Hoger onderwijs in Leuven

Begrip
Wilfried Weets (2023, herwerking), Wilfried Weets (1998)

De Franstalige Katholieke Universiteit Leuven werd vanaf 1910 geleidelijk vernederlandst. De strijd voor ‘Leuven Vlaams’ leidde in 1968 tot een splitsing, het ontstaan van twee autonome Leuvense universiteiten en de verhuizing van de Université Catholique de Louvain (UCL) naar Louvain-la-Neuve.

Leestijd: 55 minuten

De toestand vóór 1910

De Katholieke Universiteit Leuven (1834-1968) was de opvolger van de door de paus erkende stedelijke instelling die van 1425 tot de afschaffing in 1797 in de Franse tijd had bestaan, en die in 1817 was opgevolgd door een rijksuniversiteit in Leuven. In beide laatstgenoemde instellingen was het Latijn de onderwijstaal. In het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1814-1830) bestonden enkel rijksuniversiteiten. Deze hadden het na de Belgische Revolutie Belgische Revolutie
De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splits... Lees meer
zwaar te verduren: zo werden onder meer in Leuven de faculteiten van de rechten en van de wetenschappen afgeschaft. De Belgische bisschoppen hadden van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs gebruikgemaakt om een eigen katholieke universiteit op te richten te Mechelen. Na één jaar verhuisde deze in 1835 naar Leuven, waar na de afschaffing van de bestaande rijksuniversiteit opnieuw plaats was. Deze katholieke instelling werd door katholieken bekostigd en aanvaardde alleen katholieke studenten. De bisschoppen waren de stichters en de organisatoren en benoemden de rector magnificus en de hoogleraren. In de statuten legden zij hun grote macht over deze universiteit vast. Onder hun toezicht diende zij een belangrijke rol te spelen in de Belgische katholieke gemeenschap, in het bijzonder door het opleiden en vormen van een katholieke maatschappelijke elite. Het ethos dat de universiteit bezielde, was er één waarin weinig aandacht werd besteed aan wetenschappelijk onderzoek, maar waarin alles gericht was op een opleiding tot verstandige menselijke beroepsuitoefening.

Als onderwijstaal werd het Frans ingevoerd. Dit in tegenstelling tot Nederland waar het Latijn tot 1876 de officiële onderwijstaal bleef aan de universiteiten. Niettemin was Leuven lange tijd de enige Belgische universiteit met een keuzevak Nederlandse letterkunde, gedoceerd in het Nederlands door kanunnik Jan-Baptist David David, Jan-Baptist
Jan-Baptist David (1801-1866) was een katholiek priester, en vanaf 1834 hoogleraar nationale taal, letterkunde en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit in Mechelen en Leuven. Hij sp... Lees meer
. Ook werd in 1836 met steun van rector Petrus F.X. de Ram De Ram, Petrus
Petrus de Ram (1804-1865) was rector van de Katholieke universiteit (1834-1864), liberaal-katholiek en Vlaamsgezind. Hij richtte aan de univer-siteit een leerstoel Nederlandse taal- en le... Lees meer
door Emmanuel van Straelen Van Straelen, Emmanuel
Emmanuel van Straelen (1815-1871) was auteur, bibliothecaris en uiteindelijk wijnhandelaar. Hij lag mee aan de basis van de oprichting van Vlaamsgezinde studentengenootschappen en speelde... Lees meer
, een student in de geneeskunde, het taal- en letterlievend studentengenootschap Met Tijd en Vlijt Met Tijd en Vlijt
Met Tijd en Vlijt was een Vlaamsgezind Studentengenootschap dat in 1836 aan de Leuvense universiteit werd opgericht en bleef bestaan tot na de Tweede Wereldoorlog. Het speelde tot 1875 e... Lees meer
opgericht, waar de studenten zich konden oefenen in het gebruik van het Nederlands. Duidelijk was echter dat de studenten deze taal als een tweede taal beschouwden. De grote meerderheid van hen kwam immers uit vermogende families en deze waren nu eenmaal, ook in Vlaanderen, Franstalig. In het beroepsleven had men het Nederlands vrijwel niet nodig.

Pas op het einde van de 19de eeuw werd een aantal eisen van de Vlaamse beweging via de wetgeving verwezenlijkt. Dat had in feite geen weerslag op de Leuvense universiteit, die als vrije instelling niet wettelijk kon worden gedwongen deze taalwetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
te respecteren. Dit veranderde toen in 1876 haar diploma's door de staat werden erkend. Door de wet op het hoger onderwijs Hoger onderwijs
De evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs werd gekenmerkt door een moeizame vernederlandsingspolitiek, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale... Lees meer
van 1890 (verplichte kennis van het Nederlands voor de magistratuur vanaf 1895) werd de universiteit verplicht haar programma aan te passen; de colleges strafrecht en strafvordering werden vernederlandst. Toen in 1894 een afdeling Germaanse filologie werd opgestart, besloot men literatuur en talen in het Nederlands te onderwijzen. Enkel de algemene vakken werden er in het Frans gedoceerd. In 1889 publiceerde de universiteit voor het eerst een aantal tweetalige officiële documenten.

Ondertussen was ook de Vlaamse studentenbeweging Studentenbeweging
Lees meer
doorgebroken. De flamingantische stroming had zich sedert enkele decennia rond Met Tijd en Vlijt ontwikkeld en aan het eind van de jaren 1870 kreeg ze sterke impulsen van Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
en Pol de Mont De Mont, Pol
Pol de Mont (1857-1931) was een dichter, essayist, folklorist, journalist, kunstcriticus en redenaar. In al zijn activiteiten gaf hij de Vlaamse strijd absolute prioriteit. Decennialang w... Lees meer
. In de jaren 1880 kwamen steeds meer studenten van kleinburgerlijke huize naar Leuven en hun omgangstaal was het Nederlands. In een streven zich te onttrekken aan het uitsluitend Franstalige en vaak door professoren geleide studentenleven gingen de Vlaamse studenten zich op regionale basis verenigen in clubs en gilden. Dit was het begin van een volwaardige uitbouw van een Vlaams studentenleven in Leuven. Het groeiende Vlaams zelfbewustzijn leidde tot verzet tegen de monopoliepositie van het Frans in de overkoepelende Société Générale des Etudiants. De herhaalde spanningen tussen Vlamingen en Walen hadden uiteindelijk tot resultaat dat in 1902 de koepelorganisatie op federatieve basis werd heringericht. De Waalse studenten verenigden zich in de Fédération Wallonne, de Vlaamse in het Vlaamsch Verbond Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuven K
Het Katholiek Vlaamsch Hoogstudenten Verbond (KVHV) werd opgericht in 1902 onder de benaming Vlaamsch Verbond als eerste Vlaamse studentenkoepel aan de Katholieke Universiteit Leuven, een... Lees meer
(na de Eerste Wereldoorlog het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) genoemd). Nieuwe incidenten betekenden in 1908 het definitieve einde van de Société Générale. Voortaan gingen Vlaamse en Franstalige studenten te Leuven voorgoed hun eigen weg.


Vlaams studentenleven in Leuven: de studentensymfonie van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV), ca. 1905. (ADVN, VY1633)
Vlaams studentenleven in Leuven: de studentensymfonie van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV), ca. 1905. (ADVN, VY1633)

Omstreeks 1890 ontstond er een wetenschappelijke richting binnen de Vlaamse beweging. Vooral Julius Mac Leod Mac Leod, Julius
Julius Mac Leod (1857-1919) was hoogleraar plantkunde aan de Gentse universiteit en een Vlaamsgezinde progressieve liberaal. Hij was een belangrijke pleitbezorger van de vernederlandsing ... Lees meer
en Lodewijk de Raet De Raet, Lodewijk
Lodewijk de Raet (1870-1914) was een econoom en ambtenaar die in belangrijke mate bijdroeg aan de theorievorming over de Vlaamse beweging en deze van een sociaaleconomisch denkraam voorza... Lees meer
waren de promotoren van deze nieuwe stroming. Door te wijzen op de wetenschappelijke en economische Economie
Dit artikel gaat over de relatie tussen economie en Vlaamse beweging. Daarmee beoogt deze tekst geen economische geschiedenis te schetsen van wat we vandaag Vlaanderen noemen. Integendee... Lees meer
achterstand van Vlaanderen en de noodzaak van een Nederlandstalig hoger onderwijs, maakten zij een hele beweging los voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit (zie Hoger onderwijs in Gent Hoger onderwijs in Gent
Met de vernederlandsing in 1930 als hoogtepunt is de Gentse universiteit een belangrijk strijdpunt geweest in de Vlaamse beweging. Van het Latijn uit 1817 tot het Engels van vandaag: het ... Lees meer
). De eerste Vlaamsche Hoogeschoolcommissie, waarvan Mac Leod voorzitter was, vroeg in 1897 de geleidelijke vernederlandsing van Gent. Dit voorstel vond weerklank in Leuven, onder meer bij de studenten. Ook de katholieken hadden sinds enige tijd aan hun bisschoppen de vernederlandsing van de Leuvense universiteit gevraagd, maar hun verzoek werd afgewezen. In de Instructions Bisschoppelijke Onderrichtingen
Lees meer
van 1906 verklaarde het Belgische episcopaat dat het Nederlands niet voor het hoger onderwijs geschikt was (zie Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
). De superieure taak van een universiteit, namelijk draagster te zijn van de cultuur en zich in te zetten voor de bevordering van de wetenschap, vereiste immers dat men zich van een internationale taal bediende. In 1907 weigerde kardinaal Désiré Mercier Mercier, Désiré
Désiré Mercier (1851-1926) was van 1906 tot 1926 de kardinaal-aartsbisschop van het aarts­bisdom Mechelen. Hij was een vurig propagandist van het Belgisch patriottisme en leefde tijdens ... Lees meer
aanvankelijk Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
en Emiel Vliebergh Vliebergh, Emiel
Emiel Vliebergh (1872-1925) was een centrale figuur in de katholieke Vlaamse beweging. Hij stuurde aan op taalwetgeving, culturele ontwikkeling en eenheid onder de katholieke flaminganten... Lees meer
toestemming te verlenen om in Leuven Vacantieleergangen in het Nederlands te organiseren, uit vrees dat dit tot Nederlandse colleges aan de universiteit zou leiden.

Datzelfde jaar werd de tweede hogeschoolcommissie opgericht. Ze werd gedomineerd door De Raet en was heel wat radicaler dan de eerste. Een grootscheepse campagne werd op touw gezet en de strijd om Gent werd algauw een politiek programmapunt. Onder druk van deze agitatie die zich in heel Vlaanderen maar vooral aan de universiteiten deed voelen, en beïnvloed door de oud-hoogstudentenbonden, kwamen de Leuvense studenten opnieuw in actie. In mei 1909, bij de viering van de vijfenzeventigste verjaardag van de universiteit, verstoorden de Vlaamse studenten de feestelijkheden met betogingen voor de vernederlandsing van de Leuvense universiteit. De daaropvolgende ontbinding van het Vlaamsch Verbond door rector Adolphe Hebbelynck Hebbelynck, Adolphe
Adolphe Hebbelynck (1859-1939) was een Vlaamse katholieke priester, theoloog en oriëntalist en ook rector van de Katholieke Universiteit Leuven. In die hoedanigheid stond hij in 1902 mee ... Lees meer
en diens vervanging door de Nederlandsonkundige Waal Paulin Ladeuze Ladeuze, Paulin
Paulin Ladeuze (1887-1940) was een priester, hoogleraar en tussen 1909 en 1940 rector van de Leuvense universiteit. Onder externe druk richtte hij tussen 1911 en 1935 naast Franstalige oo... Lees meer
deden de spanning geenszins afnemen.


<p>Een grimmige kardinaal Mercier hakt een stevige boom om waaruit meteen vijf sterke takken, de Vlaamse gouwgilden, voortspruiten. Karikatuur over de afschaffing van het Vlaamsch Verbond in <em>Ons Leven</em>, maart 1910. (ADVN)</p>

Een grimmige kardinaal Mercier hakt een stevige boom om waaruit meteen vijf sterke takken, de Vlaamse gouwgilden, voortspruiten. Karikatuur over de afschaffing van het Vlaamsch Verbond in Ons Leven, maart 1910. (ADVN)

Van 1910 tot 1930: een moeizaam begin van de vernederlandsing

In 1911 werd het wetsvoorstel- Franck Franck, Louis
De inzet van Louis Franck (1868-1937) voor de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs en de Gentse universiteit bracht hem rond 1910 op het hoogtepunt van zijn Vlaams-liberale roem.... Lees meer
- Van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
voor de vernederlandsing van Gent bij het parlement ingediend. Onder druk van de Vlaams-katholieke opinie en uit vrees dat door een vernederlandsing van Gent een (moeilijk te schatten) aantal Vlaamse studenten de Leuvense universiteit voor een niet-katholieke universiteit zou verlaten, besloten de bisschoppen – zij het zonder veel geestdrift – in 1911, op voorstel van rector Ladeuze, in iedere faculteit twee colleges te splitsen. Het stond de studenten vrij om deze colleges te volgen en de examens af te leggen in de taal naar hun keuze. Deze maatregel deed de spanning tussen de Vlaamse studenten en de academische overheid gevoelig afnemen. In 1911 waren er in Leuven twaalf 'Vlaamse' colleges. Vóór de Eerste Wereldoorlog kwamen er nog vier bij. Toen het wetsvoorstel-Franck-Van Cauwelaert – dat in vier van de zes Kamerafdelingen werd goedgekeurd – in de Kamer zelf door vertragingsmanoeuvres niet in behandeling kwam, werden echter zeven Nederlandse colleges afgeschaft.

De Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
legde met de colleges ook de vernederlandsing stil. Pas in januari 1919 heropende de universiteit haar deuren. Na het einde van de oorlog stond de ‘Vlaamse kwestie’ opnieuw bovenaan op de politieke agenda en het universitaire milieu was er bijzonder gevoelig voor. Een van de voornaamste eisen van de Vlaamse beweging in het interbellum was de organisatie van universitair onderwijs in het Nederlands. Maar in Franssprekende kringen – waartoe ook een aanzienlijk deel van de leidende klasse in Vlaanderen behoorde – had de actieve medewerking van een Vlaamse minderheid met de bezetter tijdens de oorlog in veler ogen alle Vlaamse eisen verdacht gemaakt. De herinnering aan de Gentse von Bissing Universiteit (1916-1918) maakte dat de strijd voor Nederlandstalig hoger onderwijs Hoger onderwijs
De evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs werd gekenmerkt door een moeizame vernederlandsingspolitiek, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale... Lees meer
nog lange tijd als neoactivistisch werd gebrandmerkt (zie Activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
).

Niettemin zagen velen in dat vooral de vernederlandsing van de Gentse rijksuniversiteit binnen korte tijd politiek onvermijdelijk zou worden. Beducht voor de concurrentie van een 'neutrale' Vlaamse universiteit, dachten de bisschoppen in 1920 ernstig na over de oprichting van een katholieke Vlaamse universiteit in Antwerpen. Dit zou, zo meende kardinaal Mercier, de druk van de Vlaamse eisen ten aanzien van Leuven doen afnemen. Op die manier zou de Leuvense Alma Mater haar karakter van internationaal befaamde wetenschappelijke instelling niet hoeven prijs te geven. Bovendien vreesde Mercier dat een volledige splitsing van de colleges te Leuven de tegenstelling tussen Vlamingen en Walen zou versterken. Vooraanstaande katholieke flaminganten die werden geraadpleegd – Aloïs van de Vyvere Van de Vyvere, Aloïs
Aloïs van de Vyvere (1871-1961) was een advocaat en katholiek politicus. Hij zetelde twintig jaar in de Kamer en vervulde meerdere ministerfuncties. Hij werkte onder andere mee aan initia... Lees meer
, aan wie de bisschoppen hadden gedacht als rector, Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
, Joris Helleputte Helleputte, Joris
Joris Helleputte (1852-1925) heeft bijna een halve eeuw lang gewogen op de Belgische samenleving: als neogotisch architect, als gangmaker van sociale organisaties, inzonderheid de Belgisc... Lees meer
, Prosper Poullet Poullet, Prosper
Hoewel hij afkomstig was uit een Franstalig aristocratisch milieu, realiseerde de katholieke burggraaf Prosper Poullet (1886-1937) mee de eentaligheid van Vlaanderen en leidde hij de eers... Lees meer
– brachten een negatief advies uit; ze achtten het onaanvaardbaar dat de Vlamingen de Vlaamse stad Leuven zouden moeten verlaten en de universiteit Franstalig zou blijven. Het episcopaat greep dan maar terug naar de oplossing waarvoor men in 1911 had gekozen: een geleidelijke splitsing van de colleges in Leuven zelf. De Vlaamsgezinde bisschoppen van Namen (Mgr. Ludovicus Heylen Heylen, Ludovicus
Ludovicus Heylen (1856-1941) was abt van de norbertijnerabdij van Tongerlo (1887-1899) en bisschop van Namen (1899-1941). Als abt bood hij opvang aan weggezonden Vlaamsgezinde jongeren. A... Lees meer
) en van Luik (Mgr. Martinus-Hubertus Rutten Rutten, Martinus-Hubertus
Martinus-Hubertus Rutten (1841-1927) was een Vlaamsgezinde bisschop in Luik, die zich hoofdzakelijk bezighield met het vernederlandsen van het arbeidersmilieu en het onderwijs. Hij stond ... Lees meer
) wilden dat men onmiddellijk overging tot de integrale vernederlandsing van de kandidaturen in de letteren en wijsbegeerte en in de wetenschappen. Niet alleen ontbraken daartoe de geldmiddelen, rector Ladeuze aarzelde ook nog om een andere reden: hij vreesde dat de Franstalige universiteit spoedig zou worden beschouwd als een indringster die uit het Vlaamse landsgedeelte zou moeten worden geweerd. In juni 1920 schreef hij aan Mercier dat de beste oplossing erin bestond degenen, die de taalbelangen boven alles stelden, te laten overgaan naar de Vlaamse rijksuniversiteit. Leuven zou dan kunnen blijven zoals het was, met dien verstande dat een beperkt aantal colleges in het Nederlands konden worden gegeven, op voorwaarde dat de Vlamingen zelf hiertoe de nodige fondsen zouden bijeenbrengen.


Academische optocht in 1923. Voorop de pedellen met de scepters, centraal in beeld achter hen rector Ladeuze. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)
Academische optocht in 1923. Voorop de pedellen met de scepters, centraal in beeld achter hen rector Ladeuze. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)

Tussen 1921 en 1923 werden nog 36 colleges vernederlandst (dit is gesplitst of verdubbeld). Dit gebeurde vooral uit vrees voor de vernederlandsing van Gent. Van Cauwelaert had immers in 1921 zijn wetsvoorstel uit 1911 opnieuw ingediend. Een duizendtal studenten van de 1600 uit de Vlaamse provincies volgde de colleges in het Nederlands. In totaal waren er zestig Nederlandse colleges. Dat was niet geheel onbeduidend, aangezien Leuven tot in 1923 de enige Belgische universiteit was waar niet uitsluitend in het Frans werd onderwezen. Toch betekende het alles bij elkaar weinig. Er was oppositie van enkele Walen en vooral van de voorstanders van de dominantie van het Frans in Vlaanderen, zogenaamde ‘ franskiljons Franskiljon
'Franskiljon' is in het traditionele flamingantische discours de benaming van een voorstander en bevorderaar van de verfransing in Vlaanderen. Het begrip kenmerkt iemand die overtuigd is ... Lees meer
’, in het professorenkorps, onder de Leuvense bevolking en in het land. Zij trachtten druk uit te oefenen op rector Ladeuze. Er was de bezorgdheid van deze laatste om in het Nederlandstalig stelsel slechts mensen te benoemen die hij een plaats waardig achtte naast de collegae die reeds een gevestigde faam bezaten (dat bracht hem er ook toe een beroep op enkele Nederlanders te doen). Er was het feit dat het toen materieel onmogelijk was om een tweede professorenkorps te salariëren. De universiteit bevond zich immers in een moeilijke financiële positie. Ze kreeg geen staatstoelagen, maar leefde van particuliere schenkingen en van een geringe financiële steun van de provincies. Bovendien werd het beschikbare geld prioritair aangewend voor het herstel van de oorlogsschade. De beste oplossing leek dan ook een beroep te doen op de medewerking van tweetalige professoren, die zich bereid verklaarden om in de twee landstalen te doceren tegen een bescheiden salarisverhoging. Een aantal Vlaamse professoren was blij aldus te kunnen bijdragen tot de opleiding van een Vlaamse culturele elite; de meesten echter wilden er geen gedeelte van hun tijd aan besteden, al waren zij de splitsing daarom niet allen vijandig gezind.

In maart 1923 werd het wetsvoorstel-Van Cauwelaert in de Senaat verworpen. In de plaats daarvan werd in juli 1923 het ontwerp- Pierre Nolf Nolf, Pierre
Pierre Nolf (1873-1953) was minister van Kunsten en Wetenschappen. Hij gaf zijn naam aan de zogenaamde Nolf-barak, de scheldnaam voor de gedeeltelijke vernederlandsing op zijn initiatief... Lees meer
, dat de Gentse universiteit slechts gedeeltelijk vernederlandste, goedgekeurd. Hierop riep het overkoepelende Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond
Het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond (AVHV) was een overkoepeling voor Vlaamsgezinde studentenverenigingen van verschillende universiteiten, gesticht door Leuvense en Gentse Vlaamse... Lees meer
(AVHV) – waarvan ook het Leuvense Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuven K
Het Katholiek Vlaamsch Hoogstudenten Verbond (KVHV) werd opgericht in 1902 onder de benaming Vlaamsch Verbond als eerste Vlaamse studentenkoepel aan de Katholieke Universiteit Leuven, een... Lees meer
(KVHV) deel uitmaakte – met succes een boycot uit van de Nederlandstalige afdeling van de zogenaamde Nolf-barak. Aangezien Gent door de boycot zijn aantrekkingskracht verloor, viel ook de grote vrees voor de concurrentie van een Vlaamse rijksuniversiteit grotendeels weg. Een gevolg was dat in Leuven het tempo van de vernederlandsing na 1923 gevoelig vertraagde.

Omstreeks die tijd deed er zich een sterke radicalisering voor bij de Vlaamse studenten te Leuven. Na de Eerste Wereldoorlog was de Vlaamse studentenbeweging opnieuw van start gegaan. Tot de zomer van 1920 bleef ze nog in een brede bedding stromen, waarbij gematigden (verdedigers van het flamingantische minimumprogramma Minimumprogramma
Het Minimumprogramma was de benaming voor het eisenpakket dat de Belgisch-loyale flaminganten, in het bijzonder inzake taalwetgeving, in de periode tussen de beide wereldoorlogen nastreef... Lees meer
gericht op de vernederlandsing van het openbare leven) en radicalen, (voorstanders van zelfbestuur) samenwerkten. De combattieve anti-Vlaamse reactie van Franstalige en Belgisch-patriottische zijde deed de Vlaamsgezinde studenten al snel nauwer aaneensluiten. De als onrechtvaardig ervaren behandeling van een aantal oud-activisten (waaronder veel vooroorlogse studentenleiders) en de lijdensweg van de vernederlandsing van de Gentse universiteit in het parlement leidden tot een radicalisering bij de Vlaamse studenten die hun vertrouwen in de christendemocratische verdedigers van het minimumprogramma begonnen te verliezen. De aanvaarding van het ontwerp-Nolf door deze laatsten betekende daarbij de definitieve breuk. Omstreeks 1923 was dan ook het grootste deel van de Vlaamse studentenbeweging gewonnen voor een politiek nationalisme met een sterk anti-Belgische inslag, zoals het in de Vlaams-nationalistische Studiekring van het KVHV werd verdedigd. De radicalisering ging gepaard met een strakkere opstelling tegenover de academische overheid. In oktober 1922 besloot het KVHV afzijdig te blijven van alle academische plechtigheden tot de vernederlandsing van Leuven volledig zou zijn gerealiseerd.

De nationalistische koers van het Verbond leidde in toenemende mate tot spanningen met de Franstalige studenten. In februari 1924 kwam het tot een conflict rond een door het KVHV op touw gezette manifestatie ter ere van August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
. In april van dat jaar bereikten de moeilijkheden een hoogtepunt toen na afloop van een Groot-Nederlands Studentencongres Groot-Nederlandse Studentencongressen
De Groot-Nederlandse Studentencongressen waren bijeenkomsten van Vlaamse en Nederlandse studenten, gericht op het versterken van de onderlinge banden - vanuit de overtuiging dat Vlamingen... Lees meer
in Leuven de Waalse student Gaby Colback de Vlaamse student Berten Vallaeys Vallaeys, Berten
Berten Vallaeys (1898-1975) groeide in de jaren 1920 uit tot een martelaar van de Vlaamsgezinde studentenbeweging, toen hij tijdens een handgemeen tussen Vlaamse en Waalse studenten werd ... Lees meer
met een revolverschot ernstig verwondde. De academische overheid wilde het gerecht dat zich met de zaak inliet, niet beïnvloeden en nam geen maatregelen tegen de aanrander; ze gaf hem slechts de raad niet meer in Leuven te verschijnen. Wel werd iedere openbare betoging van politieke of taalkundige aard verboden. Omdat vooral de Vlaamsgezinde studenten dergelijke betogingen inrichtten, ervoeren zij deze maatregel als tegen hen gericht. Toen KVHV-preses Paul-Felix Beeckman Beeckman, Paul-Felix
Paul-Felix Beeckman (1900-1978) was als student actief in het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond en het KVHV. Later engageerde hij zich binnen het VNV. Na de Tweede Wereldoorlog... Lees meer
in een open brief aan rector Ladeuze protest aantekende tegen de verordening, werd hij van de universiteit weggestuurd. Tijdens de zomervakantie richtte het KVHV een brief aan de bisschoppen waarin het vroeg het tempo van de splitsing van de colleges te versnellen, de sermoenen, de geestelijke voordrachten en de hele administratie te vernederlandsen, het betogingsverbod in te trekken en de uitsluiting van Beeckman ongedaan te maken. Er kwam geen antwoord en bij de opening van het academiejaar op 20 oktober 1924 werd het betogingsverbod herbevestigd.


Het bestuur van het KVHV-Leuven tijdens het academiejaar 1923-1924, met vooraan in het midden Verbondspreses Gerard Iserbyt. Het neerschieten van Berten Vallaeys, hier te zien op zijn ziekbed (medaillon), was het begin van een escalatie die leidde tot de Vlaamse studenterevolte van 1924-1925 en het wegsturen van een aantal KVHV-kopstukken. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)
Het bestuur van het KVHV-Leuven tijdens het academiejaar 1923-1924, met vooraan in het midden Verbondspreses Gerard Iserbyt. Het neerschieten van Berten Vallaeys, hier te zien op zijn ziekbed (medaillon), was het begin van een escalatie die leidde tot de Vlaamse studenterevolte van 1924-1925 en het wegsturen van een aantal KVHV-kopstukken. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)

Toch deed zich datzelfde jaar een verandering voor. Een officiële vereniging kwam de studenten in hun strijd voor de vernederlandsing helpen. Zolang de splitsing van de colleges afhankelijk bleef van de bereidwilligheid van enkele professoren – die voor dit meerwerk nauwelijks gehonoreerd werden – kon geen volledig rooster van Vlaamse colleges worden opgesteld. Daardoor miste de vernederlandsing elke samenhang. In oktober 1924 richtte professor Pieter-Jozef Sencie Sencie, Pieter-Jozef
Pieter-Jozef Sencie (1865-1941) was als classicus verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij was actief in de katholieke Vlaamse studentenbeweging en was de stichter en eerste v... Lees meer
de Vlaamse Leergangen te Leuven Vlaamse Leergangen te Leuven
Vlaamse Leergangen was een vereniging die gesticht werd in 1924 en een historische rol speelde in de vernederlandsing van het onderwijs en onderzoek aan de Leuvense universiteit. Lees meer
op, waarvan de jurist Emiel van Dievoet Van Dievoet, Emiel
Lees meer
vanaf het begin de kernfiguur was. De taak van de vereniging bestond erin het episcopaat en de rector te helpen bij het inrichten van Nederlandstalige colleges. Minister Aloïs van de Vyvere Van de Vyvere, Aloïs
Aloïs van de Vyvere (1871-1961) was een advocaat en katholiek politicus. Hij zetelde twintig jaar in de Kamer en vervulde meerdere ministerfuncties. Hij werkte onder andere mee aan initia... Lees meer
was er een jaar eerder in geslaagd de bisschoppen voor dit plan te winnen. Door de oprichting van de Vlaamse Leergangen veranderde het beeld. De vernederlandsing van Leuven was niet langer alleen een steeds herhaalde eis van de studenten, maar werd de zaak van een groot aantal Vlaamsgezinde politici en hoogleraren en van alle Vlaamsgezinde katholieken. Een grote campagne in de Vlaamse kranten begon. Op het dringende verzoek om geld werd enthousiast gereageerd. In nauwe samenwerking met de rector wilde Vlaamse Leergangen niet alleen de colleges, maar het hele universitaire leven vernederlandsen en tegelijk de financiële druk op de universiteit een beetje verlichten, opdat deze rem op de vernederlandsing zou wegvallen. Alhoewel de universiteit sedert 1923 jaarlijks staatssteun ontving, betekende dit zeer weinig tegenover de totale kosten. Van een streven naar een enkel eentalig Nederlandse universiteit te Leuven was bij de leden van de Vlaamse Leergangen geen sprake. Ze accepteerden de tweetaligheid. De voornaamste betrachting was om tot een volwaardige Vlaamse afdeling te komen. Door de Vlaams-nationalisten en door de studenten die in hun spoor liepen, werd de vereniging alvast gewantrouwd: ze werd immers beheerd door 'minimalistische' politici zoals Poullet, Van de Vyvere, Van Cauwelaert en Helleputte.

Het conflict tussen de Vlaamse studenten en de academische overheid was ondertussen geenszins geluwd. Tijdens het academiejaar 1924-1925 kwam het tot een openlijke revolte. In oktober werden de Vlaamsgezinde studentenleiders Gerard Romsée Romsée, Gerard
Lees meer
en Tony Herbert Herbert, Tony
Tony Herbert (1902-1959) was een aanvankelijk radicaal Vlaams-nationalistische en vanaf medio jaren 1930 Belgischgezinde ingenieur en textielindustrieel met autoritaire opvattingen. Hij ... Lees meer
van de universiteit gezonden; zij hadden geweigerd zich te distantiëren van de uitlatingen die spreker Hendrik Borginon Borginon, Hendrik
Hendrik Borginon (1890-1985) was lid van de leiding van de Frontbeweging en Vlaams-nationalistisch politicus in de Frontpartij en het Vlaamsch Nationaal Verbond. Tijdens de bezetting fung... Lees meer
op de eerste Verbondsvergadering tegen de academische overheid had geuit. Verboden betogingen en protestmeetings waren aanleiding voor nog meer wegzendingen. Toen echter in februari 1925 het KVHV de Vlaamse bevolking opriep om de katholieke universiteit te Leuven haar jaarlijkse financiële bijdrage via de kerkcollecte te weigeren ‘zolang deze een oorlogswapen tegen Vlaanderen’ bleef, kwam het Verbond rechtstreeks met de bisschoppen in conflict. Het KVHV werd zelfs door rector Ladeuze ontbonden. Praktisch had deze maatregel weinig resultaat. Het KVHV bleef bestaan, maar de oproep tot financiële boycot had de vereniging heel wat sympathie gekost bij de katholieke Vlaamsgezinde opinie en een grote groep Vlaamsgezinde professoren wendde zich openlijk van het Verbond af. Ongetwijfeld lag de revolte van de Vlaamse studenten ook mee aan de basis van de bisschoppelijke veroordeling van het Vlaams-nationalisme op 11 oktober 1925. De spanning tussen KVHV en academische overheid bleef ook de volgende jaren bestaan; tot een open conflict kwam het evenwel niet meer.

De verdere vernederlandsing van Leuven bracht vooralsnog niet de resultaten waar de Vlaamse beweging op had gehoopt. De berichten ad valvas waren wel van oktober 1924 af tweetalig, maar dat jaar werden er slechts vier colleges gesplitst, in 1925 zes, in 1926 zeven, in 1927 vier, in 1928 drie, in 1929 twee. In oktober 1927 werden voor het eerst tweetalige inschrijvingskaarten gebruikt. De bisschoppen stelden ook Nederlandstalige programmaboeken en diploma's in het vooruitzicht. Rector Ladeuze besliste echter dat eerst de oude voorraad moest worden opgebruikt. De Vlaamse Leergangen had plannen uitgewerkt om de universiteit in tien jaar tijd te verdubbelen. Die werden door Ladeuze afgewezen wegens geldgebrek. De vereniging had niettemin, dankzij de steun van Vlaamse economische ondernemingen, genoeg geld bijeengebracht om toch nog 25 colleges te vernederlandsen. De realisatie werd echter door de rector zo vertraagd dat de financiële crisis van 1929 de uitvoering onmogelijk maakte. Het werd de Vlaamse Leergangen steeds meer duidelijk dat Ladeuze door zijn onverschilligheid de vernederlandsing in sterke mate afremde.

In 1929-1930 ontstond er opnieuw ophef. Voor het pas vernederlandste college moderne geschiedenis moest een hoogleraar worden benoemd. Er waren verscheidene kandidaten: Charles Terlinden, die het Franse college doceerde, had zichzelf kandidaat gesteld. Hij kende geen woord Nederlands en was bovendien voorzitter van de Ligue nationale pour l'unité Belge. Hij kwam daarom niet in aanmerking. De tweede kandidaat was Jan-Albert Goris Goris, Jan-Albert
Jan-Albert Goris (1899-1984) was een veelzijdig schrijver, ambtenaar en diplomaat. Als literator maakte hij naam onder het pseudoniem Marnix Gijsen. Hij debuteerde als expressionistisch d... Lees meer
(Marnix Gijsen). Deze bleef liever secretaris van Van Cauwelaert en weigerde. De laatste twee kandidaten waren Hendrik Elias Elias, Hendrik
Hendrik Elias (1902-1973) was een historicus en Vlaams-nationalistisch politicus die als leider van het Vlaamsch Nationaal Verbond collaboreerde met de Duitse bezetter tijdens de Tweede W... Lees meer
en Emile Lousse. Beiden waren doctor in de rechten en in de geschiedenis. Lousse werd benoemd. De Vlaams-nationalist Elias was door de rector voorgedragen. Hij moest zijn politieke overtuiging toelichten en werd toen door de bisschoppen als onbetrouwbaar beschouwd. De benoeming van de Franstalige Brusselaar Lousse werd door de Vlaams-nationalistische pers zwaar op de korrel genomen. Van eind november 1929 tot begin februari 1930 ging Lousse in Nederland zijn Nederlands bijschaven. Niettemin braken er naar aanleiding van zijn eerste college in februari 1930 zware rellen uit die ongeveer een week duurden. Daarna werd alles weer rustig.

Omstreeks 1930 leek de toestand weinig hoopvol voor Vlaamse Leergangen: 26 vernederlandste colleges en Nederlandstalige inschrijvingskaarten, dat waren de enige resultaten die men na zes jaar werking kon voorleggen. De leiders van de Vlaamse Leergangen waren erg ontmoedigd. De Franstaligen verweten hen een flamingantische drukkingsgroep in de universiteit te zijn. De Vlaams-nationalisten beschuldigden hen ervan het behoud van een verouderd systeem, namelijk een Franse universiteit met een zeker aantal Vlaamse colleges, in de hand te werken. Binnen de universiteit had de vereniging inderdaad niet zoveel macht, ook omdat zij gebonden was aan de overeenkomst met de rector, die stipuleerde dat zij zich niet met benoemingen of onderwijs mocht bemoeien. Positief was dan weer dat de vereniging zich had geconsolideerd, dat ze met haar gematigd Vlaams-katholieke profiel een factor was waarmee het episcopaat rekening hield. Ze stond klaar met plannen en geld zodra de bisschoppen de vernederlandsing ernstig wilden aanpakken.

1930 tot 1960: een Nederlandstalige afdeling

Op het einde van de jaren 1920 werd het duidelijk dat voor de rijksuniversiteit te Gent een nieuwe regeling moest worden getroffen: de wet-Pierre Nolf van 1923 had immers noch de Vlamingen, noch de Walen bevredigd. Na de Bormsverkiezing Bormsverkiezing
De Bormsverkiezing – de verkiezing van de onverkiesbare, in de gevangenis verblijvende ex-activist August Borms tot Kamerlid bij tussentijdse verkiezingen in 1929 – was een politiek feit ... Lees meer
in december 1928 – die in Leuven opnieuw tot een zwaar conflict leidde, met onder andere de wegzending van de preses van het KVHV Seppe Coene Coene, Seppe
Seppe Coene (1904-2000) was als student actief in het Algemeen Katholiek Vlaamsch Hoogstudentenverbond en het KVHV. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij gouwleider voor het VNV. Later w... Lees meer
– en de in een klimaat van communautaire tegenstellingen verlopen parlementsverkiezingen van mei 1929, verklaarde de regering- Henri Jaspar Jaspar, Henri
Henri Jaspar (1870-1939) was een Brusselse katholieke politicus die een oplossing wilde voor de Vlaamse kwestie. Lees meer
de taalkwestie voorgoed te zullen oplossen. In december 1929 diende zij een nieuw regeringsontwerp ter vernederlandsing van Gent in. Het werd in april aangenomen en in oktober 1930 opende de Nederlandstalige rijksuniversiteit te Gent haar deuren.

Een Nederlandstalige universiteit in Gent betekende concurrentie voor Leuven. Het AVHV riep trouwens op om in Gent te gaan studeren. In 1930-1931 gaven een tweehonderd Leuvense studenten (op een totaal van 4000) gevolg aan deze oproep. Bovendien gingen ook vele eerstejaars naar Gent, waar ze de zekerheid hadden hun studies volledig in het Nederlands te kunnen volgen. De meeste bisschoppen zagen in dat er dringend iets gedaan moest worden. Ernest-Joseph van Roey Van Roey, Ernest-Joseph
Ernest-Joseph van Roey (1926-1961) was Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen. Hij aanvaardde geleidelijk de onvermijdelijkheid van een eentalig Vlaanderen en bestreed het Vlaams-nationalis... Lees meer
, de nieuwe aartsbisschop, was de vernederlandsing trouwens meer genegen dan zijn voorganger Désiré Mercier. Op verzoek van Vlaamse Leergangen benoemde Van Roey een adviescommissie die de rector en de bisschoppen bij de volledige vernederlandsing zou begeleiden. In oktober 1931 werden niet alleen 29 colleges vernederlandst, in één keer meer dan in de vijf vorige jaren samen, maar werd de Consultatieve Commissie ter vernederlandsing van de Universiteit van Leuven officieel geïnstalleerd. Het was haar taak plannen te maken om de universiteit snel te vernederlandsen. Ze kreeg ook werkelijke macht om die plannen uit te voeren. De commissie bestond uit zeven professoren – leden van Vlaamse Leergangen – één per faculteit, met als voorzitter de Vlaamsgezinde nieuwe vice-rector Mgr. Karel Cruysberghs Cruysberghs, Karel
De Antwerpse priester Karel Cruysberghs (1891-1976) speelde als algemeen proost van het Jeugdverbond voor Katholieke Actie een rol als bemiddelaar in het conflict met het AKVS eind jaren ... Lees meer
. Opvallend is dat er geen afgevaardigden waren voor theologie en filosofie. De commissie ging zeer logisch te werk: de kandidaturen, voor zover ze niet vernederlandst waren, kregen voorrang, zodat eerstejaars de zekerheid kregen dat ze hun studie in het Nederlands konden beginnen. De nieuwe kandidaat-hoogleraren moesten aan strenge eisen voldoen. De commissie wilde niet enkel zekerheid over hun kennis van het Nederlands, maar ook over het wetenschappelijk niveau. De voorkeur ging uit naar diegenen die speciale doctoraten behaald hadden of in het buitenland gestudeerd hadden.

De resultaten waren aanzienlijk: in 1932 werden 103 colleges gesplitst en ongeveer zeventig nieuwe hoogleraren aan de Vlaamse afdeling verbonden. Deze snelle en doeltreffende vernederlandsing had verscheidene oorzaken. De commissie kon teruggrijpen naar de plannen die Vlaamse Leergangen sinds 1925 klaar had liggen. De academische overheid was veel bereidwilliger nu de toestand plotseling zo dringend was. Bovendien kreeg de universiteit sinds 1930 staatssteun. Die bedroeg nog steeds veel minder dan de steun aan de rijksuniversiteiten, maar was wel het dubbele van wat de universiteit daarvoor had gekregen. In 1933 werden 67, in 1934 53 colleges vernederlandst. Ook de administratie was, volgens de officiële bronnen, sinds 1930 vernederlandst. Ondertussen waren ook de studenten veranderd. De versnelde taalsplitsing, het vertrek van een aantal radicaal nationalistische studenten naar Gent en de benoeming van Cruysberghs droegen bij tot een zekere ontdooiing van de betrekkingen met de academische overheid. Bij de hervatting van de colleges in oktober 1931 eiste het KVHV nog wel de overheveling van de Franstalige afdeling naar Wallonië, maar dit werd zelfs niet in overweging genomen. Vele Vlaamsgezinde professoren vonden dit trouwens een absurd voorstel.

Toen men in 1934 terugkeek op de afgelegde weg, kon men enkel besluiten dat er in korte tijd veel tot stand gekomen was. Vóór 1924 bestonden er zestig Nederlandstalige colleges, vóór 1930 kwamen er 26 bij. In 1935 was het grootste deel van de colleges gesplitst. Een uitzondering werd gemaakt voor de theologische faculteit en het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, maar hier was de officiële onderwijstaal het Latijn. Het bleef nu lange tijd rustig in Leuven. De commissie werkte geruisloos verder aan de vernederlandsing en verdween even geruisloos toen haar taak volbracht was. Niemand dacht eraan een rapport over haar werkzaamheden te maken. De kwestie-Leuven scheen opgelost. Ook eisten andere ontwikkelingen de aandacht op: de weerslag van de financiële crisis, de opkomst van fascisme en nazisme, de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
, de collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
en haar nasleep: de repressie Repressie
Lees meer
, het herstel van de oorlogsschade. Het verzet van rector Honoré van Waeyenbergh tegen de pogingen van de Duitse bezetter om de universiteit onder zijn controle te krijgen leidde tot moeilijkheden die een hoogtepunt bereikten in 1943, toen de Duitsers het plan opvatten de eerstejaarsstudenten voor verplichte tewerkstelling in Duitsland op te eisen. Op de evolutie van de vernederlandsing had de Tweede Wereldoorlog echter geen invloed.

Het probleem van de betrekkingen tussen de Vlaamse en Franstalige gemeenschap te Leuven – dat in het midden van de jaren 1930 was ingesluimerd – dook in de jaren 1950 langzaam weer op. Ondanks de vrijwel volledige splitsing van alle colleges – 150 waren er nog vernederlandst in het eerste decennium van het rectoraat van Mgr. Van Waeyenbergh (1940-1962) – ondanks de administratieve tweetaligheid Tweetaligheid
Lees meer
, het groeiende aantal Vlaamse professoren en het feit dat om praktische redenen het technisch personeel bijna uitsluitend Vlaams was, hadden veel Vlamingen de indruk dat de Leuvense instelling ‘een Franstalige universiteit met Vlaamse Leergangen (= colleges)’ bleef. Hoe kwam dit? De Franstalige studenten gaven de toon aan; ze waren niet alleen in Leuven, maar in het hele land het talrijkst. Het leven in de meeste academische organen verliep nog steeds bijna uitsluitend in het Frans, al was het maar omdat heel wat Franstalige professoren zelfs geen passieve kennis van het Nederlands bezaten. Daar kwam nog bij dat een belangrijk aantal tweetalige professoren, die administratief tot de Nederlandstalige afdeling behoorden, weinig openstond voor het streven naar Vlaamse emancipatie. De Leuvense maatschappelijke bovenlaag en een deel van de middenstand, één generatie na de taalwetten van de jaren 1930, waren nog sterk verfranst. Dat alles maakte de Vlaamse voorstanders van de culturele homogeniteit niet alleen ongeduldig, het deed hen ook vrezen dat dit Franstalige eiland in een Vlaams gewest het bruggenhoofd van de Brusselse 'olievlek' zou worden, een scenario dat door alle flaminganten werd afgewezen.

‘Leuven Vlaams’. Naar een autonome Vlaamse universiteit (1960-1968)

 In oktober 1960 overtrof het aantal Vlaamse studenten voor het eerst dat van de Franstaligen. In het kader van de demografische Demografie
Lees meer
ontwikkeling en de democratisering van het hoger onderwijs kon voorzien worden dat het verschil in aantal nog jaarlijks zou toenemen en een uitbreiding van het aantal Vlaamse professoren en assistenten met zich mee zou brengen. Die Vlaamse academici tekenden steeds vaker protest aan tegen een unitaire instelling waar het Frans nog steeds een voorkeursbehandeling genoot en streefden naar een zo ruim mogelijke autonomie van hun afdeling. Bij de Franstaligen groeide een gevoel van minorisering. Terzelfder tijd deden de naoorlogse heropleving van de Vlaamse beweging en de Waalse reacties daarop de communautaire koorts stijgen. Onder druk van de Vlaamse opinie en met het oog op een versterking van de culturele homogeniteit van de twee landsgedeelten begon de regering- Theo Lefèvre Lefèvre, Theo
Theo Lefèvre (1914-1973) was een advocaat en politicus voor de Christelijke Volkspartij. Hij zetelde in de Kamer en was minister en premier in een periode van belangrijke wetgevende initi... Lees meer
- Paul-Henri Spaak Spaak, Paul-Henri
Paul-Henri Spaak (1899-1972) was een Franstalige socialistische politicus die een rol speelde in talrijke communautaire kwesties. Lees meer
in 1961 met een herziening van de taalwetgeving. De nadruk kwam steeds meer te liggen op het territoriumbeginsel, ten koste van het (door de Franstaligen gehuldigde) personaliteitsbeginsel. De administratieve en schoolfaciliteiten (zie lager Lager onderwijs
De ‘taalstrijd’ in Vlaanderen is op het niveau van het lager onderwijs minder problematisch verlopen dan op dat van het middelbaar en van het hoger onderwijs. Toch was de verfransing van ... Lees meer
en middelbaar onderwijs Middelbaar onderwijs
De geschiedenis van het middelbaar onderwijs is nauw verweven met die van de Vlaamse beweging. Tot diep in de 20ste eeuw bleef de middelbare school een grotendeels Franstalig bastion van ... Lees meer
), die oogluikend aan de Franstaligen in Leuven werden toegestaan, kwamen daardoor in het gedrang.

De meerderheid van de Franstalige professoren begreep dat daarin een bedreiging lag voor de toekomst van de Franse afdeling aan de universiteit. Ze voelde zich gesteund door een gedeelte van de Leuvense burgerij en richtte begin 1962 een drukkingsgroep op, ACAPSUL Association du Corps Académique et du Personnel Scientifique de l'Université de Louvain
De Association du Corps académique et du Personnel scientifique de l'Université de Louvain (ACAPSUL) was een vereniging die de Franstalige professoren groepeerde in de periode van ‘Leuven... Lees meer
(Association du Corps académique et du Personnel scientifique de l'Université de Louvain). Enkelen van deze Franstalige professoren wensten dat Leuven net zoals Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
een tweetalig statuut zou krijgen; dit was voor de Vlamingen een onaanvaardbare oplossing. De meesten echter beperkten zich tot de opeising van een wettelijke garantie voor de verworven posities. De Franstalige agitatie verscherpte de houding van de Vlaamse studenten en dreef hen tot actie. De Franstalige eis om faciliteiten in het Leuvense werd verworpen. Het KVHV nam resoluut de leiding van het verzet tegen het Franstalige ‘kaste-onderwijs’. Tegenover ACAPSUL werd een Vereniging van Leuvense Professoren opgericht (zie Vereniging van Vlaamse Professoren Vereniging van Vlaamse Professoren
De Vereniging van Vlaamse Professoren (1964-1970) was een drukkingsgroep aan de Nederlandstalige universiteiten. Doel was om de Vlaamse belangen in het universitaire onderwijs en het wete... Lees meer
). In de meest radicaal Vlaamsgezinde kringen sprak men over de noodzakelijke verhuizing van de Franse afdeling naar Wallonië, en in studentenmanifestaties weerklonk de slogan ‘Walen buiten’; maar bij een breder Vlaams publiek vond dit streefdoel vooralsnog geen gehoor. Ten slotte kwamen de taalwetten van 2 november 1962 (vastlegging van de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
) en van 30 juli en 2 augustus 1963 (het taalgebruik in het onderwijs Onderwijs
Lees meer
en de bestuurszaken Bestuur
Het taalgebruik in het bestuur is een centraal aspect van de Belgische taalkwestie. Het omvat het proces van het afdwingen van taalrechten voor Vlamingen evenals de bestuurstaalwetgeving ... Lees meer
) tegemoet aan de eisen van de meest gematigde Franssprekenden: een Franstalige administratieve dienst en voor de kinderen van het Franstalige personeel scholen in de eigen taal, die tevens als oefenscholen voor de Franssprekende aggregaatsstudenten konden dienstdoen. Vele Franstaligen vonden deze modus vivendi onvoldoende, vele Vlamingen vreesden misbruiken.


Stoet der togati, een jaarlijkse traditie bij de opening van het nieuwe academiejaar in Leuven, 1958. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)
Stoet der togati, een jaarlijkse traditie bij de opening van het nieuwe academiejaar in Leuven, 1958. (Universiteitsarchief KU Leuven, AMVS)

De communautaire spanningen in Leuven waren van die aard dat rector Honoré van Waeyenbergh zich verplicht voelde in februari 1962 een commissie van professoren en studenten uit de twee taalgroepen in het leven te roepen. Zij kregen de opdracht een oplossing te zoeken voor het probleem van het bestaan van een tweetalige universiteit in een territoriaal eentalig gebied. Deze rectorale commissie mislukte in haar opdracht. Zij werd in april onmiddellijk opgevolgd door een bisschoppelijke commissie die de probleemstelling verruimde door er ook de inwendige reorganisatie van de universiteit aan toe te voegen. De bisschoppen, die nog steeds de inrichtende overheid uitmaakten, waren ervan overtuigd dat Mgr. Van Waeyenbergh niet langer de aangewezen man was om de hervormingen door te voeren. In augustus 1962 werd de top van de universiteit grondig gewijzigd. Mgr. Albert Descamps, een Waal die volmaakt tweetalig was, werd tot rector benoemd. Met het oog op de splitsing van de faculteiten werd de top volgens het taalstelsel verder verdubbeld: twee prorectoren, twee wetenschappelijke raadgevers en twee vicerectoren. Belangrijk was dat het episcopaat een deel van zijn macht delegeerde aan de academische overheid die nu als raad van beheer zou optreden. De reacties waren uiteenlopend. Aan Franstalige kant kon men zich verheugen om de opnieuw bevestigde eenheidswil. De Vlamingen beschouwden het als een belangrijke overwinning dat een begin werd gemaakt met de autonomie van de twee afdelingen. De splitsing van de faculteiten moest door werkgroepen worden voorbereid. Ondanks de sterke oppositie van sommige Franstaligen hakte het episcopaat op 11 februari 1963 de knoop door: de faculteiten werden gesplitst in twee taalsecties met elk een eigen decaan, en dit met ingang van oktober 1963. In theorie zou de tot op zekere hoogte gedecentraliseerde Leuvense universiteit vreedzaam verder kunnen werken. De voortdurende stijging van het aantal studenten, die een vorm van universitaire expansie noodzakelijk maakte, besliste daar echter anders over.

Sinds 1960 was het debat rond de universitaire problematiek in toenemende mate in de publieke belangstelling gekomen. Iedereen was het erover eens dat de democratisering van het hoger onderwijs en de daarmee gepaard gaande aangroei van het aantal universiteitsstudenten een grondige aanpak vergde. Verschillende oplossingen werden voorgesteld, in het bijzonder voor de Leuvense universiteit die verreweg de meest bevolkte was en gevaar liep in de verdrukking te raken door ruimtegebrek. Men sprak over het spreiden van kandidaturen, over het verplaatsen van volledige faculteiten naar andere steden, zelfs over het oprichten van een volledig nieuwe campus. Maar als er dan toch sprake van was om geleidelijk Leuven te verlaten, lag het voor de hand dat sommigen de gelegenheid wilden aangrijpen om de Franse afdeling geleidelijk naar Wallonië over te brengen. Dat was niet alleen de mening van veel Vlamingen, maar ook die van steeds meer Walen die op hun beurt gewonnen waren voor de regionalistische idealen. Velen, vooral Brusselaars, bleven echter tot iedere prijs aan de unitaire formule gehecht. Zij vormden trouwens de grootste groep onder de Franstalige studenten in Leuven. Bovendien waren heel wat Franssprekende professoren na het tot stand komen van de taalwetten van 1932 naar het Brusselse uitgeweken.

De medische faculteit was bovendien een kwestie apart. Er was het technische probleem: het aantal bedden en zieken dat in Leuven voorhanden was, stond steeds minder in verhouding tot het groeiende aantal studenten. Dat rechtvaardigde de overplaatsing naar een belangrijker stedelijk centrum. Daarnaast was er ook het taalprobleem. Het Sint-Pietersziekenhuis, nochtans eigendom van de Commissie van Openbare Onderstand (COO) van de stad Leuven, was in handen van overwegend Nederlandsonkundige Franstaligen die bij de verzorging veelal te doen hadden met Nederlandssprekende patiënten en slachtoffers van verkeersongevallen. De nieuwe taalwetgeving maakte de Franstalige artsenopleiding in het Leuvense COO-ziekenhuis in feite illegaal. Toen bovendien de COO in mei 1964 de Franstalige artsen, naar aanleiding van een doktersstaking, van contractbreuk beschuldigde en erop aanstuurde dat Sint-Pieters zo vlug mogelijk werd overgedragen aan de Vlaamse medische faculteit, was men hoogdringend aan een oplossing toe. Deze werd uiteindelijk geboden door de universitaire expansiewet. Deze hele controverse had op de Vlaamsgezinde studenten een radicaliserend effect. Vanaf 1964 ging het KVHV de volledige overheveling van de Franstalige sectie van de universiteit naar Wallonië eisen.


Talrijke manifestaties en optochten, zoals die op 15 december 1965, benadrukten de eis van de studenten dat in Leuven enkel een Nederlandstalige universiteit zou blijven. De ‘Walen’ werd gevraagd naar ‘huis’ te gaan. (ADVN, VFA2203)
Talrijke manifestaties en optochten, zoals die op 15 december 1965, benadrukten de eis van de studenten dat in Leuven enkel een Nederlandstalige universiteit zou blijven. De ‘Walen’ werd gevraagd naar ‘huis’ te gaan. (ADVN, VFA2203)

De wet van 9 april 1965 over de universitaire expansie zorgde voor een forse verhoging van de overheidssubsidies en liet wat de expansieplannen van de Leuvense universiteit betrof alle mogelijkheden open. Zo kon Leuven in Sint-Lambrechts-Woluwe (Brussel) Franstalige doctoraten in de geneeskunde en in Kortrijk kandidaturen in de letteren en de wijsbegeerte organiseren (oktober 1965). Verder stond het de Leuvense universiteit vrij om zich in het Waals kanton Waver te vestigen. Dat kon worden beschouwd als een overheveling van de Franse afdeling, maar evengoed als een eenvoudige uitbreiding naar het voorbeeld van de universitaire campus Katholieke Universiteit Leuven Afdeling Kortrijk (KULAK) die in 1965 werd opgericht. In die zin stelde rector Descamps in oktober 1965 de zaak voor: ‘Eigenlijk is de driehoek Leuven-Woluwe-Waver maar een uitgebreid Leuven.’ Aan Vlaamse zijde vreesde men echter dat de expansie van deze drie lokalisatiepunten van één universiteit het hele driehoeksveld onder sterke verfransingsdruk zou plaatsen. De resultaten van de parlementsverkiezingen van 23 mei 1965 wezen er volgens de Vlamingen ondubbelzinnig op dat de francofonen vooral in Brussel en de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang-Parti de la Liberté et du Progrès (PVV-PLP) in het land een tegenoffensief op het vlak van de taalwetgeving hadden ingezet. Op 3 november 1965 verklaarde algemeen beheerder van de Franse afdeling, Michel Woitrin, in een vrij onschuldig interview aan het studentenblad L'Ergot dat het in de lijn van de verwachtingen lag dat voormelde driehoek over ongeveer twintig jaar deel zou uitmaken van Groot-Brussel. De Vlaamsgezinden beschouwden deze uitspraak als een nauwelijks verborgen streven naar de verfransing van Vlaams-Brabant. Leuven werd het toneel van woelige studentenmanifestaties. Waar de studentenslogan ‘Walen buiten’ tot dan toe enkel door radicale Vlaamsgezinden was overgenomen, werd hij nu, zij het in meer academische vorm, zelfs door Vlaamse figuren en organisaties van het establishment vertolkt, tot zelfs op het politieke vlak toe. In december 1965 spraken de parlementaire fracties van de Christelijke Volkspartij Christelijke Volkspartij
Lees meer
zich uit voor de verhuizing van de Franstalige sectie.

De storm begon pas te luwen nadat het episcopaat op 22 december 1965 de oprichting bekendmaakte van een studiecommissie die was belast met een vrij omvangrijke opdracht waarvan de herstructurering en territoriale spreiding de meest in het oog springende onderdelen waren. De commissie-Leemans-Aubert – genoemd naar haar twee voorzitters, de Vlaming Edward Leemans en de Franstalige Xavier Aubert – werd paritair samengesteld uit twaalf leden: zes Franstalige en zes Nederlandstalige professoren. Ze startte haar werkzaamheden begin januari 1966. Ondanks de zenuwoorlog in de pers Pers
Van bij het ontstaan van de Vlaamse beweging vervulde de Nederlandstalige pers een belangrijke rol als spreekbuis. De veelheid aan Vlaamse kranten en (week)bladen die in de 19de en 20ste ... Lees meer
en achter de schermen verliepen de discussies in een opbouwende sfeer. Er werd overeenstemming bereikt over nagenoeg het hele dossier, maar niet over het punt van de geografische spreiding. De Vlaamse leden namen vanaf het begin het standpunt in dat de verklaring van de bisschoppen de erkenning inhield van een principiële overheveling naar Wallonië van een belangrijk gedeelte van de Franse afdeling. De Franstalige leden daarentegen waren van mening dat dit een van de punten was waarover de commissie advies moest uitbrengen. Op een gegeven ogenblik meende men een akkoord te kunnen bereiken, maar de decanen van de Franse sectie kwamen tussenbeide en de Franstalige commissieleden verstrakten hun houding. Uiteindelijk werden twee verschillende nota's opgesteld: de Franstaligen verwierpen het voorstel van een werkelijke overheveling; de Vlamingen hielden integendeel vast aan de minimumeis van overplanting van alle kandidaturen van de Franse sectie. De beslissing lag nu in handen van het episcopaat. Het rapport werd op 8 april 1966 overhandigd. Gedurende een maand werd op de bisschoppen een steeds grotere druk uitgeoefend vanuit universitaire, politieke, syndicale, financiële en culturele kringen. Op de valreep (10 mei) werd nog een basisakkoord gesloten door de studenten en het wetenschappelijk personeel van de twee afdelingen, maar dat was vergeefse moeite.

Op 13 mei 1966 deden de bisschoppen een uitspraak. Zij bevestigden nog eens hun onverzettelijke wil om ‘de institutionele en functionele eenheid van de Alma Mater en de fundamentele geografische eenheid die ze in Leuven situeert’ te handhaven. Van twee katholieke universiteiten in België kon geen sprake zijn. Wel werd tegemoetgekomen aan het gemeenschappelijke verlangen naar autonomie van de afdelingen. De expansie zou geschieden door middel van een spreiding van de kandidaturen van beide taalstelsels. Gelet op de toenemende meningsverschillen in de voorgaande maanden moest de oplossing van de bisschoppen onvermijdelijk als een overwinning van het ene standpunt op het andere worden beschouwd. De Franssprekenden verborgen hun opluchting niet, maar de Vlaamse reactie was veel heviger dan men had voorzien. Velen kwamen openlijk in opstand tegen de bisschoppelijke beslissing, die beschouwd werd als een ‘beslissing tegen Vlaanderen’, als een stap achteruit ten aanzien van vroegere verklaringen. Meer nog dan de inhoud werd de autoritaire en als uiterst klerikaal ervaren toon aangevoeld als een kaakslag. Een golf van (binnenkerkelijk) antiklerikalisme was het gevolg die ook buiten Leuven voor agitatie zorgde. In de universiteitsstad werden zwarte vlaggen gehesen en de studenten riepen met instemming van het merendeel van de Vlaamse professoren een staking uit. Het verzet richtte zich tegen de bisschoppen die ervan werden beschuldigd hun godsdienstige macht te hebben misbruikt ten koste van Vlaanderen. De onrust had een weerslag op het parlement: enkele dagen na de verklaring van de bisschoppen diende de voorzitter van de Vlaamse CVP-Kamerfractie, Jan Verroken Verroken, Jan
Jan Verroken (1917-2020) was een politicus voor de Christelijke Volkspartij. Hij was volksvertegenwoordiger en burgemeester van Oudenaarde en speelde een belangrijke rol in de totstandkom... Lees meer
, een wetsvoorstel in dat een uitbreiding van het beginsel van de taalhomogeniteit tot het hoger onderwijs inhield, wat de verplichte overheveling van de Franse sectie naar Wallonië onafwendbaar zou maken. De inoverwegingneming werd niet aangenomen, maar de discussies maakten duidelijk dat er met betrekking tot de Leuvense kwestie voortaan een kloof bestond tussen de Vlaamse en Waalse vleugel van de CVP.


<p>Het wetsvoorstel van Jan Verroken, dat ook taalhomogeniteit in het hoger onderwijs wilde doorvoeren, werd door <em>Pourquoi Pas?</em> (16 juni 1966) als een bedreiging voor de eenheid van België gezien. (ADVN, VY1961)</p>

Het wetsvoorstel van Jan Verroken, dat ook taalhomogeniteit in het hoger onderwijs wilde doorvoeren, werd door Pourquoi Pas? (16 juni 1966) als een bedreiging voor de eenheid van België gezien. (ADVN, VY1961)

De bisschoppen, die sterk onder de indruk waren, trachtten de dialoog met de Vlaamse gemeenschap weer aan te knopen. De benoeming aan de top van de universiteit van twee leken, die bekendstonden om hun Vlaamsgezindheid, was een eerste gebaar van verzoening. Professor Pieter de Somer De Somer, Pieter
Pieter de Somer (1917-1985) stond van 1966 tot 1985 aan het hoofd van de Katholieke Universiteit Leuven en speelde een belangrijke rol in de splitsing van de universiteit in een Nederland... Lees meer
werd prorector van de Vlaamse afdeling, en professor Leemans werd commissaris-generaal van de hele universiteit. Hij moest waken over de maatregelen tot herstructurering en ‘deconcentratie’ (de decentralisatie op basis van taalgroep, waarbij het vraagstuk van de geografische spreiding het meest gevoelige punt was). Kort daarop, op 15 juli 1966, publiceerden de bisschoppen een verklaring waarin zij, zonder hun vorige verklaring terug te trekken, de kwestie overlieten aan het politieke gezag en de academische overheid. In afwachting werd op 7 oktober 1966 een nieuw organiek reglement afgekondigd. Het was in grote mate gebaseerd op suggesties van de commissie-Leemans-Aubert. Het ging wel niet zo ver in de richting van de decentralisatie en de democratisering als de commissie, maar het betekende toch een stap vooruit. Het reglement luidde een collegiaal bestuur in en de autonomie van beide afdelingen kreeg gestalte in de vorm van een eigen academische raad, onder leiding van een eigen prorector als hoofd van de afdeling.

Deze maatregelen waren niet voldoende om de studentenonrust tot bedaren te brengen. De voettocht van de Vlaamse studenten van Oostende naar Leuven, de zogenaamde Meredith-mars (4-9 oktober 1966), bracht aan de vooravond van het nieuwe academiejaar de kwestie-Leuven weer in de actualiteit en dit in andere termen dan verwacht. De mars was georganiseerd met de steun van Vlaamse culturele organisaties, gegroepeerd in het Coördinatiecomité Leuven, en had de overheveling als hoofdthema gesteld. In dit alles klonken vooral de democratiseringseis van de studenten en hun antiklerikale slogans door. Voor de overhevelingseis werd nog gepleit voor zover er door de overheveling van de 'conservatieve' Franstalige afdeling te Leuven meer armslag zou komen voor een gedemocratiseerde universiteit van de Nederlandstalige gemeenschap. De Vlaamse pers was verontrust door deze zwenking naar links. Vele Vlaamsgezinden beschouwden de inbreng van deze nieuwe stroming als een reëel gevaar voor het Vlaamse eenheidsfront in functie van de strijd om de overheveling.

Het nieuwe academiejaar verliep echter heel wat rustiger dan men had verwacht. De vrijwel volledige autonomie van de twee secties werd spoedig gerealiseerd onder leiding van de twee prorectoren De Somer en Mgr. Edouard Massaux. De voorstanders van de overheveling legden de wapens echter nog niet neer. Met het oog op de politieke beslissingen die werden voorbereid, gingen de discussies en intriges achter de schermen voort. Intussen was het standpunt van de Franstaligen echter aan het evolueren. Een harde kern bleef het principe ‘Louvain à Louvain’ hardnekkig verdedigen, maar steeds meer Franstaligen begonnen zich neer te leggen bij wat hun in de min of meer nabije toekomst onafwendbaar scheen. Ze besloten dan ook om het gesprek met de tegenpartij weer op gang te brengen om onder de minst slechte voorwaarden een scheiding in der minne te regelen. Ook werden de wallinganten talrijker. Zij betreurden de op gang zijnde ontwikkeling niet aangezien ze een eigen Waalse universiteit in het hart van Wallonië wensten. In deze optiek sloot een kleine groep Franstalige professoren in januari 1967 een akkoord met de Vereniging van Vlaamse Professoren over een verhuizing van de Franse sectie, mits vervulling van enkele voorwaarden die de leefbaarheid moesten waarborgen. Die groep verplichtte alleen zichzelf, maar de gebeurtenis sorteerde een belangrijk psychologisch effect, vooral met het oog op de komende politieke regeling van het vraagstuk in het kader van de voor 1968 geplande herziening van de universitaire expansiewet.

De gedachte Leuven te verlaten won veld, maar het officiële standpunt van de verantwoordelijke autoriteiten van de Franse sectie was heel wat minder radicaal. Zij draalden met de bekendmaking van hun expansieplan en van de omvang van de spreiding. Dit vertragingsmanoeuvre werd hen van Vlaamse zijde met steeds meer ongeduld verweten en lokte uiteindelijk op 20 december 1967 tijdens een vergadering van de unitaire raad van beheer een ernstig incident uit. Terwijl de polemiek in de pers weer op gang kwam, werd het plan op 15 januari 1968 afgekondigd. Het voorzag in de handhaving van de gehele Franse sectie, met uitzondering van de medische faculteit die naar Woluwe zou worden overgebracht. Verder zouden er kandidaturen van een bijzonder type in de streek van Ottignies worden ingeplant.


Confrontatie tussen de Rijkswacht en stakende Vlaamse studenten in Leuven, 18 januari 1968. Foto Ron Kroon. (Nationaal Archief, Den Haag)
Confrontatie tussen de Rijkswacht en stakende Vlaamse studenten in Leuven, 18 januari 1968. Foto Ron Kroon. (Nationaal Archief, Den Haag)

Dit lokte opnieuw fel protest uit bij de Vlaamse beweging. Het spookbeeld van de driehoek doemde weer op. Bovendien werd de pamflettaire stijl van het expansieplan aan Vlaamse zijde als een nieuwe Franstalige uitdaging aangevoeld. Het scenario van na 13 mei 1966 herhaalde zich: een nieuwe studentenrevolte, ditmaal mede geïnspireerd door de internationale studentencontestatie. Leuven werd een bezette stad. Grote en kleine steden in Vlaanderen waren het toonbeeld van een verontwaardigde gemeenschap. Na het mislukken van een toenaderingspoging in de raad van beheer zagen de bisschoppen zich genoodzaakt de zaak weer ter hand te nemen, maar zij raakten verdeeld. Daags vóór de bisschoppelijke beslissing die voorzien was voor 3 februari 1968, verbrak de bisschop van Brugge, Mgr. Emiel de Smedt De Smedt, Emiel Jozef
Emiel Jozef de Smedt (1909-1995) was een bisschop van Brugge die de Vlaamse zaak genegen was. Hij speelde een belangrijke rol bij de splitsing van de Leuvense universiteit. Lees meer
, het eerst de solidariteit. Hij erkende in mei 1966 een grote vergissing te hebben begaan. Nu de bisschoppen geen gezamenlijke oplossing konden vinden, diende de politieke overheid de zaak te beslechten. Maar de onenigheid ter zake tussen de twee vleugels van de CVP leidde tot de val van de regering en de crisis maakte nieuwe verkiezingen noodzakelijk. Uitgelokt door de kwestie-Leuven stonden die verkiezingen in het teken van het al dan niet handhaven van de unitaire structuren in België. De PVV-PLP oriënteerde haar verkiezingscampagne op de verdediging van de eenheid. De verdedigers van het principe ‘Louvain à Louvain’ hoopten dat een succes in Vlaanderen voor deze partij zou aantonen dat de zwijgende meerderheid afwijzend stond tegenover de voorstanders van de scheiding van de katholieke universiteit. De verkiezingsresultaten van 31 maart 1968 waren echter van die aard dat de aanwezigheid van Leuven-Frans in Leuven totaal onmogelijk was geworden. Er bleef niets anders over dan zich neer te leggen bij de evolutie naar de volledige culturele autonomie van de twee landsdelen. Op 18 september 1968 hechtte de inrichtende macht haar goedkeuring aan een nieuw expansieplan van de Franse sectie. Het was feitelijk een overhevelingsplan. Op 4 oktober 1968 werd via een nieuw organiek reglement officieel bekendgemaakt dat de scheiding voltrokken was tussen de Katholieke Universiteit van Leuven (KUL) en de Université Catholique de Louvain (UCL), die zich geleidelijk in de streek van Ottignies (Louvain-la-Neuve) zou vestigen.

Op 25 juni 1970 verwierven de twee autonome afdelingen de rechtspersoonlijkheid. Een conventie tussen beide universiteiten schreef de garanties voor waarop de UCL in afwachting van de volledige overheveling mocht rekenen en regelde de verdeling van het patrimonium. Vooral dit laatste was een uiterst gevoelige kwestie zoals onder meer bleek uit de geruchtmakende verdeling van de Leuvense universiteitsbibliotheek. In 1979 verlieten de laatste UCL-studenten Leuven. Op 21 maart 1980 werd de eindafrekening gemaakt. De splitsing van de Leuvense universiteit en de verhuizing van de UCL bezorgden de Franstalige katholieken in België een trauma. Lange tijd zouden de officiële relaties tussen de KU Leuven en de UCL bijzonder koel blijven.


Koning Boudewijn en kardinaal Leo Suenens maken kennis met de plannen voor de universiteitsstad Louvain-la-Neuve in Waals-Brabant, ca. 1969. (ADVN, VFB1993/3)
Koning Boudewijn en kardinaal Leo Suenens maken kennis met de plannen voor de universiteitsstad Louvain-la-Neuve in Waals-Brabant, ca. 1969. (ADVN, VFB1993/3)

Aan Vlaamse zijde overheerste een gevoel van tevredenheid. Zoals beoogd nam de verfransingsdruk in Vlaams-Brabant af. De kwestie-Leuven maakte van de Vlaamse beweging voor het eerst een massabeweging, waarin de doelmatigheid werd bereikt door het (tijdelijk) wegvallen van traditionele tegenstellingen, zoals deze tussen gelovigen en vrijzinnigen. De verschillende levensbeschouwingen werkten nauw samen in het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen
Het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen (OVV) werd officieel opgericht op 13 mei 1966 en overkoepelt een hele reeks Vlaamsgezinde organisaties en verenigingen van uiteenlopende (ideol... Lees meer
(OVV) en in het Koördinatiekomitee Taalregeling Hoger Onderwijs, dat bij zijn actie ook de Vlaamse strijd rond de Brusselse universiteit ging betrekken. In navolging van 'Leuven Vlaams' werd in 1970 ook de Brusselse universiteit gesplitst (zie Hoger onderwijs in Brussel Hoger onderwijs in Brussel
De Vrije Universiteit Brussel (VUB) is ontstaan uit de splitsing van de oudere ULB. Deze laatste werd opgericht kort na de Belgische onafhankelijkheid door vrijzinnige kringen uit vrees v... Lees meer
). Onderhuids was ondertussen evenwel de kloof gegroeid tussen de Vlaamse voormannen en de nieuwe revolutionaire generatie studentenleiders, die in de laatste fase van het conflict de Vlaamse beweging de rug toekeerden en de Vlaamse studentenbeweging transformeerden tot een nieuw-linkse studentenbeweging. De sterk toegenomen bewustwording van de Vlaamse gemeenschap gaf een stimulans aan de federalisering van het land, met als eerste stap de grondwetsherziening van 1970, en bracht ook de splitsing van de politieke partijen in een stroomversnelling: na de CVP in 1969, volgden ook de PVV (1971) en de Belgische Socialistische Partij (1978). Voor de Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
betekende de kwestie-Leuven eveneens een keerpunt. Het Belgische episcopaat zou zich voortaan niet meer mengen in de 'Vlaamse zaak'. De kerkelijke hiërarchie trok zich de volgende jaren in verregaande mate uit het bestuur van de universiteit terug. Voor Leuven zelf stelde de splitsing van de universiteit een einde aan de interne verfransing van de stad.

Een zelfstandige Nederlandstalige universiteit: de KU Leuven (1968-2000)

De KU Leuven (aanvankelijk K.U.Leuven, vanaf 2011 KU Leuven) stelde zich drie basisopdrachten: onderwijs, maatschappelijke dienstverlening en wetenschappelijk onderzoek. Wat dit laatste betrof dreigde er een probleem. Wetenschappelijk onderzoek was voorheen immers vooral een zaak van de Franstaligen geweest. In een rapport uit 1969, dat De Somer samen met enkele collega’s in opdracht van minister Theo Lefèvre opstelde, werd gewezen op het feit dat vooral bij de exacte wetenschappen de deelname van de Nederlandstaligen aan het wetenschappelijk onderzoek opmerkelijk kleiner was dan die van de Franstaligen. Als voornaamste oorzaak noemde men de decennialange sociale en economische achterstand van Vlaanderen en, daarmee verbonden, het feit dat ‘de leidende klassen in Vlaanderen gedurende lange tijd Franssprekend gebleven zijn, en dit nog gedeeltelijk zijn’. Tegenstanders van de splitsing stelden dat de Leuvense universiteit na het vertrek van de Franstaligen zou verschrompelen tot een ‘universiteit van het Hageland’.

De medicus De Somer werd de eerste rector van de KU Leuven. Hem wachtte de zware opdracht de jonge instelling uit te bouwen tot een universiteit die internationaal van tel was. De Somer was in de eerste plaats een man van de wetenschap. Hij was een bekend viroloog en het Rega Instituut dat hij leidde, had internationale faam verworven op het gebied van de antibiotica en het kankeronderzoek. Binnen de universiteit moest voor hem de nadruk liggen op de fundamentele wetenschapsbeoefening. Onderwijs noemde hij een gunstig bijproduct van de wetenschap. De voornaamste ambitie van De Somer was van de KU Leuven, die hij tot juni 1985 zou besturen, een kwaliteitsuniversiteit te maken, met ambities die verder dan het regionale reikten. Daarom zou hij trachten de onderzoekfinanciering op te voeren. Hij schiep ruime kansen voor veelbelovende onderzoekers, stimuleerde de internationale contacten van de universiteit en oriënteerde haar vooral op de Angelsaksische wereld.

Onder het rectoraat van De Somer kende de KU Leuven een sterke expansie. De opvallende groei was het gevolg van de stijging van het studentenaantal (van 13.473 in 1969 tot 23.526 in 1985) en de toenemende overheidsfinanciering die daarmee samenhing. Door de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle op de universitaire instellingen kreeg de Leuvense universiteit als vrije universiteit een behandeling die min of meer gelijk was aan die van de rijksuniversiteiten, en werden de overheidssubsidies op basis van de studentenaantallen onder de universiteiten verdeeld. Daartegenover stond een groter toezicht van de overheid.

Vooral op onderzoeksvlak werden in deze expanderende universiteit opmerkelijke resultaten geboekt. Opvallend daarbij was dat de Leuvense universiteit, die voordien vooral betekenis had in de humane wetenschappen, nu toplaboratoria kreeg in de biomedische en de exacte wetenschappen. In 1972 werd de dienst Leuven Research and Development opgericht, die onder meer de universitaire vindingen industrieel en commercieel moest valoriseren. Het was de start van een innovatiebeleid dat de universiteit ook in de volgende decennia bleef kenmerken.

Ook op onderwijsgebied bereikte de KU Leuven een internationaal publiek, vooral met de Engelstalige studieprogramma’s die zij inrichtte, eerst in studierichtingen met een gevestigde faam zoals filosofie en theologie, later in verschillende andere disciplines, ook in de exacte wetenschappen. De Leuvense universiteit werd zo één van de weinige instellingen op het Europese vasteland waar Engelstalig onderwijs werd verstrekt.  Als gevolg daarvan nam het aantal buitenlandse studenten snel toe, niettegenstaande het feit dat de universiteit een selectieve politiek voerde en bij voorkeur derde-cyclusstudenten aantrok. Vanaf 1972 maakten de buitenlandse studenten ca. 5% van het totale studentenaantal uit. Dit was opmerkelijk minder dan aan de grote Franstalige universiteiten in België, maar meer dan het gemiddelde binnen de Vlaamse universiteiten.

Onder het rectoraat van de jurist Roger Dillemans (1985-1995) werd het beleid van De Somer in grote mate bestendigd, al legde de nieuwe rector meer dan zijn voorganger de nadruk op de onderwijsopdracht en de maatschappelijk dienstverlening van de universiteit. Door de grondwetsherziening van 1988 werd de bevoegdheid inzake onderwijs overgedragen aan de Vlaamse Gemeenschap. Voortaan moest de KU Leuven haar belangen dus eerder binnen een Vlaamse dan binnen een Belgische context behartigen. De federalisering van de onderwijsmaterie werkte een aanpassing van de universitaire wetgeving in de hand. Het universiteitsdecreet van 1991 stroomlijnde het complete universitair bestel in Vlaanderen. Het bracht onder meer verbeteringen aan het financieringssysteem aan en gaf de universiteiten een grotere autonomie, maar verplichtte ze ook tot een regelmatige kwaliteitsevaluatie van hun onderwijs en onderzoek.

 De onderzoeksinspanningen van de KU Leuven namen na 1985 gevoelig toe. Een cruciale rol hierbij werd gespeeld door de geneticus Herman Van den Berghe, die in 1986 de universitaire Dienst Onderzoekscoördinatie oprichtte. De onvrede over de relatieve financiële verwaarlozing van het fundamenteel onderzoek door de politieke overheid leidde op 6 februari 1992 tot een grote betoging van navorsers in Brussel, waaraan ook vanuit Leuven volop werd deelgenomen. Die maakte alvast indruk op de nieuwe Vlaamse minister-president Luc Van den Brande, die ook bevoegd was voor wetenschapsbeleid. In de loop van de jaren 1990 maakte hij aanzienlijk meer middelen vrij voor het wetenschappelijk onderzoek. Onder meer door het Sint-Michielsakkoord van 1993, dat de bevoegdheid voor het wetenschappelijk onderzoek weer wat sterker bij de gewesten en gemeenschappen legde, ontstond er hiervoor budgettaire ruimte. Zo maakte Vlaanderen een flink stuk van zijn achterstand inzake overheidsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling op de omringende Europese landen goed.

 Onderwijs en onderzoek kregen tijdens het rectoraat van Dillemans ook opnieuw een sterke internationale oriëntering. Deze evolutie werd in de hand gewerkt door de versnelling van de Europese integratie en de ineenstorting van de communistische regimes in Oost-Europa. De KU Leuven ging vanaf 1985 een grote rol spelen in de Coimbra Group, een samenwerkingsverband tussen een dertigtal historische Europese universiteiten, en nam vol overtuiging deel aan het Erasmusproject, een grootschalig uitwisselingsprogramma voor Europese studenten. De Leuvense universiteit versterkte ook haar internationaal profiel door de inrichting van nieuwe Engelstalige derde-cyclusprogramma’s en een ‘Junior Program’ voor Amerikaanse undergraduates. Het beleid bleef erop gericht vooral buitenlandse studenten aan te trekken voor de voortgezette opleidingen. Als gevolg van het universiteitsdecreet kon men echter de instroom van eerste-cyclusstudenten uit de landen van de Europese Gemeenschap niet langer afremmen. Het globale aantal buitenlandse studenten (waar onder veel Nederlanders) steeg tot 7,5% van het totale studentenbestand in 1993.

Geleidelijk aan verbeterde ook de relatie met de Waalse zusteruniversiteit. In 1975-1976 was een gezamenlijke viering met de UCL van het 550-jarig bestaan van de Leuvense universiteit nog onmogelijk gebleken. Het eredoctoraat dat de KU Leuven in 1984 uitreikte aan de Franstalige biochemicus en Nobelprijswinnaar Christian de Duve, die zijn carrière in Leuven was begonnen, kon als een gebaar van verzoening worden gezien. Het bestuur van de UCL nam het De Duve echter kwalijk dat hij zijn eredoctoraat in ontvangst ging nemen en bleef zelf afwezig op de plechtigheid. Bij de uitreiking van een eredoctoraat aan de biochemicus Henri-Géry Hers in 1986 was de rector van de UCL, Edouard Massaux, wél aanwezig.

Al deze ontwikkelingen speelden zich af tegen een achtergrond van veranderende ideeën over de aard en de taak van de universiteit. In de eerste jaren van de zelfstandige – Vlaamse – KU Leuven leefde nog een sterke bekommernis om de maatschappijkritische functie van de universiteit te beklemtonen en werd besloten om wetenschappelijke ‘vakidiotie’ te bestrijden. Dat was natuurlijk onder druk van het studentenengagement in de jaren van ‘het rode Leuven’. De oliecrisis van 1973 en de daaropvolgende economische crisis die door de jaren 1980 heen aanhield, leidde tot besparingen in de non-profit sector, waardoor de politieke beleidsmakers de universiteit vooral in termen van economisch rendement gingen begrijpen. De overheidsinitiatieven voor de uitbouw van de universiteit beperkten zich tot het stimuleren van universitaire spitstechnologische aantrekkingspolen en impulsprogramma’s, het faciliteren van wetenschapsparken bij de universiteiten en het vergemakkelijken van het commercialiseren van onderzoeksresultaten. De neo-liberale coalitieregeringen in de periode 1981-1989 (Wilfried Martens V-VII) probeerden zoveel mogelijk de financiële overheidstussenkomsten terug te schroeven en particuliere financiering te bevorderen.

Toen in 1989 de Vlaamse Gemeenschap de verantwoordelijkheid voor de universiteiten overnam, bleef deze koers gehandhaafd. Het universiteitsdecreet van 1991 versterkte het marktprincipe en de concurrentie binnen de universiteit en tussen de universiteiten onderling. Het wetenschappelijk onderzoek werd vooral gezien als een factor in de economische groei. In de jaren 1990 kende de oprichting van spin-offs aan de KU Leuven een versnelde groei, die bleef aanhouden onder het rectoraat van André Oosterlinck (1995-2005) die in zijn toespraken herhaaldelijk beklemtoonde dat hij van de KU Leuven een ‘managerial’ en ‘innovative university’ wilde maken en haar ook intern volgens de modellen van het bedrijfsleven wilde organiseren. De scheiding tussen industrie en wetenschap, waaraan de meeste universiteiten traditioneel hadden vastgehouden, brokkelde af. In navolging van grote universiteiten uit de Angelsaksische wereld gingen steeds meer Europese universiteiten het als een deel van hun opdracht beschouwen een nauwere relatie te ontwikkelen met het bedrijfsleven en stappen te zetten in de richting van de commercialisering van de research.

Deze evolutie vervreemdde de geesteswetenschappen geleidelijk van het beleid. Het voortdurend herhalen dat de overheid van de universiteit vooral economisch return verwachtte, vormde inderdaad een bedreiging voor alle economisch ‘nutteloze’ disciplines. Kritiek op deze ontwikkeling kwam er onder meer van de filosoof Herman De Dijn, vicerector humane wetenschappen van de KU Leuven van 1995 tot 2000.

Na 2000: internationalisering en verengelsing

Met de ondertekening van de Bolognaverklaring op 19 juni 1999 toonden de Europese ministers van onderwijs uit negenentwintig landen zich bereid om naar een Europese ruimte voor hoger onderwijs te streven en daartoe hun onderwijssystemen te harmoniseren. Zo hoopten zij de mobiliteit van studenten en personeel te kunnen stimuleren. In het spoor daarvan bepaalde het Structuurdecreet van 4 april 2003 dat in Vlaanderen het systeem van eencyclus- en tweecyclihogeschoolopleidingen en universitaire opleidingen moest worden omgevormd tot een systeem van professionele bacheloropleidingen en academische bachelor- en masteropleidingen.

Het Structuurdecreet tekende ook de lijnen uit van de noodzakelijk geachte associatievorming tussen universiteiten en hogescholen. Rector Oosterlinck pakte bij de associatievorming onderwijsminister Marleen Vanderpoorten en de andere Vlaamse universiteiten in snelheid. Op 10 juli 2002 al kwam de Associatie KU Leuven tot stand, met naast de KU Leuven als leden de Katholieke Universiteit Brussel en dertien katholieke hogescholen uit Vlaanderen en Brussel. Het ging dus niet om een associatie op regionale basis. Velen hadden nochtans verwacht dat de associatievorming op die manier zou worden doorgevoerd. Kritiek bleef dan ook niet achterwege. De rector van de Vrije Universiteit Brussel Benjamin van Camp had het over ‘machtsholdingvorming vanuit Leuven’. Sommigen gewaagden van een terugkeer naar de verzuiling aangezien de Leuvense associatie een netwerk van uitsluitend katholieke universitaire instellingen en hogescholen vormde. Oosterlinck repliceerde dat de KU Leuven de voorkeur gaf aan katholieke hogescholen omdat die ‘voor de hoogste kwaliteit staan’. De Associatie KU Leuven had intussen meer dan veertig procent van de Vlaamse studentenpopulatie onder haar vleugels. Oosterlinck werd er voorzitter van en zou dat nog tot 2021 blijven.

Ook op Europees vlak koesterde de KU Leuven grootse ambities: zowel op onderwijs- als op onderzoeksvlak wilde zij er een leidende positie bekleden. Toch was het vooral het streven naar ‘excellent’ onderzoek dat de voornaamste prioriteit werd. Veruit het grootste deel van de internationale onderzoeksfinanciering van de KU Leuven kwam van de Europese Commissie. De Leuvense universiteit trachtte zelf ook haar stempel te drukken op het Europese onderzoeksbeleid met onder meer haar trekkende rol in de in 2002 opgerichte League of European Research Universities (LERU) met hoofdkwartier in Leuven. De statuten van dit netwerk van Europese onderzoeksintensieve universiteiten, waar onder meer ook de universiteiten van Oxford en Cambridge lid van waren, werden aan de KU Leuven opgesteld. Daarnaast maakte de Leuvense universiteit nog deel uit van tal van andere internationale allianties, organisaties en netwerken. Naast de reeds genoemde Coimbra Group was er onder meer UNA Europa (opgericht in 2019).

Zo trok de KU Leuven alsmaar sterker de kaart van de internationalisering. In de verschillende internationale universitaire rankings, die sinds het begin van de eenentwintigste eeuw werden opgezet, scoorde zij vrij hoog en was zij zo goed als altijd de best geplaatste Belgische universiteit. Internationale mobiliteit gold in de academische wereld steeds meer als een noodzakelijkheid, en voor een universiteit, die zichzelf graag bij de wereldtop zag meespelen, impliceerde dit dat buitenlandse toponderzoekers moesten worden aangetrokken. Hierbij bleken de strikte regels op het vlak van taalgebruik in het Vlaamse hoger onderwijs een hinderpaal. Dit bleef een essentieel gegeven in de ontwikkeling van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Door de taalwetgeving op de universiteiten en hogescholen, het resultaat van een  aanhoudende strijd van de Vlaamse beweging, was een volwaardige Nederlandstalige academische cultuur ontstaan. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog had dit vernederlandste hoger onderwijs zich ontpopt als een veel sterkere emancipatiemachine dan de cultuurflaminganten ooit hadden kunnen dromen. Het gedemocratiseerde, Nederlandstalige hoger onderwijs ging veel breder rekruteren dan zijn elitaire, francofone voorgangers en fungeerde als vliegwiel voor opwaartse sociale mobiliteit. De afstand tussen universiteit en samenleving werd kleiner, de taalkloof tussen elite en volk werd geslecht.

De Bolognaverklaring bracht echter een proces van verengelsing met zich mee. Tussen 2002 en 2008 verdubbelde het aantal Engelstalige opleidingen aan Europese universiteiten en hogescholen met ruim 168%. Ook tussen 2011 en 2013 kenden het aantal volledig Engelstalige opleidingen (42%) en deels Engelstalige opleidingen (19%) nog een opmerkelijke groei. In 2012 werd in Vlaanderen de taalwetgeving voor het hoger onderwijs versoepeld om meer buitenlandse studenten aan te trekken en de ‘eigen’ studenten beter voor te bereiden op een internationale loopbaan. Er werden specifieke regels ingevoerd om dat mogelijk te maken, maar tegelijk werden ook precieze grenzen aan het aantal (deels) Engelstalige opleidingen vastgesteld. Zo kon in een Nederlandstalige bacheloropleiding maximaal 18,33% van de vakken in een andere taal dan het Nederlands worden gegeven, in een masteropleiding was dat maximaal 50%. Op masterniveau kon een opleiding volledig in een andere taal plaatsvinden, op voorwaarde dat er in Vlaanderen een equivalente opleiding bestond in het Nederlands. Maximaal 6% van de bacheloropleidingen en 35% van de masteropleidingen in heel Vlaanderen mocht in een andere taal worden aangeboden. Die ‘andere taal’ was zo goed als altijd het Engels. De nieuwe regeling leidde tot een sluipend, maar snel verengelsingsproces. In het academiejaar 2017-2018 waren respectievelijk 3,11% en 23,63% van de initiële bachelor- en masteropleidingen in Vlaanderen Engelstalig. Ook de interne communicatie in de universiteiten schakelde steeds meer op het Engels over.

Al gauw bleek de nieuwe wettelijke regeling onvoldoende en inefficiënt. In november 2016 onthulde het Leuvense studentenblad Veto dat de taalwetgeving regelmatig werd omzeild. Equivalente Nederlandstalige programma’s bleken vaak spookopleidingen, die enkel op papier bestonden. Studenten die zulke opleidingen volgden moesten aan ‘zelfstudie’ doen of toch de Engelstalige vakken volgen. Bestuurders van hogescholen en universiteiten drongen bij de Vlaamse regering ook aan op een verdere versoepeling van de taalwetgeving. De Leuvense rector Luc Sels pleitte voor de mogelijkheid om ook op het bachelorniveau meer anderstalige opleidingen te mogen inrichten. De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) adviseerde in 2017 eveneens om de ‘stroeve’ taalregeling te versoepelen. In 2019 werd zij hierin bijgetreden door de CD&V die er een ‘drempel’ in zag die ‘de instroom van buitenlands talent’ en de creatie van anderstalige opleidingen belemmerde. Ook het feit dat anderstalige professoren Nederlands moesten leren om een vaste aanstelling te kunnen krijgen, werd als een rem op de internationalisering gezien. In september 2019, bij het begin van het academiejaar, brak Sels opnieuw een lans voor meer ruimte voor anderstalige opleidingen. Hij wees op de internationale rol van de KU Leuven en de ‘indrukwekkende groei’ in het aantal internationale studenten die de universiteit kende. In een interview met Campuskrant beaamde Sels de wil van de Vlaamse overheid om van Vlaanderen ‘een topregio inzake wetenschap en innovatie’ te maken. Hij waarschuwde: ‘We moeten toch vermijden dat internationale toponderzoekers enkel door de taalvoorwaarden onvoldoende carrièreperspectief zien in onze regio?’

Reactie kwam er onder meer van de Gentse professoren Gita Deneckere, Bruno de Wever De Wever, Bruno
Historicus Bruno de Wever (1960) is een specialist van de geschiedenis van het Vlaams-nationalisme en van de Tweede Wereldoorlog. Hij weegt sinds de jaren 1980 op het debat over het oorlo... Lees meer
en Antoon Vrints en van de Leuvense hoogleraar Bart Maddens Maddens, Bart
Bart Maddens (1963), is hoogleraar politicologie aan de KU Leuven. Naast zijn academisch werk publiceerde hij een aantal boeken en talrijke opiniestukken waarin hij zich uitte als een voo... Lees meer
. Zij waarschuwden voor een situatie zoals in Nederland, waar in 2019 reeds driekwart van de masteropleidingen verengelst was en het Engels steeds meer de bestuurstaal aan de universiteiten was geworden. De competitie tussen de Vlaamse universiteiten om meer buitenlandse studenten te rekruteren was, zo luidde het bij de critici, ingegeven door een rendementsdenken. Zo hoopte men meer inkomsten en vooral prestige (een topplaats in de internationale rankings) te verwerven. Een versoepeling van de taalregeling zou de facto neerkomen op een snelle verengelsing gezien de functie van het Engels als wetenschappelijke lingua franca en gezien het prestige van de Angelsaksische universiteiten. Van het Engels ging immers een gelijkaardige aantrekkingskracht uit als van het Frans in het 19de-eeuwse België. Net als in het verleden zou men geloven dat de ‘sterkere’ taal ook intrinsiek de ‘betere’ taal was. Dit alles bracht, aldus voornoemde professoren, een democratisch en cultureel deficit met zich mee. Verengelsing leidde volgens hen tot taalverschraling en bemoeilijkte de toegang tot het hoger onderwijs voor brede lagen van de bevolking door de extra taaldrempel. Ze verdiepte de kloof tussen universiteit en samenleving en werkte de sociale tweedeling in de hand. Het Nederlands dreigde zijn academische status kwijt te raken en weg te kwijnen tot een huis-tuin-en-keukentaal. Het waren allemaal ontwikkelingen die een sterke gelijkenis vertoonden met het verfranste Vlaanderen van weleer. De N-VA, de grootste partij in de Vlaamse regering, werd door de critici verweten mee te werken aan de uitholling van de taalwetgeving.


Actie van het KVHV tegen de verengelsing van de KU Leuven tijdens de opening van het academiejaar, 23 september 2019. (KVHV-Leuven)
Actie van het KVHV tegen de verengelsing van de KU Leuven tijdens de opening van het academiejaar, 23 september 2019. (KVHV-Leuven)

De kritiek was niet geheel nieuw. Al in de jaren 1990 had de Vlaamse Volksbeweging Vlaamse Volksbeweging
De Vlaamse Volksbeweging (VVB) was een Vlaams-nationalistische drukkingsgroep, die werd opgericht in 1952 en tot het begin van de jaren 1970 een breder publiek mobiliseerde voor Vlaamsge... Lees meer
(VVB) actie gevoerd tegen Engelstalig onderwijs aan de Vlaamse universiteiten. In 1990 had het pleidooi van de Nederlandse onderwijsminister Jo Ritzen om op termijn van het Engels de voertaal aan de Nederlandse universiteiten te maken voor heel wat commotie gezorgd. VVB-voorzitter Peter de Roover De Roover, Peter
Peter de Roover (1962) is een Vlaams-nationalistisch politicus voor de N-VA. Sinds 2016 is hij fractieleider in de Kamer. Lees meer
stelde toen dat de voorstanders van het Engels in het onderwijs opnieuw een tweederangstaal van het Nederlands wilden maken. Hij wijdde een pamflet aan het thema: To the Intellectuals of Zoetenaaie and Lootenhulle. Een oud debat heropend: taalgebruik in het onderwijs. De titel verwees naar de uitspraak van de voorzitter van de Société de Médecine Charles Leboucq, die in 1912 de Vlamingen die de vernederlandsing van de Gentse universiteit eisten, spottend ‘les intellectuels de Zoetenaaie et Lootenhulle’ had genoemd.

Ook nu reageerde de Vlaamse beweging. Op 6 oktober 2018 organiseerden het KVHV, het Algemeen Nederlands Verbond Algemeen-Nederlands Verbond
Het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd in 1895 opgericht. Aanvankelijk behartigde het de belangen van de Nederlandse taal. Later en tot op de dag van vandaag ijvert het voor de brede ... Lees meer
(ANV) en de Vereniging Vlaamse Academici Verbond der Vlaamse Academici
Het Verbond der Vlaamse Academici was een drukkingsgroep die de Vlaamse hooggeschoolden moest verenigen. Het was de voortzetting van het Algemeen Vlaams Oud-Hoogstudentenverbond, dat mee ... Lees meer
(VVA) een ‘Colloquium 50 jaar Leuven Vlaams – Leuven Engels?’, waarop de problematiek van de verengelsing aan de orde werd gesteld. Het KVHV bond de strijd aan tegen de spookopleidingen. Een klacht bij de Vlaamse regeringscommissaris werd onontvankelijk verklaard wegens afwezigheid van een persoonlijk belang, waarop het Verbond reageerde met een ‘taalmeldpunt’ waar studenten gevallen van taalfraude konden melden. De Vlaamse regering Jan Jambon Jambon, Jan
Jan Jambon (1960), informaticus, brak in 1988 met de VU en werd een prominente figuur in de Vlaamse Volksbeweging. Hij pleitte voor een onafhankelijk Vlaanderen in de EU. In 2006 trad hi... Lees meer
(2019 - ) hield vast aan de taalvereisten voor docenten, maar trok het aandeel anderstalige bachelors op tot maximaal 9%. Onderwijsminister Ben Weyts Weyts, Ben
Ben Weyts (1970) is politicus en voormalig Kamerlid voor de N-VA. Sinds 2014 is hij minister in de Vlaamse regering. In 2019 werd hij viceminister-president. Lees meer
(N-VA) gaf in februari 2021 het college van regeringscommissarissen de opdracht een onderzoek te doen naar de spookopleidingen.

De relaties tussen de KU Leuven en de UCL waren intussen, ruim een halve eeuw na de splitsing van de Leuvense universiteit, sterk verbeterd. In 2004-2005 besloten de nieuw verkozen rectoren Marc Vervenne (KU Leuven) en Bernard Coulie (UCL) de samenwerkingsverbanden te versterken. Het kwam tot initiatieven rond onder meer onderwijs, onderzoek, internationale betrekkingen en uitwisseling van studenten. In 2009 reikten de beide universiteiten gezamenlijke eredoctoraten uit op het patroonfeest van de KU Leuven. Ook onder de opvolgers van Vervenne als rector van de KU Leuven, Mark Waer en daarna Rik Torfs, werd deze samenwerking voortgezet. De viering van het zesde eeuwfeest van de universiteit te Leuven in 2025, zo werd beslist, diende ook de viering van de Franstalige zusteruniversiteit te zijn. ‘Leuven Vlaams’ was ver weg.

 

 

Literatuur

Documents relatifs à l'érection et à l'organisation de l'université de Louvain, 1834-1883.
— J. Mac Leod, Verslag van de Commissie gelast met het onderzoeken naar de wenschelijkheid van het inrichten eener Nederlandsche Hoogeschool in Vlaamsch-België, 1897.
Ter inleiding, standregelen, beheerraad en leden van de verenigingen Vlaamsche Leergangen te Leuven, 1924.
De wet Nolf en de vervlaamsching van de universiteit te Gent, 1924.
Mac Leod gedenkboek, 1930.
— K. Cruysberghs, Nederlandse openingsrede bij den aanvang van het academisch jaar 1931-1932, op 20 oktober 1931, 1931.
Annuaire de l'Université Catholique de Louvain, 28 dln. (1891-1934) en 3 dln. (1934-1937), tweetalig.
— W. Peremans, Nederlandsch hooger onderwijs te Leuven, 1943.
Hoogleraren, onze trots en onze ontgoocheling. Uitgave van het KVHV, 1952.
— L. Wils, De eerste leerstoelen Nederlands aan onze universiteit, 1954.
— M. Cordemans, Dr. A. Laporta en 'De Student', 1959.
— W. Peremans, 'Vlaamse Leergangen' en de Leuvense universiteit, 1959.
Lodewijk de Raet in het perspectief van deze tijd, 1960.
— ACAPSUL, Memorandum sur les problèmes que la question linguistique pose à l'université de Louvain, 1962.
— De faculteit geneeskunde, onze trots en onze schande, in: Ons Leven, 74, 1962, 19.
— Hoogleraren, onze trots en onze ontgoocheling'. In: Ons Leven, speciaal nummer (17 mei 1962).
— H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, IV, 1965.
— M. van Haegendoren, De ziekte aan de Dijle. De ruimtevrees van de katholieke universiteit van Leuven, 1966.
— G. van Hoof, Leuven-Louvain, 1966.
— R. Derine, De strijd om Leuven. Feiten en eisen, 1967.
— H.J. Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914-1939, 4 dln., 1969.
— Th. Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1789 tot heden, 1973³.
— K. van Isacker, Herderlijke brieven over politiek 1930/1960, 1969.
— A.W. Willemsen, Het Vlaams-nationalisme. De geschiedenis van de jaren 1914-1940, 1969².
— K. Cruysberghs, Memoires, 1971².
— H. Todts, Hoop en wanhoop der vlaamsgezinden, II-III, 1967-1971.
— M. Verleyen, De geschiedenis van de vereniging 'Vlaamse Leergangen te Leuven' en de invoering van de tweetaligheid aan de universiteit. 1924-1934, KU Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1971.
— M. Verleyen, 'Vlaamse Leergangen' en het begin van de vernederlandsing te Leuven 1924-1935, 1973 (overdruk uit Onze Alma Mater, 1972-1973).
— Vlaamse Leergangen in het goud 1924-1974, in: Onze Alma Mater, speciaal nummer, 28, 1974, 4.
— F. Vlaemynck en G. Fauconnier, Het vraagstuk 'Leuven' (1968) in de spiegel van de Belgische pers, 1974.
— R. Boudens, Kardinaal Mercier en de Vlaamse Beweging, 1975.
— L. Vos, Ideologie en idealisme. De Vlaamse studentenbeweging te Leuven in de periode tussen de twee wereldoorlogen, in: BTNG, jg. 6, 1975, nrs. 3-4, pp. 263-328.
— L. Vos-Gevers, De Vlaamse studentenbeweging te Leuven. 1836-1914, in: Onze Alma Mater, jg. 29, 1975, nr. 2, pp. 126-142.
— H. Todts en W. Jonckheere, Leuven Vlaams splitsingsgeschiedenis van de Katholieke Universiteit te Leuven, 1979.
— R. Dillemans en E. Lamberts, Twintig jaar K.U.Leuven, in: Jaarboek Vlaamse Beweging. Vlaams Archief 88, 1988, pp. 47-56.
— H. Todts, Leuven: een gewonnen veldslag, in: Jaarboek Vlaamse Beweging. Vlaams Archief 88, 1988, pp. 57-81.
— J. Verroken, Leuven Vlaams: een getuigenis, in: Jaarboek Vlaamse Beweging. Vlaams Archief 88, 1988, pp. 82-101.
— G. Vandromme, De jaren zestig: herinneringen, in: Jaarboek Vlaamse Beweging. Vlaams Archief 88, 1988, pp. 102-108.
De Universiteit te Leuven, 1425-1985, 1988.
— L. Vos, M. Derez, I. Depraetere en W. van der Steen, De stoute jaren. Studentenprotest in de jaren zestig, 1988.
— P. de Roover e.a., To the Intellectuals of Zoetenaaie and Lootenhulle: een oud debat heropend: taalgebruik in het onderwijs, 1990.
— E. Lamberts, Vijfentwintig jaar K.U.Leuven (1968-1993), in: Onze Alma Mater, jg. 47, 1993, nr. 3, pp. 316-342.
— P. Baert, De geschiedenis van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) van 1956 tot 1970. KU Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1994.
— J. Tollebeek en L. Nys, De stad op de berg. Een geschiedenis van de Leuvense universiteit sinds 1968, 2005.
— L. Vos, Idealisme en engagement. De roeping van de katholieke studerende jeugd in Vlaanderen (1920-1990), 2011.
— F. Staring, Een exploratief onderzoek naar het effect van Engelstalig onderwijs op de ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid, Vrije Universiteit Brussel, masterproef, 2014. [Een exploratief onderzoek naar het effect van Engelstalig onderwijs op de ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid. | Scriptieprijs (scriptiebank.be) ] [geraadpleegd op 08/05/21]
— L. Nys, Van mensen en muizen. Vijftig jaar Nederlandstalige Faculteit Geneeskunde aan de Leuvense universiteit, 2016.
— S. Grymonprez en S. Thys, Universiteiten omzeilen Vlaamse taalwetten, in: Veto, 28 november 2016.
— A. Vrints, De Vlaamse Onderwijsraad zet de deur wagenwijd open voor de verengelsing van het hoger onderwijs, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 76, 2017, nr. 1, pp. 77-81.
— A. Vrints, Van emancipatie naar rendementsdenken. De taal van het hoger onderwijs in Vlaanderen, in: Colloquium 50 jaar Leuven Vlaams – Leuven Engels?, 6 oktober 2018.
— L. Nys, De kracht van wetenschap. Een geschiedenis van het onderzoeksbeleid aan de KU Leuven, 2018.
— KVHV-Leuven, Taalmanifest van het KVHV, 2019. [https://cdn.nimbu.io/s/5f1p1nu/assets/Taalmanifest.pdf] [geraadpleegd op 08/05/21]
— G. Deneckere, B. De Wever en A. Vrints, Naar verengelsing hoger onderwijs op zijn Hollands?, in: De Tijd, 22 mei 2019.
— B. Maddens, Vlaamse regering moet een tandje bijsteken tegen de verengelsing van het hoger onderwijs, 6 juli 2019, geraadpleegd op 7 mei 2021, op: https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/07/06/vlaamse-regering-moet-een-tandj…
— I. van Houdenhove, “Zelfs als we het aantal anderstalige bachelors verdubbelen, blijven we ver weg van ‘verengelsing”. Interview rector Luc Sels, in: Campuskrant, 25 september 2019.
— G. Deneckere, Van bildung naar globish. De verengelsing van de Vlaamse universiteiten, in: L. Jensen e.a., Against English. Pleidooi voor het Nederlands, 2019, pp. 194-202.
— D. Sinardet e.a., Gelijke kansen? Forget it, in: De Standaard, 14 januari 2020.
— D. Delespaul en S. Verberckmoes, Weyts trekt ten strijde tegen spookopleidingen, KU Leuven bibbert, in: Veto, 22 maart 2021.

Suggestie doorgeven

1975: Mieke Verleyen (pdf)

1998: Wilfried Weets

2023: Wilfried Weets

Inhoudstafel