van Saksen-Coburg, Boudewijn I

Persoon
Stefaan Marteel (2023)

Boudewijn (1930-1993) moest als gevolg van de koningskwestie op jonge leeftijd en onvoorbereid zijn vader opvolgen. Zijn koningschap werd getekend door de Congolese dekolonisatie, staatshervormingen en de abortuskwestie. Boudewijn had een moeilijke relatie met de Vlaamse beweging maar was populair bij het brede publiek.

Alternatieve naam
Boudewijn I van België
Geboorte
Brussel, 7 september 1930
Overlijden
Motril, 31 juli 1993
Leestijd: 20 minuten

Opvoeding en prinsenjaren

Prins Boudewijn werd op 7 september 1930 geboren als de eerste zoon van kroonprins Leopold van Saksen-Coburg, Leopold III
Leopold III (1901-1983) werd aan de vooravond van en tijdens de Tweede Wereldoorlog het boegbeeld van een autoritaire stroming in de Belgische politiek. Zijn controversiële houding en mee... Lees meer
en prinses Astrid, en kleinzoon van de toenmalige koning Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
. Boudewijn had een oudere zus Josephine-Charlotte, geboren in 1927 (die door de Salische Wet niet in aanmerking kwam voor de troonopvolging), die later groothertogin van Luxemburg werd. In 1934 kreeg Boudewijn een broertje, de latere koning Albert II. De prinselijke familie wekte naar buiten toe de indruk een gewoon leven te leiden en de kinderen zelf op te voeden, maar hoewel prinses Astrid zich naar Zweedse gewoonte zeer om haar kinderen bekommerde, werd hun opvoeding, zoals bij de vorige generaties binnen de Belgische koninklijke familie, overwegend toevertrouwd aan kindermeisjes en gouvernantes.

In februari 1934 besteeg Boudewijns vader na het onverwachte overlijden van koning Albert, als gevolg van een val van de rotsen bij het bergbeklimmen in Marche-les-Dames, de troon als Leopold III. In de zomer van het volgende jaar sloeg tijdens een vakantie van het koningspaar in Zwitserland het noodlot toe; koningin Astrid kwam op 29 augustus 1935 in Küssnacht om het leven bij een auto-ongeval waarbij koning Leopold de controle over het stuur verloor. Boudewijn was toen net geen vijf jaar oud. Boudewijns opvoeders en zus zouden er alles aan doen om de herinnering aan zijn moeder levend te houden; hij zou zijn hele leven een verering voor haar koesteren.

Boudewijns grootmoeder, koningin Elisabeth – de weduwe van Albert I – verhuisde na Astrids overlijden vanuit Italië terug naar België en nam het toezicht op de opvoeding van de drie koningskinderen vanaf toen op zich. Onder gouverneur Gatien du Parc Locmaria kwam de nadruk te liggen op discipline, zelfredzaamheid en sportiviteit. Daarnaast kreeg Boudewijn in 1936 een kindermeisje, de Nederlandse Margaretha de Jong, die zijn steun en toeverlaat werd en hem Nederlands leerde. Hij ontving ook veel genegenheid van zijn oudere zus. Tussen de drie kinderen ontstond, misschien vanwege het vroege overlijden van hun moeder, een hechte band die hun hele leven lang behouden zou blijven. Boudewijn doorliep het schoolcurriculum in een speciaal klasje met drie leeftijdsgenootje uit verschillende milieus, en werd vanaf 1939 ook lid van een speciaal voor de kroonprins opgerichte scoutsbeweging. Deze aanpak zorgde ervoor dat hij, zoals de gewoonte was binnen de koninklijke familie, in grote mate afgeschermd bleef van wat er echt bij jongeren leefde. Hij vergezelde ook steeds meer zijn vader bij officiële aangelegenheden.

Oorlogsjaren

Na de Duitse inval op 10 mei 1940 reisden de koningskinderen op bevel van Leopold III naar het zuiden van Frankrijk, en werden ondergebracht in het kasteel van Montal in het departement Lot. De beslissing van de koning op 28 mei 1940 om te capituleren leidde echter tot veel verontwaardiging in Frankrijk. De Franse overheid drong erop aan dat, voor hun eigen veiligheid, de kinderen zo spoedig mogelijk het land verlieten. Daarop werden ze, na een verzoek van Leopold III aan de Spaanse dictator Franco, in San Sebastian als eregasten ontvangen. In augustus keerden de kinderen terug naar België. Aan de Spaans-Franse grens werden ze opgewacht door de Duitse kolonel Werner Kiewitz, de vertegenwoordiger van nazi-Duitsland bij Leopold III.

De eerste oorlogsjaren verbleven de drie kinderen in het kasteel van Ciergnon in de Ardennen, terwijl de koning in Laken bleef. In december 1941 maakten ze, totaal verrast, kennis met Lilian Baels, met wie hun vader ondertussen was hertrouwd. Na de geboorte van hun halfbroertje Alexander in juli 1942 verhuisden de kinderen terug naar Laken. Boudewijn en Albert aanvaardden Lilian als nieuwe moeder, wat bij de vijftienjarige Josephine-Charlotte moeilijker lag. Tijdens de oorlog bezochten de prinsen een aantal vakantiehuizen voor oorlogswezen en voor kinderen van krijgsgevangen soldaten. In de zomers ging de kroonprins onder Duitse bewaking op scoutskamp; zijn totem was Loyale Eland.

Koningskwestie

Na de geallieerde invasie in Normandië werd de koninklijke familie naar Duitsland gedeporteerd, en in het kasteel Hirschstein nabij Dresden gehuisvest. In februari 1945 werden de koning en zijn gezin naar Salzburg in Oostenrijk overgebracht, waar ze uiteindelijk op 7 mei door het Amerikaanse leger werden bevrijd. Meteen lagen de koning en de nieuwe Belgische regering op ramkoers over de voorwaarden voor een terugkeer van de vorst, waarop Leopold zich met zijn gezin in het Zwitserse Pregny vestigde. Prins Karel, de broer van de koning, was bij de bevrijding van België aangesteld tot regent, en bleef dit tot het einde van de koningskwestie Koningskwestie
Constitutioneel, politiek en maatschappelijk vraagstuk rond de persoon en de houding van koning Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
in 1950 (en hoewel deze zich consciëntieus van die taak gekweten heeft, wilden Leopold noch Boudewijn vanaf toen nog iets met hem te maken hebben).

Boudewijn volgde in de daaropvolgende jaren onderwijs aan enkele Zwitserse privéscholen, maar het politiek en historisch bewustzijn van de tiener werd grotendeels geschraagd door zijn vader en de autoritaire Jacques Pirenne Pirenne, Jacques
Jacques Pirenne (1891-1972) was advocaat, historicus en hoogleraar. Hij toonde nooit veel interesse voor de Vlaamse beweging, zocht tijdens de Eerste Wereldoorlog toenadering tot de Belgi... Lees meer
, de nieuwe secretaris van Leopold. Deels met zijn ouders en deels alleen maakte de kroonprins in 1948-1949 ook een aantal (studie)reizen naar Midden-Amerika en de Verenigde Staten.

Na een volksraadpleging in het voordeel van Leopold (het totale resultaat was 58 procent voor en 42 procent tegen; in Vlaanderen behaalde de koning echter 72 procent, tegenover 48 procent in Brussel en 42 procent in Wallonië) en het aan de macht komen van een homogene christendemocratische regering keerden de koning en zijn familie op 22 juli 1950 naar België terug. De betogingen die hierop uitbraken brachten het land echter op de rand van de burgeroorlog, en in de beruchte ‘nacht van Laken’ van 31 juli op 1 augustus stemde de koning finaal in met een machtsoverdracht ten voordele van Boudewijn. Deze werd totaal onvoorbereid als ‘koninklijke prins’ met de functie van staatshoofd belast en een jaar later, op 17 juli 1951, ingezworen als vijfde koning der Belgen (tijdens de eedaflegging zorgde de communistische senator Julien Lahaut voor een incident door ‘Vive la république’ te roepen). In 1949 had de Britse ambassadeur nog geschreven: ‘Prince Baudouin knows nothing of Belgium, has no experience of the world.’

De dyarchie

Boudewijn erfde van zijn vader een uitgehold koningschap. Sinds de bevrijding hadden de politieke partijen het vacuüm dat de koningskwestie creëerde opgevuld. Waar het democratiseringsproces in voorafgaande decennia de manoeuvreerruimte van de vorst reeds had ingeperkt, kwamen beslissingen na de oorlog uitsluitend de regering toe en kon de koning enkel nog invloed uitoefenen in zoverre zijn mening in overeenstemming was met de politieke meerderheid (terwijl anderzijds de uitvoerende macht steeds sterker werd ten aanzien van de representatieve instellingen). Die invloed liet zich vooral gelden via het persoonlijke contact met de ministers. Met de praktijk dat de vorst de ministerraden voorzat, werd definitief komaf gemaakt. Wel bleef de vorst, weliswaar binnen een erg beperkt speelveld, een rol spelen bij de vorming van de regeringen. Wat de koning restte was, in het beste geval, een moreel gezag.

Het eerste decennium van Boudewijns koningschap verliep bijzonder moeizaam, vanwege de onervarenheid van de jonge koning en de blijvende invloed op hem van de voormalige koning en zijn vrouw, die bij hem in Laken bleven wonen. De frustraties van Leopold III kwamen meermaals via Boudewijns acties tot uiting. Zo manoeuvreerde hij bij de regeringsvormingen in het voordeel van politici die goed lagen bij zijn vader en in het nadeel van anderen. Bij een bezoek aan Aarlen in 1950 weigerde hij ostentatief Hubert Pierlot, de premier van regering in ballingschap tijdens de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
, de hand te schudden, en hij verzette zich in 1956 tegen diens uitnodiging op het tachtigste verjaardagsfeest van koningin Elisabeth tot op het ogenblik dat premier Van Acker hem een nieuwe koningskwestie in het vooruitzicht stelde. In 1952 besloot hij zelfs, op aansporen van zijn vader, afwezig te blijven op de begrafenis van de Britse koning George VI (prins Albert werd gestuurd), wat hem tot in de buitenlandse pers op veel kritiek kwam te staan. Sommige media gewaagden in deze periode van een ‘dyarchie’, een tweehoofdig koningschap. Uiteindelijk was het de regering van Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer
die in mei 1959 per ministerieel besluit de beslissing nam dat Leopold met zijn gezin uit Laken zou moeten verhuizen.

De verhuis naar het kasteel van Argenteuil vond uiteindelijk pas plaats naar aanleiding van het huwelijk van Boudewijn in december 1960, nadat in september geheel onverwacht de verloving van de koning met de Spaanse Fabiola de Mora y Aragón bekend was gemaakt (het zou steeds een voorwerp van speculatie blijven hoe en waar hij Fabiola precies had ontmoet). Leopold toonde zich bij de verhuis allesbehalve grootmoedig: terwijl het vorstenpaar op huwelijksreis was, liet hij vrijwel alle meubels uit de koninklijke woonruimte in het kasteel van Laken overbrengen naar zijn nieuwe woonst (Eyskens getuigde daarover dat toen hij Boudewijn bij terugkomst in Laken opzocht, in volle crisis rond de eenheidswet, de vorst in een desolate ruimte ‘op een houten kist’ zat). In het daaropvolgende jaar kwam het zelfs tot een open breuk, wellicht vanwege het verlangen van Boudewijn, die in zijn functie was gegroeid, zich eindelijk aan de invloed van zijn vader te onttrekken, en vanwege spanningen tussen de nieuwe vorstin en prinses Lilian (mogelijk omwille van insinuaties van die laatste over de onvruchtbaarheid van Fabiola). Met zijn stiefmoeder verbrak Boudewijn voorgoed alle contact, terwijl het tot zijn vader na 1975 nog tot een moeizame toenadering zou komen. In elk geval was de rol van Leopold III na de verhuis definitief uitgespeeld, en was daarmee, zoals Eyskens achteraf stelde, aan de koningskwestie finaal een eind gekomen.

De onafhankelijkheid van Congo

De eerst grote kwestie waar Boudewijn mee geconfronteerd werd, was de dekolonisatie van Congo. De koning maakte in 1955 zijn eerste Congoreis, tijdens dewelke hij zich volledig vereenzelvigde met de ‘koloniale verwezenlijkingen’ en de historische rol van de Belgische dynastie. Bij zijn terugkeer pleitte hij in de Cercle Royal Africain voor de vorming van een Belgisch-Congolese gemeenschap, een idee uit de christendemocratische koker. Nadat in januari 1959 ongeregeldheden in Leopoldstad waren uitgebroken, stelde Boudewijn echter in een radiotoespraak onverwachts, en zonder medeweten van de regering, de onafhankelijkheid van Congo in het vooruitzicht. Hij ging er daarbij van uit dat de Congolezen hem blijvend als staatshoofd zouden erkennen, en hij op die manier tussen België en Congo een bindfiguur zou blijven. Boudewijn leek daarbij verblind te zijn door het enthousiasme waarmee de Congolezen hem, opnieuw in december 1959, ontvingen.

Lumumba

Toen de regering reeds de volgende maand zwichtte voor de Congolese eis van onafhankelijkheid, en daarbij akkoord ging met de datum van 30 juni 1960, was de koning zeer ongerust over de toekomstige relatie met Congo en riep op 18 februari 1960 een kroonraad bijeen. Op 30 juni begaf hij zich niettemin tegen wil en dank naar Leopoldstad om de onafhankelijkheidsplechtigheid bij te wonen. Wat vervolgens tijdens de ceremonie gebeurde, zou in het collectieve geheugen gegrift blijven staan: Boudewijn bracht hulde aan ‘het genie van Leopold II’, wiens werk in de onafhankelijkheid van Congo zijn voltooiing vond, en riep de Congolezen op de verwezenlijkingen van de Belgen in ere te houden: ‘Het is aan u, heren, om te tonen dat we gelijk hadden u te vertrouwen.’ Patrice Lumumbu, de jonge eerste minister van Congo, reageerde door in zijn speech de koloniale periode in herinnering te brengen als een tijd van ‘vernederende slavernij’, en de onafhankelijkheid als het resultaat voor te stellen van een ‘strijd, die er een was van tranen, vuur en bloed’. Boudewijn werd overgehaald te blijven voor de rest van de officiële ceremonies (Lumumba gaf, na tussenkomst van Eyskens, nog een vriendelijker speech ten beste) maar keerde kwaad en gekrenkt naar België terug.

Kort daarop liep het helemaal mis in Congo. In het leger (de Force Publique), die nog steeds geleid werd door Belgische officieren, brak onder de zwarte soldaten muiterij uit, terwijl de toenemende chaos en geruchten over seksueel geweld tegen blanke vrouwen een massapsychose en een exodus onder de Belgen en andere Europeanen veroorzaakten – een uittocht die een leegloop met zich meebracht in de hogere echelons van de bureaucratie. De Belgische regering, die nog over enkele militaire bases in Congo beschikte, besloot de militaire aanwezigheid in Congo op te voeren, zonder rekening te houden met de Congolese regering en in weerwil van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Boudewijn verdedigde in een radioboodschap op 21 juli 1960 de militaire interventie en had het over ‘hele volksstammen … zij smeken ons erom hen te helpen, in de huidige chaos, bij het opbouwen van hun onafhankelijkheid’.

Katangese secessie

Ondertussen had de oostelijke provincie Katanga onder leiding van Moïse Tshombe haar onafhankelijkheid uitgeroepen, wat op veel Belgische sympathie kon rekenen. De koning zou Katanga als ‘onze laatste kaart’ hebben beschouwd, wat betekende dat de provincie via het ondersteunen van de secessie op de een of andere manier voor België behouden moest blijven. Boudewijn drong ook aan op het ontslag van de regering-Eyskens en de vorming van een tripartite (welllicht met het oog op het afblokken van een VN-interventie in Katanga), en zette daartoe zelfs de hoofdredacteuren van Le Soir en La Libre Belgique La Libre Belgique
La Libre Belgique ontstond in 1884 als een strijdbaar katholiek dagblad en verscheen tot 18 november 1918 onder de titel Le Patriote. Tijdens beide wereldoorlogen gold het blad als de bel... Lees meer
aan een smeercampagne tegen de regering te beginnen. Volgens Mark van den Wijngaert en Emmanuel Gerard speelden ‘emotionele banden en dynastieke overwegingen’ in de houding van de koning ten aanzien van de Congokwestie een belangrijke rol, naast ‘economische belangen, de belangen van de grote maatschappijen’.

De val van de regering bleef uit maar wel kwam Harold d’Aspremont Lynden, die dicht stond bij het paleis en een missie had geleid ter ondersteuning van de Katangese secessie, in de regering als minister van Afrikaanse Zaken. Op 6 oktober meldde hij aan de Belgische diplomaten in Katanga: ‘Belangrijkste na te streven doel in het belang van Congo, Katanga en België is vanzelfsprekend de definitieve uitschakeling van Lumumba.’ Lumumba was dan reeds, als gevolg van de machtsgreep van kolonel Joseph-Désiré Mobutu, afgezet en gevangen genomen. Mobutu sloot een akkoord met Tshombe, die in dezelfde periode een prijzende brief ontving van Boudewijn; de goede betrekkingen tussen Congo en België konden niet worden verbroken door ‘één man’ (Lumumba), schreef laatstgenoemde – het woord ‘hatelijke’ was in extremis geschrapt. De koning had daarvoor reeds een brief ontvangen van majoor Guy Weber waarin die de suggestie had gemaakt van de ‘complete neutralisering’ (‘si possible physiquement’) van Lumumba.

Mobutu en Amerikaanse invloed

Na de moord op Lumumba (een reactie van de koning hierop is niet bekend) trachtte Paul-Henri Spaak Spaak, Paul-Henri
Paul-Henri Spaak (1899-1972) was een Franstalige socialistische politicus die een rol speelde in talrijke communautaire kwesties. Lees meer
, de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, de Belgische politiek beter af te stemmen op de Verenigde Staten, wat ook betekende dat toegewerkt werd naar een hereniging van Congo. Ook het paleis zette zich op die lijn, waardoor de steun voor de secessie van Katanga werd opgeheven. In 1965 vestigde Mobutu definitief zijn dictatoriale macht; de Belgische ex-kolonie kwam onder Amerikaanse invloed te staan. De betrekkingen tussen België en het land dat vanaf 1971 Zaïre heette werden snel bijzonder gespannen, maar tussen Boudewijn en Mobutu, wiens regime ontaarde in een regelrechte kleptocratie, ontwikkelde zich een goede relatie. Boudewijn trad dan ook vaak op als bemiddelaar tussen de twee landen. Uiteindelijk nam ook het koningshuis echter toenemend afstand, en in 1985 uitte de koning in een toespraak in Kinshasa tijdens de feestelijkheden voor 25 jaar onafhankelijkheid nauwelijks verhulde kritiek op het regime en benadrukte het belang van de mensenrechten. Later kwam het tot een volledige breuk, en bij het overlijden van Boudewijn in 1993 werd Mobutu, als enig staatshoofd op Saddam Hoessein na, niet op de begrafenis uitgenodigd.

Koning Boudewijn bleef met de (niet toevallig katholieke) Rwandese dictator Juvénal Habyarimana, die in 1972 aan de macht kwam, wél goede relaties ouderhouden (Rwanda was samen met Burundi een voormalig mandaatgebied van België). In 1990 drong de koning er zelfs per brief bij de Belgische regering op aan Habyarimana te hulp te komen in zijn strijd tegen de Tutsi-rebellen. Uiteindelijk werden 535 paracommando’s gestuurd. De rampzalige afwikkeling van het conflict maakte Boudewijn niet meer mee.

De staatshervormingen

Na de Congocrisis van 1960, het jaar waarin in België ook de eenheidswet voor grote beroering zorgde, ging vrijwel meteen de communautaire kwestie de politieke agenda beheersen. Dit werd zowat de rode draad doorheen het koningschap van Boudewijn (en komt ook uitgebreid aan bod in het lemma over de monarchie Monarchie
In deze bijdrage over de Belgische vorsten, van Leopold I tot en met Albert II (1831-2013), wordt gepeild naar hun oordeel over en aandeel in de ontwikkeling van de Belgische taalstrijd e... Lees meer
). Met het vastleggen van de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
in 1962 en de taalwetten Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
inzake het bestuur en het onderwijs van 1963 werd het scheppen van officieel homogene taalgebieden voltooid, waarmee de weg naar een staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
open kwam te liggen. In zijn kerstboodschap van 24 december 1963 riep koning Boudewijn op tegemoet te komen ‘aan de rechtmatige verzuchtingen naar autonomie en decentralisatie in verschillende sectoren van het openbaar leven’. Vanaf het begin was er binnen de Vlaamse beweging nochtans weinig respect voor de jonge vorst. ‘Men ontkomt niet aan de indruk dat het hof zich enigszins wenst te distantiëren van het Vlaamse land,’ schreef De Standaard De Standaard (1914-)
Het eerste nummer van het dagblad De Standaard verscheen op 4 december 1918. De krant was gedurende vele decennia hét blad bij uitstek van de katholieke Vlaamse beweging in al haar varian... Lees meer
in 1957. De krant nam de ‘praktisch eentalige, maar nu toch wel zeer achterhaalde, Hofhouding’ op de korrel en verdacht de vorst ervan zich tegen culturele autonomie (‘een onontkoombare noodzaak’) te verzetten.

Op 18 februari 1970 verklaarde premier Gaston Eyskens van de Christelijke Volkspartij Christelijke Volkspartij
Lees meer
(CVP) in de Kamer: ‘De unitaire Staat, met zijn structuur en zijn werkwijze zoals die thans door de wetten nog geregeld zijn, is door de gebeurtenissen achterhaald.’ Eyskens had in 1967 aan de koning een nota overhandigd waarin hij, vanuit realpolitieke overwegingen, voor verregaande autonomie voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel had gepleit, en na de verkiezingen van 1968 had de koning erop aangedrongen dat Eyskens, na zeven jaar, opnieuw premier werd. De staatshervorming van 1970 leidde tot de erkenning van drie cultuurgemeenschappen en drie gewesten, en de invoering van beschermprocedures (de bijzondere meerderheidswetten en de alarmbelprocedure) in het nationale parlement, en werd door Boudewijn verdedigd.

Op het eind van de jaren 1970 verzuurde de relatie van de koning tot de Vlaamse beweging onder invloed van twee kwesties. In 1976 grepen flaminganten het vijfentwintigjarige koninklijke ambtsjubileum aan om de koning om amnestie Amnestie
Lees meer
te vragen. Dat dossier zat op politiek vlak helemaal vast vanwege de diametraal tegengestelde visies die erover in de samenleving bestonden. In die context kon elke actie van vorst hem alleen maar compromitteren. In zijn toespraak tot het parlement van 31 maart 1976 repte hij er dan ook met geen woord over. Bij de formatie van de regering van Leo Tindemans Tindemans, Leo
De Vlaamse christendemocraat Leo Tindemans (1922-2014) leidde vier Belgische regeringen. Hij werd nadien CVP-voorzitter en later ook minister van Buitenlandse Zaken. Als minister van Geme... Lees meer
in mei 1977 kwam Boudewijn tussen, met het amnestiedossier in gedachten, om te verhinderen dat Frans Baert Baert, Frans
Jurist Frans Baert (1925-2022) was actief in de Volksunie als parlements- en gemeenteraadslid. Hij legde zich vooral toe op de staatshervormingen. Daarnaast speelde hij een prominente rol... Lees meer
van de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
tot minister van Justitie zou worden benoemd. Bij bezoeken aan Vlaamse steden zou de koning regelmatig worden geconfronteerd met amnestiebetogers, die niet te beroerd waren om voetzoekers, tomaten en eieren in te zetten.

Vervolgens was er het nieuws van een geïmproviseerde ontmoeting, in mei 1979, tussen de vorst en een jonge José Happart Happart, José
Lees meer
, voorzitter van de Action Fouronnaise, waarbij die laatste de koning een petitie had overhandigd. Happart maakte dit meteen wereldkundig en verklaarde (ten onrechte) dat de koning had toegezegd tussenbeide te komen ten gunste van vijf Franstalige betogers die bij straatrellen in Voeren Voeren
Lees meer
wegens gewelddadigheden waren opgepakt.

Bij de staatshervorming van 1977-1980, waarbij twee gewestraden (het Brussels gewest werd nog niet uitgebouwd) en drie gemeenschapsraden werden opgericht, stond de vorst aan de zijlijn. Wilfried Martens Martens, Wilfried
Lees meer
(CVP), bijna onafgebroken eerste minister van België tussen 1979 en 1992, heeft verklaard dat hij tijdens lange gesprekken erin geslaagd was Boudewijn te bekeren tot het ‘unionistisch federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
’. In 1976, toen Boudewijn vijfentwintig jaar op de troon zat, had hij inderdaad verklaard dat ‘federeren verenigen betekent, in aanvaarde verscheidenheid’, en in 1977, bij de eedaflegging van de onfortuinlijke Egmontcoalitie: ‘Onze twee gemeenschappen en onze drie gewesten zullen zich enkel kunnen ontwikkelen in het kader van een sterk België, zonder hetwelk ons internationaal gewicht te verwaarlozen zou zijn.’

Toen kort na de staatshervorming door regionalistische krachten binnen zowel de Parti socialiste (PS) als de CVP werd aangedrongen op nieuwe stappen in de staatshervorming, uitte de vorst publiekelijk zijn bedenkingen. Hij waarschuwde ‘tegen een dergelijke werkwijze, die het risico inhoudt dat, door een opeenvolging van stroomversnellingen, het beleid van het land steeds moeilijker, en uiteindelijk onmogelijk wordt.’ In de jaren daarna zou Boudewijn het in zijn toespraken vaak hebben over ‘burgerzin’, die de institutionele evolutie van het land moest ondersteunen.

In de regeringsvorming na de verkiezingen van 13 december 1987 onderhandelde Jean-Luc Dehaene Dehaene, Jean-Luc
Lees meer
(CVP) een akkoord met daarin een nieuw luik over de staatshervorming: de volledige overheveling naar de gemeenschappen van het onderwijs, de splitsing van de ‘nationale sectoren’ tussen de gewesten en de oprichting van het Brusselse gewest. Later had de koning er de hand in dat niet Dehaene maar opnieuw Martens premier werd. In een brief aan Martens drukte Boudewijn zijn bezorgdheid uit dat ‘door het niet gebruiken van de klassieke structuren van een federale staat, men uiteindelijk tot een dubbelzinnig geheel komt dat sommigen een federale Staat noemen, anderen gefedereerde staten en nog anderen een confederatie van onderscheiden Staten’.

De verkiezingen van 24 november 1991 (‘zwarte zondag’) betekenden, behalve de doorbraak van het Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
, het definitieve einde van Wilfried Martens als regeringsleider. Jean-Luc Dehaene vormde een rooms-rode regering en verwezenlijkte in september 1992 het Sint-Michielsakkoord Sint-Michielsakkoord
Het Sint-Michielsakkoord (1992) was een regeerakkoord rond de vierde fase van de federale staatshervorming. Het vormde België om tot een federale staat. Lees meer
dat België formeel omvormde tot federale staat. Toen begin 1993 de Vlaamse minister-president Luc van den Brande Van den Brande, Luc
Luc van den Brande (°1945) was een christendemocratisch federaal minister van Tewerkstelling en Arbeid (1988-1991) en leidde van eind 1992 tot 1999 de Vlaamse executieve/Vlaamse Regering.... Lees meer
(CVP) verklaarde dat de staatshervorming voor hem nog niet voltooid was en voor confederalisme pleitte, liet de vorst Van den Brande en CVP-voorzitter Herman van Rompuy Van Rompuy, Herman
Lees meer
op het paleis ontbieden. Dit kwam hem in Vlaanderen nog maar eens op erg negatieve commentaren te staan.

De abortuskwestie

In 1990 deed zich de abortuskwestie voor, die een direct gevolg was van de diepgelovigheid van de vorst. De wortels van Boudewijns religiositeit zijn enigszins raadselachtig, maar een aantal cruciale invloeden zijn wel duidelijk. Zo kwam hij als jongvolwassene onder invloed van de geschriften van de zestiende-eeuwse Spaanse mystica Theresia van Avila, en kwam hij ook al vroeg in de ban van de Mariadevotie. Twee personen die vanaf 1960 geestelijke metgezellen voor het leven werden, waren kardinaal Leo Suenens Suenens, Léon
Kardinaal Leo Jozef Suenens (1904-1996) speelde een cruciale rol in de strijd om ‘Leuven-Vlaams’, omdat het bisschoppelijk mandement van 13 mei 1966 ongewild een katalysator werd voor de ... Lees meer
en de Ierse zuster Veronica O’Brien. Via hen kwam Boudewijn in de jaren 1970 in contact met de in de VS ontstane Katholieke Charismatische Vernieuwing (KCV), die brak met het religieuze formalisme en openstond voor meer levendige uitingen van geloof. In de geest van die beweging werd rond de koning een gebedsgroep gevormd die vaak in Laken bijeenkwam. Ook in het contact met ministers sneed Boudewijn vaak het thema geloof aan, en vroeg hij politici met hem te bidden. Boudewijn zou zijn koningschap als een religieuze missie hebben opgevat, wat vaak in zijn oordelen tot een gebrek aan nuance zou hebben geleid. Vanuit zijn geloofsovertuiging ging Boudewijn zich in de jaren 1980 ook steeds meer toeleggen op sociale thema’s zoals armoede, het lot van migranten, mensenhandel en prostitutie.

Nadat de Senaat in november 1989 het wetsvoorstel-Lallemand-Michielsen goedkeurde dat abortus in bepaalde gevallen uit het strafrecht haalde, schreef Boudewijn in zijn geestelijk dagboek (dat kardinaal Suenens na zijn overlijden publiek maakte): ‘De tang in verband met de abortusproblematiek wordt dichtgeschroefd. Dat alles dwingt mij, mijn God, om alléén bij U toevlucht te zoeken.’ Na de goedkeuring door de kamer eind maart 1990 zette de koning in een brief aan de regering zijn gewetensbezwaren tegen abortus uiteen en deelde hij mee de wet niet te willen bekrachtigen (ook het feit dat het koningspaar zelf nooit kinderen had kunnen krijgen, speelde wellicht mee in zijn afkeer voor abortus). Pogingen hem te proberen overtuigen bleken zinloos, en de regering-Martens kwam uiteindelijk met de oplossing voor de dag waarbij de koning, naar analogie met wat de regering-Pierlot in 1940 had gedaan, ‘in de onmogelijkheid om te regeren’ werd verklaard (op basis van een oneigenlijke interpretatie van artikel 82 van de grondwet), wat de regering toeliet de koninklijke prerogatieven op zich te nemen. Dit geschiedde met het volle akkoord van de koning, die meteen na de bekrachtiging van de wet, in de nacht van 3 op 4 april, de regering per brief inlichtte dat de reden voor de onmogelijkheid tot regeren was weggenomen, waarop de Verenigde Kamers op 5 april hieraan een einde stelden.

Er ontstond uiteraard heel wat beroering in de pers en bij grondwetsspecialisten, die aan de kaak stelden dat de koning zijn persoonlijke overtuiging had laten primeren op zijn plicht als staatshoofd en zo de kroon had ‘ontbloot’. Wat de publieke opinie betrof kon de vorst echter op ruime steun rekenen, in tegenstelling tot de CVP-ministers die oorspronkelijk tegen de wet hadden gestemd maar hem vervolgens, in de plaats van de koning, ondertekenden (Mark Eyskens merkte achteraf op dat terwijl de koning zijn overtuiging had gevolgd, de ministerraad haar verantwoordelijkheid had opgenomen). Voor grote delen van de bevolking was de koning de man, in de woorden van Van den Wijngaert en Gerard, ‘die voor een gewetenskwestie zijn macht op het spel durft te zetten’.

Koning Boudewijn, die een jaar eerder nog een zware hartoperatie had ondergaan, overleed onverwacht op 31 juli 1993 in zijn buitenverblijf in Motril in Spanje. Het overlijden van de koning maakte in zowel het Noorden als het Zuiden heel wat emoties los onder de bevolking. Dagenlang kwamen tienduizenden mensen, aanschuivend in lange rijen voor het paleis, zijn stoffelijk overschot een laatste groet brengen. Sommige journalisten gewaagden, vanwege het schijnbare Belgische samenhorigheidsgevoel, van ‘een nieuw politiek feit’, maar daar bleek achteraf gezien weinig van aan.

Literatuur

– L.J. Suenens, Koning Boudewijn. Het getuigenis van een leven, 1995.
– J. Stengers, De koningen der Belgen. Van Leopold I tot Albert II, 1997.
– C. Koninckx en P. Lefèvre (red.), Boudewijn. Een koning en zijn tijd, 1998.
– H. van Goethem, ‘De monarchie en “het einde van België”’. Een communautaire geschiedenis van Leopold I tot Albert II, 2008.
– D. Van Reybrouck, Congo. Een geschiedenis, 2010.
– M. van den Wijngaert en E. Gerard, Boudewijn: Koning met een missie, 2018.
– J. Velaers, Land zonder koning: Boudewijn, de abortuswet en de mini-koningskwestie, 2023.

Suggestie doorgeven

1998: Nico Wouters (pdf)

2023: Stefaan Marteel

Databanken

Inhoudstafel