koning was die de regering bij deze moeilijke beslissing indekte en hij er ook persoonlijk verantwoordelijk voor werd gesteld. De Duitse pers bejubelde Leopold III, terwijl de Franse media hem verketterden. En terwijl in België de Waalsgezinde kranten zich tegen de koerswijziging kantten, verspreidde het VNV grote affiches met de slogan: ‘De koning geeft ons gelijk.’ Naar buiten toe kwam de koning in het Vlaamsgezinde kamp te staan.


Koning Leopold III schaarde zich volmondig achter de vernieuwde neutraliteitspolitiek van zijn regering. De daarmee gepaard gaande herbewapeningspolitiek kreeg voortaan de steun van een meerderheid aan Vlaamse kant. Troepenschouwen door Leopold III, 1937. (Archief Koninklijk Paleis)
Koning Leopold III schaarde zich volmondig achter de vernieuwde neutraliteitspolitiek van zijn regering. De daarmee gepaard gaande herbewapeningspolitiek kreeg voortaan de steun van een meerderheid aan Vlaamse kant. Troepenschouwen door Leopold III, 1937. (Archief Koninklijk Paleis)

Na de verkiezingen van mei 1936, die voor een doorbraak van het VNV en van Rex Rex
Rex was een Belgische politieke partij (1935-1940) en een collaboratiebeweging in Franstalig België (1940-1944). Lees meer
zorgden, diende de regering op 4 november 1936 een ontwerp in dat in algehele amnestie voorzag; de eerdere commissies hadden zich immers slechts over een beperkt aantal dossiers gebogen. Het ontwerp werd in juni 1937 aangenomen maar lokte hevige protesten uit vanwege patriottische verenigingen. De koning, die de wet had bekrachtigd, was kop van Jut; de Staatsveiligheid melde twee dagen voor een grote betoging in Brussel: ‘L’esprit général est très monté contre le Roi actuel.’ Tijdens die betoging werd ‘Vive Albert Premier’ gescandeerd; verder eiste men het ontslag van de regering en een referendum over amnestie. Op 2 juli 1937 ontving de koning vertegenwoordigers van de oud-strijdersverenigingen en las hij hun een verklaring vanwege de regering voor (in beide talen): de amnestiewet had ten onrechte het karakter gekregen, aldus de koning, ‘van een aanslag op de waardigheid van het Land en de eer van onze oorlogshelden’. Hierna keerde de rust weer.

Met de wetten op het vlak van taalgebruik in rechtszaken (1935) en in het leger (1938) nam men verdere stappen in de richting van regionale eentaligheid. In het leger werden eentalige compagnies ingevoerd, die nu tot integraal eentalige regimenten en zelfs divisies samengebracht zouden worden. De opvattingen van Leopold III over de taalkwestie weken wellicht niet af van die van zijn vader. Hij hechtte belang aan tweetaligheid in de centrale diensten en in Brussel als bindmiddel tussen Vlamingen en Walen. Zo valt het bijvoorbeeld op dat de in 1938 door de koning als minister van Landsverdediging gekozen Henri Denis hardnekkig de tweetaligheid van het officierenkorps verdedigde. In het ontwerp van de nieuwe legerwet was een aanscherping van de tweetaligheid van het officierenkorps opgenomen, maar dat werd om de Walen ter wille te zijn opnieuw afgezwakt.

Federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
voerde Leopold niet hoog in het vaandel; zo getuigde Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer
althans in 1970. Nochtans werd in 1938 een stap in de richting van culturele autonomie gezet, met het toevoegen van een Franse en een Nederlandsche Cultuurraad Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap
Lees meer
aan het ministerie van Kunsten en Wetenschappen en de opsplitsing van de koninklijke academies. Dit laatste leidde meteen tot een incident, toen de (eertijds ter dood veroordeelde) ex-activist Adriaan Martens Martens, Adriaan
Lees meer
verkozen werd tot lid van de nieuwe Koninklijke Vlaamsche Academie voor Geneeskunde Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België
De Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België, werd in 1938 door Frans van Cauwelaert opgericht vanuit een streven naar Vlaamse culturele autonomie. De Academie kende even moeilijkhede... Lees meer
. De koning, die voor een voldongen feit was geplaatst, beklaagde zich hierover in een toespraak van 2 februari 1939 tot de ministerraad; in maart 1939 weigerde hij een ereteken toe te kennen aan Frans Daels Daels, Frans
Frans Daels (1882-1974) vormde de spil van de Vlaamsgezinde organisaties aan het IJzerfront en groeide in het interbellum als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité en voorvechter van N... Lees meer
, de Vlaams-nationalist die verantwoordelijk was geweest voor de voordracht van Martens.

Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht van 10 mei 1940 tot 28 mei 1940 tijdens de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
kwam het, na de beslissing van Leopold III om tot de capitulatie over te gaan, tot een breuk tussen de koning en zijn ministers. Een deel van de regering van Hubert Pierlot belandde uiteindelijk in Londen. Onder Britse druk gaven deze ministers al vlug de onafhankelijke koers van het land op, waardoor het ‘vrije België’ in het geallieerde kamp belandde. De koning bleef in het bezette land en stelde zich verder, in het verlengde van de neutraliteit, afzijdig op. Hij ging niet over tot collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
, plaatste zich ook niet in het geallieerde kamp maar wachtte passief het einde van de bezetting af (een positie beschreven als ‘attentisme’). De vorst was ervan overtuigd dat zijn houding de beste garanties bood voor het herstel van ‘s lands onafhankelijkheid na de oorlog. Anderzijds hield hij ook rekening met alle andere scenario’s, zoals met die van een naoorlogse Nieuwe Orde onder Duitse hegemonie.

Bij de capitulatie kon Leopold III op de steun van het overgrote deel van de bevolking rekenen; het oordeel was dat de koning had gehandeld uit solidariteit met zijn volk en zijn soldaten. Die steun voor de koning werd nog versterkt door de herderlijke brief van 31 mei 1940, waarin kardinaal Jozef-Ernest van Roey Van Roey, Ernest-Joseph
Ernest-Joseph van Roey (1926-1961) was Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen. Hij aanvaardde geleidelijk de onvermijdelijkheid van een eentalig Vlaanderen en bestreed het Vlaams-nationalis... Lees meer
de Belgen opriep zich eensgezind rond de koning te scharen. De belangstelling voor de vorst verzwakte echter snel, waarop het nieuws van het huwelijk met Lilian Baels in december 1941 voor een duidelijke kentering in de stemming onder de bevolking zorgde; de mythes van de treurende weduwnaar en van de solidaire krijsgevangene werden tenietgedaan. Daarbij gold echter een verschil tussen Vlaanderen en Wallonië, wat in het verlengde lag van het beeld dat reeds voor de oorlog van Leopold III was ontstaan. De meer uitgesproken negatieve reactie in het zuiden werd in de hand gewerkt door het verschil in de behandeling van de Vlaamse en Waalse krijgsgevangenen door de Duitse bezetter en het feit dat Leopold met een Vlaamse vrouw was hertrouwd.


Leopolds beslissing om te capituleren werd door vele Belgen met dankbaarheid onthaald. Men was opgelucht dat er zo een einde kwam aan de verwoestingen en het bloedvergieten. (CegeSoma)
Leopolds beslissing om te capituleren werd door vele Belgen met dankbaarheid onthaald. Men was opgelucht dat er zo een einde kwam aan de verwoestingen en het bloedvergieten. (CegeSoma)

Opvallend is dat het collaborerende VNV, in het verlengde van de verworven sympathie voor de koning in flamingantische kringen, in 1940-1941 voor Leopold III een rol zag weggelegd als koning van een toekomstige Groot-Nederlandse Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
staat. In een memorandum dat het VNV in februari 1941 naar Berlijn stuurde, stond geschreven: ‘Men zou aan de dynastie vragen zich met de revolutie te vereenzelvigen. In geval deze vereenzelviging zich niet voordoet, wordt ze afgeschaft.’ In juni 1940 had VNV-leider Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
om een onderhoud verzocht bij de koning; hij wilde de koning ‘spreken over de nieuwe toestand geschapen door de overgave van het Belgische leger […]’. Het hof bood enkel een gesprek aan met Robert Capelle, de secretaris van de koning, maar dat werd door De Clercq afgewezen. Het is waarschijnlijk dat de VNV-leider toen reeds een verkennend gesprek met de koning wilde voeren over een mogelijk koningschap van een staat die Nederland, Vlaanderen en een etnisch uitgezuiverd Wallonië zou verenigen.

De Koningskwestie

In het voorjaar van 1944 waren de oorlogskansen duidelijk in het nadeel van Duitsland gekeerd. Met het oog op zijn verwachte wegvoering naar Duitsland, die uiteindelijk de dag na de landing in Normandië zou plaatsvinden, bereidde de vorst met enkele leden uit zijn entourage een koninklijke boodschap voor; het plan was dat die aan de Belgen zou worden bekendgemaakt bij de bevrijding van het land. In dit zogenaamde ‘Politiek Testament’ gaf Leopold onomwonden zijn mening ten beste over een groot aantal thema’s. Ook over de ‘nationaliteitencrisis’, die België in de ogen van de koning tussen 1914 en 1944 had doorgemaakt, nam hij een duidelijk standpunt in:

Après une longue période d'inégalités et d'injustices indéniables, nos populations flamandes, fières de leur magnifique passé et conscientes de leurs possibilités futures, ont résolu de mettre un terme aux brimades d'une minorité dirigeante égoïste et bornée qui se refusait à parler leur langue et à participer à la vie du peuple. L'incompréhension du Parlement et la lenteur des gouvernements successifs à satisfaire ces aspirations légitimes ont exaspéré les revendiquants; certains en sont venus à vouloir se séparer des Wallons et à maudire la Belgique. Il en résulte une réaction wallonne dont il serait dangereux de méconnaître la portée.

(Na een lange periode van onmiskenbare ongelijkheid en onrechtvaardigheid besloot ons Vlaamse volk, trots op zijn prachtige verleden en zich bewust van zijn toekomstmogelijkheden, een einde te maken aan de pesterijen van een heersende egoïstische en bekrompen minderheid die weigerde hun taal te spreken en deel te nemen aan het leven van het volk. Het onbegrip van het Parlement en de traagheid van de opeenvolgende regeringen om aan deze legitieme verzuchtingen tegemoet te komen, irriteerden de benadeelden; sommigen kwamen tot het punt dat ze zich van de Walen wilden scheiden en België vervloekten. Dat leidde tot een Waalse reactie waarvan het gevaarlijk zou zijn de draagwijdte te onderschatten.)

De belangrijkste taak van de naoorlogse regering was het verzekeren van ‘l’entente entre Flamands et Wallons’, stelde de koning verder; het voortbestaan van een onafhankelijk België zou daarvan afhangen. Leopold vond dat Vlaanderen en Wallonië hun historische lotsbestemming weer moesten opnemen in een nieuw België dat Walen en Vlamingen volstrekt gelijk zou behandelen en waarin Brussel een taalkundig bindteken en bicultureel uitstralingscentrum moest zijn.

In het testament vinden we de klassieke koninklijke opvattingen terug, zoals een afwijzing van het separatisme en een verwijzing naar de tweetaligheid als bindteken. De uitspraak over de egoïstische en geborneerde Franstaligen doet echter de wenkbrauwen fronsen. Leopolds secretaris Capelle heeft pogingen ondernomen de passus te doen schrappen, maar stuitte op de kabinetschef van de koning, Louis Fredericq, die repliceerde dat het simpelweg de waarheid was. Fredericq was een neef van de Vlaamsgezinde Paul Fredericq en was ook verwant met Cyriel Buysse Buysse, Cyriel
Cyriel Buysse (1859-1932) was een invloedrijk auteur van naturalistische romans en toneelstukken. Lees meer
en met de zussen Virginie Loveling, Virginie
Virginie Loveling (1836-1923) was een Vlaamse, vernieuwende en vaak uitgesproken geëngageerde schrijfster. Ze was de zus van Rosalie Loveling en de tante van Cyriel Buysse. Lees meer
en Rosalie Loveling Loveling, Rosalie
Rosalie Loveling (1834-1875) was een vernieuwende Vlaamse schrijfster van vaak uitgesproken geëngageerde gedichten en novellen. Ze was de zus van Virginie Loveling en de tante van Cyriel... Lees meer
.

Het Politiek Testament geraakte pas enkele jaren na de oorlog bekend. Intussen was Leopold, die in oktober 1945 met zijn familie naar Zwitserland was verhuisd, buitenspel gezet; een meerderheid van liberalen, socialisten en communisten had hem in de zomer van 1945 in de ‘onmogelijkheid om te regeren’ verklaard, mede vanwege het scherpe verzet vanuit de Waalse beweging. In maart 1950 werd een ‘volksraadpleging’ gehouden over de vraag of Leopold weer koning in functie kon worden. Het totale resultaat was 58 procent voor en 42 procent tegen; in Vlaanderen behaalde de koning echter 72 procent, tegenover 48 procent in Brussel en 42 procent in Wallonië. De neutraliteitspolitiek en Leopolds houding bij de capitulatie hadden aan Vlaamse kant duidelijk voor een duurzame sympathie voor de koning gezorgd. Nochtans was de Vlaams-Waalse tegenstelling relatief: enkel de provincies Luik en Henegouwen stemden tegen de koning, die ook 21 van de 30 kiesarrondissementen achter zich kreeg. Anderzijds leidde de Vlaams-Waalse focus in de interpretatie van de volksraadpleging wel tot een verscherping van de communautaire tegenstellingen.


Een oproep om voor de terugkeer van de koning te stemmen tijdens de volksraadpleging van maart 1950. (ADVN, VAFA2013)
Een oproep om voor de terugkeer van de koning te stemmen tijdens de volksraadpleging van maart 1950. (ADVN, VAFA2013)

De mobilisatie aan beide zijden bracht het land in de zomer van 1950 op de rand van een burgeroorlog. In de wederzijdse beeldvorming stond een links complot gericht op de omverwerping van de monarchie ten bate van de republiek tegenover een Vlaams-klerikaal complot met fascistoïde neigingen. Maar de verklaring van Leopold III in de nacht van 31 juli op 1 augustus 1950 (de zogenaamde ‘Nacht van Laken’) te zullen terugtreden ten gunste van zijn zoon leidde snel tot een bedaring van de gemoederen.

Onmiskenbaar heeft Leopold III meer dan elke andere vorst het land verdeeld en de communautaire spanningen aangezwengeld.

De periode van prins-regent Karel (1944-1950)

In afwezigheid van de weggevoerde koning Leopold, werd na de bevrijding in september 1944 zijn broer, prins Karel, bij decreet tot regent benoemd. Bij zijn eedaflegging sprak de regent in een tweetalige troonrede, in naam van de koning, woorden van dank uit voor het verzet, zwaaide hij de geallieerden lof toe en verklaarde hij dat België zich aan hun zijde schaarde in de strijd tot de overwinning. Daarmee nam de regent ondubbelzinnig de politieke lijn aan die de regering-Pierlot in Londen had gevolgd, wat de koning in het voorjaar 1944 in zijn Politiek Testament geweigerd had. Karel zou zich ook tijdens zijn regentschap, dat zou duren tot de zomer van 1950, scrupuleus aan de regel van de ministeriële dekking houden.

In de jaren van het regentschap hield de Vlaamse beweging zich gedeisd en onderging ze de repressie Repressie
Lees meer
. Enkele culturele verenigingen verzetten zich tegen de wijziging van de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
in de Brusselse agglomeratie en pleitten voor amnestie voor collaborateurs. In de nacht van 15 op 16 maart 1946 werd de IJzertoren opgeblazen; pas in 1948 werd de jaarlijkse bedevaart hervat.


Prins Karel en de Franse generaal De Gaulle, bij diens bezoek aan Brussel op 10-11 oktober 1945. Gedurende zes jaar trad Prins Karel op als plaatsvervangend staatshoofd. (Archief Koninklijk Paleis)
Prins Karel en de Franse generaal De Gaulle, bij diens bezoek aan Brussel op 10-11 oktober 1945. Gedurende zes jaar trad Prins Karel op als plaatsvervangend staatshoofd. (Archief Koninklijk Paleis)

De kwestie waarvoor het regentschap binnen de Vlaamse beweging bovenal herinnerd zou blijven, is die van de gratieverlening voor (tot ter dood) veroordeelde collaborateurs. Sinds het koningschap van Leopold II was het in België de gewoonte dat de doodstraf werd omgezet in een mildere straf; na de Tweede Wereldoorlog werd echter wat de repressie betreft met deze gewoonte gebroken, zoals ook het geval was geweest tijdens de Eerste Wereldoorlog, en hield het genaderecht, een politieke handeling die onder de regel van de ministeriële dekking valt, de beslissing in over leven en dood.

De repressie of epuratie werd al door de regering in ballingschap in Londen via enkele besluitwetten voorbereid en begin 1945 nog aangescherpt. De historicus Koen Aerts heeft aangetoond dat onder de opeenvolgende ministers van Justitie (van verschillende partijen) het genaderecht in de naoorlogse jaren evolueerde van streng naar mild; de principes in het voordeel van genade ‘cumuleerden’ en het aantal gratieverzoeken nam voortdurend toe. In 1946-1947 steeg het aantal gratieverleningen tot 71 procent van de ingediende dossiers, in 1949-1950 was dat 94 procent. De 242 uitgevoerde doodstraffen betroffen in de meeste gevallen veroordeelden die zich weldegelijk schuldig hadden gemaakt aan zware collaboratiedaden en direct of indirect verantwoordelijk waren voor dodelijke slachtoffers, hoewel de zaak van een klein aantal onder hen zeker voor betwisting vatbaar was. In de beginfase zijn enkele kleine collaborateurs buitensporig zwaar veroordeeld, terwijl er ook een aantal zware collaboratiefeiten helemaal niet werden vervolgd.

In Vlaamsgezinde kringen vormde zich snel het beeld van een regent die niets heeft gedaan om de repressie af te remmen en de gratieverzoeken van ter dood veroordeelde collaborateurs steeds heeft afgewezen. De toon werd gezet met het bekende gedicht van de Antwerpse auteur Willem Elsschot De Ridder, Alfons
Alfons de Ridder (1882-1960) verwierf als schrijver grote bekendheid onder het pseudoniem Willem Elsschot. Tijdens zijn school- en studiejaren was hij lid van diverse Vlaamse culturele ve... Lees meer
uit 1947 naar aanleiding van de executie van August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
(‘Aan Borms’), met daarin de volgende regels: ‘En de regent keek toe, zwijgzaam, onverstoord / maar nam zijn pen niet op voor ’t schrijven van één woord.’ In linkse kringen kreeg de prins, die tijdens de bezetting was ondergedoken, meteen na de bevrijding een verzetsimago aangemeten; hij werd onder meer bedacht met de titel ‘prins-weerstander’.

Over de persoonlijke betrokkenheid van de prins-regent bij de gratieverzoeken en -verleningen is nochtans weinig bekend. Het beeld dat in de historiografie Historiografie
Lees meer
van de prins overheerst is dat van een plichtsgetrouwe man met grote werkijver en degelijke dossierkennis die zeer open en direct omging met zijn ministers en medewerkers. Het lijdt dan ook weinig twijfel dat hij de kwestie van de gratieverzoeken op de voet heeft gevolgd. Karel zelf heeft postfactum alleen verklaard dat hij niet bereid was geweest gratie te verlenen indien hij echt de mening was toegedaan dat iemand zich als collaborateur had gedragen.

Bij de opening van een genadedossier werd eerst door het ministerie van Justitie advies ingewonnen bij de betrokken auditeur en vervolgens een voorstel overgemaakt aan het kabinet van de regent. Onderzoek van Sis Matthé heeft aangetoond dat dit kabinet (waarbinnen enkele medewerkers, voornamelijk kabinetschef baron Georges Holvoet, over de gratieverzoeken gingen) in de regel het voorstel van de minister volgde en afwijkingen bijna uitsluitend betrekking hadden op de terdoodveroordelingen. In deze gevallen kwam er een overleg tussen het ministerie en het kabinet dat meestal uitmondde in een compromis.

Meestal was het kabinet van de prins milder dan de minister en welgeteld één dossier werd teruggevonden waarin het inging tegen het voorstel van de minister om een doodstraf in een levenslange gevangenis om te zetten. Het ging daarbij om een Belg die een agent was geweest van de Sicherheitsdienst en zich in Breendonk aan folteringen schuldig had gemaakt. Het ministerie had gewag gemaakt van bewezen diensten aan de familie van socialistisch politicus Paul-Henri Spaak, wat door het kabinet niet als een verzachtende omstandigheid werd beschouwd. Het gratieverzoek werd uiteindelijk afgewezen en de doodstraf uitgevoerd. Het beeld dat zich binnen de Vlaamse beweging van de regent heeft gevormd strookt dus niet met het historisch feitenmateriaal.

Tussen de prins en de Vlaamse beweging kwam het nooit meer goed. Nog in de jaren 70 zou het radicale Vlaamsgezinde Taal Aktie Komitee Taal Aktie Komitee
Het Taalaktiekomitee (TAK) (1972) is een partijpolitiek-onafhankelijke Vlaams-nationalistische actiegroep met – zeker tot in de jaren 1990 – als handelsmerk ludieke stunts en verrassende ... Lees meer
(TAK)
vernissages en exposities van prins Karel (die zich op de schilderkunst had toegelegd) verstoren met acties voor amnestie. Na het overlijden van de prins in 1983 bleef de ondertussen opgerichte Vlaams-nationalistische partij Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU) afwezig tijdens de bijzondere zitting van Kamer en Senaat ter zijner nagedachtenis, om een laatste maal het ‘Vlaamse ongenoegen’ over het gratiebeleid van de regent tijdens de repressie in de verf te zetten.

De periode van Boudewijn I (1951-1993)

De periode van koning Boudewijn van Saksen-Coburg, Boudewijn I
Boudewijn (1930-1993) moest als gevolg van de koningskwestie op jonge leeftijd en onvoorbereid zijn vader opvolgen. Zijn koningschap werd getekend door de Congolese dekolonisatie, staatsh... Lees meer
werd, wat de nationaliteitenkwestie betreft, gekenmerkt door een steeds verregaandere ontmanteling van de unitaire (vervolgens federale) staat via opeenvolgende staatshervormingen Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
, en door met regelmaat van de klok terugkerende communautaire spanningen rond een aantal symboolkwesties.

Boudewijn besteeg de troon in juli 1951, op twintigjarige leeftijd, na de laatste tien jaar van zijn leven achtereenvolgens onder huisarrest, in Duits ‘gevangenschap’ en in Zwitsers ballingschap te hebben doorgebracht. De Britse ambassadeur in België schreef in 1949 dan ook niet geheel onterecht: ‘Prince Baudouin knows nothing of Belgium, has no experience of the world.’ Dat was op zich niet van aard om hem veel invloed te geven en daar kwam bij dat de koninklijke macht onder Boudewijn niet meer te vergelijken was met de situatie voor de oorlog.


Op 16 juli 1951 deed Leopold III officieel troonsafstand ten gunste van zijn oudste zoon Boudewijn. (BELvue Museum)
Op 16 juli 1951 deed Leopold III officieel troonsafstand ten gunste van zijn oudste zoon Boudewijn. (BELvue Museum)

De positie van de vorst kwam sterk gehavend uit de Koningskwestie. Sinds de bevrijding hadden de politieke partijen het vacuüm opgevuld. Waar het democratiseringsproces in voorafgaande decennia de manoeuvreerruimte van de vorst reeds had ingeperkt, kwamen beslissingen na de oorlog uitsluitend de regering toe en kon de koning enkel nog invloed uitoefenen in zoverre zijn mening in overeenstemming was met de politieke meerderheid (terwijl anderzijds de uitvoerende macht steeds sterker werd ten aanzien van de representatieve instellingen). Die invloed liet zich vooral gelden via het persoonlijke contact met de ministers. Met de praktijk dat de vorst de ministerraden voorzat, werd definitief komaf gemaakt. Wel bleef de vorst, weliswaar binnen een erg beperkt speelveld, een rol spelen bij de vorming van de regeringen. Wat de koning restte was met andere woorden een moreel gezag.

In de jaren 50 kende de Vlaamse kwestie een sluimerend bestaan; vele flaminganten verzoenden zich, via een vernieuwd perslandschap, geleidelijk aan opnieuw met de Belgische democratie, terwijl anderzijds Vlaams-nationalistische verenigingen die een rechts-autoritair gedachtegoed bleven koesteren een veeleer ondergronds bestaan leidden.

Tussen het hof en de opnieuw rechtkruipende Vlaamse beweging bleek snel dat het wederzijds begrip klein was. ‘De dynastie en Vlaanderen: te weinig voeling’, titelde de krant De Standaard De Standaard (1914-)
Het eerste nummer van het dagblad De Standaard verscheen op 4 december 1918. De krant was gedurende vele decennia hét blad bij uitstek van de katholieke Vlaamse beweging in al haar varian... Lees meer
op 3 september 1957: ‘Men ontkomt niet aan de indruk dat het hof zich enigszins wenst te distantiëren van het Vlaamse land.’ Concreet nam men de ‘praktisch eentalige, maar nu toch wel zeer achterhaalde, Hofhouding’ op de korrel en verdacht men de vorst ervan zich tegen culturele autonomie (‘een onontkoombare noodzaak’) te verzetten. ‘Zijn biotoop was België’, schreef Manu Ruys Ruys, Manu
Manu Ruys (1924-2017) was een Vlaamsgezind journalist en publicist, die van 1975 tot 1989 als politiek hoofdredacteur van De Standaard fungeerde. Ruys gold als een invloedrijk commentator... Lees meer
, jarenlang (hoofd)redacteur bij De Standaard, over Boudewijn in zijn autobiografie: ‘De geschiedenis van de Vlaamse en de Waalse bewegingen bleek hij niet te kennen. […] De Vlaamse en Waalse denk- en leefwerelden bleven hem vreemd.’ In reactie op de kritiek zou de vorst aan de christendemocraat en oud-minister Paul-Willem Segers hebben verklaard: ‘Waarom valt De Standaard mij aan: dat ik tegen culturele autonomie ben? Dat is onjuist!’

Met de taalwetten van 1962 en 1963 op het bestuur en het onderwijs werd het scheppen van officieel homogeen geografische gebieden voltooid, waarmee de weg voor een staatshervorming open kwam te liggen. De architect, minister van Binnenlandse Zaken Arthur Gilson Gilson, Arthur
De Franstalige christendemocratische advocaat Arthur Gilson (1915-2004) was als minister van Binnenlandse Zaken in 1962 verantwoordelijk voor het officieel vastleggen van de taalgrens en ... Lees meer
, werd ervoor door de koning gelukgewenst. In zijn kerstboodschap van 24 december 1963 riep de koning op tegemoet te komen ‘aan de rechtmatige verzuchtingen naar autonomie en decentralisatie in verschillende sectoren van het openbaar leven’, een thema dat een week eerder op een CVP-congres besproken was.

Op 18 februari 1970 verklaarde premier Gaston Eyskens in de Kamer: ‘De unitaire Staat, met zijn structuur en zijn werkwijze zoals die thans door de wetten nog geregeld zijn, is door de gebeurtenissen achterhaald.’ Eyskens had in 1967 aan de koning een nota overhandigd waarin hij, vanuit realpolitieke overwegingen, voor verregaande autonomie voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel had gepleit en na de verkiezingen van 1968 had de koning aangedrongen dat Eyskens, na zeven jaar, opnieuw premier werd. Bij de eedaflegging van de regering verklaarde de koning: ‘Wij gaan een weg op die ons niet meer toelaat achteruit te gaan, maar die alle avontuur moet uitsluiten. De zo ingewikkelde wereldproblemen, de bewogen soms met oproer dreigende toestanden, in zoveel landen in Europa en elders, alles moet er ons toe aanzetten, rekening houdend met de onmisbare mutaties, zo vlug mogelijk een nationaal evenwicht te vinden.’


<p>Tijdens de regeerperiode van koning Boudewijn werd België meermaals institutioneel hervormd. In deze spotprent uit <em>’t Pallieterke</em> (25 oktober 1962) zet Theo Lefèvre zich met zijn ploeg aan het werk. Aan de muur links hangt de beoogde transformatie. Rechts kijkt koning Boudewijn ongerust toe. (ADVN, VY90002)</p>

Tijdens de regeerperiode van koning Boudewijn werd België meermaals institutioneel hervormd. In deze spotprent uit ’t Pallieterke (25 oktober 1962) zet Theo Lefèvre zich met zijn ploeg aan het werk. Aan de muur links hangt de beoogde transformatie. Rechts kijkt koning Boudewijn ongerust toe. (ADVN, VY90002)

De staatshervorming van 1970, met de erkenning van drie cultuurgemeenschappen, drie gewesten en de invoering van beschermprocedures in het nationale parlement, was er vooral op gericht België samen te houden; het oogmerk was nog niet om het land tot een federale staat om te vormen. In zijn toespraak tot de overheden van 21 december 1971 verdedigde Boudewijn het opgeven van het numerieke overwicht van de Vlamingen in het parlement en de regering, wat hem op kritiek kwam te staan vanuit de Vlaamse beweging. Ook riep de koning, wat de toekomst betrof, op tot voorzichtigheid, want ‘een onbezonnen stap kan ons veel verder leiden dan wij willen. Wij moeten welbewust handelen en weten waarheen onze beslissingen ons brengen.’

Op het eind van de jaren 70 verzuurde de relatie van de koning tot de Vlaamse beweging onder invloed van twee kwesties, die in Vlaanderen zorgden voor blijvende reputatieschade. In 1976 grepen flaminganten het vijfentwintigjarige koninklijke ambtsjubileum aan om de koning om amnestie te vragen. Dat dossier zat echter op politiek vlak helemaal vast vanwege de diametraal tegengestelde visies die erover bestonden in Vlaanderen en Wallonië. In die context kon elke actie van vorst hem alleen maar compromitteren. In zijn toespraak tot het parlement van 31 maart 1976 repte hij er dan ook met geen woord over. Bij de formatie van de regering van Leo Tindemans Tindemans, Leo
De Vlaamse christendemocraat Leo Tindemans (1922-2014) leidde vier Belgische regeringen. Hij werd nadien CVP-voorzitter en later ook minister van Buitenlandse Zaken. Als minister van Geme... Lees meer
in mei 1977 kwam Boudewijn tussen, met het amnestiedossier in gedachten, om te verhinderen dat Frans Baert Baert, Frans
Jurist Frans Baert (1925-2022) was actief in de Volksunie als parlements- en gemeenteraadslid. Hij legde zich vooral toe op de staatshervormingen. Daarnaast speelde hij een prominente rol... Lees meer
van de Volksunie tot minister van Justitie zou worden benoemd. Bij bezoeken aan Vlaamse steden zou de koning regelmatig worden geconfronteerd met amnestiebetogers, die niet te beroerd waren om voetzoekers, tomaten en eieren in te zetten.

De andere kwestie, eerder een incident, betrof een korte ontmoeting van de vorst in mei 1979 aan de uitrit van een autoweg met de toen nog weinig bekende José Happart Happart, José
Lees meer
, voorzitter van de Action Fouronnaise, een lokale partij die ijverde voor een ‘retour à Liège’ van Voeren Voeren
Lees meer
. Happart had gedreigd een koninklijk inhuldiging van de opera van Verviers te verstoren met een protestbetoging, maar was ‘afgekocht’ met de toezegging in het geheim aan de koning een petitie te mogen overhandigen. Hij maakte de ontmoeting echter meteen nadien wereldkundig en verklaarde dat de koning had toegezegd tussenbeide te komen ten gunste van vijf Franstalige betogers die bij straatrellen in Voeren wegens gewelddadigheden waren opgepakt. Toen deze toevallig de volgende dag door de rechtbank in vrijheid werden gesteld (waar de koning niets mee te maken had), lokte dat in Vlaanderen grote verontwaardiging uit, wat Boudewijn ertoe aanzette in Hasselt enkele Vlaamsgezinde Voerenaars te ontvangen. In de zomer van 1984 sloof de kabinetschef van de koning zich uit om, bij een bezoek aan het Europees Parlement in Straatsburg, te vermijden dat de vorst Happart, die ondertussen Europees Parlementslid was, zou moeten begroeten.


Bij het bezoek van koning Boudewijn en koningin Fabiola aan Antwerpen op 8 mei 1976, verstoorden Vlaams-nationalistische betogers (rechts achteraan in beeld) de plechtigheid met uitroepen als ‘amnestie’ en ‘België barst’.
Bij het bezoek van koning Boudewijn en koningin Fabiola aan Antwerpen op 8 mei 1976, verstoorden Vlaams-nationalistische betogers (rechts achteraan in beeld) de plechtigheid met uitroepen als ‘amnestie’ en ‘België barst’.

Bij de staatshervorming van 1977-1980, waarbij twee gewestraden (het Brussels gewest werd nog niet uitgebouwd) voor plaatsgebonden materies en drie gemeenschapsraden (opvolgers van de cultuurraden) voor culturele én persoonsgebonden aangelegenheden werden opgericht, stond de vorst aan de zijlijn. Premier Wilfried Martens Martens, Wilfried
Lees meer
heeft nadien verklaard dat hij in lange gesprekken erin geslaagd is Boudewijn te bekeren tot het ‘unionistisch federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
’ waar Martens zelf voor stond. In 1976, naar aanleiding van het vijfentwintigjarige koningsjubileum, had de vorst reeds verklaard dat ‘federeren verenigen betekent, in aanvaarde verscheidenheid’, en in 1977, bij de eedaflegging van de zogenaamde Egmontcoalitie, stelde hij: ‘Onze twee gemeenschappen en onze drie gewesten zullen zich enkel kunnen ontwikkelen in het kader van een sterk België, zonder hetwelk ons internationaal gewicht te verwaarlozen zou zijn.’

De vorst nam in 1977-1978 de verdediging op van het noodlottige Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
en heeft het Tindemans kwalijk genomen dat hij dat pact heeft gekelderd – het was door zijn toedoen dat in 1981 niet Tindemans, maar Martens premier werd. Nog voor de verkiezingen van december 1978 die volgden op Tindemans’ ontslag, pleitte de koning voor een nieuw akkoord tussen de CVP en de Parti socialiste (PS) over een staatshervorming en na de verkiezingen steunde hij de poging om een nieuwe coalitie van christendemocraten en socialisten op de been te brengen – wat hem de beste waarborg leek voor de stabiliteit van het koninkrijk. Wat het pact zelf betreft, had Boudewijn moeite met het niet opnemen van het staatshoofd als instelling in de regio’s en met de pariteit tussen wetten en decreten. De koning kreeg enkel gedaan dat de voorzitters (de huidige ‘minister-presidenten’) van de regionale regeringen de eed zouden afleggen in de handen van de koning, en dat men, voor de regionale entiteiten, in plaats van ‘regeringen’ en ‘parlementen’ zou spreken over ‘executieven’ en ‘raden’. Die terminologie haalde het ook in de bereikte staatshervorming van 1980, hoewel in de daaropvolgende jaren de termen ‘regering’ en ‘parlement’ in gebruik zouden komen.

Toen regionalistische krachten, binnen zowel de PS als de CVP, vrij snel begonnen aan te dringen op verdere stappen in de staatshervorming, uitte de vorst publiekelijk zijn bedenkingen: ‘De hervormingen van 1980 zijn nauwelijks van kracht,’ stelde hij in zijn toespraak tot de overheden op 8 februari 1983, ‘of er gaan reeds stemmen op om te beweren dat zij achterhaald zijn.’ De vorst wenste te waarschuwen ‘tegen een dergelijke werkwijze, die het risico inhoudt dat, door een opeenvolging van stroomversnellingen, het beleid van het land steeds moeilijker, en uiteindelijk onmogelijk wordt.’ In de jaren nadien zou Boudewijn het in zijn toespraken vaak hebben over een ‘nieuwe burgerzin’ die moest ‘samengaan met de institutionele evolutie van ons land en haar moet ondersteunen’.

Het waren ook de jaren waarin de Voerenkwestie de gemoederen verhitte; in oktober 1987 bracht die de val van de regering-Martens VI met zich mee. De vorst zou, geconfronteerd met de onverzettelijke houding van Parti social-chrétien (PSC)-coryfeeën Gérard Deprez en Philippe Maystadt, door ‘walging’ bevangen geweest zijn (aldus Martens). In zijn 21 juli-toespraak eerder dat jaar had hij zijn ergernis geventileerd: ‘De werkloosheid blijft voor Europa, en ook voor ons land een ware bekommernis. […] Toch is het niet dat probleem dat de laatste maanden bijna volledig de aandacht van de overheid en de media heeft opgeëist, maar wel de nieuwe aanval van communautaire koorts die ons land heeft doorgemaakt.’

In de regeringsvorming na de verkiezingen van 13 december 1987 onderhandelde Jean-Luc Dehaene Dehaene, Jean-Luc
Lees meer
een akkoord met daarin ook een nieuw deel over de staatshervorming: de volledige overheveling naar de gemeenschappen van het onderwijs, de splitsing van de ‘nationale sectoren’ tussen de gewesten en de oprichting van het Brusselse gewest. Boudewijn kwam op enkele cruciale ogenblikken actief tussenbeide, nu eens om te stimuleren – bijvoorbeeld om de PSC te overhalen zich neer te leggen bij de federalisering van het onderwijs –, dan weer om af te remmen – een aantal teksten met betrekking tot de economische en monetaire unie werd door het paleis in meer ‘unionistische’ zin herschreven.

De koning heeft er ook een hand in gehad dat niet Dehaene, maar opnieuw Martens premier werd, vanuit een bezorgdheid over de toekomstige stabiliteit van de nieuwe staatsstructuur. In een brief aan Martens gaf Boudewijn hier als volgt uitdrukking aan:

Onnodig mijn instemming te betuigen met een stelsel dat moet uitmonden in een federale staatsstructuur en in de verruiming van de bevoegdheden der gemeenschappen en gewesten; die grotere autonomie moet echter, zoals U voor het Parlement hebt verklaard, samengaan met een versterking van de centrale staat. Als zij op een evenwichtige manier verloopt, kan die dubbele beweging het wederzijdse vertrouwen en de eendracht versterken tussen hen die op een of andere manier verdeelde Staatsmacht uitoefenen. Ik vrees echter dat die doelstellingen en die globale visie niet meer klaar tot uiting komen en dat, door het niet gebruiken van de klassieke structuren van een federale staat, men uiteindelijk tot een dubbelzinnig geheel komt dat sommigen een federale Staat noemen, anderen gefedereerde staten en nog anderen een confederatie van onderscheiden Staten.

In zijn toespraak van 20 juli 1988 verdedigde de koning het bereikte akkoord. Dat Boudewijn België uitdrukkelijk een federale staat noemde, maakte volgens de historicus Jean Stengers een diepe indruk op de conservatiefgezinde, belgicistische milieus. De vorst benadrukte het belang van samenhorigheid en solidariteit tussen de verschillende entiteiten en waarschuwde voor ‘elke vorm van openlijk of verdoken separatisme’. Hij sprak nadien opnieuw herhaaldelijk de hoop uit dat de communautaire problemen nu tot het verleden zouden behoren. Het waren echter, in de woorden van de historici Mark van den Wijngaert en Emmanuel Gerard, ‘louter academische toespraken geworden’.

Na de verkiezingen van 24 november 1991 (‘zwarte zondag’) kwam Dehaene alsnog aan de macht. Het Sint-Michielsakkoord Sint-Michielsakkoord
Het Sint-Michielsakkoord (1992) was een regeerakkoord rond de vierde fase van de federale staatshervorming. Het vormde België om tot een federale staat. Lees meer
dat onder zijn leiding in september 1992 tot stand kwam, was niet van aard de vorst gerust te stellen: de residuaire (niet-toegewezen) bevoegdheden werden aan de gewesten en gemeenschappen overgedragen (ook al laat de uitvoering van dat artikel nog steeds op zich wachten) en de gewesten en gemeenschappen kregen verdragsbevoegdheid en, in beperkte mate, ‘constitutieve autonomie’. Ook zouden vanaf nu de ‘executieven’ gewoon ‘regeringen’ heten.

De koning reageerde als door een wesp gestoken toen op 11 januari 1993 de Vlaamse minister-president Luc van den Brande Van den Brande, Luc
Luc van den Brande (°1945) was een christendemocratisch federaal minister van Tewerkstelling en Arbeid (1988-1991) en leidde van eind 1992 tot 1999 de Vlaamse executieve/Vlaamse Regering.... Lees meer
(CVP) in een interview aan La libre Belgique verklaarde dat de staatshervorming voor hem nog niet voltooid was; hij zag het land op termijn overgaan in een confederaal model waarbij de Belgische staat hooguit een go-between zou zijn tussen de sterke regionale regeringen en het Europese gezag. De vorst liet CVP-voorzitter Herman van Rompuy Van Rompuy, Herman
Lees meer
en Van den Brande op het paleis ontbieden, wat in Vlaanderen nog maar eens erg negatieve commentaren uitlokte. In de zomer van dat jaar overleed de vorst onverwacht in zijn buitenverblijf te Motril in Spanje.

De periode van Albert II (1993-2013) en van Filip I (2013-)

Zoals de historicus Herman van Goethem heeft vastgesteld, boette de monarchie sinds de jaren 70 in het ‘zich steeds meer onafhankelijk opstellende Vlaanderen’ aan populariteit in. Daarbij lieten de Vlaamse media het formele respect voor de monarchie in toenemende mate varen en werden antimonarchisme en antibelgicisme, beiden met wortels in het interbellum, tot in de ‘kwaliteitskranten’ steeds meer bon ton. Dat had onder meer te maken met de perceptie van een anti-Vlaamse opstelling van koning Boudewijn, terwijl onder koning Albert II de publieke optredens van zijn zoon, kroonprins Filip, veel negatieve aandacht kregen. In zijn communautaire uitspraken nam koning Albert bovendien de waarschuwende toon over die eigen was geweest aan de toespraken van Boudewijn. In 1996 luidde het: ‘We moeten waakzaam zijn en elke vorm van open of verkapt separatisme ondubbelzinnig afwijzen.’ Tien jaar later waarschuwde de vorst dat de oplossing op de samenlevingsproblemen niet lag in ‘een in zichzelf keren van elk gewest, ook niet in het ontwikkelen van een subnationalisme, en evenmin in openlijk of omfloerst separatisme’.

Nochtans wist Albert II zich, zeker bij aanvang van zijn koningschap, in de gunst van de Vlaamse publieke opinie te werken. Begin 1994 leek de koning, in aanloop naar de vijftigste verjaardag van de bevrijding, een opening te maken in de amnestiekwestie; zijn nieuwjaarstoespraak tot de overheden van het land sloot hij af met de woorden: ‘In het kader van de pacificatie tussen de gemeenschappen moeten maatregelen bestudeerd worden, die kunnen bijdragen tot de verzoening tussen alle burgers.’ Hij sloot daarmee aan bij een gelijkaardig pleidooi van koning Boudewijn tijdens de laatste jaren van zijn koningschap, met dat verschil dat nu in het regeerakkoord helemaal geen gewag werd gemaakt van de amnestiekwestie. Premier Dehaene zou in een gesprek met De Standaard suggereren dat het initiatief van het paleis zelf afkomstig was.

Later in datzelfde jaar zette de vorst nogmaals een stap richting de Vlamingen, en in het bijzonder de flaminganten, door aanwezig te zijn op een 11 juli-viering in Brugge, de ondertussen ter ziele gegane Guldensporenmarathon. Hoewel dit paste in een voornemen om de bevolking te ontmoeten in de context van de nieuwe institutionele realiteit, was het voor het aanwezige volk een totale verassing toen Albert II en koningin Paola in Brugge aankwamen en bij diezelfde gelegenheid ook de Abdij van Steenbergen bezochten. De verbazing nam enkel toe toen de koning tijdens de uitvoering van De Vlaamse Leeuw mee leek te neuriën.

Het gebeuren veroorzaakte in Franstalig België nogal wat ophef, temeer omdat men het in verband bracht met een eerdere toespraak van minister-president Van den Brande in Ronse. Daarin had Van den Brande de solidariteit met Wallonië in vraag gesteld, gepleit voor amnestiemaatregelen en opgeroepen tot confederalisme. Premier Dehaene maakte alweer duidelijk dat het een initiatief van het paleis betrof en dekte de koning dus niet in; hij volgde de analyse van de grondwetsspecialisten die verklaarden dat de koning een schakel in het federale België was geworden. Op het paleis heerste onbegrip en de koning besefte, in de woorden van Christian Laporte, ‘hoe moeilijk het is om niet voor pleitbezorger, ja zelfs voor ijveraar van de ene gemeenschap tegen de andere beschouwd te worden’. De vorst liet in elk geval niet na om eind september in Namen aan het Feest van het Waalse Gewest deel te nemen.


<p>Koning Albert II waagt zich voorzichtig aan het zingen van <em>De Vlaamse Leeuw</em>. Cartoon van Brasser, 20 juli 1994. (ADVN, VY90002)</p>

Koning Albert II waagt zich voorzichtig aan het zingen van De Vlaamse Leeuw. Cartoon van Brasser, 20 juli 1994. (ADVN, VY90002)

In de volgende jaren werd de reputatie van het koningshuis in Vlaanderen beschadigd door de wijze waarop kroonprins Filip de pers haalde. De negatieve berichtgeving rond een eredoctoraat dat door de KU Leuven in 2002 aan de prins was uitgereikt, had reeds een negatieve impact op het beeld dat in de Vlaamse pers van de prins werd geschetst. Het werd echter alleen maar erger toen Filip zich opwierp als de behoeder van de Belgische eenheid. Zo verklaarde hij, op een handelsmissie in China in december 2004, aan een journalist van het Vlaamse weekblad Story dat er ‘in ons land mensen en partijen zijn, zoals het Vlaams Belang Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
(VB), die tegen België zijn, die ons land kapot willen maken. Ik kan je verzekeren dat ze dan met mij te maken krijgen en vergis je niet: ik ben een taaie als het moet.’ De prins liet ook optekenen dat hij de regionalisering van de Buitenlandse Handel door het Lambermontakkoord Lambermontakkoord
Na de verkiezingen van 1999, vormden socialisten, liberalen, groenen en VU&amp;ID een coalitie onder leiding van premier Verhofstadt. Op 16 oktober 2000 kwam het Lambermontakkoord tot st... Lees meer
van 2000 ‘belachelijk’ vond.

De publicatie van deze woorden, met toestemming van de prins, liet heel wat stof opwaaien. Premier Guy Verhofstadt Verhofstadt, Guy
Guy Verhofstadt (1953) is een liberaal politicus die actief was en is op het nationale en internationale niveau. Onder zijn voorzitterschap vond er een verruiming plaats van de liberale p... Lees meer
noemde de uitspraken ‘niet in overeenstemming met de huidige en vooral de toekomstige constitutionele rol van de prins in ons land’, terwijl het Vlaams Parlement Vlaams Parlement
Het Vlaams Parlement is de parlementaire vergadering van de Vlaamse deelstaat in het federale België. Zijn geschiedenis kent drie grote fasen: de periode van de Cultuurraad voor de Neder... Lees meer
een hele dag uittrok voor een lang debat over de rol van prins Filip en zijn persoonlijke politieke voorkeur.

Ruim een jaar later, in maart 2006, berichtte de Vlaamse pers na een nieuwe handelsmissie over de passieve houding van de prins, die geen deuren zou openen maar ze integendeel zou sluiten. Op de nieuwjaarsreceptie in januari 2007 liet prins Filip, die het moeilijk had met de perskritiek, opnieuw van zich horen. Tegenover de journalist Yves Desmet van De Morgen verklaarde hij: ‘U ziet mij niet graag, maar ik zeg u, uw negatieve berichten zullen mij niet verhinderen mijn missie te volbrengen.’ VTM-hoofdredacteur Pol van den Driessche kreeg te horen dat hij tegenover de prins ‘ontzag en respect moet tonen, omdat hij de kroonprins is en de volgende koning wordt’. Naar aanleiding van dit nieuwe incident verklaarde Verhofstadt dat men op een later moment met de nodige sereniteit de rol van de monarchie zou herbekijken. De troonopvolger leek toen een katalysator te worden van een toenemend antiroyalisme in Vlaanderen, verbonden met een steeds groeiende vervreemding van België.

De politieke crisis van 2007-2011

De laatste jaren van het koningschap van Albert II werden gekenmerkt door een vrijwel permanente communautaire crisis op het niveau van de federale regeringsvorming, volgend op de verkiezingen van 2007. Die verkiezingen leverden aan Vlaamse zijde een overwinning op voor het Valentijnskartel tussen Christen-Democratisch & Vlaams (CD&V) en de Nieuw-Vlaamse Alliantie Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
(N-VA). Het kartel wilde een ingrijpende staatshervorming verwezenlijken, terwijl aan Franstalige kant in de verkiezingscampagne geen enkele politieke partij ook maar met één woord over een staatshervorming had gerept.

In de politieke patstelling die daarop volgde, zag de koning zich genoodzaakt buiten zijn traditionele rol als raadsman te treden en ongebruikelijke wegen te volgen om de continuïteit van de uitvoerende macht te verzekeren. Zo belastte hij, na achtereenvolgens Jean-Luc Dehaene en Herman van Rompuy het veld ingestuurd te hebben, op 9 november 2007 de voorzitters van Kamer en Senaat, Herman van Rompuy en Armand de Decker (Mouvement Réformateur, MR), met de opdracht ‘een dialoog te starten over een evenwichtige uitbouw van onze instellingen’. Deze ingreep was volgens sommigen in strijd met de grondwettelijke bevoegdheid van de vorst, aangezien die niet de procedure voor een staatshervorming mag bepalen.

Hoewel de koning de verkiezingsuitslag respecteerde en Yves Leterme Leterme, Yves
Yves Leterme (1960) was christendemocratisch minister-president (2004-2007) van de Vlaamse Regering en eerste minister (2008-2011) van de federale regering. Hij ijverde voor confederalism... Lees meer
(CD&V) tot driemaal toe benoemde als formateur, verkoos hij de methode die de oude generatie (Dehaene en Van Rompuy) voorstond om een staatshervorming door te voeren: eerst een regering vormen en dan op zoek gaan naar de tweederdemeerderheid die nodig is om de staatshervorming te realiseren, in plaats van de staatshervorming te gebruiken als een breekijzer voor de regeringsvorming. De koning en zijn kabinetschef Jacques van Ypersele maakten daarbij ook de (verkeerde) inschatting dat de christendemocraten de N-VA snel zouden dumpen. Vanuit het oogpunt van de vorst, aldus Mark van den Wijngaert, was het zijn constitutionele plicht om de federale staat, zoals hij die van zijn voorganger geërfd had, te handhaven. Dit betekende dat hij er alles aan wilde doen om de vorming van een federale regering te bevorderen en niet onmiddellijk bereid was langs confederale lijnen te denken.

De volwaardige regeringen die België vanaf december 2007 heeft gekend, brachten een staatshervorming niet dichterbij, wat alsnog tot het uiteenvallen van het kartel leidde. Daarop volgde bij de verkiezingen van 13 juni 2010, na een door de liberale Open VLD getorpedeerde poging van Jean-Luc Dehaene om minstens het probleem rond de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde opgelost te krijgen, de historische verkiezingsoverwinning van de N-VA. De regeringsvorming die daarop volgde nam 540 dagen in beslag en leidde uiteindelijk tot een klassieke tripartite onder Elio di Rupo Di Rupo, Elio
Lees meer
, die ook de zesde staatshervorming verwezenlijkte.

Het hof had gedurende een jaar geduldig getracht, met de aanstelling van een resem bemiddelaars, de dialoog tussen PS en N-VA gaande te houden, maar kort nadat de Vlaams-nationalisten afhaakten, deed Albert II, in zijn toespraak op 21 juli 2011, een krachtige oproep aan de onderhandelende partijen om eindelijk een regering te vormen. In zijn kersttoespraak later dat jaar verheugde de koning zich erover ‘dat ons land nog steeds compromissen kan sluiten’.

Koning Albert II kwam niet onbeschadigd uit de aanslepende politieke crisis die België tussen 2007 en 2011 meemaakte. In die jaren, aldus Van den Wijngaert, was de vorst ‘niet langer het neutrale aanspreekpunt buiten de politiek waaraan het ingewikkelde Belgische staatsbestel nood heeft’, maar werd de functie van de koning steeds meer gepolitiseerd. De kersttoespraak van december 2012 versterkte het beeld van een vorst die zich voor de kar liet spannen van politieke belangen. Daarin waarschuwde Albert II voor ‘populisten’ die zondebokken zoeken bij vreemdelingen of landgenoten uit het andere landsdeel, waarmee hij overduidelijk de N-VA in gedachten had. Toen bleek ook nogmaals dat de monarchie in België evenzeer een factor van verdeeldheid als van eenheid kan vormen; terwijl de meeste commentatoren aan Vlaamse kant de uitschuiver van de koning betreurden, had de koning volgens de Franstaligen het volste recht om tegen populisme te waarschuwen en vergelijkingen te maken met de jaren 30.


Tijdens zijn kerstboodschap op 24 december 2012 waarschuwde koning Albert II voor populisme en maakte hij vergelijkingen met de jaren 1930. Volgens vele Nederlandstalige commentatoren ging het om een uitschuiver, volgens hun Franstalige collega's om een terechte waarschuwing. (Archief VRT)
Tijdens zijn kerstboodschap op 24 december 2012 waarschuwde koning Albert II voor populisme en maakte hij vergelijkingen met de jaren 1930. Volgens vele Nederlandstalige commentatoren ging het om een uitschuiver, volgens hun Franstalige collega's om een terechte waarschuwing. (Archief VRT)

De door de politieke crisis getekende, bijna tachtigjarige koning maakte op 3 juli 2013 bekend dat hij later diezelfde maand, op de nationale feestdag, troonsafstand zou doen ten gunste van de kroonprins. Sinds de incidenten rond een aantal impulsieve uitspraken leek prins Filip aan maturiteit te hebben gewonnen en werd hij goed omringd. In zijn troonrede op 21 juli 2013 pleitte de nieuwe koning voor eenheid in verscheidenheid, waarmee hij aansloot bij zijn voorgangers. In het licht van de zesde staatshervorming die de bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen sterk had uitgebreid, beloofde koning Filip constructieve contacten te zullen onderhouden met de vertegenwoordigers van de regio’s. Hij voegde de daad bij het woord en stond er eveneens op dat bij elk staatsbezoek de ministers-presidenten van de gewesten en gemeenschappen deel zouden uitmaken van de delegatie.

Bij de vorming van de regering onder leiding van Charles Michel in 2014 legden de vorst en zijn kabinetschef Frans van Daele de verantwoordelijkheid om tot compromissen te komen bij de politici zelf, wat de koning toeliet op de achtergrond te blijven en de neutraliteit te bewaren. Algemeen werd de manier waarop de koning de regeringsvorming had aangepakt op lof onthaald. Ook bij de moeizame vorming van de regering onder leiding van Alexander de Croo (2019-2020) wist de vorst zijn neutrale status van bemiddelaar in stand te houden. Na de verkiezingen van 26 mei 2019 werd voor het eerst de voorzitter van het zegevierende Vlaams Belang, Tom van Grieken Van Grieken, Tom
Tom van Grieken (1986) is volksvertegenwoordiger en partijvoorzitter van het Vlaams Belang. Lees meer
, op het koninklijk paleis uitgenodigd.

Als gevolg van de aanslepende crisis tussen 2007 en 2011 lijkt de institutionele rol van de koning tijdens de regeringsformatie grotendeels te zijn uitgespeeld. Opvallend was dat (in de eerste plaats Vlaamse) politici er geen probleem meer mee hadden de kroon geheel te ontbloten, zoals bleek uit een reconstructie van de rol van Albert II in februari 2008 in De Standaard. Dit is tekenend, aldus Herman van Goethem, voor de teloorgang van de Belgisch-georiënteerde politieke cultuur, waarbij bij politici aan beide zijden van de taalgrens nog weinig verantwoordelijkheidszin voor het federale niveau te bespeuren valt. Zo wordt ook een nieuwe aanzet gegeven om de functie van de monarchie te reduceren tot een volledig protocollaire functie. Het steeds verder verschuiven van het zwaartepunt naar de gemeenschappen en de gewesten zorgt er de facto voor dat de monarchie, die enkel op het federale niveau een rol van betekenis blijft spelen, een steeds meer representatieve en symbolische functie krijgt.

Literatuur

– L. Schepens, Koning Albert, Charles de Broqueville en de Vlaamse beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1982.
– H. van Velthoven, De Vlaamse kwestie 1830-1914. Macht en onmacht van de vlaamsgezinden, 1982.
– E. Gerard, De katholieke partij in crisis. Partijpolitiek leven in België (1918-1940), 1985.
– G. Deneckere, Turbulentie rond de vernederlandsing van de Gentse universiteit na de Eerste Wereldoorlog. Analyse van een besluitvormingsproces, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Nieuwe Reeks, dl. 48, 1994.
– J. Velaers en H. van Goethem, Leopold III: de koning, het land, de oorlog, 1994.
– V. Dujardin, Gaston Eyskens tussen koning en regent: België 1949-1950: een sleuteljaar, 1996.
– J. Stengers, De koningen der Belgen. Van Leopold I tot Albert II, 1997.
– E. Gerard, Boudewijn, de regering en de binnenlandse politiek, in: C. Koninckx en P. Lefèvre (red.), Boudewijn. Een koning en zijn tijd, 1998, pp. 114-135.
– M. Ruys, Een levensverhaal, 1999.
– D. Vanacker, De Frontbeweging: de Vlaamse strijd aan de IJzer, 2000.
– M. van den Wijngaert, De publieke opinie over Leopold III, in: M. van den Wijngaert e.a. (red.), Een koningsdrama. De biografie van Leopold III, 2001, pp. 136-145.
– L. van Ypersele, Beeldvorming rond Leopold III tijdens de Koningskwestie, in: M. van den Wijngaert e.a. (red.), Een koningsdrama. De biografie van Leopold III, 2001, pp. 186-196.
– S. Matthé, Het ‘tweede deel’ van de repressie: de vrijlatings- en strafminderingspolitiek na de tweede wereldoorlog. Universiteit Gent, 2002.
– A. de Staercke, Alles is voorbijgegaan als een schaduw. Memoires over het Regentschap en de Koningskwestie (Teksten en documenten uitgegeven door J. Stengers en G. Kurgan van Hentenryk), 2003.
– C. Laporte, Albert II: de biografie, 2003.
– G. Riebs, Karel. Graaf van Vlaanderen. Prins van België. Regent van het Koninkrijk, 2003.
– R. Emmery, Un Carlisme à la Belge? De rol van Prins-regent Karel en zijn entourage in het verloop van de koningskwestie (1940-1950), Universiteit Gent, gepubliceerde masterproef, 2005.
– M. Dumoulin, Het ontluiken van de twintigste eeuw, 1905-1918, in: Nieuwe Geschiedenis van België, dl. 2 (1905-1950), 2006, pp. 695-865.
– E. Gerard, De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939, in: Nieuwe Geschiedenis van België, dl. 2 (1905-1950), 2006, pp. 867-1118.
– W. Martens, De Memoires: Luctor Et Emergo, 2006.
– M. van den Wijngaert, Monarchie, in: E. Witte en A. Meynen (red.), De geschiedenis van België na 1945, 2006, pp. 425-454.
– M. van den Wijngaert en V. Dujardin, Land zonder koning, 1939-1950, in: Nieuwe Geschiedenis van België, dl. 2 (1905-1950), 2006, pp. 1121-1320.
– R. Emmery, Prins Karel. Leven in de schaduw van Leopold III, 2007.
– B. Leyts, B. Balfoort en M. van den Wijngaert, Kroonprins Filip, 2007.
– B. Brinckman e.a., De Zestien is voor u: hoe België wegzakte in een regimecrisis: het verhaal achter de langste regeringsvorming ooit, 2008.
– H. van Goethem, ‘De monarchie en “het einde van België”’. Een communautaire geschiedenis van Leopold I tot Albert II, 2008.
– M. Beyen en P. Destatte, Een ander land, 1970-vandaag, in: Nieuwe Geschiedenis van België, dl. 3 (1950-heden), 2009, pp. 1535-1947.
– H. van Goethem, De monarchie en “het einde van België”: een naschrift, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 68, 2009, nr. 1, pp. 50-62.
– H. van Velthoven, De rol van de monarchie (vooral van Albert I) in de Vlaamse ontvoogding. Controverse onder historici, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 68, 2009, nr. 1, pp. 28-49.
– J. Velaers, Albert I. Koning in tijden van oorlog en crisis, 1909-1934, 2009.
– L. Wils, De ideologische barst van België. Van Leopold I tot Albert II, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 68, 2009, nr. 1, pp. 7-27.
– G. Deneckere, Leopold I. De eerste koning van Europa, 2011.
– M. van den Wijngaert, Albert II: de biografie: zijn leven, zijn betekenis, 2013.
– E. Witte, Het verloren koninkrijk. Het harde verzet van de Belgische orangisten tegen de revolutie, 1828-1850, 2014.
– G. Deneckere, De taalpolitiek onder Willem I en Leopold, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 74, 2015, nr. 1, pp. 199-217.
– L. Wils, Frans Van Cauwelaert: politieke biografie, 2017.
– M. van den Wijngaert en E. Gerard, Boudewijn: Koning met een missie, 2018.
– L. Wils, Koning Albert I en de Vlaamse Beweging: een status quaestionis, in: L. Wils, Op zoek naar een natie. Het ontstaan van Vlaanderen binnen België, 2020, pp. 179-207.
– M. van den Wijngaert, België en zijn koningen. Van macht naar invloed, 2021.

Suggestie doorgeven

1998: Herman Van Goethem

2023: Stefaan Marteel

Databanken

Inhoudstafel