Vrouwenbeweging

Begrip
Lith Lefranc (2023, aanvulling), Nele Bracke (1998)

Binnen de Vlaamse beweging bestond in het algemeen nauwelijks interesse voor vrouwenemancipatie. Toch was er sprake van kruisbestuiving met de vrouwenbeweging. Zo hanteerden vrouwenorganisaties in Vlaanderen in de eerste helft van de 20ste eeuw het Nederlands als voertaal en vormden ze bewust 'Vlaamse' vrouwen. Omgekeerd gaf de Vlaamse beweging – ondanks haar traditionele genderopvattingen – een aantal vrouwen de kans zich te ontplooien en de grenzen van de 'vrouwenrol' te overschrijden.

Alternatieve term
Vrouwen
Leestijd: 69 minuten

Het onderzoek naar de verhouding tussen de Vlaamse beweging, vrouwen en vrouwenbeweging is nog niet ver gevorderd. Traditionele overzichten van de geschiedenis van de Vlaamse beweging en van de vrouwenbeweging vertrekken van een van beide onderzoekscategorieën. De historici van de Vlaamse beweging bleven en blijven over het algemeen blind voor de rol van de vrouwen in de Vlaamse beweging en de houding van die beweging tegenover de vrouwen(emancipatie). Waar vrouwenverenigingen toch aan bod kwamen, werden deze vaak doorgelicht op hun 'Vlaamsbewuste' gehalte, zonder na te gaan of ze ook de vrouwenemancipatie nastreefden. Hierop valt een tweetal uitzonderingen te noteren: het onderzoek naar de katholieke Vlaamse meisjesbeweging Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging
De Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging was een beweging van katholieke, Vlaamsgezinde burgermeisjes en vrouwen ontstaan in 1912 naar het model van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, ... Lees meer
en naar de tijdens het interbellum ontstane Vlaams-nationalistische vrouwenorganisaties.

Andersom was de Vlaamse beweging tot nu toe zo goed als afwezig als onderzoeksthema in de vrouwengeschiedenis. De historici van de Vlaamse vrouwenbeweging analyseerden het 'feministisch' karakter van verschillende organisaties, zonder zich af te vragen of deze verenigingen zich al dan niet profileerden als 'Vlaamsgezind' of 'Vlaams-nationalistisch'.

Deze beperkte kijk heeft een dubbel gevolg. Enerzijds lijkt het alsof de vrouwenbeweging een 'Belgische' aangelegenheid was, waarin de communautaire kwestie weinig of geen rol speelde. Anderzijds wordt de indruk gewekt dat de Vlaamse beweging genderneutraal was en geen onderscheid maakte tussen mannen en vrouwen. Beide stellingen verdienen naar onze mening de nodige dosis kritische reflectie, niet het minst omdat dit tot een verrijking kan leiden van onze kennis over de Vlaamse beweging en over de vrouwen(beweging).

In deze bijdrage willen we een overzicht geven van de beschikbare kennis over vrouwen, vrouwenbeweging en Vlaamse beweging, waarbij we tevens de lacunes in het onderzoek aanwijzen. Voor zover mogelijk trachten we per periode een (aanzet tot) antwoord te geven op drie vragen, die niet altijd van elkaar gescheiden kunnen worden. Welke visies op de vrouw leefden in de Vlaamse beweging, welke organisaties richtten zich specifiek tot de vrouwen en hoe verhielden die organisaties zich tot de vrouwenbeweging en de Vlaamse beweging?

Vooraf willen we opmerken dat zowel 'vrouwenbeweging' als 'Vlaamse beweging' op een ruime manier geïnterpreteerd werden. We beperkten de 'vrouwenbeweging' niet tot de expliciet 'feministische beweging', zodat ook de grote socio-culturele vormingsorganisaties, zoals de Katholieke Arbeiders Vrouwengilden Katholieke Arbeiders Vrouwengilde
Lees meer
(KAV), die de traditionele vrouwenrol veeleer benadrukten dan ze in vraag stelden, binnen ons analysekader vielen. We maakten wel een onderscheid tussen 'vrouwenbeweging' enerzijds en 'kinder- en jeugdbeweging' anderzijds. Dit heeft tot gevolg dat de op de grens tussen 'meisjes-' en 'vrouwen'-beweging balancerende katholieke Vlaamse meisjesbeweging wel besproken wordt, terwijl kinder- en jeugdbewegingen als de Chiro en de meisjesscouts buiten beschouwing worden gelaten. Ten slotte begrepen we onder 'Vlaamse beweging' niet alleen de stroming die zich expliciet 'Vlaamsgezind' of 'Vlaams-nationalistisch' noemde, maar ook de bredere maatschappelijke beweging die zich in het Nederlands richtte tot 'Vlamingen' en 'Vlaanderen' en zo bijdroeg tot de Vlaamse bewustwording.

Vlaamse beweging en vrouwenemancipatiebeweging voor 1914: geen samenwerking, wel 'kruisbestuiving'

Medio 19de eeuw begon het 'burgerlijk feminisme' zich in België te organiseren. Naast onderwijs en het recht op arbeid stonden juridische rechten hoog op de agenda. Rond de eeuwwisseling kwam daar stemrecht bij. Ook in arbeiderskringen ontstonden vrouwenverenigingen, hetzij van socialistische, hetzij van katholieke signatuur. Het beperken van de vrouwelijke fabrieksarbeid, menswaardige arbeidsomstandigheden, onderwijs en beroeps- en huishoudelijke vorming stonden in de meeste van deze organisaties centraal. Deze 'vrouwenbeweging'- een burgerlijk-vrijzinnige, een socialistische en een katholieke - gingen de geschiedenis in als de 'eerste feministische golf'.

Op het einde van de 19de en bij het begin van de 20ste eeuw 'kruisten' de beweging voor vrouwenemancipatie en de Vlaamse beweging elkaar in hun roep om meer en beter meisjesonderwijs. De feministen eisten meisjesonderwijs op alle niveaus, terwijl de flaminganten zich concentreerden op Nederlandstalig onderwijs Onderwijs
Lees meer
. Toch kwam het nooit tot een actieve en gecoördineerde samenwerking. Wellicht hadden ze te zeer een eigen agenda: de strijd om degelijk meisjesonderwijs ging uit van Franstalige burgerdames, terwijl precies de Franstalige opvoeding van de jonge vrouwen de Vlaamse beweging een doorn in het oog was.

Ondanks het feit dat beide bewegingen elkaar misliepen was er toch een onbewuste kruisbestuiving tussen de Vlaamse beweging en de vrouwenbeweging, in het bijzonder in katholieke kringen. Enkele vrouwen uit de burgerij waren via de ontluikende christelijke vrouwenbeweging op beide terreinen actief. Hun drijfveren waren minder radicaal dan die van de feministes: ze stelden de ongelijke machtsverhouding tussen mannen en vrouwen niet in vraag, maar namen wel het woord in de publieke sfeer door zich over enkele maatschappelijke kwesties die vrouwen aanbelangden uit te spreken. Marie Elisabeth Belpaire Belpaire, Marie-Elisabeth
Marie-Elisabeth Belpaire (1853-1948) was een welgestelde Vlaamsgezinde auteur die verschillende projecten realiseerde ter promotie van de literatuur (zoals het tijdschrift Dietsche Warand... Lees meer
bijvoorbeeld was niet alleen een gewaardeerd schrijfster, maar zette zich ook in voor katholiek hoger onderwijs voor vrouwen en voor de culturele verheffing van Vlaanderen. Dankzij haar bijzondere positie als alleenstaande doch kapitaalkrachtige vrouw met een culturele opvoeding en een uitgebreid netwerk kon ze wezenlijke veranderingen realiseren voor Vlaamse vrouwen.


Marie-Elisabeth Belpaire, 1934. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph11959)
Marie-Elisabeth Belpaire, 1934. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph11959)

Tal van Vlaamse vrouwenverenigingen droegen door het uitsluitend gebruik van het Nederlands tijdens hun (vormende) activiteiten bij tot de 'ruime' Vlaamse beweging. De Constance Teichmannbond Teichmann, Constance
Constance Teichmann (1824-1896) was een welgestelde, ondernemende vrouw, die zich vanuit haar christelijke overtuiging inzette voor armen- en ziekenzorg en als muzikant Vlaamse kunstenaar... Lees meer
- niet te verwarren met de Constance Teichmannkring (1899) - had bijvoorbeeld wel een uitgesproken Vlaams, maar geen Vlaamsstrijdend karakter. De werking van deze in 1910 door Belpaire opgerichte bond verliep in het Nederlands. De bond wilde de overkoepelende en coördinerende katholieke vrouwenorganisatie van Vlaanderen worden, die op haar beurt andere katholieke vrouwenverenigingen zou helpen oprichten om vrouwen te vormen en te ondersteunen: materieel, professioneel, intellectueel en moreel. De bond zou burgervrouwen opleiden om deze verenigingen te leiden. Het tijdschrift Omhoog!, dat zich van november 1912 tot maart 1914 het blad van de Antwerpse katholieke sociale vrouwenorganisaties noemde en daarna het blad van de Constance Teichmannbond werd, richtte zich met bijdragen over vrouwenrechten, -arbeid en dergelijke tot Vlaamse vrouwen, zonder daarom Vlaamsgezind te zijn. Hoewel er geen sprake was van een Vlaamsgezinde vrouwenemancipatie, was er wel een Vlaamse emancipatiebeweging. Die vond vooralsnog geen aansluiting bij de in 1905 opgerichte overkoepelende Conseil national des femmes belge die een Franstalige en overwegend liberale stempel droeg. De katholieke noch de socialistische vrouwenorganisaties maakten er deel van uit.

Andersom droegen vrouwenorganisaties die de nadruk legden op hun Vlaamsgezinde en cultuurflamingantische karakter, zonder de maatschappelijke positie van de vrouwen in vraag te stellen, er dankzij hun vormende initiatieven toe bij dat de vrouwen de traditionele grenzen van hun 'terrein' konden overschrijden. In 1899 werd op initiatief van Belpaire en met de steun van Hilda Ram de Constance Teichmannkring opgericht, met het doel burgerdames Nederlands te leren en hen in te wijden in de Vlaamse kinderliteratuur. Het katholieke tijdschrift De Lelie Leliaart
Leliaart was een benaming voor de aanhangers van de Franse vorst in 1302 en in de 19de eeuw een spot- en scheldnaam voor Fransgezinden. Lees meer
, dat vanaf 1909 verscheen, had zowel aandacht voor vrouwen- als voor Vlaamse belangen. Aanvankelijk was het bestemd voor Noord- en Zuid-Nederland, maar vanaf 1913 had het een uitsluitend Vlaams karakter. Het tijdschrift richtte zich tot de meer ontwikkelde Vlaamse vrouw en wilde de Vlaamse cultuur en katholieke vrouwenbeweging stimuleren. Naast algemeen vormende artikels publiceerde het godsdienstige bijdragen, artikels over het vrouwenkiesrecht en over de rol van de ontwikkelde vrouw in de katholieke Vlaamse beweging. De Lelie volgde daarbij het traditionele 'moeder aan de haard'-discours.

Vorming tot Vlaamsbewuste vrouwen

Toen eind 19de eeuw verschillende Vlaamse Hogeschooluitbreidingen Hogeschooluitbreidingen
De hogeschooluitbreidingen ontstonden in België op het einde van de 19de eeuw in navolging van het Engelse voorbeeld, waar de University Extension een afdeling van de universiteit was di... Lees meer
het licht zagen, naar het model van de Engelse University Extensions die een democratisering van het hoger onderwijs beoogden, richtten Belpaire, Ram en Louisa Duykers Duykers, Louisa
Louisa Duykers (1869-1952) was een Antwerpse auteur, cultureel bemiddelaar en onderwijsbevorderaar. Samen met Marie-Elisabeth Belpaire en Hilda Ram nam zij talkrijke initiatieven voor de ... Lees meer
de Extension Universitaire pour les femmes (1897 tot 1905) op. Dit was een uitzonderlijk initiatief omdat het onderwijs exclusief door en voor vrouwen werd georganiseerd. Door het hoge inschrijvingsgeld bereikte ze uitsluitend een gegoed publiek. Bovendien werden, met uitzondering van de cursus Vlaamse literatuur, alle cursussen in het Frans gedoceerd. Ondanks de lage populariteit van die ene Nederlandstalige cursus stond Belpaire er op dat deze bleef bestaan, in de hoop meer burgervrouwen voor de Vlaamse zaak te winnen.

In 1902 kreeg de Vlaamse leergang van de Extension Universitaire een vervolg in de Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding Katholieke Vlaamsche Hogeschooluitbreiding
De Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding is een vormings- en nascholingsorganisatie die in 1898 werd opgericht in Antwerpen. Later werden op diverse plaatsen in Vlaanderen afdelingen o... Lees meer
(KVHU)
, met vanaf 1912-1913 damesafdelingen in Antwerpen, Gent en Mechelen. Onder anderen Omer Wattez Wattez, Omer
Lees meer
en August van Cauwelaert Van Cauwelaert, August
De Vlaamsgezinde katholiek August van Cauwelaert (1885-1945), die professioneel aan de slag was als advocaat en rechter, was ook literair actief als dichter en essayist. Hij was betrokken... Lees meer
hielden er voordrachten en de afdelingen richtten lessenreeksen in over gezondheidsleer, woninginrichting, literatuur, beschaafde omgangstaal, wetenschap en kunst. In 1913 werd op het KVHU-congres in Gent de wens uitgesproken dat de vrouwen voortaan de leiding, die tot dan toe in hoofdzaak in handen was van mannelijke geestelijken, zouden waarnemen.

Vanaf 1909 werden jaarlijks in augustus-september Nederlandse Vakantieleergangen voor Dames georganiseerd in de school van de Dochters van Maria (Paridaensinstituut), te vergelijken met de Leuvense Vacantieleergangen voor leraars die in 1907 waren gestart. Voor de dames stonden bijvoorbeeld voordrachten van onder anderen Jules Persyn Wattez, Omer
Lees meer
en Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
op het programma. Ook het Institut Belpaire, dat bij het begin van de eeuw in Antwerpen was opgericht door Belpaire, wilde vrouwen vormen door middel van lezingen. De Damesafdelingen van het katholieke Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
deden hetzelfde. In 1900 hield Claes< een toespraak over Het Davidsfonds en de vrouw’. Toch duurde het nog tot 1910 voor vrouwen daadwerkelijk bij het Davidsfonds betrokken werden. Op het Davidsfondscongres in Sint-Niklaas was er dat jaar een aparte sectie voor vrouwen. Onder anderen Belpaire, Stephanie Vetter en pater Jozef Salsmans Salsmans, Jozef
Jozef Salsmans (1873-1944) was een Vlaamse priester-jezuïet en professor moraaltheologie. Hij pleitte voor een culturele verheffing van het Vlaamse volk en was bezieler van de Nederlands... Lees meer
spraken er over de rol van de vrouw in de Vlaamse beweging. Aansluitend richtte het Davidsfonds van Sint-Niklaas een damesafdeling op. Dit voorbeeld werd gevolgd door Brussel, Temse (in 1910), Vilvoorde, Brugge, Leuven en Kessel-Lo (in 1913). Op het Davidsfondscongres in Antwerpen in 1912 was er opnieuw een sectie voor vrouwen. Ditmaal stond de problematiek van de arbeidersvrouwen centraal. In plaatselijke Davidsfondskringen lag de nadruk op uitspraaklessen, voordrachten over literaire onderwerpen en zang; thema's die ver van de leefwereld van de volksklasse lagen. Toch werd aan de damesafdelingen gevraagd om de christelijke arbeidersbeweging Christelijke arbeidersbeweging
In de christelijke arbeidersbeweging heeft steeds een uitgesproken belangstelling voor de Vlaamse kwestie bestaan. De groeiende invloed van deze beweging, in het kielzog van de democratis... Lees meer
en het beroepsonderwijs te steunen. Los van deze initiatieven ontstonden er damesstudiekringen in Turnhout, Brussel en Vilvoorde (opgericht rond 1911) die zich uitsluitend met Vlaamse en niet met sociale aangelegenheden bezighielden. Deze studiekringen organiseerden vooral voordrachten over de Vlaamse cultuur en de Vlaamse strijd.

Ook in het liberale Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
werden vrouwenafdelingen opgericht. Ze organiseerden lezingen over zogenaamde 'vrouwelijke' thema's zoals vrouwenrechten, gekoppeld aan muzikale optredens. De rol van vrouwen in de Vlaamsgezinde vrijzinnige beweging is evenwel onderbelicht in het huidige onderzoek.

De strijd voor kwaliteitsvol en Nederlandstalig meisjesonderwijs

In de vroege 19de eeuw beperkte de scholing voor meisjes zich tot het lager onderwijs. De weinige middelbare meisjesscholen waren Franstalig en bereidden hun leerlingen voor op hun rol als echtgenote, moeder en huisvrouw. Het ging er meer om moraliseren en goede manieren dan om kennisverwerving: catechismus, lezen, wat rekenen en schrijven, borduren, musiceren, dansen en schilderen. Vanaf de jaren 1850-1860 groeide het ongenoegen hierover bij vrouwen uit de burgerij - later beschouwd als de feministes van de eerste golf. De burgerdames namen aanstoot aan de bedenkelijke kwaliteit van dat overwegend katholieke onderwijs. In 1864 richtte Isabelle Gatti de Gamond (1839-1905), met steun uit liberale en vrijzinnige hoek, in Brussel de eerste private meisjesschool op met een volledig leerprogramma voor het lager middelbaar onderwijs. Nadat de universiteiten van Brussel, Luik en Gent in de jaren 1880 meisjesstudenten toelieten, werd werk gemaakt van hoger middelbaar meisjesonderwijs. Opnieuw nam Gatti de Gamond het voortouw: in 1892 voegde zij een pre-universitaire afdeling toe aan haar school. Middelbare scholing voor vrouwen bleef tijdens de 19de eeuw een uitzondering. Het zou nog tot het interbellum duren voor er sprake was van volwaardig middelbaar meisjesonderwijs.

De kwaliteit van het meisjesonderwijs verbeterde wel gestaag, maar de onderwijstaal in de middelbare school - het Frans - werd voorlopig niet ter discussie gesteld. Slechts in uitzonderlijke gevallen werden een paar vakken in het Nederlands gegeven. De volkstaal stond het minst sterk in de katholieke meisjespensionaten, die meestal door Franse congregaties werden beheerd en waarin het Frans geassocieerd werd met een hoger cultuurniveau. De Vlaamse beweging hinkte wat dit betrof achter op de strijd van de vrouwenbeweging voor degelijk meisjesonderwijs op alle niveaus. Pas toen het middelbaar en hoger onderwijs stilaan binnen het bereik van burgerdames kwam te liggen en de mannelijke Vlaamsgezinden het Franstalig onderwijs als een handicap aanvoelden, richtten Vlaamsgezinde vrouwen hun aandacht op het vernederlandsen van het middelbaar meisjesonderwijs. De schoolstrijd rond 1880 gaf onrechtstreeks een aanzet tot het vernederlandsen van het (meisjes)onderwijs. Als antwoord op de groeiende liberale invloed in het meisjesonderwijs in Antwerpen, werd in 1874 het Anna Bijnsgenootschap opgericht, een voorloper van het Institut Belpaire (1902). Hoewel het Frans in de katholieke middelbare scholen de voertaal bleef, opende dit genootschap vanaf 1875-1876 de deur voor onderricht in de Nederlandse taal. In 1906 pleitte Belpaire bij aartsbisschop Désiré Mercier Mercier, Désiré
Désiré Mercier (1851-1926) was van 1906 tot 1926 de kardinaal-aartsbisschop van het aarts­bisdom Mechelen. Hij was een vurig propagandist van het Belgisch patriottisme en leefde tijdens ... Lees meer
voor vernederlandsing in de katholieke meisjesscholen in Vlaanderen, zonder succes. Haar vraag spoorde met pogingen om via wetgeving een enige vernederlandsing van het middelbaar onderwijs af te dwingen, maar druiste helemaal in tegen de Instructions van Mercier van 1906 die voor het katholiek middelbaar en universitair onderwijs vasthield aan het Frans. De aartsbisschop vreesde dat vernederlandsing de nationale eenheid zou bedreigen, de intellectuele standaard zou verlagen en het gezag van de Kerk aantasten. Belpaire nam nadien uitdrukkelijk afstand van Mercier, wat een ideologische verschuiving richting een meer strijdbaar flamingantisme illustreert. Tussen 1906 en 1911 vernederlandste zuster Maria-Jozefa ( Henriette Haeck Haeck, Henriette
Henriette Haeck of Zuster Maria-Jozefa (1883-1961) was een Vlaamse kloosterzuster, dichter, pedagoge, directrice van de Heilig Grafschool in Turnhout en priorin. Ze zette zich in voor de ... Lees meer
) het Heilig-Graf Instituut te Turnhout, de middelbare school waarvan ze de directrice was. In 1911 richtte ze de eerste Nederlandstalige middelbare normaalschool voor meisjes op. Een jaar later steunde Belpaire de Oudersbond bij de oprichting van de middelbare meisjesschool Sint-Lutgardis in Antwerpen, de Nederlandstalige afdeling van het Institut Belpaire. In Gent werd in 1907 onder impuls van Rosa de Guchtenaere De Guchtenaere, Rosa
Rosa de Guchtenaere (1875-1942) was een Vlaams-nationalistisch activiste, onderwijzeres en feministe. Ze engageerde zich voor talrijke anti-Belgische comités en verwierf bekendheid als pr... Lees meer
, oud-leerlinge van de Gamond, het Athenée de jeune filles opgericht dat -geen speciaal Vlaamsche inrichting - was, maar wel Nederlandstalige cursussen organiseerde met het oog op de emancipatie van 'volksvrouwen'.


Schoolfoto van het Athenée de Jeunes Filles, 1913. Directrice en lerares Rosa de Guchtenaere staat rechts achteraan. (Collectie Koninklijk Lyceum Gent)
Schoolfoto van het Athenée de Jeunes Filles, 1913. Directrice en lerares Rosa de Guchtenaere staat rechts achteraan. (Collectie Koninklijk Lyceum Gent)

De taalregeling in de meisjesathenea viel onder de wetgeving op het middelbaar rijksonderwijs. De taalwet van 1883 legde het Nederlands op in de voorbereidende afdeling tot het officieel middelbaar onderwijs in Vlaanderen en verplichtte er de officiële middelbare scholen om minstens het taalvak Nederlands en een paar andere vakken in het Nederlands te onderwijzen. Meer nog dan de jongensscholen, zo lijkt het, probeerden de meisjespensionaten de wetgeving te omzeilen. De taalwet van 1910 breidde de verplichting deels in het Nederlands te onderwijzen uit tot alle middelbare scholen. Maar dat belette niet dat de meisjesscholen meer nadruk bleven leggen op een verfijnde opvoeding dan op het behalen van een diploma. Het Frans was en bleef in de ogen van veel ouders de cultuurtaal bij uitstek.

Voor vrouwen uit de arbeidersklasse had deze evolutie weinig betekenis. Voor hen werden beroeps- en huishoudscholen geopend. De initiatieven gingen zowel uit van de katholieke en liberale burgerij als van socialistische kringen. In Vlaanderen werd in de huishoudscholen en landbouwhuishoudscholen lesgegeven in het Nederlands. Hoewel deze scholen niet Vlaamsgezind waren, droegen ze op die manier toch bij tot de 'ruime' Vlaamse beweging.

De beweging voor meisjesstudenten

De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging ontstond omstreeks 1875 vanuit de blauwvoeterij, met Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
als drijvende kracht. Lokale bonden van scholieren, seminaristen en hoogstudenten (universiteitsstudenten) zetten in op zowel buitenschoolse vorming als collectieve actie voor de Vlaamse zaak - in het bijzonder de vernederlandsing van het onderwijs. Aangezien meisjes en jonge vrouwen in deze periode nauwelijks toegang hadden tot het middelbaar en niet tot het hoger onderwijs, werden zij per definitie uitgesloten.

In enkele vrije instellingen voor meisjesonderwijs doken in de late 19de eeuw de eerste initiatieven op die wezen op een beginnende Vlaamse bewustwording. Zo werden een Vlaamsgezinde oud-leerlingenbond opgericht in het Onze-Lieve-Vrouw Presentatie Instituut te Lokeren, een Vlaamse feestavond georganiseerd in het Sint-Vincentiusinstituut te Eeklo en een voordracht gehouden door Frans van Cauwelaert in Onze-Lieve-Vrouw Presentatie in Sint-Niklaas. Aan de Vlaamse liederavonden voor scholieren namen ook meisjes deel en ook in de studentenbladen van jongens kwamen ze aan bod. In De Vlaamsche Keikop De Vlaamsche Keikop
De Vlaamsche Keikop was een katholieke studentenalmanak (1890-1922) uitgegeven door Vlaamsgezinde priesters van het aartsbisdom Mechelen. Hij voerde het motto ‘In Vlaanderen Vlaamsch, Vla... Lees meer
verscheen vanaf 1905-1906 een rubriek 'Aan de meisjes'. In het vanaf 1911 aan Hooger Leven Hooger Leven (1906-1914)
Het weekblad Hooger Leven was van 1906 tot 1914 een belangrijke spreekbuis van het katholieke flamingantisme. Lees meer
toegevoegde studentenblaadje verschenen artikels die wezen op enige Vlaamsgezinde activiteit onder de meisjes. Er verscheen een oproep om meisjesbonden op te richten naar het voorbeeld van de jongensbonden. Het initiatief hiertoe ging uit van Vlaamsgezinde leraressen en leerlingen zelf. De meisjesbonden waren niet altijd aan een school gebonden en de leden overstegen dikwijls ook qua leeftijd de grenzen van het middelbaar onderwijs.

Bijna 40 jaar na het ontstaan van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (1903-1935) was de organisatorische vormgeving van de katholieke Vlaamse studentenbeweging: een jeugdbeweging met plaatselijke bonden van ka... Lees meer
(AKVS), in de kerstvakantie van 1912-1913, stichtte de 25-jarige lerares Gabriëlla van Caeneghem Van Caeneghem, Gabrielle
Zuster Gabriëlla van Caeneghem (1887-1958) speelde een prominente rol binnen de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. Zo was ze onder meer voorzitster van de Katholieke Vlaamse Meisjesbond.... Lees meer
in Lokeren een bond voor meisjes uit het middelbaar onderwijs, Bloeiende Bloemen. Het doel van de meisjes was 'Vlaamsch en Christen' te zijn en zich ten dienste te stellen van het 'verdedigen van godsdienst en taal'. De nadruk lag op vorming. De leden moesten uitgroeien tot 'Vlaamsche meisjes met een eigen Vlaamsch karakter', die hun man steunden in zijn Vlaamse ontvoogdingsstrijd en hun kinderen opvoedden in een Vlaamsgezinde omgeving. In de praktijk kwam het erop neer dat de meisjes op de kostschool Nederlands spraken, Nederlandstalige brieven schreven en een speldje droegen met 'Spreek uw taal'. Op 13 maart 1913 richtte een aantal leerlingen van het Antwerpse Hoger Onderwijsgesticht voor Juffrouwen, waaronder Herlinde Hendrix en Maria Brughmans Brughmans, Maria
Maria Brughmans (1893-1972) was mede-oprichtster van de Katholieke Vlaamsche Meisjesbeweging met als eerste bond Klimop in Antwerpen (1912). Ze was redacteur van het tijdschrift Gudrun (1... Lees meer
, de bond Klimop op. In Lier stichtten Mia Cappuyns Cappuyns, Mia
Mia Cappuyns (1896-1965) was actief in verschillende organisaties van de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. Ook richtte ze mee het tijdschrift Gudrun op. Lees meer
, Anna Vanderhallen en Maria Laporta Laporta, Maria
Maria Laporta (1896-1978) was voorzitster van de Katholieke Vlaamsche Meisjesbond. Ook werkte ze mee aan De Student. Lees meer
in het voorjaar van datzelfde jaar de bond Rozeknop. In april 1913 kwamen de oprichtsters van de drie meisjesbonden voor de eerste maal bijeen in Lokeren. Ook in Sint-Niklaas, Zottegem, Temse, Ardooie, Turnhout, Vilvoorde en Hasselt werden bonden opgericht. Op 16 september 1913 kwamen de leden van de verschillende meisjesbonden samen op een bedevaart in Oostakker. 800 meisjes waren aanwezig op deze eerste landdag waarop de Landsbond voor Katholieke Vlaamsche Meisjesstudenten (KVM) werd opgericht als overkoepelende organisatie voor lokale meisjesbonden. Van Caeneghem werd de eerste voorzitster. De sprekers waren onder anderen Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
en Maria Baers. Verschaeve beklemtoonde dat de vrouwen hun invloed in het huisgezin ten dienste van de Vlaamse beweging moesten stellen. Hij prees de talrijke opkomst, omdat daaruit volgens hem bleek dat de vrouwen bereid waren zich in te zetten voor Vlaanderen. Baers sprak over 'de rol van de vrouw in de katholieke Vlaamse beweging' vanuit het standpunt van de sociale beweging. Ze drong aan op esociale bewogenheide gekoppeld aan een cultuurflamingantisch zelfvormingsideaal. Van esociale bewogenheide kwam echter weinig terecht, de meisjes concentreerden zich in de eerste plaats op de vorming van de eigen Vlaamse persoonlijkheid. Concreet kwam dit neer op het leren spreken van zuiver 'Vlaams'. Omdat de focus lag op middelbare scholing in het Vlaams, bereikte de KVM alleen meisjes uit de sociale middenklasse, niet het arbeidersmilieu.


Bijeenkomst van de Katholieke Vlaamse Meisjesbond in Antwerpen, met onder anderen Maria Brughmans, Marie-Elisabeth Belpaire, Frans van Cauwelaert en Frans Crols, 15 april 1914. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph42813)
Bijeenkomst van de Katholieke Vlaamse Meisjesbond in Antwerpen, met onder anderen Maria Brughmans, Marie-Elisabeth Belpaire, Frans van Cauwelaert en Frans Crols, 15 april 1914. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph42813)

De gematigde eisen van de katholieke feministen - vooral uitgedragen door het Franstalige Le féminisme chrétien de Belgique (1902) en de Ligue catholique du suffrage féminin (1912) - konden (voor zover we konden achterhalen) niet rekenen op de steun van de meisjesbeweging. Toch droeg de katholieke Vlaamse meisjesbeweging onbewust bij tot de maatschappelijke en politieke bewustmaking van de Vlaamse vrouwen. Uit de meisjesbeweging groeiden zelfstandige vrouwen die als voorbeeld konden dienen voor anderen. Hoewel de meisjesbeweging het traditionele vrouwbeeld niet in vraag stelde, beantwoordde haar leiding niet aan het ideaal van de vrouw aan de haard. Integendeel, de meeste leidsters waren talentvolle spreeksters, mondige en bekwame leidsters.

De meisjes stelden zich onafhankelijk op ten opzichte van het AKVS. De KVM koos bovendien expliciet voor een apolitieke koers. Slechts een tweetal keer week hun Landsbond hiervan af. Op de gouwdag van Antwerpen op 15 april 1914 stuurden de meisjes een telegram naar de ministers Charles de Broqueville de Broqueville, Charles
Graaf Charles de Broqueville (1860-1940) was een katholiek politicus, regeringsleider (1911-1918) en minister van Oorlog (1912-1917). Hij werd na de oorlog nog enkele keren minister en wa... Lees meer
en Prosper Poullet Poullet, Prosper
Hoewel hij afkomstig was uit een Franstalig aristocratisch milieu, realiseerde de katholieke burggraaf Prosper Poullet (1886-1937) mee de eentaligheid van Vlaanderen en leidde hij de eers... Lees meer
ten behoeve van de vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit. De bond van Geluwe zond een telegram naar Poullet om te protesteren tegen de -verminking- van het amendement- Juliaan Delbeke Delbeke, Juliaan
Juliaan Delbeke (1859-1916) was een gevierd spreker, kunstliefhebber en katholiek politicus. Als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Roeselare en als voorzitter voor de Katholi... Lees meer
op het taalgebruik in het lager onderwijs Lager onderwijs
De ‘taalstrijd’ in Vlaanderen is op het niveau van het lager onderwijs minder problematisch verlopen dan op dat van het middelbaar en van het hoger onderwijs. Toch was de verfransing van ... Lees meer
.

Aan vrijzinnige kant deed zich een gelijkaardige evolutie voor. Ze werd echter minder bestudeerd, zodat ons beeld noodgedwongen minder volledig is. De jongens klaagden herhaaldelijk over het gebrek aan steun van de meisjes. In De Goedendag De Goedendag (1891-1940)
Lees meer
(1891-1940) pleitten onder meer Herman van Puymbrouck Van Puymbrouck, Herman
Herman van Puymbrouck (1884-1949) was medestichter van de Frontpartij en vervolgens hoofdredacteur van De Schelde, later Volk en Staat. Vanaf de late jaren 1930 steunde hij onverkort het ... Lees meer
(in 1905), August Remouchamps Remouchamps, August
August Remouchamps (1892-1927) was tijdens WOI lid van de Gentse groep van Jong-Vlaanderen. In Nederland diende hij vervolgens de Duitse propaganda. Na de oorlog was zijn rol uitgespeeld... Lees meer
(in 1910) en Michel van Vlaenderen Van Vlaenderen, Michel
Lees meer
(in 1911) voor het oprichten van meisjesbonden. In 1905 werd de eerste meisjesstudiekring opgericht in Oostende. Met het 'jufferstudiegenootschap'. Zucht naar Vooruitgang, dat vermoedelijk slechts een kortstondig bestaan kende, werd de basis gelegd van de Vlaamse meisjesbeweging in de athenea. In Gent werd in 1910 met de steun van Rosa de Guchtenaere de Helena-Swarthkring opgericht (naar de Nederlandse auteur). Van de 48 leerlingen aan het Gentse meisjesatheneum werden er een 20-tal lid. Ze legden contacten met de studentenbond en op 19 februari 1911 sloot de Gentse kring zich als eerste meisjesstudiekring aan bij Jong Vlaanderen Jong Vlaanderen (1900-1902)
Jong Vlaanderen (1900-1902) was een Gentse periodiek die jonge flaminganten en letterkundigen wilde bijeenbrengen. Het bevatte zowel politieke als literaire bijdragen. Lees meer
. In september 1910 werd beslist een poging te ondernemen om de meisjesstudiekringen in Lokeren en Oostende nieuw leven in te blazen. In Oostende werd in 1911 met steun van onder meer Hippoliet Meert Meert, Hippoliet
Hippoliet Meert (1865-1924) was de oprichter van het Algemeen-Nederlands Verbond. Hij ijverde voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit en engageerde zich tijdens de Eerste Were... Lees meer
, de secretaris van het Algemeen-Nederlands Verbond Algemeen-Nederlands Verbond
Het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd in 1895 opgericht. Aanvankelijk behartigde het de belangen van de Nederlandse taal. Later en tot op de dag van vandaag ijvert het voor de brede ... Lees meer
, de Johanna van Woudekring opgericht. De kring ontleende haar naam aan de gelijknamige Nederlandse schrijfster en hoofdredasctrice van De Hollandse Lelie. Ondanks felle tegenkanting van de schooldirecties was in Antwerpen vanaf 1912 de Vlaamsche Meisjesstudiekring actief. Hieruit groeide de kring Wij Willen. In tegenstelling tot de katholieke kant, werkten de meisjes aan vrijzinnige kant geregeld samen met lokale verenigingen van de mannelijke scholieren, maar kwam het niet tot een samenwerking tussen de meisjesstudiekringen onderling. Ook hier vonden we in het bestaande onderzoek geen aanwijzingen dat de meisjes aansluiting zochten bij het burgerlijke feminisme dat vanaf de jaren 1880-1890 de juridische en economische gelijkheid van de seksen en vanaf de eeuwwisseling het vrouwenstemrecht nastreefde.

De rol van de vrouwelijke studenten aan de universiteiten van Gent en Brussel werd vooralsnog niet onderzocht. Vermoedelijk waren de weinige meisjes (waarvan vele trouwens niet de Belgische identiteit hadden) niet apart georganiseerd en probeerden ze aan te sluiten bij de bestaande verenigingen. De 'scheiding' tussen mannelijke en vrouwelijke studenten die aanvankelijk door de academische overheid werd opgelegd, bemoeilijkte haast zeker de deelname van de meisjes aan het studentenleven. In het studentenleven domineerde overigens de Franse taal.

De Eerste Wereldoorlog: 'slapende' vrouwenverenigingen en activistisch engagement

Tijdens de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
verdwenen de feministische eisen voor vrouwenrechten naar de achtergrond. De meeste vrouwen besteedden al hun tijd en energie aan overleven. Velen uit hogere sociale klassen hielden zich bezig met sociale hulpverlening en liefdadigheid: hulp aan soldaten en gekwetsten, soepkeukens en voedselkantines voor kinderen en zwangere vrouwen. Een aantal vrouwen koos de zijde van de bezetter en engageerde zich in het activisme. Anderen gingen in het verzet, als een soort vrouwelijk alternatief voor de legerdienst.

Ook de Vlaamse vrouwenorganisaties vielen bij het uitbreken van de oorlog grotendeels stil en werden in bepaalde gevallen niet voor het einde van de oorlog heropgestart. De damesafdelingen van het Davidsfonds verdwenen en De Lelie hield op te verschijnen. De activiteiten van de Landsbond voor Katholieke Vlaamsche Meisjesstudenten stonden op een laag pitje. Maria Laporta, die Gabriëlla van Caeneghem aan de vooravond van de oorlog was opgevolgd als voorzitster, kon niet verhinderen dat slechts 4 van de 28 bestaande bonden hun werking verderzetten. Hoewel 5 nieuwe bonden werden opgericht, moest de meisjesbeweging na de oorlog volledig heropgebouwd worden. Tijdens de oorlog ontstond bovendien een tweespalt in de meisjesbonden die na de bevrijding nog toenam. Hoewel de bonden zich officieel buiten elk politiek engagement wilden houden, hadden vooral West-Vlaamse bonden sympathie voor de radicale Vlaamse vleugel. Die van Antwerpen, Brussel, Gent en Waregem onderhielden bovendien contacten met activistische groepen.

De vrijzinnige meisjesstudiekringen kwamen tijdens de eerste oorlogsmaanden niet bijeen. In oktober 1915 hervatten de leden van de Antwerpse meisjesstudiekring hun werking. Toen het schoolbestuur de bijeenkomsten van zowel meisjes- als jongensstudenten verbood, waren de meisjes genoodzaakt in het geheim te vergaderen. In januari 1917 werd de Vlaamsche Meisjesstudiekring heropgericht met een duidelijk activistisch karakter. De werking ervan werd opnieuw stilgelegd aan de vooravond van de wapenstilstand, op 10 november 1918.

Een van de bekendste leden van deze Vlaamsche Meisjesstudiekring was Anna Mortelmans Mortelmans, Anna
Anna Mortelmans (1893-1957) was tijdens WOI als feministe actief in het Antwerpse activisme. Later was ze schooldirectrice en actief in de Frontpartij en de Vlaamse Meisjesstudentenkring... Lees meer
, een lerares in het gemeentelijke onderwijs van Antwerpen. Ze engageerde zich in het activisme. Ze trad op de voorgrond als een wilskrachtig en goed spreekster. Op 4 november 1917 sprak ze voor het Verbond voor Wereldvrede te Antwerpen over 'De vrouw voor vrede en vrij Vlaanderen'. Twee maanden later, op 8 februari 1918 hield ze voor Help U Zelve Help U Zelve
Help U Zelve (1880-1904) was een liberale vrijzinnige Antwerpse werkliedenvereniging. Ze ging op in de Liberale Volkspartij Help U Zelve. Deze bleef bestaan tot en met de Eerste Wereldoor... Lees meer
een voordracht over het herstel van Vlaanderen als voorwaarde voor duurzame vrede. Ze bekommerde zich vooral om de heropbouw van de Antwerpse haven. Daarnaast was Mortelmans actief in de Jeugdgemeente Jeugdgemeente
Jeugdgemeente was een overkoepelende activistische jeugdbeweging, opgericht in 1918 op initiatief van Lode Craeybeckx. Ze organiseerde twee succesvolle ‘jeugdvergaderingen’, maar werd na... Lees meer
, een vereniging van jonge intellectuelen met een activistische agenda. Ze zat de hoofdraad van de provincie Antwerpen voor en sprak op het congres van de Jeugdgemeente 19 oktober 1918.

Rosa de Guchtenaere De Guchtenaere, Rosa
Rosa de Guchtenaere (1875-1942) was een Vlaams-nationalistisch activiste, onderwijzeres en feministe. Ze engageerde zich voor talrijke anti-Belgische comités en verwierf bekendheid als pr... Lees meer
,
eveneens een lerares, was de Gentse tegenhangster van Mortelmans. Haar vader, flamingant, onderwijzer en actief bij het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
, heeft haar wellicht geïntroduceerd in de Vlaamse beweging. Als bestuurslid van de Gentse afdeling van het Algemeen-Nederlands Verbond Algemeen-Nederlands Verbond
Het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd in 1895 opgericht. Aanvankelijk behartigde het de belangen van de Nederlandse taal. Later en tot op de dag van vandaag ijvert het voor de brede ... Lees meer
had ze kennisgemaakt met Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard Domela Nieuwenhuis Nyegaard, Jan
Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard (1870-1955) was predikant en pangermanist. Tijdens beide wereldoorlogen collaboreerde hij met de Duitse bezetter met de bedoeling een zelfstandig Vlaa... Lees meer
. Na verloop van tijd werd ze lid van Jong-Vlaanderen Jong Vlaanderen (1900-1902)
Jong Vlaanderen (1900-1902) was een Gentse periodiek die jonge flaminganten en letterkundigen wilde bijeenbrengen. Het bevatte zowel politieke als literaire bijdragen. Lees meer
. Ze bepleitte het losscheuren van Vlaanderen uit de Belgische staat. In 1916 werkte ze tijdelijk als lerares op de rijksnormaalschool van Laken. Ze keerde vlug terug naar Gent om directrice te worden van de middelbare normaalschool, met oefenschool, aan de Van Monkchovenstraat. Ze vernederlandste beide instellingen, waar onder meer kinderen van activisten op de schoolbanken zaten. De Guchtenaere gaf regelmatig toespraken op vredesmeetings, wellicht minder vanuit pacifistisch engagement dan om Duitsland ter wille te zijn dat op dat moment hoopte op een vrede door onderhandeling. In deze pleidooien benadrukte ze vooral de rol van vrouwen en stuurde zo impliciet aan op een groter politiek engagement van hun kant. De Guchtenaere was de voornaamste informante van Adele Schreiber-Krieger. De Duitse bezetter stuurde deze sociaaldemocratische feministe op studiereis naar Vlaanderen om de sociale verhoudingen en de toestand van de vrouwenbeweging in Vlaanderen te onderzoeken en de Vlaamse vrouwen te winnen voor de bezetter. De Zivilverwaltung stelde haar aan als hulpadviseur voor vrouwenkwesties. Tot aan het einde van de oorlog nam zij die functie waar. De verenigingen die Schreiber-Krieger in het leven riep, waren samengesteld uit vertegenwoordigers van voornamelijk liberale en socialistische strekking. In 1917 stichtte ze in Gent de Maatschappij voor Sociale Werken, die werd gesteund door echtgenotes en zusters van bekende activisten en professoren aan de vernederlandste universiteit. De Maatschappij richtte een sociale bibliotheek, een jeugdbibliotheek en een kindergroep op. Ze trok zich ook het lot aan van meisjes die door de zedenpolitie waren geïnterneerd en ze was betrokken bij de Maatschappij voor Sociale Arbeid, die vrijwillige arbeiders naar Duitsland stuurde. Eind juli 1917 werd in Antwerpen de Vereeniging voor Maatschappelijk Werk opgericht. In december opende de Vereeniging een Volkshuis, waar activistische bladen lagen en waar lezingen uit het werk van Vlaamse auteurs werden georganiseerd. Er was ook een feministische bibliotheek aan verbonden, met theoretische werken over het 'vrouwenvraagstuk'. In Brussel ontstond in 1918 een Vlaamsch-Sociale Vrouwenvereeniging Vlaamsch-Sociale Vrouwenvereeniging
De Vlaamsch-Sociale Vrouwenvereeniging was een activistische vrouwenvereniging (1918), die gesticht werd in Brussel door de Duitse sociaaldemocratische vrouwenrechten-ijveraarster Adele ... Lees meer
, die vooral met politieke propaganda naar buiten trad en een vrouwenbibliotheek inrichtte. De drie genoemde organisaties, in Gent, Antwerpen en Brussel, telden samen een 300 tot 400 leden. Ook in Leuven, Mechelen en Brugge waren gelijkaardige vrouwengroepen actief. Maar toen de vrouwen op een congres op 29 juni 1918 te Antwerpen opkwamen voor - een politiek vrij en zelfstandig Vlaanderen' overschreden ze volgens de bezetter de grenzen van de vrouwenrol. De Duitsers trokken daarop hun steun in. De Guchtenaeres rol in zowel het activisme als de Vlaamse vrouwenbeweging intensifieerde tijdens de laatste oorlogsmaanden. Naar het voorbeeld van de Nationalistische Bond Nationalistische Bond
Lees meer
stichtte ze de (later Jong-Vlaamse) Nationalistische Vrouwenbond die discussieavonden organiseerde over de rol van vrouwen in de maatschappij en in het gezin, over opvoeding en natalisme, en over kunst en literatuur.


Brochure voor een activistische bijeenkomst met vrouwelijke sprekers, 29 juni 1918. (ADVN, AC319)
Brochure voor een activistische bijeenkomst met vrouwelijke sprekers, 29 juni 1918. (ADVN, AC319)

Maria Belpaire bracht de oorlog door in De Panne, waar ze zich inzette voor het verbeteren van het lot van verpleegsters en soldaten aan het front. Ze trachtte de vooroorlogse vrouwenwerking achter het IJzerfront weer op gang te brengen. In 1916 gaf ze Omhoog!, het blad van de Constance Teichmannbond dat op 20 juli 1914 voor het laatst was verschenen, opnieuw uit. Dit tijdschrift richtte zich tot alle meisjes en vrouwen achter de IJzer, maar in het bijzonder tot de arbeidsters in militaire wasserijen en hospitalen. De artikels klonken niet bepaald feministisch: ze handelden over het huishouden en de opvoeding van kinderen. Ondanks deze traditionele inhoud vormde het blad wel een bindmiddel tussen vrouwen. Het moedigde hen aan om zich te engageren en om bijdragen in te zenden, met het oog op het creëren van een gemeenschap van vrouwen die elkaar praktisch en moreel zouden ondersteunen. Om te waken over hun 'zedelijke welzijn' richtten Belpaire en Louisa Duykers bovendien de Paulinakring op voor arbeidsters in militaire ateliers. Het huis van Belpaire en Duykers, de Swiss Cottage, groeide uit tot een ontmoetingsplaats voor Vlaamse priesters, dokters, intellectuelen, kunstenaars, soldaten en officieren. Belpaire steunde in 1915 de uitgave van een Vlaams blad voor de soldaten, De Belgische Standaard De Belgische Standaard
Lees meer
, waar ze zelf aan meewerkte en waarvoor ze beginnende vrouwelijke auteurs engageerde, zoals Juliette de Groodt-Adant, Lena Nuyens-de Roover en Maria van Gastel Van Gastel, Marie
Maria van Gastel (1892-1980) was lerares, verpleegster en eerste voorzitter van het Hoogstudentinnenverbond. Ze sprak vaak op meetings en leverde tijdens de beide wereldoorlogen caritatie... Lees meer
. Ze stond in contact met het koningshuis en informeerde koning Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
en koningin Elisabeth over het wel en wee van de Vlaamse soldaten. Haar contacten met het hof maakten haar overigens verdacht in de ogen van de Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
. Ondanks haar Vlaamsgezinde idealen keurde Belpaire het activisme af en nam ze een veeleer belgicistisch standpunt in.

Het in november 1916 door Johan de Maegt De Maegt, Johan
Johan de Maegt (1876-1938) was een leraar en journalist. Hij schreef als Belgisch-loyale flamingant voornamelijk voor kranten uit het milieu van Frans van Cauwelaert en Julius Hoste jr.... Lees meer
opgerichte Werk der Vlaamsche Oorlogsmeters Werk der Vlaamsche Oorlogsmeters
Het Werk der Vlaamsche Oorlogsmeters was een liefdadigheidsorganisatie die tijdens de Eerste Wereldoorlog Vlaamse en Nederlandse vrouwen aanmoedigde om brieven uit te wisselen met Vlaamse... Lees meer
bekommerde zich eveneens om het lot van de Vlaamse soldaten. Anna de Vos ontpopte zich als drijvende kracht achter deze organisatie, die vooral in Nederland vrouwen en meisjes rekruteerde om zich te ontfermen over frontsoldaten die geen Frans kenden. In december 1916 waren er een duizendtal en op het einde van de oorlog ongeveer 9000 Vlaamse en Nederlandse oorlogsmeters die pakjes en brieven stuurden naar 'hun' soldaat en hen soms onderdak boden tijdens verlofperiodes.

Naar (Vlaamse) vrouwen in het verzet werd weinig onderzoek verricht. Een aantal van hen werd gevangengezet in de vrouwengevangenissen van Siegburg en Delitz. Enkele verzetsvrouwen werden ontmaskerd en gefusilleerd, waaronder Marie Prudence Preenen-de Smet, Leonie Rammeloo en Emilie Schatteman. Zij gingen de geschiedenis in als 'nationale' en niet als 'Vlaamse' heldinnen.

Vrouwenactie: strijd tegen repressie en voor amnestie

Vrouwen bleven niet gespaard van de gevolgen van de repressie Repressie
Lees meer
na de Eerste Wereldoorlog
. Een minderheid onder hen, de vervolgde activistes, kwam rechtstreeks in contact met het gerecht. De groep vrouwen die leed onder de repressie was veel groter. Echtgenotes, dochters, zusters en moeders van mannelijke activisten maakten moeilijke tijden door. Niet alleen waren ze het voorwerp van spot, velen moesten ook hun gezin onderhouden terwijl hun mannelijke partner, vader of zoon gevangen was. De vrouwen organiseerden zich om het hoofd boven water te houden. Ze bouwden netwerken uit die hulp verstrekten aan door de repressie getroffen gezinnen, bezorgden hulppakketten aan gevangenen en zetten zich in voor amnestie Amnestie
Lees meer
. Historici zijn het er over eens dat de amnestiekwestie een hefboom is geweest voor de groeiende anti-Belgische houding van de Vlaamse beweging. Door hierin een opgemerkte rol te spelen belandden vrouwen mee in de publieke sfeer en, minstens indirect, in de politiek.

Rosa de Guchtenaere weigerde na de bevrijding naar Nederland of Duitsland te vluchten en werd op 17 november 1918 opgepakt. In de lente van 1919 nam ze zelf haar verdediging op zich voor de krijgsraad. Ze werd ervan beschuldigd directrice geweest te zijn in een middelbare normaalschool te Gent en benoemd te zijn tijdens de bezetting, een twintigtal voordrachten over activisme en feminisme gehouden te hebben en aan het hoofd te hebben gestaan van de activistische beweging te Gent'. Ze werd veroordeeld tot 15 jaar dwangarbeid, maar kwam reeds op 1 december 1921 vrij. Vanuit haar cel bleef ze zich inzetten voor Vlaamse vrouwen. Ze schreef een feministisch pamflet en in haar brieven aan Aleida Nijland betreurde ze levenslang 'beroofd' te zijn van het vrouwenkiesrecht voor de gemeente, hoewel net zij er zoveel jaar voor had gestreden. Ook tijdens haar gevangenschap bleef ze Vlaamsgezinde vrouwen inspireren tot Vlaams-nationalistische acties en gemeenschapsvorming. Op 23 april 1919 werd in Gent de Rosa de Guchtenaerekring opgericht, een nationalistische vereniging van vrouwen en meisjes die zich inzette voor de Guchtenaeres vrijlating en ook ijverde voor zelfbestuur - zij aan zij met Het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
. Na haar vrijlating onderhield de Guchtenaere contacten met in Nederland verblijvende activisten en nam ze deel aan amnestiebetogingen. Ze was actief in de de kring die haar naam droeg en nam het bestuur van de amnestiebeweging op zich. Verder ging de Guchtenaere in Gent en omstreken spreken en schreef ze artikelen voor De Voorpost.

Anna Mortelmans werd eind november 1918 door het Antwerpse gemeentebestuur ontslagen als lerares. Na een proces voor de correctionele rechtbank, waarin ze zichzelf verdedigde, werd ze in november 1919 tot 5 maanden voorwaardelijk veroordeeld wegens het houden van 'Vlaams- en vredesgezinde voordrachten', het schrijven van een artikel voor Het Vlaamsche Nieuws Het Vlaamsche Nieuws
Het Vlaamsche Nieuws was een Antwerps Duits-activistisch persorgaan, dat eerst onder de naam Vlaamsche Gazet – Het Laatste Nieuws verscheen. Het werd het belangrijkste activistische perso... Lees meer
waarin 'de onrechtvaardige behandeling van de Vlaamse frontsoldaten' tijdens de bezetting werd aangeklaagd en het protesteren tegen de 'herverfransing' van de Gentse universiteit na de bevrijding. Mortelmans zette zich in voor de vrijlating van gevangen activisten (niet het minst van haar latere echtgenoot Karel Fossey Fossey, Karel
Karel Fossey (1894-1955) was een boekhandelaar, die tijdens de Eerste Wereldoorlog betrokken raakte bij het activisme. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stapte hij in de collaboratie, onder ... Lees meer
), correspondeerde met hen, bezorgde hen pakjes en bezocht hen in de gevangenis. Toen ze in 1920 haar voor de rechtbank uitgesproken verdediging uitgaf, voegde ze er de eis tot vrijlating van de politieke gevangenen en een pleidooi voor amnestie aan toe. Mortelmans richtte op 11 februari 1921 het Vrouwenfront op en was betrokken bij de organisatie van diverse amnestiebetogingen. Ze sprak onder meer op de amnestiemeeting van 15 maart 1921, naast Odila van den Berghe Vandenberge, Odila
Odila Maréchal-Vandenberge (1881-1956) was sinds de jaren dertig lid van het VNV en werd in 1936 gecoöpteerd tot senator. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze leider van de vrouwenbeweg... Lees meer
en Maria van Gastel.


Affiche voor een amnestiemeeting, ‘ingericht door de Antwerpese vrouwen’, met onder meer Maria van Gastel als spreker, 16 januari 1921. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps46925)
Affiche voor een amnestiemeeting, ‘ingericht door de Antwerpese vrouwen’, met onder meer Maria van Gastel als spreker, 16 januari 1921. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps46925)

De oud-activiste Anna Martens Martens, An
An(na) Martens (1894-1983) engageerde zich in tal van culturele activiteiten; tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze hoofdredactrice van het aan de DeVlag gelieerde tijdschrift Laagland.... Lees meer
was eveneens actief in de naoorlogse amnestiebeweging, als lid van het Damescomité voor Amnestie. Dit comité kwam eind 1920 in Antwerpen tot stand onder het voorzitterschap van Van Gastel. Die was kort daarvoor gehuwd met Berten Pil Pil, Berten
De scheikundige Albert ‘Berten’ Pil (1892-1940) was oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog en lag mee aan de basis van het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders (VOS). Pil was erg actief in ... Lees meer
, die eerst een rol speelde in de Frontbeweging en later een vooraanstaand katholiek Vlaams-nationalist werd. Martens had zich in augustus 1914 aangeboden als vrijwilliger bij het Belgische Rode Kruis en de oorlog grotendeels doorgebracht als verpleegster in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten van Amerika. Terug in België engageerde ze zich in de strijd voor amnestie. Haar Damescomité organiseerde op 16 januari 1921 een meeting in de hippodroom van Antwerpen, waaraan naar verluidt meer dan 5000 mensen deelnamen. Van Gastel riep op tot -naastenliefde- en vroeg 'amnestie voor soldaten, politieke gevangenen en ballingen'. In een motie aan de minister van Justitie werd gevraagd dat er een wetsontwerp voor algemene amnestie zou worden ingediend. Ter gelegenheid van de interpellatie van Camille Huysmans Huysmans, Camille
Camille Huysmans (1871-1968) was een Vlaamsgezinde socialistische politicus, die van 1933 tot 1940 burgemeester van Antwerpen was, tweemaal een ministerpositie bekleedde en een jaar lang ... Lees meer
en Edmond Doms Doms, Edmond
Edmond Doms (1873-1940) was voor de Eerste Wereldoorlog hoofdredacteur van de Gazet Van Brussel. Als socialistisch politicus in Leuven en in de Kamer ijverde hij later voor een verdere ve... Lees meer
ten voordele van amnestie voor 'activisten die ter goeder trouw gehandeld hadden' op 18 januari 1921 zakte een delegatie van het Damescomit" af naar Brussel. Een honderdtal vrouwen drong het parlement binnen en overhandigde een verzoekschrift tot amnestie aan de voorzitter van de Kamer en de minister van Justitie.

Het kort na de bevrijding opgerichte Martelaarsfonds Martelaarsfonds
Het Martelaarsfonds werd vlak na de Eerste Wereldoorlog opgericht ter ondersteuning van de activisten. Het fonds bood materiële hulp en pleitte voor een zachter gevangenisregime. Maria de... Lees meer
, ten slotte, wilde vooral materiële en morele steun verlenen aan de getroffen activisten en hun familieleden. Maria de Groodt, zelf de vrouw van een vervolgde activist, nam de coördinatie van het Fonds op zich. Dat bezorgde voedselpakketten in de gevangenissen en organiseerde bezoekjes aan gevangenen.

De vrouwen die deelnamen aan amnestieacties slaagden erin de grenzen van de hun toebedeelde private sfeer te doorbreken. Alhoewel vele van hun acties binnen het kader van de 'vrouwelijke' zorgtaken &d; hulppakketten samenstellen, gevangenen bezoeken vielen, betraden de vrouwen zodra ze mee op straat kwamen of naar het parlement trokken de openbare en volgens het dominante discours 'mannelijke' sfeer. Was dit te begrijpen vanuit hun verwantschap met een vervolgde activist, of omdat ze zelf met het gerecht in aanraking waren gekomen en zich zo een 'recht van spreken' hadden aangemeten?

Het interbellum

Eerste stappen van Vlaamse vrouwen in de politiek

Na de Eerste Wereldoorlog werd het algemeen mannenstemrecht ingevoerd in België. In tegenstelling tot die in enkele andere landen werden de Belgische vrouwen niet beloond voor hun oorlogsinspanningen met vrouwenkiesrecht. Vanaf 1920-1921 mochten ze wel stemmen voor de gemeente- en de provincieraden en zich verkiesbaar stellen op alle niveaus, wat onvermijdelijk gevolgen had voor het politieke bestel. Tijdens de Eerst Wereldoorlog was de basis gelegd voor de eerste Vlaams-nationalistische partij: het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
. In de naoorlogse jaren werden vrouwenafdelingen van de Frontpartij opgericht. Verschillende leidsters van de amnestiebeweging stelden zich, vooral bij gemeenteraadsverkiezingen, kandidaat voor Vlaams-nationalistische kieslijsten. Mortelmans en De Groodt kwamen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 - zonder succes - op voor de Frontpartij. Van 28 juli 1924 tot ze op 16 november 1925 ontslag nam, zetelde Mortelmans alsnog in de Antwerpse gemeenteraad ter vervanging van Emiel Wildiers Wildiers, Emiel
De Vlaamsgezinde advocaat Emiel Wildiers (1873-1957) was politiek actief voor zowel de daensistische, de katholieke als de Vlaams-nationalistische Frontpartij. Lees meer
. Odila van den Berghe werd in 1921 verkozen op een Brugse kartellijst van Frontisten en Vrije Kristen Demokraten van Camiel Moeyaert Moeyaert, Camiel
Camiel Moeyaert (1868-1946) was een daensistisch publicist, drukker en politicus. Lees meer
. Van Gastel stond in 1929 op de tweede plaats op de lijst van de Antwerpse Vlaams-nationalisten, maar werd niet verkozen.

Dwongen deze vrouwen een plaats af op de kieslijsten omdat de partij dankbaar was voor hun steun in de strijd voor amnestie of wilde men 'verdienstelijke' vrouwen daadwerkelijk de kans geven om hun politieke ambities te realiseren? Handelden de Vlaams-nationalisten uit bekommernis voor vrouwenrechten? Of was het verkiesbaar stellen van vrouwen veeleer een handige electorale zet (andere partijen hadden immers ook vrouwelijke kandidaten en van de vrouwelijke boegbeelden uit de strijd voor amnestie kon worden gehoopt dat ze stemmentrekkers waren)? Uit het gehanteerde discours bleek alvast niet dat er een tendens tot vrouwenemancipatie aanwezig was. Enkel in het programma waarmee de Frontpartij naar de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 trok, werden twee eisen van de vrouwenbeweging opgenomen: vrouwenstemrecht en gelijk loon voor gelijk werk. Niet toevallig waren dit de eerste gemeenteraadsverkiezingen waaraan vrouwen deelnamen. Toen bleek dat de vrouwelijke kiezers grotendeels hetzelfde stemgedrag vertoonden als de mannen (en dus niet in grote getale onder invloed van de Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
stemden), werden deze eisen niet herhaald. Electorale belangen bleken het te halen op feministische belangen. De politiek actieve Vlaamsgezinde vrouwen belichaamden de paradoxale relatie die er in de Vlaamse beweging bestond tussen het ideaal van de vrouw aan de haard en (electoraal) pragmatisme dat de vrouwen een aantal kansen bood om zichzelf te ontplooien, ook in de politieke sfeer. De Vlaams-nationalistische partijen lieten toe dat een aantal vrouwen buiten de grenzen van het partijdiscours over de vrouw aan de haard trad.


Affiche van het Vrouwenfront naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van 1921. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps46931)
Affiche van het Vrouwenfront naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van 1921. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps46931)

Meer Nederlandstalig meisjes- en vrouwenonderwijs

In 1919 maakte Maria Belpaire de oprichting van de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen
De Katholieke Vlaamse Hogeschool (voor Vrouwen) is een instituut dat in 1919 werd opgericht dankzij Marie-Elisabeth Belpaire, die het gebouwencomplex aan de De Bomstraat in Antwerpen ter ... Lees meer
(KVHV) te Antwerpen mogelijk. De Hogeschool stond los van het kerkelijk gezag zodat ze ook enige aantrekkingskracht uitoefende op liberale vrouwen. Margriet Baers Baers, Margriet
Margriet Baers (1889-1922) was als katholieke vrouw een pionier in het universitair onderwijs. Ze studeerde wijsbegeerte en experimentele psychologie in Zwitserland en was mede-oprichtste... Lees meer
, die de school mee had opgericht, werd de eerste directrice. Tal van vooraanstaande vrouwen uit de Vlaamse beweging volgden er een opleiding: Angela Tysmans Tysmans, Angela
Angela Tysmans (1890-1985), echtgenote van Lodewijk Dosfel, was tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog een van de leidinggevende figuren van de Vlaams-nationalistische meisjesb... Lees meer
, Maria van Gastel, Maria Brughmans, Martha vande Walle Vande Walle, Martha
Martha vande Walle (1902-1980) was actief in de katholieke Vlaamse meisjesbeweging en de drijvende kracht achter de uitgeverijen Zeemeeuw en Wiek Op. Vande Walle speelde onder andere als ... Lees meer
, Mia Cappuyns, Magda Haegens Haegens, Magda
Magda Haegens (1900-1992) had de leiding over de vrouwenorganisatie van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), tot ze in 1940 uit deze functie ontslagen werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ... Lees meer
, Jeanne de Bruyn De Bruyn, Jeanne
Jeanne de Bruyn (1902-1975) was een journaliste en schreef veel over film. Ze was redactrice van Volk en Staat, waarvan ze vanaf februari 1944 het hoofdredacteurschap in handen kreeg, en ... Lees meer
; later ook Maria de Leebeeck en Maria Rosseels en vele anderen. In de beginjaren wilde de Hogeschool vooral een brede algemene vorming geven zodat de jonge vrouwen hun rol als echtgenote en moeder naar behoren konden vervullen. Pas later evolueerde de school tot een instelling die de vrouwen voorbereidde op het beroepsleven. Vanaf 1923 werd de KVHV ondersteund door de Katholieke Universiteit Leuven. Bijna gelijktijdig kregen vrouwen toegang tot de Leuvense universiteit. De KUL, die vanaf 1912 reeds meisjes toeliet als vrij student, stelde in 1920 haar deuren open voor vrouwen. In het licht van de Vlaamse vrouwenbeweging ging het om een Pyrrusoverwinning, aangezien het onderwijs aan de KUL nagenoeg eentalig Frans was.


Marie-Elisabeth Belpaire in gezelschap van onder anderen Clemente Micara, de diplomatieke vertegenwoordiger van de Paus in België, tijdens een bezoek aan de Hogeschool voor Vrouwen in Antwerpen, 28 oktober 1934. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph11963)
Marie-Elisabeth Belpaire in gezelschap van onder anderen Clemente Micara, de diplomatieke vertegenwoordiger van de Paus in België, tijdens een bezoek aan de Hogeschool voor Vrouwen in Antwerpen, 28 oktober 1934. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph11963)

Ook in het middelbaar onderwijs begon er zich een en ander te roeren , in het bijzonder aan vrijzinnige kant. In 1921 voerde minister Jules Destrée Destrée, Jules
Lees meer
de vernederlandsing van de lagere middelbare athenea in Antwerpen, Tongeren en Brugge door. In 1925 werden de onderwijsprogramma's voor jongens en meisjes in het rijksonderwijs gelijkgesteld. De meeste katholieke middelbare meisjesscholen bleven echter onderwijs aanbieden in het Frans. Een 'verfijnde' opvoeding in het Frans ging voor veel ouders nog altijd boven het behalen van een officieel diploma. Waar kardinaal Mercier zich voodddr de Eerste Wereldoorlog nog kon verzetten tegen Belpaires vraag naar vernederlandsing, was dit in het tussenoorlogse politieke landschap voor diens opvolger Joseph-Ernst van Roey Van Roey, Ernest-Joseph
Ernest-Joseph van Roey (1926-1961) was Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen. Hij aanvaardde geleidelijk de onvermijdelijkheid van een eentalig Vlaanderen en bestreed het Vlaams-nationalis... Lees meer
ondenkbaar geworden. Een handvol katholieke middelbare meisjesscholen werd tijdens de eerste jaren van het interbellum vernederlandst: bijvoorbeeld het college van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw ten Bunderen in Moorslede, de Dames van de Heilige Familie in Tielt, het nieuw opgerichte Regina Caeli van de Zusters van Liefde in Gent en Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand te Kortrijk (waar Honoré Maes directeur was). Vanaf 1930 bood deze laatste school naast een beroeps- en middelbare afdeling ook een Grieks-Latijnse opleiding voor meisjes. De Antwerpse Sint-Lutgardisschool was in 1920 al uitgebouwd tot een volledige humaniora, met een Grieks-Latijnse afdeling. Ter vergelijking: het eerste (vrijzinnige en Franstalige) pre-universitaire meisjesonderwijs dateerde als van 1892.

De taalwet van 1932 vernederlandste het volledige, zowel officiële als vrije middelbaar onderwijs. Omdat de taalregeling trapsgewijs werd ingevoerd was er een zekere speelruimte binnen de wet. De veralgemeende toepassing liet tot na de Tweede Wereldoorlog op zich wachten - wanneer het ontvangen van subsidies aan het naleven van de taalwetten werd gekoppeld. Vooral de meisjespensionaten liepen achter omdat ze meer belang hechtten aan vorming dan aan het behalen van een diploma.

Heropbouw van vooroorlogse vrouwenorganisaties

De toenemende verzuiling van de Belgische samenleving tijdens het interbellum leidde tot een groeiende populariteit van levensbeschouwelijk gekleurde vrouwenorganisaties. Dit werkte de indirecte politisering van vrouwen in de hand: ze betraden stilaan de publieke sfeer via hun lidmaatschap van de verzuilde organisaties. De sterke uitbreiding van vooroorlogse Vlaamse vrouwenorganisaties moet in dit licht worden begrepen.

De katholieke Vlaamse meisjesbeweging Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging
De Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging was een beweging van katholieke, Vlaamsgezinde burgermeisjes en vrouwen ontstaan in 1912 naar het model van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, ... Lees meer
, die tijdens de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
grotendeels stil had gelegen, kwam trager terug op gang dan het AKVS. Van februari tot november 1920 nam Maria Brughmans het voorzitterschap van de Landsbond voor Katholieke Vlaamsche Meisjesstudenten op zich en vatte ze de organisatorische uitbouw aan. Vooral tussen 1919 en 1922 vond een merkelijke groei plaats: van 250 leden voor WOI tot 3000 leden in 1922. De katholieke Vlaamse meisjesbeweging richtte zich niet langer uitsluitend tot leerlingen uit het middelbaar onderwijs, maar ook tot kinderen, werkende meisjes en getrouwde vrouwen. Toch bleven de meisjesbonden een vrij elitair karakter behouden: vooral middelbare scholieren en afgestudeerden uit het middelbaar onderwijs uit Vlaamsgezinde burgerlijke milieus sloten zich aan. De katholieke Vlaamse meisjesbeweging herbevestigde in 1920 haar vooroorlogse apolitieke karakter: In onze bonden is geen spraak over welke politiek ook. Wij beogen vooral vorming. Katholieke, Vlaamsvoelende vrouwen vormen, die als moeders en echtgenotes hun steentje zouden bijdragen aan de 'heropstanding' van het Vlaamse volk, dat bleef het doel.

Op 11 augustus 1919 organiseerde de Landsbond zijn eerste naoorlogse landdag (de tweede uit zijn geschiedenis). Vooraanstaande mannen uit de Vlaamse beweging waren aanwezig zoals Cyriel Verschaeve, Jules Callewaert Callewaert, Jules
Dominicaan Jules Laurentius Callewaert (1886-1964) verwierf bekendheid als flamingantisch predikant. Zijn sympathie voor het VNV deed hem aan het begin van de Tweede Wereldoorlog de colla... Lees meer
, Hilaire Gravez Gravez, Hilaire
Hilaire Gravez (1889-1974) was een Vlaams-nationalistische politicus en arts, die tijdens de Eerste Wereldoorlog een prominente rol speelde in de Frontbeweging. Tijdens de jaren 1930 koos... Lees meer
, Hugo Verriest Verriest, Hugo
De Vlaamsgezinde en progressieve priester en letterkundige Hugo Verriest (1840-1922) was een van de belangrijkste intellectuele inspirators van de katholieke flamingantische scholieren- e... Lees meer
, Emiel Hullebroeck Hullebroeck, Emiel
Emiel Hullebroeck (1878-1965) was een Vlaamsgezinde componist en dirigent. Hij is van grote betekenis geweest voor de Vlaamse liedbeweging in de 20ste eeuw en voor het sociale statuut van... Lees meer
en Staf Bruggen Bruggen, Staf
Staf Bruggen (1893-1964) was een Vlaamse acteur en regisseur die grote successen behaalde tijdens het interbellum. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij directeur van de Koninklijke Ned... Lees meer
. Verschaeve riep de vrouwen op de mannen financieel en moreel te steunen in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, met hen mee te leven, consequent 'Vlaams' te spreken en Vlaanderen 'lief te hebben'. Kort na de landdag verscheen het eerste nummer van Gudrun dat als bindmiddel moest dienen tussen de meisjesbonden. Bovendien wilden de initiatiefneemsters, Julia Putman Putman, Julia
Julia Putman (1901-1959) was van eind 1920 tot begin 1925 voorzitster van de Katholieke Vlaamsche Landsbond voor Meisjes. In 1926 trad ze in bij de Zusters van de Jacht en vervolgens werk... Lees meer
, Maria Brughmans en Mia Cappuyns, de 'nationale' en 'christelijke' opvoeding van de leden bevorderen. Er verschenen artikels over de Vlaamse beweging, geschiedenis, kunst en letteren en over de opvoedende taak van de moeder.


Na de Eerste Wereldoorlog herleefde de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. De beweging was nu nog meer radicaal-flamingantisch door de inbreng van jonge vrouwen die onder activistische invloed hadden gestaan. Voorpagina van Ons Volk Ontwaakt, 21 augusts 1920. (ADVN, VY103)
Na de Eerste Wereldoorlog herleefde de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. De beweging was nu nog meer radicaal-flamingantisch door de inbreng van jonge vrouwen die onder activistische invloed hadden gestaan. Voorpagina van Ons Volk Ontwaakt, 21 augusts 1920. (ADVN, VY103)

De landdag van 1920 stond in het teken van amnestie, zonder dat de Landsbond zich ter zake aansloot bij een of andere politieke partij. Wel moesten de leden missen opdragen voor amnestie en de 'amnestiegedachte' verspreiden. Ook in Gudrun verschenen artikels waarin gepleit werd voor amnestie. De meisjesbonden hielden omhalingen voor het Martelaarsfonds en ook het Bormsfonds Bormsfonds
Het Bormsfonds was een in 1927 opgerichte Vlaams-nationalistische liefdadigheidsorganisatie ter ondersteuning van de activisten en hun gezinnen. Lees meer
kon op steun rekenen.

De uitspraken van de meisjesbeweging in de vroege jaren 1920 ten voordele van vrouwenstemrecht, de oprichting van een actiecomité voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit in 1923 en de steun aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen stonden eveneens buiten elk partijpolitiek kader. Ze benadrukte haar onafhankelijkheid tegenover de ruimere katholieke vrouwenbeweging. Samenwerking met mannelijke scholieren achtte ze wel mogelijk, zoals bleek uit de gezamenlijke Vlaggefeesten ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van het tijdschrift De Vlaamsche Vlagge De Vlaamsche Vlagge (1941)
De Vlaamsche Vlagge (1941) was een Vlaamsgezind sluikblad tijdens de Tweede Wereldoorlog, opgericht in januari 1941 door drie Leuvense studenten. Lees meer
op 23 augustus 1925.

In de loop van de jaren 1920 radicaliseerde de Landsbond - voornamelijk onder invloed van de West-Vlaamse gouw - in Vlaams-nationalistische richting. Deze evolutie was vergelijkbaar met de ontwikkelingen in het AKVS en de Vlaamse beweging in het algemeen. De West-Vlaamse Putman, die van 1920 tot 1926 voorzitster was, trachtte een meer uitgesproken Vlaams-nationalistische koers te varen. In 1925 nam de Landsbond een nieuwe 'standregel' aan die poneerde dat de meisjesbeweging de 'evoluerende radicale Vlaamse gedachte' als leidraad zou nemen. Ze legde de nadruk op de Groot-Nederlandse Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
gedachte en de anti-Belgische houding nam toe. Zonder openlijk de kant te kiezen van een partij wilde de Landsbond zijn leden politiek vormen, zodat ze zelf een oordeel zouden kunnen vellen en een standpunt innemen in het politieke debat. De standregel zorgde ervoor dat dit standpunt aansloot bij de radicale Vlaamse beweging.

Niet alle leden gingen akkoord met deze evolutie. Zij benadrukten dat zelfontwikkeling het enige doel van de meisjesbeweging moest blijven. Vooral na de veroordeling van het Vlaams-nationalisme door de geestelijkheid in 1925 stapte een aantal jonge vrouwen over naar verenigingen die in het kader van de Katholieke Actie werden opgericht en een overwegend religieus karakter hadden, zoals de Vrouwelijke Katholieke Studerende Jeugd Vrouwelijke Katholieke Studerende Jeugd
De Vrouwelijke Katholieke Studerende Jeugd (VKSJ) was een beweging voor Katholieke Actie bij de studerende meisjes in Vlaanderen (1929-1978) die vooral actief was in pensionaten en zuster... Lees meer
(VKSJ). Jongvolwassen vrouwen die niet meer studeerden, konden aansluiten bij sociaal en cultureel vormende vrouwenorganisaties, zoals de Katholieke Arbeiders Vrouwengilden (KAV). De VKSJ en de KAV droegen - net als andere jeugdbewegingen en vrouwenorganisaties - door middel van hun Nederlandstalige werking bij tot de 'ruime' Vlaamse beweging zonder de vrouwen te 'bruuskeren'. De Landsbond daarentegen nam vanaf de tweede helft van de jaren 1920 een radicaal Vlaams-nationalistische wending, wat leidde tot een daling van het aantal leden. De in 1926 doorgevoerde naamswijziging in Vlaamsche Landsbond voor Roomsch-Katholieke Vrouwen en Meisjes, die moest benadrukken dat ook volwassenen welkom waren, kon deze trend niet keren. Onder leiding van Angela Tysmans Tysmans, Angela
Angela Tysmans (1890-1985), echtgenote van Lodewijk Dosfel, was tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog een van de leidinggevende figuren van de Vlaams-nationalistische meisjesb... Lees meer
, de weduwe van Lodewijk Dosfel en opvolgster van Putman, zakte het ledental van naar schatting 5000 in 1925 tot een 2000-tal in 1928. Jonge leden die wel trouw bleven aan de Landsbond werden door anderen beschouwd als 'opstandelingen tegen het katholieke gezag' en in het slechtste geval van school gestuurd.


Optocht van verschillende katholieke vrouwenorganisaties, waaronder de Vrouwelijke Katholieke Studerende Jeugd (VKSJ), Burst, 1937. (KADOC, kfa001631)
Optocht van verschillende katholieke vrouwenorganisaties, waaronder de Vrouwelijke Katholieke Studerende Jeugd (VKSJ), Burst, 1937. (KADOC, kfa001631)

Hoewel ook jong-afgestudeerden lid konden worden of blijven van de katholieke Vlaamse meisjesbeweging ontstonden kort na de Eerste Wereldoorlog twee organisaties die zich specifiek tot meisjes uit het hoger onderwijs richtten. Kort na de oprichting van de KVHV werd in de schoot daarvan een Vlaamse Meisjesbond opgericht die nauw betrokken was bij de werking van de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. Volgens de eerste voorzitster, Brughmans (oktober 1919 - februari 1920), moesten de leden van deze hoogstudentinnenbond 'de idealen van de katholieke Vlaamse meisjesbeweging voortleven'. 'Bevordering van de eigen ontwikkeling, belijdenis van Vlaams zijn en vreugdevol zusterlijk verkeer' stonden centraal. De Vlaamsche Meisjesbond zocht aansluiting bij de mannelijke studenten en werd lid van het Algemeen Nederlandsch Studentenverbond. Twaalf meisjes namen in maart 1920 deel aan het eerste naoorlogse Groot-Nederlandse Studentencongres Groot-Nederlandse Studentencongressen
De Groot-Nederlandse Studentencongressen waren bijeenkomsten van Vlaamse en Nederlandse studenten, gericht op het versterken van de onderlinge banden - vanuit de overtuiging dat Vlamingen... Lees meer
, het zogenaamde Zoldercongres in Leuven. Maria van Gastel, die Brughmans opvolgde, trok de bond tijdens het tweede academiejaar mee in haar actie voor amnestie, wat leidde tot de ontbinding ervan.

Vrouwelijke universiteitsstudenten richtten in 1921 de Belgische Federatie van Universitaire Vrouwen op. Een aantal Vlaamsgezinde studentes vond de prominente positie die het Frans er innam onaanvaardbaar en stichtte in januari 1928 te Leuven de Vereniging voor Meisjesstudenten (VMS). Het initiatief ging uit van Paula van Beneden. Zowat alle onderwerpen kwamen op de vergaderingen van het VMS aan bod, alleen op politieke thema's rustte een taboe. Er groeiden ook spanningen tussen leden die een Vlaams-nationalistische koers wilden varen en anderen die in navolging van de geestelijke overheid het Vlaams-nationalisme veroordeelden. De VMS overleefde de introductie van de Katholieke Actie aan de Leuvense universiteit in 1933 niet en verdween tijdens het academiejaar 1934-1935.

Wat er ondertussen in het officieel onderwijs gebeurde, dient nog onderzocht te worden. In de literatuur vonden we weinig sporen terug van vrijzinnige meisjesstudiekringen. De Antwerpse Vlaamsche Meisjesstudiekring hervatte haar werking op het einde van 1919. Verschillende leden van die kring traden toe tot het Vrouwenfront en engageerden zich - net als Anna Mortelmans - in de strijd voor amnestie. Ze waren aanwezig op de meeting van 16 januari 1921 en op de 'tocht' naar het parlement twee dagen later. Wellicht hield de kring rond 1923 op te bestaan.

Opkomst van Vlaams-nationalistische vrouwengroepen

De uitbouw van de Vlaamse vrouwenbeweging tijdens het interbellum droeg bij tot de vorming van een vrouwelijke openbare sfeer van waaruit steeds meer vrouwen het overwegend mannelijke politieke domein konden betreden. In de Frontpartij kwam een vrouwenafdeling, 'het Vrouwenfront' tot stand maar deze kende weinig succes. In het programma van de Frontpartij stond dat ze ook ijverde voor vrouwenstemrecht en gelijk loon voor gelijk werk, maar dat was volgens Nele Bracke veeleer een electorale zet. Maarten van Ginderachter wijst erop dat de drijvende krachten achter het Vrouwenfront gedreven werden door een moderne en feministische overtuiging, wat hen in het door mannen gedomineerde Antwerpse Frontersmilieu op smalende reacties kwam te staan. Spottende vergelijkingen met 'sufragetten' waren niet van de lucht. Die weinig tolerante houding van mannelijke partijgenoten verklaart ongetwijfeld waarom het Vrouwenfront nauwelijks ademruimte kreeg en in de loop van de jaren 1920 haar zo al beperkte invloed verloor. Vermoedelijk speelde meer of minder direct ook de druk van de ultrakatholieke vleugel van de Frontpartij mee, waartegen de links-progressieve Antwerpse Fronters bij voortduring moesten opboksen. De partij liet haar aandacht voor het vrouwenstemrecht en gelijk loon voor gelijk werk al snel weer varen, maar droeg volgens Van Ginderachter wel bij aan een positievere evaluatie van sport- en lichaamscultuur voor vrouwen in de latere jaren 1930.

Tegen het einde van de jaren 1920 radicaliseerden sommige Vlaamse (en katholieke) vrouwenverenigingen, parallel aan wat zich in de Vlaamse beweging afspeelde. De Landsbond en de katholieke meisjesbeweging schaarden zich openlijk achter de Groot-Nederlandse en anti-Belgische gedachte. De standregel van 1925 had de deuren van de Vlaamsche Landsbond voor Roomsch-Katholieke Vrouwen en Meisjes opengezet om de verrechtsing van de Vlaamse beweging in de jaren 1930 op de voet te volgen. Een deel van de leden ging niet akkoord en stapte over naar vrouwelijke Katholieke Actie-organisaties en sociale vrouwenverenigingen. Ook bij een andere tak van de Landsbond groeide de ontevredenheid. Angela Tysmans, die vanaf 1926 de Landsbond voorzat, wilde de Bond buiten de partijpolitiek houden en uitbouwen tot een Vlaamse elitebeweging die leiding kon geven aan de 'onmondige' massa. Al mochten vanaf 1920 werkende meisjes toetreden, de meeste leden waren goed opgeleid en afkomstig uit een burgerlijk Vlaamsgezind milieu. Magda Haegens, de echtgenote van Hilaire Gravez, hield er een heel andere mening op na. Zij wilde wel aansluiting zoeken bij het politieke Vlaams-nationalisme en kantte zich tegen het elitaire karakter dat de Landsbond nog steeds kenmerkte. Haegens wilde ook volksvrouwen bij de Landsbond betrekken.

De weigering van Tysmans om de vrouwenbond van Mol toe te laten tot de Landsbond omdat de leidster ervan 'politiek geëngageerd' was, deed Haegens ertoe besluiten een eigen organisatie op te richten. Op 9 maart 1930 stichtte ze het Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond (VNVV) dat vanaf 1931 met Nele een eigen tijdschrift had. Een achttal meisjesbonden scheurde zich af van de Landsbond en sloot aan bij het VNVV. Op 8 maart 1931 werd een taakverdeling afgesproken: meisjes tot 21 jaar konden kiezen tussen de apolitieke Landsbond en het gepolitiseerde VNVV, oudere meisjes konden enkel aansluiten bij het VNVV. Het VNVV zou geen nieuwe meisjesbonden en de Landsbond geen vrouwengroepen oprichten.


Optocht van het Vlaams Nationaal Vrouwenverbond (VNVV) tijdens de landdag van het VNV op 21 mei 1939 in Gent. (ADVN, VFA9578)
Optocht van het Vlaams Nationaal Vrouwenverbond (VNVV) tijdens de landdag van het VNV op 21 mei 1939 in Gent. (ADVN, VFA9578)

Vrijwel onmiddellijk na de oprichting van het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) in 1933 knoopten Haegens en Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
besprekingen aan. Haegens wilde de vrouwenbond als een zelfstandige entiteit binnen het VNV onderbrengen. De Clercq zag af van zijn plannen om een nieuwe vrouwenvereniging op te richten en op 22 oktober 1934 werd een akkoord gesloten, waardoor het VNVV inderdaad inkantelde in het VNV. Haegens werd benoemd tot leidster van de Vrouwencentrale van het VNV. Ze kreeg de opdracht 'de Vlaams-nationale vrouwen en meisjes van Vlaanderen te organiseren'. De eerder gemaakte afspraken met de Landsbond kwamen daardoor op de helling te staan. Een vergelijk tussen Tysmans en Haegens bleek onmogelijk en het VNVV begon dus toch met een meisjeswerking.

Het VNV van zijn kant weigerde elke steun aan de Landsbond en hielp het VNVV enkel bij de uitbouw van zijn werking. Het VNVV kreeg dezelfde organisatiestructuur als het VNV, maar bleef in principe onafhankelijk. Alleen de algemeen leidster was verantwoording verschuldigd aan de VNV-leiding. Toch organiseerde het VNVV zelden aparte nationale activiteiten. Op lokaal vlak werden vooral lessen in politiek en socio-culturele en educatieve bijeenkomsten ingericht. De politieke visie van het VNVV sloot na 1934 aan bij die van het VNV. Het Vrouwenverbond verdedigde de politiek van 'de twee stappen': zelfregering was het eerste doel, als opstap naar een Dietse staat. Het VNVV probeerde vrouwen te betrekken bij de Vlaams-nationalistische politiek en deed ook moeite om vrouwen uit de lagere klassen te bereiken. Na de oprichting van het VNV werd het VNVV ingeschakeld in de partijorganisatie. VNVV-leden namen deel aan politieke activiteiten zoals colportage, de organisatie van feesten en verkiezingsevenementen. Enkele vrouwen namen een politieke rol op, maar dat bleven witte raven. De partij stelde slechts een gering aantal plaatsen op de verkiezingslijsten open voor vrouwen.

De VNV-politicae deelden trouwens de traditionele visie van hun mannelijke collega's en gebruikten het politieke forum veeleer om andere vrouwen te wijzen op het ideale rolmodel: de vrouw als helpende en verzorgende huismoeder en echtgenote. Onder invloed van de fascisering werd ook de biologische rol van vrouwen steeds vaker benadrukt: als (baar)moeders van het 'komende Dietsche geslacht';. Van Ginderachter wees erop dat het VNVV zich tevens inzette voor vrouwenstemrecht en vrouwenarbeid. Dit was in de eerste plaats een electorale zet: zo konden de Vlaams-nationalisten meer stemmen winnen, ook in arbeiderskringen. Toch zat hier volgens Van Ginderachter ook een zekere emancipatorische logica achter die zou verklaren waarom het VNVV egalitaire argumenten inzette om vrouwenstemrecht te bepleiten en zich niet simpelweg beperkte tot de strikt aan moederschap gerelateerde argumenten van de KVM. In de latere jaren 1930 klonken opnieuw conservatievere geluiden.

De bekendste VNV-politica was wellicht Odila van den Berghe. Na het overlijden van haar man werd ze achtereenvolgens tot Brugs gemeenteraadslid (1921-1926, Frontpartij) en West-Vlaams provincieraadslid (1929-1936, Katholiek Vlaamsch Nationaal Verbond Katholiek Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Katholiek Vlaamsch Nationaal Verbond (1925-1933) was een Vlaams-nationalistische partij in West-Vlaanderen. Lees meer
- VNV) verkozen. Van 1936 tot 1939 was ze gecoôpteerd senator voor het VNV. Ze besteedde vooral aandacht aan de Vlaamse kwestie, vrouwenarbeid, pensioenen, jeugdwerkloosheid, grote gezinnen en cultuurbeleid. Van den Berghe was in alle opzichten een witte raaf. In 1936 telde België drie vrouwelijke parlementairen: van den Berghe en Maria Baers (katholieke partij) in de Senaat en Isabelle Blume ( Belgische Werkliedenpartij Belgische Werkliedenpartij
Lees meer
) in de Kamer. Ook in het VNV, dat het traditionele beeld van 'de vrouw aan de haard' propageerde, waren politicae uitzonderingen. Naast Van den Berghe kwamen mevrouw Hamendt-Ghys en Gabriëlle Olfs op voor het VNV. De eerste was tweede plaatsvervanger voor de Kamer in Sint-Niklaas. Ze werd in 1936 als opvolgster verkozen in de Oost-Vlaamse provincieraad. Olfs stond op de achtste plaats van de senaatslijst in Antwerpen. Hoewel haar levensloop allesbehalve 'traditioneel' te noemen was, hield Van den Berghe er in de jaren 1930 een conservatieve visie op de vrouwen op na. Naar eigen zeggen wilde ze haar politieke optreden gebruiken om er de andere vrouwen op te wijzen dat de 'ideale' vrouw een helpende en verzorgende huismoeder en echtgenote was.

Het VNVV benadrukte zelf dat een politieke loopbaan slechts voor zeer uitzonderlijke vrouwen was weggelegd, wat toch opmerkelijk was voor een vereniging die opgericht was uit onvrede met het apolitieke karakter van de Landsbond. De vrouwen waren 'te goed' voor de politiek, al stond het VNVV voor zijn aansluiting bij het VNV niet afwijzend tegenover vrouwenstemrecht. De doorsnee vrouw hoorde na haar huwelijk 'aan de haard', als moeder van het 'komende Dietse geslacht'. Hoewel ervan uitgegaan werd dat het gezin de kern van de samenleving en de vrouw de spil van dat gezin vormde, stond het VNVV niet geheel afkerig tegenover vrouwenarbeid. In afwachting van haar huwelijk kon de vrouw een 'vrouwelijk' beroep uitoefenen.

In 1934 werd binnen het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
(Verdinaso) een eigen vrouwenorganisatie opgezet, het Verbond van Dinaso Vrouwen en Meisjes Verbond van Dinaso Vrouwen en Meisjes
Het Verbond van Dinaso Vrouwen en Meisjes (1934-1941), afgekort als Verdivro, was de vrouwenvereniging van het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso). Lees meer
(Verdivro). Het initiatief ging uit van een oud-lid van de katholieke Vlaamse meisjesbeweging, Cecilia de Langhe. Zij had een universitaire opleiding genoten en kwam na een omzwerving langs de Landsbond en de Katholieke Arbeiders Vrouwengilden via haar broer Jef de Langhe De Langhe, Jef
Lees meer
in contact met het Verdinaso. Het Verdivro beschikte nauwelijks over enige bewegingsvrijheid in het Verdinaso. Het Verdivro had geen hoofdraad en was niet permanent vertegenwoordigd in het bestuur van het Verdinaso. Joris van Severen Van Severen, Joris
Joris van Severen (1894-1940) is vooral bekend als de oprichter en leider van het fascistisch geïnspireerde Verdinaso (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen). Medio jaren 1930 verru... Lees meer
zelf bepaalde het doel en de werking van de vrouwenbond. Het gezin was de belangrijkste cel in Van Severens organische maatschappijopvatting. De vrouw kreeg hierin een centrale plaats. De missie van het Verdivro beperkte zich tot het bevorderen van de 'lichamelijke en intellectuele ontwikkeling van de Dietse vrouw' ter voorbereiding op haar taak als echtgenote en moeder in het patriarchale gezin. De activiteiten waren vooral gericht op 'praktische vorming' (naai- en kooklessen) en 'sociale dienstverlening' (jeugd-, armen- en ziekenzorg). De afkerige houding tegenover politiek geëngageerde vrouwen beperkte het succes van het Verdivro, dat nooit meer dan enkele honderden leden telde.

De Katholieke Vlaamsche Landsbond voor Vrouwen en Meisjes zat intussen niet stil. De Landsbond benadrukte in de jaren 1930 de 'Volksdietse' gedachte en sprak zich uit tegen het parlementaire stelsel. De Bond en zijn tijdschrift Gudrun besteedden bijgevolg haast geen aandacht aan 'irrelevante' onderwerpen zoals politieke rechten voor vrouwen. De Landsbond stelde zich anti-Belgisch op en sympathiseerde met de Nieuwe Orde. De absorptie van het VNVV door het VNV en de oprichting van het Verdivro werden afgekeurd. In tegenstelling tot het VNVV wilde de Landsbond de onmiddellijke realisatie van de Dietse staat. Het nastreven van zelfbestuur als 'springplank' naar het uiteindelijke doel kon op geen sympathie rekenen. De meisjesbeweging kwam daardoor in een vrij geïsoleerde positie terecht en bestond rond het midden van de jaren 1930 enkel nog uit een kleine kern van Volksdietsers, aanleunend bij het Algemeen Katholiek Dietsch Studentenverbond en het Dietsch Jeugdverbond. In 1937 werd de naam veranderd in Dietsche Bond voor Vrouwen en Meisjes Ik Dien. Enerzijds werd door het vervangen van 'katholiek' door 'Diets' benadrukt dat de Groot-Nederlandse gedachte (en dus het openstellen van de rangen voor protestantse Nederlandse vrouwen) voorging op het 'katholieke' aspect. Anderzijds wees Ik Dien op de maatschappelijke taak van de vrouwen: ten dienste staan van het gezin en van het Dietse volk en vaderland. De Limburgse en Brabantse gouwen gingen niet akkoord met deze wijzigingen en richtten onder leiding van Jetje Claessens Claessens, Jetje
Jetje Claessens (1912-1995) was tijdens de Tweede Wereldoorlog leidster van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV) en werd daarvoor ter dood veroordeeld. Ze ontving gratie en... Lees meer
en Louiza Bauwens Bauwens, Louiza
Louiza Bauwens (1907-1983) was Vlaams-nationaal meisjesleidster. Omwille van haar Dietse overtuiging weigerde ze tijdens de bezetting deel uit te maken van de Nationaal-Socialistische Jeu... Lees meer
de Dietsche Bond voor Rooms-Katholieke Meisjes Ik Dien op.


De Vlaamsche Landsbond voor Rooms-Katholieke Vrouwen en Meisjes kwam tijdens het interbellum onder anti-Belgische invloed en helde over naar het Groot-Nederlandse standpunt. De tekst op de omslag van de brochure is de eed die afgelegd werd op de Volkshulde te Delft in april 1933 ter herdenking van het vierde eeuwfeest van het geboortejaar van Willem van Oranje. (ADVN, VBRB1067)
De Vlaamsche Landsbond voor Rooms-Katholieke Vrouwen en Meisjes kwam tijdens het interbellum onder anti-Belgische invloed en helde over naar het Groot-Nederlandse standpunt. De tekst op de omslag van de brochure is de eed die afgelegd werd op de Volkshulde te Delft in april 1933 ter herdenking van het vierde eeuwfeest van het geboortejaar van Willem van Oranje. (ADVN, VBRB1067)

De Tweede Wereldoorlog: een tweede 'winterslaap' en collaboratie

De meeste vrouwenorganisaties zetten hun activiteiten stop bij het uitbreken van de oorlog of schakelden over op hulpverlening aan de getroffen bevolking. Net als tijdens de Eerste Wereldoorlog besteedden veel vrouwen het grootste deel van hun tijd aan overleven. Voedselbonnen, tochtjes naar het platteland, smokkel en de zwarte markt kenmerkten het dagelijkse leven tijdens de bezetting. Anders dan tijdens de Eerste Wereldoorlog viel de industrie deze keer niet volledig stil, zodat tal van vrouwen wel ingeschakeld werden in de economie ter vervanging van de gemobiliseerde arbeiders. Vanaf oktober 1942 werd de verplichte tewerkstelling ingevoerd, ook voor ongehuwde vrouwen tussen 21 en 50 jaar. Hiertegen kwam massaal protest en in maart 1943 werd de tewerkstelling van vrouwen in Duitsland afgeschaft. Ze konden wel nog verplicht worden in België te werken en dat vanaf 18 jaar. Honderden vrouwen legden zich niet neer bij de bezetting en sloten aan bij het verzet Verzet
Het georganiseerde verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Vlaamse provincies was doorgaans altijd Belgisch verzet: zowel op het vlak van de ideologische oriëntatie, de motieven en he... Lees meer
. Ze hielpen bij sabotageacties, verspreidden clandestiene blaadjes, spioneerden, smokkelden wapens en boden onderdak aan Joden, arbeidsweigeraars en neergeschoten piloten. Naar schatting 20% van de verzetslui waren vrouwen. Indien ze gevat werden, ondergingen ze hetzelfde lot als de mannelijke verzetslieden: foltering, gevangenisstraffen, deportatie naar concentratiekampen, fusillering.

Aan de 'andere kant' waren vrouwen actief in de collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
en/of in Vlaams-nationalistische vrouwenorganisaties met nazistische sympathieën. Sommigen van hen gingen vrijwillig in Duitsland werken. Niet alle vrouwen kozen uit ideologische overtuiging de zijde van de Duitsers. Samenwerken met de bezetter was soms in de eerste plaats een overlevingsstrategie. De 'horizontale' collaboratie - een amoureuze relatie aangaan met een Duitse militair in de hoop hiervoor beloond te worden met levensmiddelen of kleding - was niet zelden bedoeld om de eigen levensomstandigheden dragelijker te maken, al waren er natuurlijk ook liefdesrelaties.

Aan de top van het VNVV vond in het begin van de oorlog een machtswissel plaats. Op het einde van de jaren 1930 was het contact tussen Magda Haegens en Staf de Clercq bekoeld. Vooral na het ontslag van haar echtgenoot Hilaire Gravez als leider van het Algemeen Vlaamsch Nationaal Jeugdverbond Algemeen Vlaamsch Nationaal Jeugdverbond
Het Algemeen Vlaamsch Nationaal Jeugdverbond (AVNJ) was een Vlaams-nationalistische jeugdbeweging en militie ontstaan in 1928. Van 1934 tot 1941 was het de jeugdbeweging van het Vlaamsch ... Lees meer
op 27 maart 1938 had Haegens herhaaldelijk het verlangen geuit om het VNVV onafhankelijker op te stellen tegenover het VNV. Ze dacht zelfs aan een unie met de Dietsche Bond voor Vrouwen en Meisjes 'Ik Dien'. De toenaderingspogingen verliepen niet van een leien dakje. Het VNVV weigerde eerst op te gaan in een nieuwe organisatie die buiten het VNV stond. De Landsbond op zijn beurt vond het VNV te weinig Groot-Nederlands en wilde zich bijgevolg niet integreren in een vrouwenbond die wel onder het VNV viel. In de herfst van 1940 stemde Haegens toch in met de oprichting van een nieuwe organisatie, waarvan zij de vrouwen en Angela Tysmans de meisjes zou leiden. Deze Dietsche Vrouwenbond kreeg een 'volks-nationale' basis en wilde zich inzetten voor een 'Dietse staat'. Niet iedereen binnen het VNVV was het daarmee eens en ook De Clercq keurde de eenheidsbond af. Haegens werd ontslagen en vervangen door Odile van den Berghe. Maar Haegens weigerde de controle over het tijdschrift Nele uit handen te geven, waardoor het VNVV gedwongen werd een nieuw blad op te richten, Vrouw en Volk Vrouw en Volk
Vrouw en Volk (juli 1941-juli 1944) was een geïllustreerd maandblad van het Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond (VNVV) en de Dietsche Meisjesscharen-DMS. Lees meer
met Jeanne de Bruyn De Bruyn, Jeanne
Jeanne de Bruyn (1902-1975) was een journaliste en schreef veel over film. Ze was redactrice van Volk en Staat, waarvan ze vanaf februari 1944 het hoofdredacteurschap in handen kreeg, en ... Lees meer
als hoofdredactrice. De VNV-leiding hield vanaf dan de touwtjes in handen: de VNV-leider werd ook de hoogste leider van het VNVV en stelde de algemeen leidster aan. Bij het begin van de oorlog telde het VNVV een 4000-tal leden (waaronder een aantal meisjes), halverwege 1941 een 2500-tal (zonder meisjes). Tijdens de laatste oorlogsjaren taande het succes van de organisatie en speelde ze nog slechts een marginale rol.


Bijeenkomst van het Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond (VNVV), 1940-1944. (CegeSoma, 17536)
Bijeenkomst van het Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond (VNVV), 1940-1944. (CegeSoma, 17536)

Aan de hand van het VNV stapte het VNVV in de collaboratie. De activiteiten van het Vrouwenverbond situeerden zich vooral binnen het VNV zelf en waren van sociale aard. Op 14 november 1942 werd de vereniging zonder winstoogmerk Voor Moeder en Kind opgericht om de belangen van moeders en kinderen te verdedigen. De vzw richtte onder andere een aantal vakantiehuizen op voor moeders met kleine kinderen. Eind 1943 werd Gezinshulp in het leven geroepen om de vrijwilligsters te begeleiden die huishoudelijke hulp verleenden aan grote gezinnen, ouderen, kraamvrouwen en gezinnen van oostfrontsoldaten. De oostfronters Oostfronters
Het begrip oostfronters duidt in de context van de geschiedenis van de Vlaamse beweging op Vlamingen die als vrijwilliger aan de zijde van Duitsland vochten tegen het Sovjetrussische Rod... Lees meer
werden gezien als 'martelaren van het volk' en zij en hun gezinnen konden in het algemeen rekenen op de sympathie van het VNVV. Het Vrouwenverbond hielp ook bij de organisatie van Winterhulp. Tijdens de oorlogsjaren werd minder de nadruk gelegd op de 'moederschapsroeping' van de vrouwen. De inzet van alle Vlamingen, dus ook van de vrouwen, werd noodzakelijk geacht voor de overwinning van de Nieuwe Orde. Vrouwen die met hun arbeid als boerin of verpleegster bijdroegen tot de Duitse overwinning werden opgehemeld. Verschillende leden boden zich aan bij de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen
Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen (VAVV) was een organisatie tijdens de Tweede Wereldoorlog van jonge mannen en vrouwen die vrijwillige arbeid verrichtten voornamelijk door het ... Lees meer
(VAVV). Ze werden ideologisch geschoold, haalden oogsten binnen en boden hulp na bombardementen. Vanaf oktober 1941 begon het VNVV te werven voor het Duitse Rode Kruis. Tussen begin 1943 en augustus 1944 meldden zich tussen de 600 en 700 meisjes (uit het VNVV en uit andere vrouwen- en meisjesorganisaties) aan. Vanaf 1943 werd een aantal van hen ingezet als verpleegster aan het oostfront. Vanuit Vlaams-nationalistisch standpunt beschouwde men deze 'diensten' aan Duitsland als een 'wissel' op de toekomst: de vrouwen hoopten in ruil voor hun bijdrage aan de Duitse zege een onafhankelijk Vlaanderen binnen het Duitse rijk af te dwingen.

Binnen het VNV ontstonden tijdens de bezetting twee nieuwe verenigingen: de Dietsche Meisjescharen Dietsche Meisjesscharen
Dietsche Meisjesscharen (DMS) was een Vlaams-nationalistische jeugdbeweging voor meisjes verbonden met het Vlaamsch Nationaal verbond (VNV). Lees meer
(DSM) en de Jonge Vrouwen Afdeling. De meisjes wilden onafhankelijker worden van de volwassen vrouwen, maar werden tegengewerkt door de algemeen leidster. Op 16 december 1940 stemde De Clercq in met de oprichting van de DMS, waarbij alle jonge vrouwen tot 25 jaar konden aansluiten. Jetje Claessens stond aan het hoofd van de DMW die oorspronkelijk deel uitmaakte van het VNVV. In juli 1941 werden de DMS opgenomen in de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen
Lees meer
, als vrouwelijke tegenhanger van de Dietsche Blauwvoetvendels Dietsche Blauwvoetvendels
Dietsche Blauwvoetvendels (DBV) was een Vlaams-nationalistische jeugdbeweging voor jongens verbonden met het Vlaamsch Nationaal Verbond. Lees meer
. De Meisjesscharen telden op dat moment een 1500-tal leden. Vanaf medio 1941 waren de DMS wel onafhankelijk van het VNVV, maar hun activiteiten verschilden nauwelijks van mekaar. De DMS gaven lessen huishoudkunde, stuurden pakjes naar Vlaamse oostfronters, boden huishoudelijke hulp aan hun gezinnen, onderhielden contacten met Vlaamse vrijwillige arbeidsters in Duitsland en wierven voor het Duitse Rode Kruis. Nadat de VAVV op 1 oktober 1941 zijn rangen openstelde voor de vrouwelijke jeugd meldden verschillende meisjes zich als vrijwillige arbeidsters.

Van den Berghe verzette zich tegen het vertrek van de meisjes uit het VNVV en probeerde de jonge vrouwen aan haar organisatie te binden. Op 10 januari 1942 werd binnen het VNVV de Jonge Vrouwen Afdeling (JVA) opgericht, om een brug te slaan tussen de vrouwen- en de meisjesbeweging. De JVA wilde de werking voor jonge vrouwen centraliseren. Alle vrouwen tussen 21 en 30 jaar en alle gehuwde vrouwen onder de 21 konden zich aansluiten. Van den Berghe begaf zich dus op het terrein van de DMS, maar wist Claessens te paaien door haar bij de organisatie van de Jonge Vrouwen te betrekken. De JVA gaf vooral informatie en advies aan jonggehuwde vrouwen rond gezondheid en hygiëne, meer bepaald rond het moederschap.

Haegens bewoog zich na haar ontslag uit het VNVV in de kringen rond de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vóór de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer
(DeVlag). Op het einde 1941 creëerde ze in die context een nieuwe vrouwenorganisatie, de Vrouwenwerken. De DeVlag was nochtans een 'mannenwereld' waarin geen enkele tendens tot vrouwenemancipatie aanwezig was. Vrouwen behoorden zich niet met politiek bezig te houden: hun 'terrein' beperkte zich tot het gezin. De Vrouwenwerken opereerden aan de rand van de DeVlag en hadden geen enkele inspraak in de organisatie. Dankzij de desinteresse van de mannen slaagden de Vrouwenwerken onder de leiding van Haegens erin eigen activiteiten uit te bouwen. De Vrouwenwerken wilden de nationaal-socialistische idee verspreiden onder de vrouwen, maar hielden zich in de praktijk hoofdzakelijk bezig met de 'opvoeding' van de vrouwen tot huismoeders en echtgenotes.


Bijeenkomst van Vrouwenwerken van de DeVlag, 18 juli 1943. (ADVN, VFA1826)
Bijeenkomst van Vrouwenwerken van de DeVlag, 18 juli 1943. (ADVN, VFA1826)

Intussen boette Angela Tysmans' Dietsche Bond voor Vrouwen en Meisjes Ik Dien verder aan succes in. Het aantal meisjesbonden daalde, al zochten enkele dissidenten die zich in 1937 hadden afgescheurd terug aansluiting. De leidster van de Roomsch-Katholieke Bond voor Vrouwen en Meisjes Ik Dien, Claessens, en een aantal leden keerden niet terug naar de moederorganisatie, maar sloten aan bij het VNVV. Ik Dien trachtte tijdens de bezetting haar vooroorlogse activiteiten verder te zetten en speelde geen militante rol. De organisatie verloor tal van leden aan verenigingen die wel een rol van betekenis opeisten in de collaboratie.

Na 1945: het einde van de Vlaams-nationalistische vrouwenbeweging?

De vrouwenbeweging van na 1945 kan niet onder een hoedje gevangen worden. Na de bevrijding schakelden vele vrouwenverenigingen opnieuw over van hulpverlening naar hun vooroorlogse werking. In 1948 kregen de Belgische vrouwen het algemeen stemrecht, maar verder leek het naoorlogse feminisme een paar decennia te 'slapen'. De grote sociale vrouwenorganisaties, zoals de Katholieke Arbeiders Vrouwengilden (KAV), het Katholiek Vormingswerk van Landelijke Vrouwen (KVLV, vanaf 1975 de naam van de in 1911 opgerichte Boerinnenbond) en de Socialistische Vooruitziende Vrouwen (SVV), kenden een groot succes. In 1951 kregen deze verenigingen het gezelschap van de Christelijke Beweging voor Vrouwen uit de Middengroepen (CMBV),maar hun werking en eisenpakket richtte zich vooral op de vrouw als moeder en echtgenote.

Vanaf de jaren 1970, na het overwaaien van de Dolle Mina's uit Nederland, kwam de zogenaamde tweede feministische golf op gang. Ze veroorzaakte een schok in Vlaanderen. Vrouwen kwamen op straat voor het recht op anticonceptie en abortus, voor gelijk loon voor gelijk werk en tegen de 'huisvrouwenrol' die hen werd opgedrongen.  Intussen werd binnen het parlement en in juridische kringen getimmerd aan de herziening van het huwelijksgoederenrecht, dat er kwam in 1976.
De vernieuwende betekenis van de 'tweede golf' dient evenwel met nuance behandeld te worden. In de zogenaamd slapende periode werd namelijk wel degelijk gewerkt aan gelijkschakeling en vooral aan de herziening van het burgerlijk wetboek, waarbij de trage weg door de instellingen (i.e. vooral het parlement) werd gevolgd. De resultaten kwamen er lang voor Dolle Mina: in 1948 verwierven vrouwen toegang tot alle juridische beroepen; in 1950 tot het notariaat; in 1958 was er de herziening Burgerlijk Wetboek, in 1966 vond een staking plaats voor 'gelijk loon voor gelijk werk' bij FN Herstal, respectievelijk twee en vier jaar voor het symbolische jaar 1968 (studentenprotest) en voor Dolle Mina (eind 1969 in Nederland, 1970 in Vlaanderen).

Naar het jaar 2000 toe leken de grote doelstellingen bereikt. Vrouwen die zich nog 'feministe' noemden en de strijd aangingen met de laatste overblijvende maatschappelijke ongelijkheden konden op weinig sympathie rekenen en werden 'klaagfeministes' genoemd. In 1985 werd Miet Smet (Christelijke Volkspartij) benoemd tot staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie. In 1992 kreeg ze als minister van Arbeid en Tewerkstelling en Maatschappelijke Emancipatie het vrouwenemancipatiebeleid onder haar hoede. Vanaf het midden van de jaren 1990 kende Vlaanderen een volwaardige postuniversitaire opleiding vrouwenstudies, die de situatie van de vrouwen op een wetenschappelijke manier benaderde. Op het einde van de 20ste eeuw bleek dat het feminisme niet dood was. Er is sprake van een 'derde feministische golf'. Het ging hier echter niet om een massale beweging zoals in de jaren 1970, maar eerder om kleine groepen, die vooral langs wettelijke weg een einde wilden maken aan de resterende ongelijkheden tussen de seksen. Ze richtten zich daarbij vooral op de deconstructie van subtiele en verborgen vormen van discriminatie. Daarnaast deden ze aan bewustmaking rond de complexiteit van sekse/gender, al dan niet in combinatie met andere discriminerende categorieën (leeftijd, huidskleur, religie).

Tot 1958: herstel na de Tweede Wereldoorlog

Na de bevrijding kwam de Vlaamse beweging in een crisis terecht. De keuze van vele Vlaams-nationalisten om mee te werken met de bezetter besmeurde ook het blazoen van de gematigde Vlaamsgezinden. De Vlaamsgezinde jeugd- en vrouwenbeweging was zo goed als verdwenen. In 1946 probeerden jongeren de Vlaamse jeugdbeweging nieuw leven in te blazen, ook voor meisjes. Zo richtten zuster Aleide Andries en Louiza Bauwens de Dietsche Meisjesbond Ik Dien, met het tijdschrift Gudrun, opnieuw op. In tegenstelling tot voor de oorlog, richtte Ik Dien zich enkel tot de vrouwelijke jeugd en niet langer tot jongvolwassenen.

Vlaams-nationalistische vrouwenorganisaties die tijdens de oorlog gecollaboreerd hadden met de Duitse bezetter werden niet gespaard van de repressie. 11% van de door krijgsraden en -hoven uitgesproken vonnissen betrof vrouwen. 6205 vrouwen werden veroordeeld, het merendeel voor politieke collaboratie (ironisch genoeg waren de vrouwen uitgesloten uit het politieke leven zelf). Odila van den Berghe werd op 8 juli 1946 levenslang uit haar rechten ontzet en bij verstek ter dood veroordeeld voor politieke collaboratie. Oud-leden van het Duitse Rode Kruis riskeerden een veroordeling wegens militaire, leden van het VNVV en andere organisaties wegens ideologische collaboratie. Het relatieve aandeel van de vrouwen was het grootst in de veroordelingen voor verklikking. Een van hen, Irma Swertvaeger Swertvaeger, Irma
Irma Swertvaeger (1904-1945) werd terechtgesteld nadat zeven verzetslieden om het leven kwamen na haar tussenkomst bij Duitse soldaten, om haar door het Geheim Leger gevangen genomen zoon... Lees meer
, werd in Vlaams-nationalistische kringen als een symbool gezien voor de - in hun ogen - onschuldige slachtoffers van de onrechtvaardige repressiejustitie.

Net als na de Eerste Wereldoorlog organiseerden de vrouwen uit deze kringen een overlevingscircuit bestaande uit hulp aan getroffen gezinnen en aan gevangengenomen collaborateurs. De mannen, die in veel gevallen geen burgerrechten meer hadden, konden moeilijk zelf hulp organiseren. Hun niet-vervolgde vrouwen konden zich vrijer bewegen. Maria van Gastel opende in 1946 een tehuis voor kinderen waarvan de ouders in de gevangenis verbleven. Hendrik Tanrez Tanrez, Hendrik
Hendrik Tanrez (1894-1963) was tijdens WOI betrokken bij het activisme in Brussel. Daarna was hij actief in de Frontpartij, nog later in de collaboratie en in de Vlaamse Concentratie. ... Lees meer
en Piet van Rossem(sr.) Van Rossem, Piet (sr.)
Lees meer
, beiden actief in de Vlaamse Concentratie Vlaamse Concentratie
De Vlaamse Concentratie was een naoorlogse Vlaams-nationale politieke partij (1949-1954) met Alex Donckerwolcke als voorzitter. Ze was voornamelijk anti-repressie. Lees meer
, stimuleerden verschillende Vlaamsgezinde vrouwen om hulpacties voor collaborateurs op te zetten. Na enkele informele contacten in 1952 kwam op 9 oktober 1953 te Antwerpen de Vrouwenbeweging voor Amnestie (VBA) tot stand. De VBA werd geleid door Gerda Haighton, de echtgenote van Piet van Rossem (jr.). Het was de bedoeling om in heel Vlaanderen afdelingen op te richten, maar het bleef bij de Antwerpse groep. Vermoedelijk bestonden elders gelijkaardige vormen van onderlinge hulp, zij het op een meer informele basis. In 1954-1956 gaf de VBA een eigen blad, De Vlaamse Vrouw, uit. De vereniging hield zich vooral bezig met acties om de gevolgen van de repressie te verzachten. Nadat de materiële noden grotendeels gelenigd waren, nam de VBA ook deel aan amnestieacties. De vereniging kwam zo op het politieke terrein terecht, hoewel Haighton gekant was tegen elke partijpolitieke binding. Haar opvolgster, mevrouw Van de Leest, was gewonnen voor een nauwere samenwerking met de in 1954 opgerichte Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU). Regelmatig verschenen mededelingen van de VBA in het blad van de VU. De vrouwen colporteerden ook voor de partij.

Op 12 april 1957 werden de Volksunie-Vrouwenafdelingen (VUVA) opgericht. Het onderscheid met de VBA was niet altijd duidelijk aangezien sommige vrouwen bij beide actief waren en hun acties hetzelfde terrein bestreken. In tegenstelling tot de VBA waren de meeste VUVA-kernen te vinden in Oost- en West-Vlaanderen. De VUVA wilden, net zoals de VBA, geen vrouwelijke politici vormen. Ze eisten geen vertegenwoordiging in het partijbestuur. De plaats van de vrouwen in politieke organisaties was 'aan de zijde van de mannen'. De rol van de vrouwen beperkte zich tot het steunen van de mannen in hun politieke ambities en het creëren van een 'Vlaams-nationalistische sfeer' in het gezin. Op andere vlakken waren de VUVA minder conservatief. Ze verdedigden bijvoorbeeld wel de emancipatie van de vrouw in het leger en in het bedrijfsleven.

Rond 1958-1959 hielden de werkzaamheden van de VBA op en ook de VUVA lieten nauwelijks nog van zich horen. Een aantal vrouwen werd lid van de VU. Tussen 1958 en 1970 lag de Vlaamsgezinde vrouwenbeweging nagenoeg stil. Aan katholieke zijde legden vrouwen als Maria de Leebeeck ondertussen wel een link tussen de vrouwenbeweging en de Vlaamse beweging. Zij profileerden zich als Vlaamsvoelend en werkten tegelijk aan de economische, sociale en culturele emancipatie en educatie van de vrouwen.

De tweede feministische golf: niet aan Vlaamsgezinde vrouwen besteed?

De 'tweede feministische golf' in Vlaanderen werd vooral uitgedragen door de Dolle Mina's en de PAG's (Pluralistische Aktiegroepen voor Gelijke rechten van man en vrouw). Nieuwe, soms radicaal-feministische vrouwenorganisaties schoten uit de grond. De 'traditionele' vrouwenverenigingen, zoals de Katholieke Arbeiders Vrouwengilden en de Socialistische Vooruitziende Vrouwen, bleven de nadruk leggen op vorming. Ze hielden vast aan traditionele vrouwenrollen, al gingen ze zich onder druk van de tweede golf bezinnen over thema's zoals gezinsplanning, anticonceptie en abortus. De 'nieuwe' krachten bundelden zich in de lente van 1972 tot het Vrouwen Overleg Komitee (VOK) dat op 11 november 1972 de eerste vrouwendag organiseerde. Dit nationale evenement ging door in Brussel en kende een overweldigend succes. Het initiatief voor de tweede vrouwendag ging 'om de organisatie te vergemakkelijken' vooral uit van Vlaamse vrouwenverenigingen, zodat vanaf dat moment twee dagen plaatsvonden: een in Vlaanderen en een in Wallonië. Het inrichten van een 'eigen' Vlaamse dag betekende niet dat de vrouwendag Vlaamse (laat staan Vlaamsgezinde of Vlaams-nationalistische) eisen formuleerde. Vrouweneisen bleken in hoofdzaak 'Belgisch' en universeel te zijn. Net als in politieke partijen en socio-culturele verenigingen regionaliseerde de werking van de Nationale Vrouwenraad (opgericht in 1905). In 1973 werd de Vrouwenraad gesplitst in een Nederlandstalige en een Franstalige raad.

Het heropleven van de feministische beweging viel in de tijd bijna samen met een heropleving van de Vlaamse beweging. Vlaams-nationalisten riepen vanaf 1966 'Leuven Vlaams'. Feministes scandeerden enkele jaren later 'baas in eigen buik'. Net als in de rest van de maatschappij eisten vrouwen ook in de Vlaamse beweging een grotere rol op. Niet langer uitsluitend in socio-culturele en educatieve organisaties, maar ook in politieke bewegingen. Gestimuleerd door de jonge tweede feministische golf en door de hernieuwde kracht van de Vlaamse beweging, kwamen in het begin van de jaren 1970 vrouwen bij elkaar die het opnamen voor de vrouwenbelangen in het Vlaams-nationalisme. Vanaf 1972 vergaderden de vrouwelijke leden van de Volksunie van het arrondissement Gent-Eeklo regelmatig. Na de eerste contacten werd Vrouwen in de Volksunie opgericht, een nieuwe werkgroep onder leiding van Huguette de Bleecker, die zowel actief was in de PAG als in het nationaal VU-partijbestuur. Het was de bedoeling om de VU 'aantrekkelijker' te maken voor het vrouwelijk kiespubliek, meer vrouwen te betrekken bij de actieve partijpolitiek en de VU te vertegenwoordigen op allerlei manifestaties die verband hielden met de vrouwenemancipatie. In de publicatie Vrouwen in de Volksunie uit 1974 werden thema's zoals abortus, ongehuwd moederschap, arbeid buitenshuis en de rol van de vrouw in de politiek aangesneden. De gematigd progressieve opvattingen lagen heel dicht bij die van de CVP Christelijke Volkspartij
Lees meer
. De Vlaams-nationalistische vrouwen spraken zich bijvoorbeeld uit tegen abortus, maar ijverden wel voor een betere verspreiding van anticonceptiemiddelen en de oprichting van centra voor gezinsplanning. Dat ze belang hechtten aan de keuzevrijheid viel niet altijd in goede aarde bij de meer traditionele Vlaams-nationalistische achterban.


Huguette Ingelaere aan het woord tijdens de Nationale Volksunie Vrouwenontmoetingsdag in Aalst, 30 november 1975. Foto Studio Dann. (ADVN, VNE2021)
Huguette Ingelaere aan het woord tijdens de Nationale Volksunie Vrouwenontmoetingsdag in Aalst, 30 november 1975. Foto Studio Dann. (ADVN, VNE2021)

De groeiende kritiek vanuit de vrouwelijke hoek kon op weinig bijval rekenen bij de mannelijke partijtop. Bij de nationale verkiezingen van 1981 stond er geen enkele vrouw op een verkiesbare plaats. Maes belandde uiteindelijk via coöptatie in de Senaat. De teleurstelling stimuleerde VU-vrouwen om zich te organiseren wat resulteerde in de oprichting van de Volksunie Vrouwen ( VU-Vrouwen Volksunie Vrouwenafdeling
De Volksunie Vrouwen (VU-Vrouwen) (1981-2001) was de vereniging van vrouwelijke partijleden van de Volksunie. Lees meer
). Ze wilden het overwegend mannelijk karakter van de partij doorbreken en meer vrouwelijke kandidaten op verkiesbare plaatsen. De VU-Vrouwen werkten volledig binnen de partij. Samen met de vrouwengroepen van de andere partijen startte ook een partij-overstijgend beraad dat werkte rond thema's die alle vrouwen aanbelangden. Maes diende in de herfst van 1977 samen met Wivina de Meester (Christelijke Volkspartij) een – voor die tijd revolutionair – wetsvoorstel in om beide ouders naar Zweeds model het recht te geven na het bevallingsverlof een jaar thuis te blijven om de zorg voor de baby op te nemen. Het voorstel werd afgekeurd en Maes kreeg bovendien kritiek binnen haar partij.

Naast de VU-Vrouwen kwam op 6 september 1975 een socio-culturele vereniging, de Federatie van Vlaamse Vrouwengroepen (FVV), tot stand. Ze had een eigen blad, Wij-Vrouwen. De FVV stelde zich onafhankelijk op van de VU, maar profileerde zich wel als Vlaams-nationaal. Tot 1976 werden de vrouwelijke partijleden automatisch lid van de FVV, daarna bestond de enige band met de partij uit individuele vrouwelijke partijleden die ook lid werden van de FVV. De Federatie zocht aansluiting bij de culturele Vlaamse beweging en bij de ruimere vrouwenbeweging. De FVV vertegenwoordigde de Vlaams-nationalistische ideeën van de VU in diverse cultuurraden. De Federatie werd lid van de Nationale Vrouwenraad en nam deel aan de vrouwendagen. Radicale feministische standpunten gingen aan de FVV voorbij. In de jaren 1970 eiste de vereniging gelijke opleidingskansen voor jongens en meisjes, maar tegelijk werd sterk de nadruk gelegd op de rol van de vrouwen in het gezin. De FVV pleitte voor het herwaarderen van de arbeid van huisvrouwen en voor de 'vrije keuze' tussen loonarbeid en huishouden. Inzake deeltijds werken (in de praktijk voor vrouwen) volgde FVV het standpunt van de VU en was bijgevolg - in tegenstelling tot de Dolle Mina's en de PAG's - niet gekant tegen deze beperkte arbeidsinzet. De FVV pleitte voor een algemene arbeidsduurverkorting, eventueel met loonverlies, en voor het recht op tijdelijke loopbaanonderbreking.

Nieuw cultuurflamingantisme naast rechts-nationalisme?

De feministische beweging was aan het einde van de 20ste eeuw opnieuw 'ingedommeld'. Militante acties maakten plaats voor een wetenschappelijk gefundeerde en beleidsmatige aanpak van de ongelijke verhouding tussen de seksen. De Vlaamse ontvoogding bereikte ondertussen ook het emancipatiebeleid. Na de splitsing van de Nationale Vrouwenraad en de gescheiden organisatie van de vrouwendagen in de jaren 1970 werd in 1995 voor het eerst een Vlaamse minister voor Gelijke Kansen aangesteld. Anne van Asbroeck (SP/sp.a) was tot september 1997 minister voor Brusselse Aangelegenheden en Gelijke Kansenbeleid. Zoals afgesproken in het regeerakkoord werd ze opgevolgd door een CVP-politica, Brigitte Grouwels. Ook op het terrein van de regionale bevoegdheden werd het bijgevolg mogelijk voorstellen te formuleren om de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen weg te werken, terwijl de nationale minister voor Maatschappelijke Emancipatie ter zake bevoegd bleef op het federale niveau. In het Waalse gewest noch in de Franstalige gemeenschap bestond een gelijkaardige ministerpost.

In de gematigde Vlaams-nationalistische stroming bestond op het einde van de 20ste eeuw naast de Federatie van Vlaamse Vrouwengroepen (FVV, een socio-culturele cultuurflamingantische vereniging) ook een politieke vrouwenorganisatie (VU-Vrouwen). Het vooroorlogse denkbeeld dat vrouwen niet thuishoorden in de politiek was al langer doorbroken. De VU telde vrouwelijke politicae op elk niveau, zelfs in het partijbestuur (Annemie van de Casteele, van 1989 tot 1995 nationaal ondervoorzitter van de partij). Zowel de VU-Vrouwen als de FVV profileerden zich als Vlaams-nationaal en emancipatorisch. Het streven naar vrouwenemancipatie werd echter steeds ondergeschikt aan het Vlaams-nationalisme. De strijd voor de ontvoogding van de vrouwen bleek enkel mogelijk binnen het kader van het politieke discours. De VU, de VU-Vrouwen en de FVV verdedigden het gezin als een belangrijke maatschappelijke waarde. Ze benadrukten het respect voor huisvrouwen en de keuzevrijheid tussen huishouden en carrière. VU-politicae werkten enkel samen met vrouwelijke mandatarissen uit andere partijen rond thema's die ideologisch aanvaardbaar waren voor de VU. In het abortusdebat namen de VU-Vrouwen een gematigd standpunt in, omdat het Vlaamse volk voor de partij een belangrijke bouwsteen van de maatschappij was waaraan nauwelijks of niet geraakt mocht worden. De vrouwelijke VU'ers profileerden zich in de politiek niet als feministes, maar hetzelfde kon gezegd worden over de meeste vrouwelijke politicae uit andere partijen. Nelly Maes Maes, Nelly
Nelly Maes (1941) was een Belgische politica voor de Volksunie en na 2001 voor het links-liberale Spirit. Haar uitgesproken politiek activisme manifesteerde zich vooral op het vlak van vr... Lees meer
vormde de spreekwoordelijke uitzondering op de regel. Zij interesseerde zich voor de vrouwenproblematiek en nam bijvoorbeeld inzake abortus een verregaander standpunt in dan de partij. Zowel binnen de VU als binnen de bredere Vlaamse beweging kreeg zij hiervoor veel kritiek over zich heen. Na het uiteenvallen van de VU in 2001 nam de FVV meer afstand van de partijpolitiek. In 2016 gooide de overkoepelende organisatie de handdoek in de ring, maar lokale kringen bleven voortbestaan.

Binnen het in 1977 opgerichte Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
(VB) waren de vrouwen niet apart georganiseerd. De partij-ideologie was ronduit afkerig van vrouwen in de openbare sfeer. De partij keurde het feminisme af omdat de feministen het gezin 'ondermijnden'. Het Vlaamse gezin was volgens het VB de bakermat van het volk, de hoeksteen van de organische maatschappij. Het doel van het huwelijk was het krijgen van kinderen die door de moeder volksbewustzijn bijgebracht moesten worden. In het verlengde hiervan bleef het VB zich verzetten tegen abortus. De partij veroordeelde de wet van 1990, die abortus in bepaalde gevallen toeliet, en eiste de afschaffing ervan. Vrouwen die een abortus ondergingen werden bestempeld als 'volksverraadsters'. Op zijn gezinscongres van 1991 beklemtoonde de Vlaamse beweging de rol van de vrouw als huisvrouw, moeder en opvoedster. Hieraan werd de waarschuwing gekoppeld dat de Vlaamse vrouw meer kinderen op de wereld moest zetten, zo niet zou Vlaanderen aan denataliteit ten onder gaan. Het moederschap werd opnieuw gezien als de belangrijkste taak van de vrouwen in de maatschappij. Vrouwenarbeid buitenshuis werd afgekeurd wegens 'onverenigbaar met het moederschap'. Om de vrouwen aan te sporen hun baan op te geven stelde de partij voor een ouderschapsloon (in de praktijk voornamelijk een moederschapsloon) in te voeren. Toch telde het VB op alle politieke niveaus vrouwelijke mandatarissen, met andere woorden vrouwen die zich buiten de grenzen van de hen door de partij toegemeten sfeer begaven. In het VB gold bijgevolg nog veel meer dan in de andere partijen de paradox tussen vrouwen die zich waarmaakten in de politiek en een discours dat vrouwen aan de haard wilde houden. Net als Odila van den Berghe tijdens het interbellum zegde Alexandra Colen Colen, Alexandra
Alexandra Colen (1955) was een rechts-conservatieve politica voor het Vlaams Blok (vanaf 2004: Vlaams Belang) en zetelde van 1995 tot 2014 voor deze partij in de Kamer. Ze profileerde zic... Lees meer
haar 'stem' in de politiek te willen gebruiken om te verdedigen dat de vrouwen vooral in het huishouden thuishoorden.


Het Vlaams Blok hechtte in de jaren 1980 en 1990 veel belang aan het traditionele, kroostrijke gezin. Verkiezingsbrochure, 1999 (ADVN, VBRB5925)
Het Vlaams Blok hechtte in de jaren 1980 en 1990 veel belang aan het traditionele, kroostrijke gezin. Verkiezingsbrochure, 1999 (ADVN, VBRB5925)

Enkele nabeschouwingen

Over de jongste decennia is vooralsnog te weinig onderzoek voorhanden om tot een gedegen synthese te komen. Het typeert de schaarse wetenschappelijke aandacht die de kruisverbanden tussen Vlaamse en vrouwenbeweging tot nu toe hebben gekregen. 25 jaar na het verschijnen van de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging is het nog steeds wachten op systematisch historisch onderzoek dat een grotere periode bestrijkt. Wel liet de historiografie in deze periode een toegenomen gevoeligheid zien voor de mannen- en vrouwenrollen binnen de Vlaamse beweging. De kennis en inzichten die dat opleverde, worden samengevat in het syntheseartikel Gender Gender
Vrouwen en mannen kregen verschillende rollen binnen de Vlaamse beweging. De heersende verwachtingen spoorden echter niet altijd met de werkelijke genderverhoudingen en evolueerden boven... Lees meer
. In de bijdrage wordt ook ingegaan op de rol van de vrouw in het 21ste-eeuwse Vlaams-nationalisme. Bij gebrek aan een fundamentele vernieuwing van het onderzoek hernemen we hieronder de conclusies van het NEVB-lemma 'Vrouw'.

De Vlaamse beweging begon zich pas te interesseren voor de vrouwen op een moment dat de beweging het belang van een vrouwelijke achterban inzag. Net als de geschiedenis van de Vlaamse beweging en van de vrouwenemancipatie begon de geschiedenis van de vrouwen in de Vlaamse beweging – zij het veel later – met Nederlandstalige auteurs en meisjesonderwijs, immers 'Ik sta voor mijn Vlaamsch/'t Vlaamsch van mijn land van Vlaandren' (uit het 'Lied van Nele', van Johan de Maegt De Maegt, Johan
Johan de Maegt (1876-1938) was een leraar en journalist. Hij schreef als Belgisch-loyale flamingant voornamelijk voor kranten uit het milieu van Frans van Cauwelaert en Julius Hoste jr.... Lees meer
en Emiel Hullebroeck Hullebroeck, Emiel
Emiel Hullebroeck (1878-1965) was een Vlaamsgezinde componist en dirigent. Hij is van grote betekenis geweest voor de Vlaamse liedbeweging in de 20ste eeuw en voor het sociale statuut van... Lees meer
). De geschiedenis van de vrouwen in de Vlaamse beweging volgde vooral de ontwikkelingen binnen de Vlaamse beweging op de voet: van cultuurflamingantisme voor de Eerste Wereldoorlog over een groeiend nationalisme vanaf de tweede helft van de jaren 1920, naar een inzinking vlak na de Tweede Wereldoorlog en een herleving nadien. De vrouweneisen uit de eerste en tweede feministische golf gingen grotendeels aan de flamingantische vrouwen voorbij.

In de Vlaamsgezinde en later de Vlaams-nationalistische partijen en (vrouwen)organisaties was er geen interesse en geen ruimte voor vrouwenemancipatie, integendeel. De Vlaamse beweging was niet genderneutraal. Haar visie op de rol en taak van mannen in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd verschilde wezenlijk van die van de vrouwen. De mannen onderschreven het traditionele discours van de vrouw aan de haard, een discours dat tot in de jaren 1950 ook door de meeste vrouwen werd onderschreven. Het Vlaams-nationalisme tijdens het interbellum ondersteunde dit vertoog en combineerde het met een organisch wereldbeeld en sekse-gedifferentieerd mensbeeld. In de natie kregen alle geledingen een vaste rol toebedeeld. Het gezin was de kern van het volk. En in dat gezin stond dan weer de vrouw centraal. Zij moest een steun zijn voor haar man en was verantwoordelijk voor de opvoeding van Vlaamsbewuste kinderen, hij voor de externe en politieke vormgeving van de Vlaamse natie. ‘Wij strijden voor 's volks eere, doch ver van 't strijdgedruis: De mannen te weere, wij vrouwen hoeden 't huis' zongen de Dietse vrouwen (Lied der Dietse vrouwen van Ferdinand Vercnocke Vercnocke, Ferdinand
Ferdinand Vercnocke (1906-1989) was een West-Vlaamse dichter van romantisch nationalistische poëzie, die zich in de jaren 1930 met het fascistisch geïnspireerde VNV affilieerde en tijdens... Lees meer
en Gaston Feremans Feremans, Gaston
Gaston Feremans (1907-1964) was een Vlaamsgezinde componist en dirigent, die op tal van Vlaams-nationalistische bijeenkomsten optrad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stapte hij in de ‘cult... Lees meer
). Zij de private, hij de openbare sfeer: deze tweedeling in het denken kenmerkte de Vlaamse beweging gedurende de hele beschouwde periode. We mogen echter niet vergeten dat dit beeld voor de 19de en de vroege 20ste eeuw vooral steunt op onderzoek naar de katholieke Vlaamse beweging. Ook binnen de niVlaamsgezinde katholieke zuil werd de vrouw vooral gezien als 'koningin van het huisgezin’. De maatschappelijke tweedeling in een 'mannelijke' en een 'vrouwelijke' sfeer werd beschouwd als Gods wil. Het is een open vraag of verder onderzoek naar de vrijzinnigen in de Vlaamse beweging een ander globaal beeld aan het licht zou brengen. Het vrouwbeeld van de 19de-eeuwse liberale partij verschilde niet veel van het katholieke, al ontbrak de godsdienstige fundering ervan. Aan socialistische zijde klonken uiteenlopende stemmen. Pas vanaf de jaren 1970 begonnen de Volksunie en de daarmee verwante vrouwenverenigingen minder nadruk te leggen op het moederschap als belangrijkste roeping van de vrouwen, al bleef het gezin wel een centrale plaats innemen in de partij-ideologie.

Het conservatieve vrouwbeeld - het niet in vraag stellen van de maatschappelijke positie van de vrouwen - verklaart wellicht waarom de vrouwenemancipatiebeweging en de Vlaamse beweging elkaar misgelopen zijn. Hoewel het hier om twee emancipatorische bewegingen ging, met een aantal 'kruispunten' -; bijvoorbeeld de strijd voor Nederlandstalig onderwijs vanaf het einde van de 19de eeuw, met een de 'tweede adem' in de late jaren 1960 - is het nooit tot een samenwerking gekomen. Wellicht waren de verschilpunten te groot: het feminisme contesteerde de maatschappelijke rol die de vrouw geacht werd te vervullen, ongeacht haar moedertaal; de Vlaamse beweging ijverde voor de ontvoogding van een deel van België;, Vlaanderen, en bekrachtigde de traditionele vrouwenrol. Feministische eisen zoals de juridische ontvoogding van de gehuwde vrouw en het vrouwenstemrecht in de eerste feministische golf en de vrije toegang tot anticonceptiva en het recht op abortus tijdens de tweede golf gingen aan de (vrouwen in de) Vlaamse beweging voorbij. Vrouweneisen bleken in de eerste plaats 'Belgische' eisen te zijn. De vrouwenemancipatiebeweging werd pas geregionaliseerd naarmate de gemeenschappen en gewesten meer bevoegdheden kregen op het vlak van het gelijke kansenbeleid.

Toch was er sprake van een kruisbestuiving tussen de Vlaamse en de vrouwenbeweging. Niet alleen omdat individuen zowel bij de vrouwen- als bij de Vlaamse strijd betrokken waren, maar vooral omdat de grote vrouwenorganisaties in Vlaanderen die vanaf de vroege 20ste eeuw gestalte kregen het Nederlands als voertaal hanteerden en bewust 'Vlaamse' vrouwen vormden. Omgekeerd, gaf de Vlaamse beweging een aantal vrouwen de kans zich te ontplooien en uit te groeien tot mondige en zelfbewuste personen die de grenzen van de 'vrouwenrol' overschreden. De Vlaamse beweging heeft immers steeds e; ook toen dat minder evident was - vrouwen de kans gegeven de private sfeer te overstijgen. Vlaamsgezinde en Vlaams-nationalistische vrouwen konden vrouwenverenigingen leiden, ze konden menigten toespreken en artikels schrijven. Vanaf de jaren 1920 konden ze ook in Vlaams-nationalistische partijen politiek actief worden. Kortom, de Vlaamse beweging die gedurende meer dan een eeuw het gezin en het moederschap centraal stelde en zich pas vanaf de jaren 1970 opener opstelde tegenover vrouwenarbeid en vrouwen in de politiek (althans wat de Volksunie betreft), liet een aantal vrouwen toe buiten hun 'rol' en in de 'mannelijke' openbare sfeer te stappen.

Literatuur

– L. van Molle en E. Gubin, Vrouw en politiek in België, 1998.
– N. Bracke, Gender en Vlaams-Nationalisme tijdens het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog, in: Doscendo discimus. Liber amoricum Romain Van Eenoo, 1999, pp. 529–543.
– M. van Ginderachter, “De ongekroonde koningin van Vlaanderen”. Rosa de Guchtenaere herdacht (1875-1942), in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 60, 2001, nr. 2, pp. 96–113.
– M. van Ginderachter, Mythen en martelaren in het Vlaams-nationalisme. De beeldvorming rond Rosa de Guchtenaere (1875-1942), in: Tijdschrift voor Geschiedenis, jg. 114, 2001, nr. 3, pp. 394–410.
– A. Dereere en H. van Beeck, Marie Elisabeth Belpaire (1853-1948): facetten van een levenswerk, 2002.
– M. van Ginderachter, “Dragen en baren willen we” of “Wij zijn zelf mans genoeg”? De ambivalente verhouding tussen vrouwen en het Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum, in: Revue Belge de philologie et d’histoire, jg. 80, 2002, nr. 2, pp. 531–561.
– M. van Ginderachter, “Ik dien!” en andere goede voornemens. Vrouwen en Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum, in: Verslagen van het R.U.G.-Centrum voor Genderstudies, jg. 11, 2002, pp. 19–28.
– F. van Campenhout, Vrouwen in de Vlaamse Beweging, 2005.
– M. van Ginderachter, Gender, the extreme right and Flemish nationalist women’s organisations in interwar Belgium, in: Nations and nationalism. Journal of the Association for the study of Ethnicity and Nationalism, jg. 11, , 2005, nr. 2, pp. 265–284.
– S. Bollen en M. de Metsenaere, Vrouwen en bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog: Twee casestudies over incivieke vrouwen in de naoorlogse zuivering, in: Sophia. Acta van het Colloquium 2005: Genderstudies: een genre apart?, 2006, 176–205.
– K. Celis en P. Meier, De macht van het geslacht: gender, politiek en beleid in België, 2006.
– M. de Metsenaere, Foute vrouwen in Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog: de casus Gent-Wollestraat, in: Historica, jg. 29, 2006, nr. 3, pp. 3–5.
– S. Fiers, E. Sevranckx, A. Hondeghem, P. Delwit, B. Maddens en E. Gerard, De deelname van mannen en vrouwen aan de Belgische politiek, Brussel, 2006.
– P. Meier, B. Rihoux, S. Erzeel, A. Lloren, en V. van Ingelgom, Belgische partijen en seksegelijkheid. Een trage maar gestage evolutie?, 2006.
– M. de Metsenaere en S. Bollen, Schandelijke liefde. Sentimentele collaboratie en haar bestraffing in België na de Tweede Wereldoorlog, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 66, , 2007, nr. 3, pp. 228–259.
– G. Reymenants. Marie Elisabeth Belpaire: gender en macht in het literaire veld, 1900-1940, 2014.
– A. Coussement, S.M. Vercruysse, L. Janssens, De impact van Femma: maatschappelijke rol en betekenis van de christelijke arbeidersvrouwenbeweging in historisch perspectief (1920-2020). Onderzoeksrapport KADOC. Leuven 2021.

Suggestie doorgeven

1998: Nele Bracke

2023: Lith Lefranc

Databanken

Inhoudstafel