Verlooy, Jan Baptist

Persoon
Ton van Kalmthout (2024, aanvulling), Jozef Smeyers (1998)

Jan Baptist Verlooy (1746-1797) was een Brusselse advocaat en activist die schatplichtig was aan verlichte Franse denkers en ijverde voor het gebruik van het Nederlands als officiële taal in plaats van het Frans. Hij is vooral bekend om zijn Verhandeling op d’onacht der moederlyke Tael in de Nederlanden (1788).

Volledige voornaam
Johannes Baptista Chrysostomus
Alternatieve naam
Verlooij
J.B.
Jan Baptist
Geboorte
Houtvenne, 22 december 1746
Overlijden
Brussel, 4 mei 1797
Leestijd: 12 minuten

Biografisch en historisch overzicht

Jan Baptist Verlooy stamde uit een Kempense familie van dorpsnotabelen; zijn vader was secretaris van Houtvenne. Verlooy werd te Leuven in augustus 1774 licentiaat in de beide rechten en het jaar erop advocaat bij de Raad van Brabant te Brussel. Als zodanig was hij medewerker van de Voltairiaanse en vrijzinnige advocaat Philippe-Guillaume Malfait, wiens invloed hij diep heeft ondergaan.

In 1781 gaf Verlooy zijn lijvige Codex Brabanticus uit, een alfabetisch naar trefwoorden geordende codificering van het Brabantse wettenrecht aan het einde van het Ancien Régime. De inleiding ervan verwoordde voor het eerst zijn principiële opvattingen over de taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
. Verlooy citeerde de wetsteksten in de originele vorm en als er keuze was tussen gelijkwaardige Franse en Nederlandse, gaf hij de voorkeur aan de taal van zijn land, het Nederlands (‘favore linguae patriae Flandrica praelata est’).

Die voorkeur kwam centraal te staan toen Verlooy zich in 1785 rechtstreeks tot keizer Jozef II richtte in een uitvoerige brief (waarvan het overigens de vraag is of de geadresseerde er kennis van genomen heeft). Het was een voorproefje van de befaamde Verhandeling op d’onacht der moederlyke Tael, die Verlooy drie jaar later zou publiceren. In zijn ‘mémoire’ aan de keizer bepleitte hij een verlicht overheidsbeleid in democratische richting. Daarvoor zou het volk in cultureel, wetenschappelijk en economisch opzicht mondig gemaakt moeten worden, aldus Verlooy, en dat kon alleen door het aan te spreken in zijn moedertaal, het ‘Nederduytsch’.

In de volgende jaren verloor Verlooy echter het vertrouwen in de monarchie en keerde hij zich af van de keizer. Vanaf 1788 stond hij, samen met anderen die ervan verdacht werden de oppositie tegen het beleid van Jozef II te leiden, onder het bijzonder toezicht van de Oostenrijkse regering. Dat verklaart waarom hij in dat jaar zijn Verhandeling op d’onacht der moederlyke Tael in de Nederlanden anoniem en zogenaamd te Maastricht, dus buiten het Oostenrijkse gebied, uitgaf, terwijl ze in werkelijkheid op de persen van E. de Bel te Brussel gedrukt werd. Dit kritische en opstandige geschrift, dat Verlooy al vrijwel geheel geconcipieerd had in 1780, was een zuiver in het Nederlands verwoorde aanklacht tegen de taal- en cultuurpolitiek van de Oostenrijkse gezagdragers (‘een frans Gouvernement’, ‘onze verfransers’) en een oproep tot de provinciale staten om daartegen te ageren.

Van begin 1789 af vergaderde Verlooy regelmatig met gelijkgezinden (onder wie zijn zwager, advocaat J.J. Torfs) aan huis bij Frans Vonck (1743-1792), de leider van de progressieve vleugel van het verzet, wiens rechterhand hij werd. Naar het model van een vrijmetselaarsloge (hijzelf kwam op de ledenlijsten van de loges niet voor) richtte hij een geheim genootschap op, Pro Aris et Focis, dat een leger moest vormen en Oostenrijkse soldaten omkopen. De statuten van het genootschap en de pamfletten die in verband daarmee van zijn hand verschenen, waren in het Nederlands gesteld.

Na de overwinning op de Oostenrijkers bij de Brabantse Omwenteling (1789-1790) bleef Verlooy Vonck steunen: hij plaatste zijn handtekening na die van Vonck onder het Adres dat op 15 maart 1790 aan de Brabantse Staten overhandigd werd met de eis van een nieuwe, democratische regeringsvorm. Ondertussen had hij in de brochure Projet raisonné d’union des Provinces-Belgiques zijn visie verwoord op een nieuwe grondwet voor de nu vrije Zuidelijke Nederlanden.

Toen daarop de reactie van de conservatieve Statisten losbrak, vluchtte de voorheen anti-Franse Verlooy, samen met andere Vonckistische leiders, naar het inmiddels revolutionaire Frankrijk Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
. Van daaruit bleef hij ageren, richtte hij een nieuw genootschap, Pro Patria, op en probeerde hij tevergeefs een oppositiebeweging te organiseren. Na de Eerste Oostenrijkse Restauratie (1790-1792) keerde hij, gebruikmakend van een algemene amnestie, terug naar Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
. Zodra generaal Charles Dumouriez met zijn Armée du Nord het merendeel van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsdom Luik veroverd had (1792), trad Verlooy opnieuw op de voorgrond en werd hij gekozen tot ‘voorlopig representant’ van Brussel.

Nadat hem eerst nog was opgedragen de protesten te coördineren tegen de door de Parijse Conventie afgekondigde annexatie, zat hij in februari 1793 de ‘assemblée’ voor waarop een handvol democraten zich voor de aanhechting bij Frankrijk uitsprak. Op 15 januari 1793 had hij nog de brochure Zyn geloof, vryheyd en eygendommen in gevaer? laten verschijnen. Het was een scherpe aanval op de Statisten, op de privileges van adel en geestelijkheid, een verdediging van de maatregelen die door de Franse revolutionairen getroffen werden en een pleidooi voor een democratische staatsvorm waarin het volk, dankzij de grootmoedigheid van de Franse natie, zijn eigen vertegenwoordigers zou kiezen. Zo zou een staatsinrichting moeten ontstaan zoals de Nederlanders die vroeger hadden gekend.

Bij de tweede Franse verovering (1794) werd Verlooy tot voorzitter gekozen van de Société des Amis de la Liberté et de l’Egalité de Bruxelles. In september werd hij tot schepen, op 20 april 1795 tot ‘maire’ van de hoofdstad benoemd, reden waarom hem wel collaboratie met de Franse bezetter verweten is. Reeds in mei nam hij vanwege zijn zwakke gezondheid ontslag uit zijn functie en twee jaar later overleed hij, zonder dat zijn heengaan publiekelijk opgemerkt werd. Zijn jonge zoon en zijn weduwe bleven in benarde omstandigheden achter.

De Verhandeling

Hoe het vroeger was, hoe het nu is, hoe het worden moet: dat zijn de drie duidelijk te onderkennen delen in Verlooys Verhandeling op d’Onacht der moederlyke Tael in de Nederlanden. De Nederlanders zijn ervan overtuigd, zo begint de Verhandeling, dat er niets moois of groots bestaat ‘of ’t moet van Frankryk zyn’. En nochtans zijn zij niet minder waard dan andere volken. Uitvoerig en aan de hand van tal van voorbeelden schetst Verlooy een beeld van de bijdrage die de Nederlanden aan de westerse beschavingsgeschiedenis hebben geleverd: een Nederlandse cultuurgeschiedenis in een notendop.

De komst van het Bourgondische huis is de oorzaak geweest van de ‘vernedering van onzen volksaerd’ en van de verfransing. Sindsdien zijn de Nederlandstaligen ‘van vremd gevallen op vremd’. Het is met hun taal treurig gesteld: te Brussel wordt hij veracht (Verlooy geeft er een paar typische, tegelijk komische staaltjes van); het staatsgezag, de Leuvense universiteit en de Brusselse Academie verwaarlozen hem. Die lamentabele taalsituatie heeft zware gevolgen. Het invoeren van een vreemde taal houdt jonge mensen weg van de wetenschappen Wetenschap
Lees meer
, die toch ‘den Catechismus der borgerlyke wysheyd’ vormen, en het belet het gewone volk een ‘redelykere manier van peyzen en goeden smaek’ te verwerven.

Een vreemde taal schept voor volksmens en burger, ambachtsman en landbouwer, én voor vrouwen een sociale taalbarrière, hij doodt de ‘vrydomsgeest’ en de vaderlandsliefde, die voor een volk nochtans een onschatbaar goed is, want hij maakt alles ‘grooter, edelmoediger, deugdzamer, wyzer: alles is iveriger en vinniger [= naarstiger] voor bezonder en gemeyn goed’. Vaderlandsliefde vindt een sterke steun in al het eigene dat een volk bezit: ‘Waerom werken wy dan om zoo bekwamen band van vaderlandschap, de moederlyke tael, te bannen?’ Waar men al het eigene, en het meest van al de taal, overboord werpt, daar eindigt men met zichzelf te miskennen.

Men zou kunnen voorstellen om het Frans tot moedertaal te maken, maar dat zou dan toch maar ‘een ander wals’ (= Waals) worden, terwijl het Nederlands als patois zou blijven bestaan. Bovendien is het Frans al lang in gebruik in de Nederlanden. Is het daarom meer de taal van het volk geworden dan tweehonderd jaar geleden? Neen, ‘wy moeten het fransch verlaten’ en naar het Nederlands terugkeren, niet alleen omdat het de moedertaal is, maar ook om zijn bijzondere kwaliteiten.

Met een overvloed aan argumenten gaat Verlooy in op de oorspronkelijkheid van het Nederlands, de eenvoud, welluidendheid en rijkdom ervan, de gelijkenis met het sierlijke en kunstige Grieks. En wie zou opwerpen dat het Frans een wereldtaal is, antwoordt hij: het lot van het Nederlands is daarin niet erger dan dat van het Engels, Duits en Italiaans, niet erger dan het Latijn, dat ook het Grieks tegenover zich had. Bovendien is het Nederlandse taalgebied niet zo beperkt: het strekt zich uit van de noordelijke en Oostenrijkse Nederlanden tot Noord-Frankrijk, het Nederlands-Duitse grensgebied en Noord-Duitsland. En ten slotte: ‘mag eenen goeden vaderlander wel peyzen, myn land is my te klyn, het is my de moyte niet weerd? En de tael van ’t Nederland, de tael der oude Belgen, de tael van den Vrydom, kan die verachtbaar zyn?’

Welke zijn nu de middelen om het Nederlands weer eer te bewijzen en hoog te achten? Voor het onderwijs Onderwijs
Lees meer
moeten er een vaste, algemene spelling en nieuwe schoolboeken met zowel Noord- als Zuid-Nederlandse teksten komen. De colleges behoren evenveel zorg aan de moedertaal als aan het Latijn te besteden, de welsprekendheid alleen in het Nederlands te beoefenen en ook de Nederlandse ‘rymkonst’ te bestuderen. Op de lagere scholen mag het Frans niet meer onderwezen worden. Daarnaast is een Nederlands toneel Toneel
Het Vlaamse toneel onderhield vanaf zijn ontstaan in de 19de eeuw een complexe en gelaagde verhouding met de Vlaamse beweging. Van een belangrijk emancipatorisch instrument en voorwerp va... Lees meer
leven vereist en moeten prijzen en aanmoedigingen geschonken worden aan de ‘vaderlandsche konsten’. De provinciale Staten van Noord en Zuid kunnen hierbij helpen en mogen bij het toekennen van hun beloningen geen onderscheid maken tussen Noord- en Zuid-Nederlandse onderdanen. De Staten zouden een genootschap kunnen oprichten dat zich met het uitwerken van al deze voorstellen bezighoudt en daartoe jaarlijks prijsvragen uitschrijft.

De Verhandeling eindigt met een getuigenis van Verlooys algemeen-Nederlandse gezindheid: ‘Men ziet hier voor, dat ik de vereenigde Nederlanden aenzie als deel te maken van ons land, en hun met ons als een eenig volkdom achte (…) wy zyn inderdaed het zelve volk, ’t zelve in tael, imborst, zeden en gebruyken. Daerom, laet ons gezamentlyke Nederlanders, schoon wy van staet geschyden zyn, ons ten minsten in de Nederlandsche konsten aenzien als gevaderlanders en gebroeders.’

Inspiratie en invloed

In Verlooys Verhandeling culmineren de ideeën en invloeden die ten grondslag liggen aan de wording van de nationale gedachte in de tweede helft van de 18de eeuw: ze is er een moderne, revolutionaire en naar de toekomst gerichte synthese van. Humanistische opvattingen over taal en volk drukken duidelijk hun stempel op die bladzijden waarin het beeld van het glansrijke verleden wordt getekend en de waarde van het Nederlands tegenover andere talen afgewogen. Maar niemand van Verlooys Zuid-Nederlandse tijdgenoten is tegelijk zo diep doorgedrongen in de nieuwe visie op het wezen van het nationale en de functie en het belang van de taal voor het ‘volkdom’, het ‘vaderlanderschap’. Zijn opvattingen daarover raken zo sterk die van het Duitse Idealisme dat bij herhaling aan beïnvloeding van die kant, vooral van de Duitse dichter en filosoof Johann Gottfried von Herder (1744-1803), is gedacht.

Bronnenonderzoek wijst echter veeleer naar Franse auteurs: Jean le Rond d’Alembert (1717-1783), Charles de Montesquieu (1689-1755), Voltaire (1694-1778) en vooral Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). Voor zover Duitse invloed aanwezig is, moet men die veeleer bij Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) zoeken. Uiteindelijk leidt dergelijk bronnenonderzoek – ook in verband met de humanistische beïnvloeding – tot de conclusie dat men bij Verlooy te maken heeft met een zelfstandig en persoonlijk denker die, via een veelzijdig en grondig contact met de traditie en actuele Europese stromingen, tot zijn oorspronkelijke inzichten is gekomen. In die context verschijnt de Verhandeling als het eerste essay over de Vlaamse en algemeen-Nederlandse gedachte, geschreven door iemand die een ambivalente en soms paradoxale houding ontwikkelde tegenover de Franse cultuur en politiek.

Verlooys Verhandeling bleef invloedrijk. Na de Franse tijd liet Petrus A. van den Broeck Van den Broeck, Petrus
Petrus van den Broeck (1790-?) schreef aan het begin van de negentiende eeuw een befaamde brochure ter verdediging van de Nederlandse taal in de Zuidelijke Nederlanden. Lees meer
zich er – soms haast woordelijk – door inspireren voor zijn brochure Nadeelige gevolgen van de onverschilligheid der Vlamingen en Brabanders omtrent hunne moedertaal (1817). Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
had in zijn Verhandeling over de Nederduytsche tael- en letterkunde (1819-1824) lovende woorden voor Verlooys Verhandeling en citeerde eruit. Ook de Leuvense hoogleraar Lodewijk G. Visscher Visscher, Lodewijk
Lodewijk Gerard Visscher (1797-1859) was een letterkundige uit Breda die zich in de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) inzette voor de culturele eenwording va... Lees meer
nam er enkele citaten uit over in zijn Nederlandsche chrystomatie (1827), en Johannes M. Schrant Schrant, Johannes
Johannes Mathijs Schrant (1783-1866) was een katholieke priester, letterkundige en historicus uit Amsterdam. Hij werd door koning Willem I benoemd tot hoogleraar en rector aan de Rijksun... Lees meer
, die hoogleraar was te Gent, bezorgde een (nog steeds anonieme) herdruk van de Verhandeling in 1829. Exemplaren hiervan werden door de regering van koning Willem I der Nederlanden, Willem I
Willem I (1772-1843) was koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, en dus ook tussen 1815 en 1830 (de jure tot 1839) van het zuidelijke deel daarvan. Zijn beleid inzake de nationale taal ... Lees meer
onder schoolopzieners verspreid om ze als prijsboek te laten uitreiken aan de beste leerlingen. In 1832 fungeerde de editie nog eens als inspiratiebron, nu voor de Aenmerkingen over de verwaarloozing der Nederduytsche tael van Philip M. Blommaert Blommaert, Philip M.
Lees meer
, een oud-student van Schrant.

Daarna verdween Verlooy tijdelijk op de achtergrond: literaire en cultuurhistorische studies (van Ferdinand A. Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
Auguste-Jean Stecher Stecher, Auguste-Jean
Auguste-Jean Stecher (1820-1909) was een docent en later hoogleraar aan de Universiteit van Luik met specialisatie in de literatuurgeschiedenis. Hij was lid van de Société Huet en publice... Lees meer
Paul Hamelius Hamelius, Paul
Paul Hamelius (1868-1922) was Germaans filoloog, docent Engels en Engelse literatuur en auteur van enkele belangrijke werken in de anglistiek. Hij benadrukte het literaire aspect van de ... Lees meer
, Jef Rechts) beperkten zich tot het noemen van zijn naam en soms, waarschijnlijk op gezag van Willems, tot het citeren van een korte passage. Uitvoeriger was wel Paul Fredericq Fredericq, Paul
Paul Fredericq (1850-1920) was een vooraanstaande Gentse historicus, die als de officieuze ideoloog van het liberaal flamingantisme kan worden  omschreven. Als rector van de Gentse univer... Lees meer
in zijn Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging (1906), maar het was  Karel Angermille Angermille, Karel
Karel Angermille (1873-1938) was tijdens de Eerste Wereldoorlog betrokken bij het activisme in Antwerpen. Na de oorlog was hij actief binnen de Frontpartij. Ook was hij medestichter van d... Lees meer
die Verlooy in 1912 met een artikel over ‘de eerste flamingant’ eerde als een belangrijke wegbereider van de Vlaamse beweging. Sindsdien stelde de Verhandeling Verlooys overige geschriften en zijn politieke activisme steeds verder in de schaduw.

Pas na de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
werd het eenzijdige beeld van hem als taalactivist en voorloper van de Vlaamse beweging aanmerkelijk genuanceerd. Dat gebeurde vooral dankzij wetenschappelijk onderzoek van de literatuurhistoricus Jozef Smeyers en de rechtshistoricus Jan van den Broeck, die ook Verlooys andere hoedanigheden en publicaties weer onder de aandacht brachten.

Werken

Codex Brabanticus, seu Corpus juris edictalis Brabantiæ et Limburgiæ, in materiarum quarumque tractulos, ordine alphabetico dispositos, redactum, simul etiam indicis vice in edictorum Brabanticorum collectiones & alia plura monumenta vulgata perfungens, Bruxellis, 1781.
Verhandeling op d’Onacht der moederlyke Tael in de Nederlanden, Maastricht [in werkelijkheid: Brussel], 1788.
Les intrigues du despotisme démasqué, [s.l., 1789].
H. Vandernoot ontmaskert, [s.l., 1790].
Projet raisonné d’union des provinces-Belgiques, adressées aux Nations, s.l., [ca. 1790].
Zyn geloof, vryheyd en eygendommen in gevaer?, Brussel, 1793.
Verhandeling op d’Onacht der moederlyke Tael in de Nederlanden (1788), ingeleid en toegelicht door J. Smeyers en J. Van Den Broeck, Den Haag, 1979.

Literatuur

– K. Angermille, De eerste flamingant, in: Volkskracht, jg. 1, 1912, nr. 12, pp. 3-14.
– A. Jacob, Verloo op d’Onacht der Moederlyke Tael (een parafrase), in: Album opgedragen aan prof. dr. J. Vercoullie, 1857-1927, door ambtgenooten, oud-leerlingen en vereerders, ter gelegenheid van zijn zeventigsten verjaardag en van zijn emeritaat, Brussel, 1927, dl. 1, pp. 155-161.
– S. Tassier, Verlooy, précurseur du mouvement flamand, in: Revue de l’Université de Bruxelles, jg. 16, 1937-1938, pp. 155-171.
– J. Smeyers, Vlaams taal- en volksbewustzijn in het Zuidnederlandse geestesleven van de 18de eeuw, Gent, 1959.
– H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, Antwerpen, 1970, dl. 1.
– Y. vanden Berghe, Verlooy, Jan Baptist Chrysostomus, advocaat, Vl. strijder en revolutionair, in: Nationaal biografisch woordenboek, 1972, dl. 5, pp. 936-951.
– J. van den Broeck, J.B.C. Verlooy: ‘Projet raisonné d’union des Provinces-Belgiques’ (1790), in: Rechtskundig weekblad, 1976, pp. 1282-1294.
– J. van den Broeck, J.B.C. Verlooy, ‘Zyn geloof, vryheyd en eygendomen in gevaer?’ (1793), in: Bijdragen tot de geschiedenis, jg. 75, 1976, pp. 274-290.
– J. van den Broeck, J.B.C. Verlooy, vooruitstrevend jurist en politicus uit de 18de eeuw (1746-1797), Antwerpen-Amsterdam, 1980.
– J. Smeyers, ‘Un cri d’alarme sans lendemain’? De nawerking van de Verhandeling van J.B.C. Verlooy, in: A. Deprez en W. Gobbers (red.), Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw, Utrecht, 1990, pp. 13-24.
– J. van den Broeck, J.B.C. Verlooy, jurist, taalfamingant en politicus (1746-1797), in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 56, 1997, nr. 4, pp. 221-226.
– L. Simons, Jan Baptist Verlooy, onze eerste Groot-Nederlander, in: L. Simons, Antwerpen Den Haag retour. Over twee volken gescheiden door dezelfde taal, Tielt, 1999, pp. 17-28, pp. 129-130.
– P. de Ridder, Nieuw licht op J.B.C. Verlooy (1746-1797), vader van de Nederlandse beweging, Brussel/Gent, 2001.
– J.M. van der Horst, Schreef J.B.C. Verlooy echt zo gebrekkig? Het 19de/20ste-eeuwse beeld van de 18de eeuw getoetst, in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, jg. 114, 2004, pp. 71-82.
– J. van der Horst, Over de taal van J.B.C. Verlooy, in: Neerlandia / Nederlands van Nu, jg. 108, 2004, nr. 3, pp. 36-37, en nr. 4, 28-30, en jg. 109, 2005, pp. 32-35.
– J. Vermaut, J.B.C. Verlooy tot keizer Jozef II in 1785: als een olifant in de porseleinwinkel, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 64, 2005, nr. 1, pp. 35-49.

Suggestie doorgeven

1975: Jozef Smeyers (pdf)

1975: Jozef Smeyers (pdf)

1998: Jozef Smeyers

2024: Ton van Kalmthout

Databanken

Inhoudstafel