Koningskwestie

Begrip
Herman Van Goethem (2023, ongewijzigd), Herman Van Goethem (1998)

Constitutioneel, politiek en maatschappelijk vraagstuk rond de persoon en de houding van koning Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Leestijd: 9 minuten

Op 25 mei 1940, tijdens de Achttiendaagse Veldtocht, kwam het tot een dramatische breuk tussen Leopold III en de regering- Hubert Pierlot. Het leger zou weldra de strijd op het Belgisch grondgebied moeten staken. De ministers vonden dat de koning met hen naar Frankrijk moest vluchten om er voort te vechten aan de zijde van de geallieerden. Zij geloofden immers in de kansen op een stabilisering van het geallieerde front aan de Somme, zoals het geval was in 1914 aan de IJzer en vonden dat België, hoe dan ook, zijn lot aan dat van het geallieerde bondgenootschap moest verbinden.

De koning daarentegen oordeelde dat het neutrale België geen bondgenoten had. De Fransen en de Britten waren slechts onze 'garanten', die België op grond van de verbintenissen van 1937 te hulp waren gekomen. België zelf was slechts verplicht te strijden voor de vrijmaking van het eigen grondgebied. Was dit niet meer mogelijk, dan moest België de strijd staken. De oorlog die dan voortging tussen de grote mogendheden, was niet langer 'onze' oorlog. Leopold verwachtte trouwens dat ook Frankrijk spoedig de wapens zou neerleggen en dat de oorlog op het continent dan zou zijn afgelopen.

Op 28 mei capituleerde de koning met het omsingelde Belgisch leger. Leopold besliste in het land te blijven, bij zijn volk en bij zijn leger. Hij viel in handen van de Duitsers.

De koning hoopte door zijn aanwezigheid in het land een zeker nationaal leven mogelijk te maken en het voortbestaan van België te kunnen verzekeren bij eventuele algehele vredesonderhandelingen aan het einde van de oorlog. Tot dan zou het land zich feitelijk neutraal opstellen: het zou niets voor en niets tegen de ene of de andere partij ondernemen. Leopold stapte noch in de collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
, noch in het verzet Verzet
Het georganiseerde verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Vlaamse provincies was doorgaans altijd Belgisch verzet: zowel op het vlak van de ideologische oriëntatie, de motieven en he... Lees meer
, maar werd 'attentist': hij wachtte de afloop van de oorlog af. De koning zelf zou zolang politiek passief blijven. Hij wilde immers niet regeren tijdens de bezetting, zolang het land werd ingezet in de strijd tegen Groot- Brittannië. Dat zou immers indruisen tegen de feitelijk neutrale positie van het land.

De ministers verdachten de koning van een aparte, heimelijke strategie, erop gericht nog vóór het einde van de strijd met Duitsland een aparte vrede te sluiten. Dat misverstand zou sterk bijdragen tot de dramatische toespraak van eerste minister Pierlot op 28 mei vanuit Parijs en tot de bijeenkomst van Belgische parlementsleden in Limoges op 31 mei, waar de koning werd geschandvlekt.

De regering had verklaard dat de koning "in de onmogelijkheid om te regeren" was. In het land was Leopold echter uiterst populair in de zomer van 1940: door te capituleren had hij de levens van zijn soldaten en van de burgerbevolking gespaard. Door bij hen te blijven deelde hij hun lot. De naar Frankrijk gevluchte ministers waren volledig gediscrediteerd bij de bevolking, zeker toen ook het Franse leger capituleerde en maarschalk Pétain op 22 juni 1940 een wapenstilstandsverdrag sloot. De oorlog op het continent leek gestreden. De Belgische bevolking verwachtte daarom dat koning Leopold de macht weer zou opnemen. Leopold wilde dit echter niet, zolang België door Duitsland als uitvalsbasis werd gebruikt. Toen de vrede uitbleef en het gehate bezettingsregime zich in België installeerde, dreigde de machteloze koning, die als 'krijgsgevangene' in Laken verbleef, gecompromitteerd te raken. Leopold zocht een uitweg. Op 29 juni 1940 vroeg hij aan de Führer een deel van het Belgische grondgebied vrij te geven, analoog aan de regeling voor Vichy-Frankrijk. Daarvan kwam echter niets terecht.

De koning kon slechts het einde van de oorlog afwachten en dat ook al enigszins voorbereiden. In de zomer van 1940 werd gewerkt aan een regering die moest aantreden wanneer de vrede zou worden onderhandeld en een nieuwe grondwet opgesteld. Het zou een Nieuwe Orde-grondwet worden: de vooroorlogse crisis van het parlementair systeem en het debacle van 1940, hadden de koning en zijn entourage ervan overtuigd dat een meer autoritair regime wenselijk was.

Naarmate de oorlog duurde, kwam de afzijdigheid van de vorst steeds meer onder druk te staan. Hij zag zich in geweten genoodzaakt om, zelf of via zijn entourage, bij de bezetter tussen te komen om het bezettingsregime te milderen of om gunstmaatregelen te bepleiten voor individuele landgenoten. In het najaar van 1940 nam de vorst via zijn entourage zelfs enkele politieke initiatieven om te verhinderen dat de regering-Pierlot en de kolonie de door hem voorgestane neutrale koers zouden negeren. Toen Leopold vreesde dat de positie van het land, in het kader van de onderhandelingen over een continentaal pact, gevaar liep, was hij bereid een gesprek aan te gaan met de Führer. Dit had uiteindelijk plaats in Berchtesgaden op 19 november 1940. De koning trachtte er van Hitler toezeggingen te bekomen voor een zo groot mogelijke onafhankelijkheid van België in het naoorlogse, door Duitsland gedomineerde Europa. Hij zei vooral de interne onafhankelijkheid te beogen en te begrijpen dat er op het buitenlands en defensief vlak overeenkomsten zouden moeten worden gesloten. De Führer deed nauwelijks of geen toezeggingen. Leopold vroeg ook gunsten in verband met de ravitaillering en de krijgsgevangenen. Ook hier bekwam hij vrijwel niets. De koning was tot machteloosheid veroordeeld.

Het huwelijk van Leopold III met Lilian Baels in september- december 1941 deed zijn populariteit zakken tot op een dieptepunt. In 1942 hadden vele Belgen het er bovendien moeilijk mee dat de vorst niet openlijk protesteerde tegen de verplichte tewerkstelling van arbeiders in Duitsland. De koning aanzag zichzelf echter nog steeds als l'ultime réserve, de laatste troefkaart die slechts bij vredesonderhandelingen moest worden getrokken. Heel de oorlog door, wellicht zelfs tot in juni 1944, verhoopte Leopold een compromisvrede tussen het Reich en de geallieerden. Een dergelijke vrede, zonder overwinnaars en overwonnenen, had volgens hem heel wat voordelen: er zou een einde komen aan het bloedvergieten, de kansen op het herstel van de Belgische onafhankelijkheid zouden groot zijn, Duitsland zou niet worden vernietigd doch zou zijn strijd tegen het communistische gevaar kunnen voortzetten. Belangrijk in Leopolds inschatting is dat hij verhoopte dat het Duitse leger uiteindelijk de nazi's zou weten opzij te schuiven. Zeker tot in 1943 hield de koning ook vast aan zijn autoritaire staatsopvattingen.

In zijn vasthoudendheid gaf Leopold III blijk van een gebrek aan realiteitszin. Tevergeefs stelde de Belgische regering hem in november 1943 voor het conflict te vergeten en zich bij de bevrijding publiek in het democratische, pro-geallieerde kamp te plaatsen. Leopold stelde integendeel een politiek memorandum op, gedateerd januari 1944, bestemd voor de buitenwereld (het 'politiek testament'). Hij eiste dat de regering zich zou verontschuldigen voor haar houding in Limoges in 1940. Leopold had ook geen woord van dank over voor het verzet en de geallieerden, en nam tegenover deze laatsten een gereserveerde houding aan. Hij stelde zelfs de door de Belgische regering in Londen gesloten internationale overeenkomsten in vraag.

In juni 1944 voerden de Duitsers Leopold weg uit België. Bij de bevrijding in september werd zijn broer prins Karel regent. Vanaf april 1945 laaiden de polemieken rond Leopold hoog op. De communistische en socialistische partijen kantten zich openlijk tegen hem. Op 7 mei bevrijdde het Amerikaanse leger Leopold en zijn gezin in Oostenrijk. Premier Achille van Acker Van Acker, Achille
Achille van Acker (1898-1975) was een socialistische politicus uit Brugge, die in het begin van zijn carrière een tijdlang lid was van de Frontbeweging. Na de Tweede Wereldoorlog bekleedd... Lees meer
ging de koning inlichten over de toestand en was in principe bereid hem terug naar België te halen. De eerste contactname verliep echter uitermate stroef. De koning had moeite om de toestand in te schatten en verloor ook veel tijd, onder meer omdat hij zich van de geallieerde houding wilde vergewissen. Daarover kreeg hij geen duidelijkheid. Pas op 14 juni nam de koning een beslissing: hij wilde naar het land terugkeren, en voor het parlement een ondubbelzinnig 'goede' troonrede houden. Intussen was de publieke opinie echter sterk geëscaleerd, onder meer na informatie over Berchtesgaden en over bepaalde contacten van 's konings entourage met collaborateurs tijdens de bezetting.

Op 16 juni kwam de regering-Van Acker ten val. De socialistische, communistische en liberale ministers verklaarden niet bereid te zijn als ontslagnemende ministers de verantwoordelijkheid te dragen voor de ordehandhaving. Zoals de zaken ervoor stonden was deze inderdaad problematisch: het grootste deel van het Belgisch leger werd ingezet bij de bezetting van Duitsland, terwijl de geallieerden niet garandeerden dat ze indien nodig Belgische troepen zouden vrijgeven. Het lijkt erop dat de geallieerden – aanvankelijk voor een terugkeer van Leopold, maar sinds het politiek testament officieel afzijdig in deze kwestie – geen enkele prijs wilden betalen voor een terugkeer van de koning.

Leopold kon dus niet terugkeren naar België. Ook bleek dat hij geen regering kon vormen, die kon rekenen op een meerderheid in het parlement. De koning wilde daarom de verkiezingen van 1946 afwachten, en vroeg de regent in een brief voorlopig verder aan te blijven. Dit constitutioneel zeer betwistbare document betekende dat de koning zelf bepaalde of hij al dan niet in de onmogelijkheid verkeerde te regeren. Van Acker reageerde, door de linkse meerderheid een wet te laten stemmen waarin werd bepaald dat alleen het parlement kon vaststellen wanneer de onmogelijkheid om te regeren ophield. Deze wet, van 19 juli 1945, zette de koning verder buitenspel.

De Christelijke Volkspartij Christelijke Volkspartij
Lees meer
(CVP) stapte in de oppositie, tot in 1947, en werd meer en meer op sleeptouw genomen door onvoorwaardelijke 'leopoldisten'. Die waren bereid de koning zo nodig met een absolute CVP-meerderheid op de troon te brengen, nadat de Belgen zich in een 'volksraadpleging' over die terugkeer zouden hebben uitgesproken. Zelfs de koning aanzag met lede ogen hoe de CVP van de Koningskwestie een electoraal thema maakte dat haar het monopolie van de macht kon opleveren en tegelijk van Leopold een CVP-koning zou maken. In 1949 behaalde de CVP de absolute meerderheid in de Kamer; in de Senaat kwam ze nog twee zetels tekort. Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer
bracht een regering met de liberalen op de been. Deze laatsten waren tot op zekere hoogte bereid samen te werken met de gematigden in de CVP, waaronder Eyskens.

In maart 1950 organiseerde deze regering de volksraadpleging. De leopoldisten en ook Leopold zelf, verhoopten dat de vorst in die volksraadpleging een percentage zou behalen dat beduidend hoger was dan dat van de CVP bij de verkiezingen. Leopold kreeg slechts 57,68% ja-stemmen. In Vlaanderen bedroeg die score 72%, in Brussel echter 48%, en in Wallonië 42%. Uit een opsplitsing naar de arrondissementen toe blijkt dat de uitslag ook de levensbeschouwelijke en sociale kloof in het land blootlegde en uitdiepte.

De koning deed alsof de uitslag probleemloos was, en in de volgende weken geraakte de situatie muurvast. Daarop kozen de regent en Eyskens voor het scenario van de ultra-leopoldisten van de CVP, beseffend dat dit wellicht de ondergang van Leopold zou betekenen. Ze schreven verkiezingen uit, en die leverden de absolute meerderheid op voor de CVP.

De katholieke meerderheid maakte nu een einde aan de "onmogelijkheid om te regeren". Op 22 juli 1950 keerde de koning terug naar het land. Er braken onlusten en stakingen uit, er volgden aanslagen, en ten slotte vielen er drie doden. België leefde op de rand van een burgeroorlog, de toestand was onhoudbaar. In de nacht van 31 juli op 1 augustus droeg de koning zijn prerogatieven over op zijn zoon Boudewijn van Saksen-Coburg, Boudewijn I
Boudewijn (1930-1993) moest als gevolg van de koningskwestie op jonge leeftijd en onvoorbereid zijn vader opvolgen. Zijn koningschap werd getekend door de Congolese dekolonisatie, staatsh... Lees meer
. In 1951 werd deze meerderjarig en ondertekende Leopold de troonsafstand.

Door deze beslissing alsook door het verdere stilzwijgen van de hoofdrolspelers en niet het minst van koning Leopold III zelf, kon de monarchie Monarchie
In deze bijdrage over de Belgische vorsten, van Leopold I tot en met Albert II (1831-2013), wordt gepeild naar hun oordeel over en aandeel in de ontwikkeling van de Belgische taalstrijd e... Lees meer
behouden blijven. De Koningskwestie heeft echter diepe wonden geslagen tussen Vlamingen en Walen, tussen rechts en links, tussen katholieken en vrijzinnigen. De traditionele breuklijnen in het land werden erdoor verdiept. Vele naoorlogse politieke dossiers – de schooloorlog, de revolutionaire stakingsactie van de Luikse vakbondsleider André Renard Renard, André
Lees meer
tegen de eenheidswet van het kabinet- Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer
, het Waalse verzet tegen de zetelaanpassing Zetelaanpassing
In 1965 werd door de regering-Lefèvre het aantal parlementszetels aangepast aan de bevolkingscijfers. Met het oog op de Waalse minorisatievrees werden daarbij garanties beloofd tegen een... Lees meer
, de francofone agitatie rond de vastlegging van de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
en de ruzie in Voeren Voeren
Lees meer
– dragen er de sporen van.

Literatuur

– J. Velaers en H. van Goethem, Leopold III. De Koning, het Land, de Oorlog, 1993.

Suggestie doorgeven

1973: Manu Ruys (pdf)

1998: Herman Van Goethem

2023: Herman Van Goethem

Databanken

Inhoudstafel