Sport

Begrip
Stijn Knuts / Hans Vangrunderbeek / Pascal Delheye (2023)

Sport en Vlaamse beweging raakten in de loop van de 19de en 20ste eeuw steeds meer met elkaar verstrengeld. Niet alleen drukten de taalkwestie en de communautaire problematiek hun stempel op Vlaamse sportverenigingen, een populaire sport als het wielrennen droeg ook bij tot de constructie van een specifiek-Vlaamse identiteit.

Leestijd: 48 minuten

Inleiding

Sport is niet alleen een spiegel van de maatschappij, maar kan die maatschappij ook mee vormgeven. Die dubbele rol is goed zichtbaar in nationale identiteitsvormingsprocessen. Markante prestaties op grote internationale sportevenementen – de Olympische Spelen op kop – zorgen voor opwinding en emotie, en zijn zo een efficiënte generator van nationale trots bij deelnemers en toeschouwers. Succesvolle atleten vervullen een symbolische rol als ‘boegbeelden van de natie’. De representatie van sport in de media is daarbij een katalysator. Zowel expliciet, als impliciet: via vlaggengezwaai en luidruchtige oproepen, maar ook op manieren die Michael Billig ‘ banaal nationalisme Banaal nationalisme
'Banaal nationalisme’ is een begrip van de Britse onderzoeker Michael Billig, dat verwijst naar de reproductie en de ideologische legitimering van de natiestaat in het dagelijkse leven.... Lees meer
’ noemt, subtiele markeringen van ‘behoren tot’ (zoals sjaals of andere kledingstukken in nationale kleuren, discursieve verwijzingen als ‘onze jongens’, enzovoort). Samen zorgen ze voor een voortdurende versterking van de verbeelde gemeenschap (zie Natievorming Natievorming
Dit artikel over natievorming focust op de verbeelding en vorming van België en Vlaanderen als nationale gemeenschappen. Daarbij wordt gekeken naar de politiek van natievorming vanwege de... Lees meer
).

Dat proces van identiteitsvorming door en in sport is niet alleen zichtbaar op de sportpagina’s van kranten of in een overvol stadion, maar ook op beleidsvlak. Nationale en regionale sportculturen worden mee bepaald door het overheidsbeleid inzake lichamelijke opvoeding en sport. Voor grote delen van de sportsector markeren beleidsmakers de contouren van het speelveld waarop de verbeelding van die natie kan plaatsvinden. Daarbij maken ze vaak doelbewuste keuzes over hoe het sportleven eruit moet zien.

Dit alles maakt een analyse van de verhouding tussen sport, Vlaamse beweging en Vlaamse identiteitsvorming bijzonder relevant. Meer nog, de ontluikende sportcultuur en de Vlaamse beweging waren tijdgenoten. Allebei ontstonden ze in de 19de eeuw, allebei waren ze een product van de moderniteit. De ene van processen van staatvorming en nationalisme, de andere van veranderende lichaams- en vrijetijdsculturen. Ze verstrengelden zich voor het eerst in de jaren 1860, op een moment dat de Vlaamse beweging transformeerde van een voornamelijk culturele onderneming naar een politieke stroming. In de meer dan anderhalve eeuw daarna zouden ze almaar frequenter en op almaar meer diverse manieren met elkaar in contact komen en elkaar beïnvloeden, zoals we in deze synthese zullen aantonen.

Met zijn bijdrage in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging (NEVB)
De opvolger van de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging zocht bij het verschijnen in 1998 expliciet afstand tot zijn voorganger door de verwetenschappelijking van het historisch onderzoek... Lees meer
(NEVB) zorgde de Leuvense kinesioloog Roland Renson voor een eerste overzicht van deze verstrengeling. We hebben zijn pionierende werk uit 1998 geïntegreerd in deze tekst, die verder ook heel wat nieuwe sporthistorische inzichten incorporeert op basis van doctoraatsthesissen, masterproeven en ander origineel onderzoek dat sindsdien is verricht. Daarbij heeft vooral het wielrennen noodzakelijkerwijs veel aandacht gekregen, gezien de nauwe vervlechting van die populaire sport met noties van Vlaamse identiteitsvorming. Op die manier hebben we in onze bijdrage gestreefd naar een genuanceerd en gelaagd beeld van de historische sportcultuur in België, al blijven er grote lacunes in het onderzoek bestaan. Tot slot moet worden aangegeven dat we ons in dit artikel exclusief concentreren op de moderne sport- en bewegingscultuur. Traditionele Vlaamse volksspelen en -sporten, hoewel eveneens interessant vanuit het perspectief van deze Encyclopedie van de Vlaamse beweging, kenden een complexe dynamiek die terugging tot de middeleeuwen (en soms verder) en worden vanwege die uitwaaierende complexiteit niet in extenso beschreven in deze synthese. Ze verdienen eigen lemmata binnen de Encyclopedie en komen er ook in aan bod.

Bewegen voor het Nederlands

Gymnastiek is geen spelletje

Terwijl gymnastiek nu als een van de vele sportdisciplines wordt beschouwd, was dat vóór de Eerste Wereldoorlog niet het geval: beide bewegingsactiviteiten werden meestal als tegenpolen en soms als complementen beschouwd. Gymnastiekpromotoren zagen sport als een elitair tijdverdrijf dat tot excessen kon leiden, terwijl gymnastiek volgens hen noodzakelijk was voor de lichamelijke en morele ontwikkeling en ook militaire doelen kon dienen. België werd vanaf de jaren 1830 een kruispunt waar de aanhangers van verschillende gymnastieksystemen een lange ‘methodestrijd’ uitvochten. Vooral de aanhangers van het Duitse turnen en die van de Zweedse gymnastiek verschilden van mening. Als aanvoerder van de Belgische ‘zwedisten’ slaagde Clément Lefébure erin om de Zweedse gymnastiek ingang te doen vinden in het officieel onderwijs.

Door de initiatieven van Joseph Isenbaert werd Antwerpen daarentegen een uitvalsbasis van het Duitse turnen. Binnen de eerder elitaire Société de Gymnastique et d’Armes d’Anvers die Isenbaert in 1839 had opgericht, leverde Nikolaas Jan Cupérus Cupérus, Nicolaas
Lees meer
vanaf de jaren 1860 baanbrekend werk in de vernederlandsing van dat turnen. Cupérus lag in 1865 mee aan basis van de Belgische Turnbond, waarvan hij secretaris werd. Als Vlaamsgezinde en sociaal vooruitstrevende liberaal was hij in 1868 bovendien betrokken bij de stichting van de Gymnastische Volkskring. Met die nieuwe turnvereniging wilde hij ook de Nederlands sprekende arbeiders en lagere middenklassen bereiken, zodat ook zij zich fysiek en geestelijk konden versterken. Die ambitie sprak eveneens uit Volksheil, het tijdschrift dat Cupérus vanaf 1873 mee uitgaf. Dit eerste Nederlandstalige gymnastiekblad van België schonk daarbij regelmatig aandacht aan het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
. Als Antwerps gemeenteraadslid (vanaf 1874) en als voorzitter van de Belgische Turnbond (vanaf 1878) zette Cupérus zijn strijd voor de vernederlandsing van het turnen verder – zonder daarbij in te boeten aan internationale ambities. In 1881 werd hij stichtend voorzitter van het Bureau des Fédérations Européennes de Gymnastique (nu de Fédération Internationale de Gymnastique).

De groeiende populariteit van het turnen manifesteerde zich ook in de andere ideologische zuilen. Vooral het bloeiende katholieke netwerk telde al snel heel wat Nederlandstalige turnkringen. In sommige gevallen waren die uitgesproken Vlaamsgezind, zoals de in 1887 opgerichte Berchemse Turnkring. Die Vlaams-katholieke kringen speelden een belangrijke rol in de oprichting van een eigen katholieke turnbond in 1892, de ‘Nationalen Bond der Katholieke Turn- en Wapenmaatschappijen van België’ – later bekend als de Belgische Katholieke Turnbond (BKT). Nochtans bleef de nieuwe bond beperkt in zijn Vlaamse profilering. Bondsblad Belgica bevatte evenveel Nederlandstalige als Franstalige bijdragen, maar de top van de organisatie was sterk Franstalig. Dat zorgde soms voor onvrede onder de vooral Nederlandstalige leden – hoewel die het Belgisch-patriottische kader van de bond nooit fundamenteel ter discussie stelden.


De Katholieke Turnkring Ganda voer onder leiding van Maurits Verdonck een uitgesproken Vlaamse koers, 1908. (KADOC, kfa017400)
De Katholieke Turnkring Ganda voer onder leiding van Maurits Verdonck een uitgesproken Vlaamse koers, 1908. (KADOC, kfa017400)

Nieuwe sporten, nieuwe verhoudingen

Terwijl Vlaamsgezindheid en de taalkwestie een toenemende rol speelden in turnkringen, begon er zich ook meer en meer een sportcultuur te ontwikkelen. Moderne, gestandaardiseerde sportdisciplines zoals paardenrennen, roeien of zeilen waren al voor 1850 aanwezig in grote steden, badplaatsen of kuuroorden, maar in de tweede helft van de 19de eeuw kreeg een hele reeks nieuwe sporten voet aan de grond in België. Die verspreiding gebeurde eerst op kleine schaal, waarna de sportieve praktijken vanaf de jaren 1880 op nationaal niveau werden geïnstitutionaliseerd. Zo werd er in de jaren 1860 al gevoetbald in meerdere katholieke elitecolleges, maar pas in de jaren 1880 kwam het tot de oprichting van een nationale bond. De eerste wielerclubs werden al in 1869 opgericht in Gent en Brussel, terwijl de Royale Ligue Vélocipédique Belge (Koninklijke Belgische Wielrijdersbond, KBWB) in 1883 het levenslicht zag.

Naarmate het aantal sportlui-, clubs en federaties toenam, ontstonden er reguliere competities of kampioenschappen en vonden er internationale wedstrijden plaats. Professionele atleten zoals de wielrenners Hubert Houben en Robert Protin waren in heel Europa actief. Een groeiende, gespecialiseerde sportpers bracht verslag uit van hun prestaties. In de jaren 1890 ontstond zo een duidelijk herkenbare sportsector. Die bleef gedomineerd door stedelijke Franstalige burgerzonen. Maar in de loop van hetzelfde decennium begon de sociale basis van sommige sporten te verbreden en verspreidde sport zich ook stilaan buiten de grote steden.

Die langzame verbreding zorgde ervoor dat meer Nederlandstaligen uit de brede middenklasse aan het sporten sloegen. Net die brede Vlaamse middenklasse raakte in deze periode ook almaar meer betrokken bij de Vlaamse beweging, die uitgroeide tot een massabeweging. Het samengaan van beide trends zorgde ervoor dat de taalkwestie ook in de jonge sportsector begon op te duiken. Dat toonde zich vooral in het razend populaire fietsen, dat in de loop van de jaren 1890 almaar meer Nederlandstalige fietsersclubs telde. In 1893 verscheen in Gent zelfs een Nederlandstalig fietsersblad, De Wielrijder, als Vlaams alternatief voor de Franstalige fietserspers. Na 1900 ontstonden er ook in landelijke streken als Noord-Limburg en de Antwerpse Kempen sterke regionale fietsersbonden.

Deze instroom zorgde ervoor dat de exclusief Franstalige Ligue Vélocipédique Belge voor het eerst aandacht moest schenken aan de plaats van het Nederlands in de organisatie. Vooral vanuit Antwerpse clubbesturen kwam er een groeiende vraag naar Nederlandstalige communicatie vanuit de wielerfederatie. Die taaleisen waren steevast verpakt als een streven naar meer Belgische eenheid en wederzijds begrip tussen Frans- en Nederlandstaligen. De sterke concentratie van wielerclubs in het Antwerpse overlapte zo met het grote aandeel Vlaamsgezinden in de lokale middenklasse. De Antwerpse eisen leidden in 1899 tot een Nederlandstalige editie van het bondsblad van de KBWB. Het verdween echter al na één nummer wegens een gebrek aan abonnees. Ook initiatieven zoals de opname van Nederlandstalige artikelen in de Franstalige versie van het blad kenden weinig succes. Hoewel de eisen van de Antwerpse clubbesturen gehoor vonden bij de bondstop, botsten ze op een gebrek aan interesse onder de bredere ledenbasis. In het fietserswereldje, net als in andere sporten, was er nog niet voldoende kritische massa voor meer voldragen Vlaamsgezinde stellingnames.

Koersen voor een Vlaamse natie

In de jaren vlak voor de Eerste Wereldoorlog schakelde de sportsector opnieuw een versnelling hoger. Disciplines als worstelen, boksen, voetbal en wielrennen begonnen nu ook de grote massa te bereiken, een trend die zich na 1918 nog scherper doorzette. Vlamingen waren steeds vaker met sport bezig, als beoefenaars, toeschouwers of als lezers van de groeiende Nederlandstalige sportpers. Die dynamiek schiep de voedingsbodem voor een nieuwe fase in de verstrengeling van sport en Vlaamse beweging. Voor het eerst werd er namelijk een sportdiscipline aangeduid als een symbool van Vlaamse identiteit: het wielrennen.

Die ontwikkeling was niet helemaal zonder antecedenten. Verenigingen van West- en Oost-Vlaamse studenten aan de Katholieke Universiteit Leuven stelden traditionele spelen als kegelen of krulbollen al in de 19de eeuw voor als een symbool van Vlaamse en volkse eigenheid. Maar deze en andere volksspelen, vaak met premoderne wortels, waren regionaal te verschillend om uit te groeien tot breed gedragen Vlaamse identiteitssymbolen. Bovendien is er nog heel wat verder onderzoek nodig naar de mate waarin Vlaamsgezinden van verschillende achtergronden – van journalisten tot volkskundigen – aandacht besteedden aan die verschillende spelen als symbolen van een unieke Vlaamse volkscultuur Volkscultuur
Lees meer
.

In tegenstelling tot die volksspelen ging het in het geval van het wielrennen om een door en door modern fenomeen, nauwelijks dertig jaar oud, dat verschillende Vlaamsgezinde opiniemakers bovendien nog altijd als een schadelijke afleiding van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd zagen. Dat dit sportieve cultuurnationalisme zich in het wielrennen manifesteerde, was niet verwonderlijk. De wielersport was de eerste koning van de nieuwe, gedemocratiseerde sportcultuur. Samen met het voetbal bleef ze door de hele 20ste eeuw heen een van de populairste sporten in de Vlaamse regio. Die status dankte het wielrennen aanvankelijk aan de steeds lagere fietsenprijs en de bloei van de sport in buurland Frankrijk. In 1907 eindigde de West-Vlaamse boerenknecht Cyriel van Hauwaert tweede in de prestigieuze wegwedstrijd Parijs-Roubaix. Een jaar later won hij de wedstrijd. Het succes van ‘De Leeuw van Vlaanderen’ zorgde voor een populariteitsexplosie van de wielersport in België, te meer omdat de internationale topprestaties van landgenoten zich begonnen op te stapelen. Nadat Rumbekenaar Odiel Defraeye als eerste Belg de Ronde van Frankrijk had gewonnen in 1912, gaven Belgen die wedstrijd niet meer uit handen tot in 1923. Die internationale dominantie zorgde ook voor een bloeiende binnenlandse wielercultuur. Dankzij een wildgroei aan lokale wedstrijden was de sport zeker in Vlaanderen verankerd tot in het kleinste dorp.

Dat de Vlaamse wielerfans op de wielerpiste van Roubaix spontaan de Vlaamse Leeuw zongen toen Van Hauwaert er in 1908 won, leek al het potentieel van de sport voor Vlaamse identiteitsvorming aan te geven. Als dat verhaal waar is, tenminste. Karel van Wijnendaele Steyaert, Karel
Karel Steyaert (1882-1961) was een Vlaamsgezind sportjournalist, die onder meer hoofdredacteur was bij Sportwereld. Lees meer
, de auteur van de enige bron die we voor dit feit hebben, maakte er namelijk zijn levenswerk van om dat potentieel te realiseren. Van Wijnendaele was het pseudoniem van de Torhoutse journalist en cultuurflamingant Karel Steyaert. Steyaert deed in de late jaren 1900 ervaring op in Nederlandstalige sportbladen zoals Onze Kampioenen en Sportvriend, die ontstonden in de nasleep van het succes van Van Hauwaert.

In september 1912 werd Steyaert hoofdredacteur van het nieuw opgerichte Sportwereld Sportwereld
Sportwereld was een sportkrant, opgericht in 1912, die aanvankelijk vooral focuste op de wielersport en een gematigd flamingantische toon aansloeg. Vandaag verschijnt Sportwereld als spor... Lees meer
. Samen met de zakelijk directeur, de tweetalige Brusselaar Léon van den Haute Van den Haute, Leon
Leon van den Haute (1887-1931) was journalist, krantendirecteur en organisator van de Ronde van Vlaanderen. Lees meer
, vormde hij er een krachtige tandem. Sportwereld groeide in het interbellum uit tot het belangrijkste Nederlandstalige sportblad en speelde een sleutelrol in het vervlechten van wielersport en Vlaamse identiteit. Steyaert verzamelde een sterk team van journalisten rond zich. Hun sportjournalistiek vermaakte en informeerde, maar moest ook verheffen. In hun wedstrijdverslagen en beschouwingen construeerden ze het wielrennen voortdurend als een sport die perfect beantwoordde aan de ‘volksaard’ van de Vlaming en die als een hefboom voor Vlaamse ontvoogding moest dienen.

In die sportieve identiteitsconstructie stonden de renners centraal. Internationaal succesvolle Vlaamse coureurs als Van Hauwaert, Defraeye, Marcel Buysse of Jules Vanhevel werden in de krant beschreven als voorbeelden voor de doorsnee Vlaming, die koersen wonnen dankzij hun krachtige fysiek en enorm doorzettingsvermogen. Die eigenschappen dankten ze aan hun wortels in het door eenvoud en hard werk gekenmerkte Vlaamse plattelandsleven, een geïdealiseerd ruraal beeld dat prominent aanwezig was in de katholieke en Vlaamsgezinde milieus waarin Steyaert en zijn collega’s zich bewogen. Tegelijk verwees de wielerverslaggeving van Sportwereld voortdurend naar historische en culturele symbolen van de Vlaamse beweging om de prestaties van deze renners te kaderen, van de Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
tot het werk van Vlaamse letterkundigen zoals Karel Lodewijk Ledeganck Ledeganck, Karel L.
Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) was een Vlaams ambtenaar, politicus, jurist en dichter uit Eeklo. Hij was een cultuurflamingant en schreef een dichterlijke trilogie die in de Vlaamse... Lees meer
.

De term flandrien Flandrien
De term ‘flandrien’ verwijst naar een (Vlaamse) wielrenner met specifieke sportieve kenmerken. Lees meer
groeide daarbij uit tot een sleutelbegrip in het discours over de Vlaamse renners. Sportwereld gebruikte de term vanaf 1913 om de leden van een succesvol team van renners uit West- en Oost-Vlaanderen aan te duiden dat Steyaert leidde en dat optrad op wielerpistes in binnen- en buitenland. In het interbellum werd de term echter almaar vaker gebruikt als een aanduiding van álle (succesvolle) renners uit beide Vlaamse provincies. Voor Steyaert, zelf West-Vlaming, vormden die immers het hartland van het koersende Vlaanderen dat hij in zijn schrijfsels opriep. De flandrien werd zo het typebeeld van de Vlaamse wielerheld.

Minstens zo belangrijk als de verbeelding van de renners was het vertoog van Sportwereld rond bepaalde wielerwedstrijden. De Ronde van Vlaanderen Ronde van Vlaanderen
De Ronde van Vlaanderen is een wielerwedstrijd die voor het eerst in 1913 werd gereden. Ondanks een toenemende internationalisering van het deelnemersveld, werd en bleef de wedstrijd een... Lees meer
, een eigen organisatie van Sportwereld naar een idee van directeur Van den Haute, stond daarbij centraal als hét symbool van de Vlaamse wielercultuur. De wegwedstrijd door West- en Oost-Vlaanderen werd voor het eerst verreden in 1913, naar analogie met de vele andere ‘nationale rondes’ die in die jaren opdoken, van de Ronde van Frankrijk (1903) tot de Ronde van België (1906). De Ronde was voor Van den Haute vooral een slimme commerciële zet: een eigen wedstrijd was goed voor de verkoop. Steyaert en zijn journalisten zetten echter volop in op het symbolische potentieel ervan. Voor eigen publiek en op eigen Vlaamse grond, doordrenkt van historische betekenis en cultuur, konden de Vlaamse renners nu jaarlijks hun superioriteit tonen. Onder meer de passages over ruwe kasseistroken of over de heuvels van de Vlaamse Ardennen werden daarbij verheven tot hoekstenen van de Vlaamse wielerervaring.


<p>Naar aanleiding van de Ronde van Vlaanderen van 1921 portretteerde <em>Sportwereld</em> (12 maart 1921) de vier voorgaande winnaars. (KOERS)</p>

Naar aanleiding van de Ronde van Vlaanderen van 1921 portretteerde Sportwereld (12 maart 1921) de vier voorgaande winnaars. (KOERS)

Ook Parijs-Roubaix, waarin Vlaamse renners voor het eerst internationaal doorbraken en die in het interbellum nog vele keren door Vlamingen werd gewonnen, kreeg eveneens een symbolische betekenis toegekend als een bij uitstek Vlaamse koers, waarvan het kenmerkend harde koersverloop over kasseiwegen perfect paste bij het temperament en de kwaliteiten van Vlaamse renners. In zijn jaarlijkse verslaggeving over het Kampioenschap van Vlaanderen Kampioenschap van Vlaanderen
Het Kampioenschap van Vlaanderen is een lokale wielerwedstrijd uit Koolskamp, die ontstond in 1908 en gaandeweg een Vlaamsgezind karakter kreeg. Dat zwakte af na de Tweede wereldoorlog en... Lees meer
in het West-Vlaamse dorpje Koolskamp pakte Sportwereld dan weer volop uit met Vlaamsgezinde beeldtaal. De in 1908 voor het eerst verreden wedstrijd, een officieus Vlaams ‘kampioenschap’, schonk immers een gele wielertrui met zwarte leeuw aan de winnaar. Vlaamse vlaggen sierden het dorpje, terwijl De Vlaamse Leeuw De Vlaamse Leeuw
De Vlaamse Leeuw (1847) is een nationaal Vlaams lied op tekst van Hippoliet van Peene en muziek van Karel Miry. Op 11 juli 1985 werden tekst en muzikale notatie officieel vastgelegd als V... Lees meer
werd gespeeld bij de prijsuitreiking.

De dragers van het ‘wielerflamingantisme’ van Sportwereld kwamen voornamelijk uit de middenklasse, zoals zovele cultuurflaminganten uit deze periode. Maar in tegenstelling tot andere Vlaamsgezinde pogingen tot volksverheffing was hun bereik bijzonder groot. Steyaert schreef de krant een rol toe in de ‘geestelijke ontwikkeling’ van de Vlaming en nam daartoe vanaf 1930 met het Algemeen Nieuws zelfs een katern op waarin over niet-sportief nieuws werd bericht. Maar sport bleef het belangrijkste en efficiëntste vehikel voor de Vlaamse ambities van de krant.

Het wielerdiscours van Sportwereld raakte al in het interbellum breed verspreid. Dat toonde zich bijvoorbeeld in het feit dat almaar meer kranten – van de socialistische Vooruit Vooruit (1884-1991)
Vooruit (1884-1991) was een Gents socialistisch dagblad waarin heel wat bijdragen verschenen van Vlaamse intellectuelen. In 1978 werd het blad een regionale editie van De Morgen, om in 19... Lees meer
(1884-1991)
tot het populaire Het Laatste Nieuws Het Laatste Nieuws
Het Laatste Nieuws was een liberaal en Vlaamsgezind dagblad, waarvan het eerste nummer op 7 juni 1888 verscheen. In 2023 bestaat de krant nog steeds als een populair dagblad voor een bree... Lees meer
– termen als flandrien begonnen over te nemen. Bovendien begon de band tussen wielersport en Vlaamse identiteit ook in andere cultuurproducten door te sijpelen. Filmproducent Clemens de Landtsheer De Landtsheer, Clemens
Clemens de Landtsheer (1894-1984) speelde als secretaris van het IJzerbedevaartcomité een grote rol in de organisatie van de vereniging en van de IJzerbedevaarten. Verder was deze belangr... Lees meer
draaide in de jaren 1930 met zijn Flandria Film populaire reportages van wielerwedstrijden als de Ronde van Vlaanderen. In romans zoals Gaston Martens Martens, Gaston
Gaston Martens (1883-1967) was een auteur van toneelstukken, die een bijdrage leverde aan de intensivering van het Vlaamse toneelleven. Lees meer
De held der Fransche Ronde (1915) of in de kinderboeken van Abraham Hans Hans, Abraham
Lees meer
kwam een archetypisch beeld van de Vlaamse wielerheld naar voren. Telkens ging het over jongemannen van eenvoudige, landelijke komaf die erin slaagden om het tot succesvol renner te schoppen, zonder daarbij hun ‘Vlaamse’ eenvoud te verliezen. Steyaert vatte zijn visie in 1943 bovendien zelf nog eens samen in zijn invloedrijke boek Het Rijke Vlaamsche Wielerleven.

Sportwereld bekeek de wielersport consistent door een geelzwarte bril, nam stelling voor Vlaamse taal- en culturele eisen en besteedde aandacht aan evenementen zoals de IJzerbedevaarten IJzerbedevaarten
De IJzerbedevaart is een jaarlijkse herdenking van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, die ontstond omstreeks 1920. Dit voor de Vlaamse beweging erg symbolische gebeur... Lees meer
. Maar het blad was allerminst radicaal. Daarvoor was het te zeer verweven met een sport die zich voornamelijk in een Belgische én internationale context afspeelde. Hoewel hij vaak kritisch was voor de organisatie, werd Karel Steyaert bijvoorbeeld steeds actiever in de KBWB. In de jaren 1930 was hij bijvoorbeeld leider van de Belgische rennersdelegatie in de Ronde van Frankrijk. Tussen 1923 en 1928 was Léon van den Haute zelfs tegelijk directeur van Sportwereld en van haar Franstalige tegenhanger, Vélo-Sports. Ook het flamingantisch discours dat Sportwereld rond de Vlaamse renners weefde, liet vaak ruimte voor een overkoepelend Belgisch kader. Dat was zeker zo bij internationale wedstrijden zoals de Ronde van Frankrijk. Wedstrijdedities zoals die van 1937, waarin de Vlaamse topfavoriet Sylvère Maes belaagd werd door Franse supporters en benadeeld werd door de wedstrijdleiding, leidden bijvoorbeeld tot hoogdravende uitbarstingen van Belgisch nationalisme Belgisch nationalisme
Lees meer
in Sportwereld. De Vlaamse wieleridentiteit waar Sportwereld zo aan bouwde, bleef kortom boven alles fungeren in een Belgisch kader. Pogingen om het enorme succes van de Vlaamse renners te koppelen aan de politieke Vlaamse beweging, of zelfs om van hen expliciet vaandeldragers van anti-Belgische actie te maken, bleven grotendeels afwezig.


<p>De ‘Vlaamsche leeuwen’ Romain en Sylveer Maes op de voorpagina van <em>Sportwereld</em>, 17 juli 1935. (Privécollectie André Vervacke)</p>

De ‘Vlaamsche leeuwen’ Romain en Sylveer Maes op de voorpagina van Sportwereld, 17 juli 1935. (Privécollectie André Vervacke)

Tussen taalstrijd en separatisme

De band tussen wielersport en Vlaamse identiteitsvorming kreeg (terecht) al veel aandacht van onderzoekers. Vlaamse identiteitsvorming in en rond andere populaire sporten, zoals voetbal of boksen, is echter nog maar weinig onderzocht. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de duivensport, die tot ver in de 20ste eeuw diep verankerd was in de populaire ontspanningscultuur, maar ook voor de mate waarin de Vlaamsgezinde (sport)pers het Vlaams-zijn van Belgische Olympische atleten instrumentaliseerde in deze periode. De identiteitsvormende rol van al die sporten en evenementen lijkt alleszins veel beperkter te zijn geweest dan die van het wielrennen, hoewel verder onderzoek hier noodzakelijk blijft.

Wat het bestaande onderzoek wel aantoonde, is dat de versmelting tussen wielersport en Vlaamse identiteit parallel liep met een toenemend aantal conflicten binnen sportfederaties over taalkwesties en machtsverhoudingen tussen Vlamingen en Franstaligen. Doordat sport een massafenomeen werd rond de Eerste Wereldoorlog, kreeg de basis van veel sportfederaties een overwegend Nederlandstalig karakter. Een Franstalige elite bleef echter de top van die organisaties domineren. Dat toonde zich bijvoorbeeld sterk tijdens de Olympische Spelen in Antwerpen in 1920. Het organiserende Comité Olympique Belge was een bij uitstek elitair, Franstalig orgaan.

Die scheefgetrokken verhouding zorgde er in het interbellum voor dat meer en meer Vlaamse sportbeoefenaars zich uitgesloten voelden van medezeggenschap in het bestuur van hun sport. In de KBWB eisten Vlaamse afgevaardigden – zoals Karel Steyaert – al voor de Eerste Wereldoorlog opnieuw meer ruimte voor het Nederlands, maar ook minder Franstalige dominantie in bestuursorganen. Hoewel de KBWB vaak inging op die eisen, bleef de uitvoering ervan meestal gebrekkig. In 1923 pleitte Steyaert daarom zelfs al voor de vorming van een autonome, Vlaamse sectie van de federatie. Zelfs binnen de Koninklijke Belgische Turnbond (KBT) werd er in de jaren 1920 nog gediscussieerd over taalkwesties, ondanks de erfenis van Cupérus. De frustratie van Vlaamse leden en kringen over de dominantie van het Frans uitte zich ook hier in eisen voor aparte algemene vergaderingen en, in 1928, een aparte Vlaamse afdeling.

Pas in 1933 plaatste de KBT het Nederlands en het Frans op gelijke voet in het bestuur. Hetzelfde gebeurde dat jaar in de kleine Belgische Zwem- en Reddingsbond. In veel gevallen bleven zulke toegevingen echter te lang uit, of kon niet iedereen dergelijke ‘minimalistische’ oplossingen aanvaarden. Er kwam een golf van Vlaamse afsplitsingen van de unitaire bonden op gang, gedragen door groepen radicaal Vlaamsgezinde sportbeoefenaars. De regionaliseringstendens die zich ook op andere domeinen toonde in de oprichting van autonome Vlaamse organisaties, manifesteerde zich zo eveneens in de sport.

Vlaams-nationalistische gymnasten beten in 1929 de spits af met een eigen Vlaamsch-Nationale Blauwvoetbond Vlaamsch-Nationale Blauwvoetbond
De Vlaamsch-Nationale Blauwvoetbond was een turnbond die sinds 1929 jongeren via het turnen tot de volksgemeenschap wilde brengen. De turnbond kwam in de collaboratie terecht. Lees meer
(VNBB), die een alternatief wilde vormen voor de unitaire turnbonden. De oprichting van een nieuwe ‘Vlaamse’ bond was illustratief voor de motivaties van veel separatistische sportlui. Ongetwijfeld speelde frustratie over de taalpolitiek van de KBT een rol bij de oprichting van de VNBB. Tegelijk was die andere grote unitaire turnbond, de BKT, er in de voorgaande jaren net wel in geslaagd een machtsbalans te vinden tussen Vlamingen en Franstaligen. Een algemene afwijzing van de Belgische context speelde dus net zozeer een rol als concrete frustraties.


Derde Blauwvoetdag, georganiseerd door de Vlaamsch-Nationale Blauwvoetbond in De Klinge, 1933. (ADVN, VFB410)
Derde Blauwvoetdag, georganiseerd door de Vlaamsch-Nationale Blauwvoetbond in De Klinge, 1933. (ADVN, VFB410)

De Vlaamsch-Nationale Blauwvoetbond vormde geen serieuze bedreiging voor de unitaire turnbonden, omdat ze nooit veel aantrek kende buiten Vlaams-nationalistische middens. Maar in het voetbal was de inzet groter. De tientallen nieuwe voetbalclubs die na 1918 ontstonden, waren vaak Nederlandstalig, terwijl Franstaligen de top van de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) bleven domineren. Dat zorgde voor frustratie bij personen als de Antwerpse scheidsrechter Jules Vranken, die voortdurend oproepingsbrieven in het Frans kreeg toegezonden. Een sowieso al Vlaamsgezinde ploeg als de IJzerratten kreeg van de KBVB dan weer geen toelating om geld in te zamelen voor de bouw van de IJzertoren via vriendschappelijke wedstrijden.

In februari 1930 nam scheidsrechter Vranken het initiatief om een Vlaamsche Voetbalbond Vlaamsche Voetbalbond
Lees meer
(VVB) op te richten. Die moest het voetbal organiseren in een strikt Nederlandstalig, Vlaams kader. De nieuwe federatie had onmiddellijk een zweepeffect op de KBVB, want nog in 1930 gaf die haar clubs voor het eerst de keuze om hun briefwisseling in het Nederlands te voeren en verscheen er een Nederlandstalige versie van het bondsblad. Die maatregelen waren echter niet genoeg om alle onvrede de kop in te drukken – of de VVB te stoppen. In 1939 verenigde de Vlaamse bond al 500 clubs en 10.000 leden, en organiseerde ze zelfs een ‘subnationaal’ Kampioenschap van Vlaanderen.

De grootstedelijke topclubs uit de hoogste divisies bleven nochtans allemaal trouw aan de KBVB. Factoren als de nieuwe taalwetten, de agitatie van Vlaamsgezinde supporters, de komst van jongere bestuursleden – en vermoedelijk ook de vrees voor de VVB – zorgden er echter voor dat het Nederlands ook bij hen meer en meer een plaats kreeg in de jaren 1930. Dat ging niet overal even vlot. Zo leidde het verzet tegen vernederlandsing bij het Franstalige bestuur van de Gentse voetbalclubs Association Royale Athlétique La Gantoise en Racing Club de Gand mee tot de oprichting van de rivaliserende Sportvereeniging Gent, die zich bij het VVB aansloot.

Sommige van de bij de VVB aangesloten clubs associeerden zich uitdrukkelijk met de groeiende Vlaams-nationalistische zuil. Zo waren de VVB-teams in Brugge goed bekend in het lokale Vlaams Huis Vlaamse Huizen
Lees meer
. Andere clubs waren bovenal pragmatisch en kozen voor de VVB omdat ze er in een hogere reeks konden spelen dan in de KBVB. Als geheel werd de VVB wel steeds uitgesprokener Vlaams-nationalistisch van aard. Probeerde de bond zich aanvankelijk ver van partijpolitiek te houden, dan verzeilde ze vanaf het midden van de jaren 1930 in radicaal-rechts vaarwater onder invloed van voorzitter Renaat van Thillo Van Thillo, Renaat
Renaat van Thillo (1901-1981) was tijdens de Tweede Wereldoorlog de leider van de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen (VAVV) en van haar opvolger, de Vlaamse Arbeidsdienst (VAD). ... Lees meer
, secretaris Robert Verbelen Verbelen, Robert
Robert Verbelen was tijdens de Tweede Wereldoorlog leider van een collaborerende militie. Van 1946 tot 1955 werkte hij als spion voor de Amerikanen in Oostenrijk. De vrijspraak op zijn p... Lees meer
en Volk en Staat Volk en Staat
Volk en staat (15 november 1936 - 3 september 1944) was een Vlaams-nationalistisch dagblad en orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond. Het blad verscheen als opvolger van De Schelde (1... Lees meer
-journalist Louis Deceuninck.

Na de oprichting van de Vlaamsch-Nationale Turnbond in 1929 en de VVB in 1930 werd de Vlaamsche Vereniging voor Watersport Vlaamse Vereniging voor Watersport
De Vlaamse Vereniging voor Watersport ontstond in 1932. Ze wilde het Franstalige karakter van de watersportbeoefening in Vlaanderen doorbreken. Lees meer
(VVW) – op initiatief van de Vlaamsche Toeristenbond Vlaamse Toeristenbond
VTB-VAB (1922) was een cultureel-toeristische organisatie die bijdroeg aan de ontwikkeling van het toerisme en de mobiliteit in Vlaanderen. Ze was door haar financiële en culturele slagkr... Lees meer
, die op het snijpunt van sport en toerisme opereerde – in 1932 de derde Vlaams-nationalistische koepelorganisatie. Een jaar later verscheen er ook een Vlaamsche Zwembond, hoewel die enkele jaren later ten onder ging door een gebrek aan belangstelling en interne strubbelingen. In september 1935 leidden de terugkerende taalconflicten dan weer tot een aparte Vlaamse federatie in het wielrennen, de Vlaamsche Wielerbond (VWB). Dat zowel VWB, VVB als Vlaamsche Zwembond initiatieven waren van sportlui en sportclubs uit het Antwerpse, maakte overigens duidelijk dat de stad een aanjager van Vlaamsgezinde actie in de sportsector bleef.

De VWB organiseerde vanaf 1935 regelmatig wedstrijden en Vlaamse kampioenschappen voor jongeren en amateurrenners, en probeerde vanaf 1938 zelfs om profkoersen in te richten. Maar net als haar tegenhanger in het voetbal slaagde de VWB er niet in om door te dringen tot de top van de sport. De meeste profrenners bleven lid van de internationaal erkende KBWB, die de enige toegangspoort vormde tot de grote wedstrijden. Dat was meteen de reden waarom Karel Steyaert met Sportwereld enige afstand bewaarde ten opzichte van de VWB en andere separatistische sportorganisaties. De krant bewees weliswaar lippendienst aan de VWB of andere Vlaamse sportorganisaties en drukte aankondigingen van hun activiteiten af. Sportwereld-journalist Octaaf Steghers Steghers, Octaaf
Octaaf Steghers (1889-1942) was een Vlaamse schrijver en (sport)journalist. Hij schreef onder het pseudoniem Free Frits. Lees meer
, die een verleden had in het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
, pleitte zelfs expliciet voor eigen, Vlaamse sportbonden. Maar exclusief de kaart van de Vlaamse bonden trekken, was voor Sportwereld te risicovol.

Greep naar de sportmacht

De Duitse bezetting van België in 1940 vormde voor de Vlaams-nationalistische sportorganisaties een signaal om hun activiteiten fors op te drijven (zie Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
). Net zoals het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) die op politiek-bestuurlijk vlak ondernam, gingen ze over tot een greep naar de (sportieve) macht (zie Collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
). In september van dat jaar richtten ze samen het Algemeen Vlaamsch Sportverbond Algemeen Vlaamsch Sportverbond
Lees meer
(AVS) op. Het initiatief kwam van de VVB, waar figuren als Robert Verbelen geïnspireerd waren door de Duitse gecentraliseerde ‘sportordening’. Het AVS moest een Vlaamse tegenhanger van het Belgisch Olympisch Comité vormen en als centrale, ‘nationale’ sportinstantie een zelfstandige Vlaamse sportpolitiek uittekenen bij een sportieve Gleichschaltung.

De steile ambities van het AVS weerspiegelden zich op een lager niveau. In verschillende sportdisciplines ontstonden er nieuwe Vlaamse sportfederaties. Bestuursleden van de VVB waren in augustus 1940 de drijvende kracht achter de oprichting van de Vlaamsche Atletiekbond. Kort daarna werd de Vlaamsche Zwembond opnieuw actief onder het voorzitterschap van de latere DeVlag Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vóór de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer
-hoofdfiguur Robert van Roosbroeck Van Roosbroeck, Rob
Robert van Roosbroeck (1898-1988) was een onderwijzer, publicist en historicus. Hij was betrokken bij het activisme en de collaboratie, onder andere als schepen van Antwerpen en lid van d... Lees meer
.

Zowel de nieuwe als de bestaande Vlaams-nationalistische sportfederaties gingen actief streven naar een dominante positie in hun sport. De Vlaamsche Voetbalbond ondernam zo al in 1940 een poging om alle voetbalclubs in het Vlaamse landsgedeelte onder zich te groeperen. De Vlaamsche Wielerbond voerde intensief propaganda voor haar werking, wat leidde tot een forse toename van leden, clubs en activiteiten. In de zomer van 1941 kwam het bovendien tot een snel escalerend conflict tussen die laatste en de unitaire KBWB. De VWB wist zich daarbij gesteund door tientallen Vlaamse steden en gemeenten in Vlaanderen, waarvan de VNV- oorlogsburgemeesters Oorlogsburgemeesters
De term ‘oorlogsburgemeesters’ verwijst naar de collaborerende burgemeesters die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden benoemd en de hoeksteen vormden van de machtsgreep van het Vlaamsch ... Lees meer
wedstrijden van de KBWB verboden. Ook andere Vlaams-nationalistische sportbonden probeerden hun politieke verwantschap met deze oorlogsburgemeesters te gebruiken om erkenning te krijgen. Zo kreeg de Vlaamsche Zwembond in 1943 eveneens de steun van verschillende burgervaders met een Nieuwe Orde-stempel in een conflict met zijn unitaire tegenhanger.


Op initiatief van de DeVlag speelde een Vlaams elftal verschillende propagandawedstrijden, onder meer tegen een ploeg van de Duitse Wehrmacht, Antwerpen, 7 april 1942. (CegeSoma, 30220)
Op initiatief van de DeVlag speelde een Vlaams elftal verschillende propagandawedstrijden, onder meer tegen een ploeg van de Duitse Wehrmacht, Antwerpen, 7 april 1942. (CegeSoma, 30220)

De greep naar de macht van de Vlaams-nationalistische sportorganisaties draaide echter op een mislukking uit. De KBWB ging onder druk van zijn groeiende Vlaams-nationalistische rivaal in december 1941 over tot een federalisering van zijn werking. De nieuwe Vlaamsche Wielerunie (VWU) die daardoor ontstond, fuseerde met de VWB, waarmee die laatste hoopte om een sterke, eensgezinde Vlaamse wielerwerking uit te bouwen. Dat bleek een misrekening. De nieuwe VWU bleef een deel van de KBWB en was beperkt in zijn autonomie. De unitaire wielerbond was er zo in geslaagd om de VWB in te kapselen. Net zomin slaagde de Vlaamsche Voetbalbond in zijn streven naar dominantie. Er waren weinig grote clubs die een expliciet Vlaams-nationalistische houding aannamen, uitzonderingen als het Berchem Sport van VNV’er Jef Hellings daargelaten.

Tot slot faalde ook het AVS in zijn ambities. In 1942 richtte commissaris-generaal Gerard Romsée Romsée, Gerard
Lees meer
het Commissariaat-Generaal voor Lichamelijke Opvoeding en Sport (CGLOS) op. De nieuwe instelling moest fungeren als centrale sportinstelling voor heel België via autonome Vlaamse en Waalse afdelingen. Voorstanders onthaalden het initiatief als het begin van het einde voor de traditionele Belgische sportstructuren. Topfiguren van het AVS vulden sleutelposities in de nieuwe organisatie. Het CGLOS was echter een doodgeboren kind. Dankzij een slimme mengeling van accommodatie en opportunisme tegenover de bezetter konden de bestaande Belgische sportbonden een radicale herordening van hun sector vermijden. Het duurde meer dan een jaar voordat het CGLOS daadwerkelijk van start ging. Eind 1943 was het al grotendeels onschadelijk gemaakt door het Belgisch Olympisch Comité, dat met een algemene sportstaking had gedreigd. De Duitse bezetter verkoos de rust in het land.

De bevrijding betekende het einde van de Vlaams-nationalistische sportbonden. Hun houding tijdens de oorlogsjaren maakte hun voortbestaan onmogelijk. In welke mate hun bestuurders en leden het onderwerp waren van de repressie Repressie na de Tweede Wereldoorlog
De repressie na de Tweede Wereldoorlog omvat alle maatregelen en acties tegen personen die na de oorlog verantwoordelijk werden gehouden voor samenwerking met de nationaalsocialistische b... Lees meer
, is nog maar weinig bestudeerd. Figuren als Robert Verbelen Verbelen, Robert
Robert Verbelen was tijdens de Tweede Wereldoorlog leider van een collaborerende militie. Van 1946 tot 1955 werkte hij als spion voor de Amerikanen in Oostenrijk. De vrijspraak op zijn p... Lees meer
en Renaat van Thillo Van Thillo, Renaat
Renaat van Thillo (1901-1981) was tijdens de Tweede Wereldoorlog de leider van de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen (VAVV) en van haar opvolger, de Vlaamse Arbeidsdienst (VAD). ... Lees meer
of René Clerens, die ook nauw betrokken waren bij het VNV of DeVlag, werden uiteraard strafrechtelijk vervolgd voor politieke collaboratie of voor wapendracht. Maar welk gewicht de krijgsauditoraten aan hun sportieve activiteiten gaven, is niet bekend.

De burgerlijke epuratie in de sportorganisaties is al wat meer onderzocht. Daarbij blijkt dat unitaire sportbonden in het wielrennen en het voetbal aanvankelijk hard optraden tegen wat zij als sportieve collaboratie zagen. De KBVB schorste of beboette heel wat van zijn clubs, vooral wanneer ze tegen Duitse elftallen hadden gespeeld. De KBWB maakte zijn federalisering dan weer meteen ongedaan. Karel Steyaert, die het sportcomité van de VWU had geleid, werd zelfs levenslang geschorst – hoewel die straf enige tijd later werd teruggedraaid.

Er valt echter nog veel onderzoek te verrichten naar het precieze gewicht dat Vlaams-nationalistische of Nieuwe Orde-overtuigingen hadden bij diegenen die in deze sportieve epuratie betrokken raakten. Dwang of opportunisme waren soms een betere verklaring voor wat sportbonden als collaboratie aanduidden. In sommige gevallen werkten clubs en spelers bijvoorbeeld mee aan sportevenementen van organisaties als DeVlag omdat ze daartoe gedwongen werden. In andere gevallen, zo valt duidelijk af te leiden uit het boek van Kurt Deswert over het Belgische voetbal tijdens de oorlogsjaren – waren wedstrijden van de VVB of onder de auspiciën van Duitsgezinde organisaties als DeVlag simpelweg een manier om speeltijd te krijgen of wat extra geld te verdienen.

Tot slot is er nog niet becijferd wat de precieze omvang van de epuratie was. Ook de vraag naar eventuele correlaties met de juridische repressie blijft onbeantwoord. Sportfiguren die ook juridisch veroordeeld waren, werden door de Belgische voetbalbond alleszins levenslang geschorst. Dat gold bijvoorbeeld voor verschillende bestuursleden van Berchem Sport. De bokser Karel Sys, die in 1942 Europees kampioen werd in Brussel, werd na de oorlog eveneens strafrechtelijk veroordeeld vanwege zijn banden met Vlaamse Nieuwe Orde-organisaties en vervolgens jarenlang geschorst door de Belgische Boksbond. Ook hier blijft het echter de vraag of de Vlaamse overtuiging die hij zichzelf jaren later toedichtte oprecht was, of vooral als legitimering moest dienen van zijn opportunisme in oorlogstijd.

De naoorlogse periode: een blinde vlek?

De eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog vormen een blinde vlek in onze kennis van de vervlechting tussen sport en de Vlaamse beweging. Dat ligt niet alleen aan een gebrek aan academische aandacht. Dat het Vlaams-nationalisme als politieke beweging op apegapen lag tot in de vroege jaren 1960, droeg er ongetwijfeld toe bij dat er zich in deze jaren geen Vlaams-nationalistische uitdagers voor de bestaande, unitaire sportstructuren manifesteerden. Nochtans bleef het unitaire karakter van de sportfederaties regelmatig voor conflict zorgen tussen Frans- en Nederlandstaligen.

Sport werd echter ook in deze jaren benut als identiteitsvormend vehikel. Het wielerflamingantische discours van de eerste eeuwhelft kwam levend uit de oorlogsjaren. Dat toonde zich bijvoorbeeld in de aanduiding van de West-Vlaamse renner Briek Schotte – tweevoudig wereldkampioen en tweemaal winnaar van de Ronde van Vlaanderen – als ‘de laatste Flandrien’ vanwege zijn enorme doorzettingsvermogen en hoekige rijstijl. Dat discours zette zich overigens niet alleen door in Het Nieuwsblad, de krant die al in 1939 Sportwereld had overgenomen en waarvoor Karel Steyaert bleef schrijven tot aan zijn dood in 1961. Het Volk Het Volk
Het Volk (1891-2008) was de Gentse krant van de christelijke arbeidersbeweging. Lees meer
, de spreekbuis van de christelijke arbeidersbeweging Christelijke arbeidersbeweging
In de christelijke arbeidersbeweging heeft steeds een uitgesproken belangstelling voor de Vlaamse kwestie bestaan. De groeiende invloed van deze beweging, in het kielzog van de democratis... Lees meer
, dankte zijn snelle naoorlogse groei deels aan zijn grote aandacht voor sport- en vooral wielerverslaggeving. Hoewel hier nog maar beperkt onderzoek naar werd gevoerd, weten we dat wielerjournalisten als de populaire Jérôme Stevens daarbij veel wielerflamingantische elementen adopteerden. Bovendien wijst een casestudy van identiteitsconstructies rond profrenners in Roeselare uit dat de lokale pers deze figuren als lokale, provinciale, Belgische én Vlaamse boegbeelden voorstelde.


Briek Schotte werd wereldkampioen in 1950 in Moorslede. (KOERS)
Briek Schotte werd wereldkampioen in 1950 in Moorslede. (KOERS)

Niettemin is het nog altijd wachten op de eerste doorgedreven analyses van de Vlaamse identiteitsconstructies rond wielersterren als Rik van Steenbergen, Rik van Looy, Eddy Merckx of Roger de Vlaeminck. De leemte is nog veel groter wanneer het op sporten als voetbal of atletiek aankomt. Dat deze periode nog maar weinig is aangepakt, kan ook worden verklaard door het wijzigende karakter van de sportmedia in deze periode. Onder invloed van de opkomst van radio Radio
Lees meer
- en televisie Televisie
Als geen ander massamedium heeft de televisie bijgedragen aan de vorming van de Vlaamse ‘verbeelde gemeenschap’. Terwijl de staatshervormingen zich voltrokken, werd de Vlaamse natie dagel... Lees meer
verslaggeving hanteerde de geschreven pers vanaf de jaren 1960 een minder romantiserende, barokke schrijfstijl en koos ze voor een meer feitelijke manier van verslaggeving. Vanaf de late sixties kwam daar ook een maatschappijkritische verslaggeving bij. Beide evoluties lieten minder ruimte voor het soort Vlaamse symboliek waarin Sportwereld lang had gegrossierd.

Naar een eigen Vlaams sportbeleid

De vraag naar de omvang en aard van de Vlaamsgezinde activiteiten binnen sportorganisaties in de onmiddellijke naoorlogse periode blijft onbeantwoord. De communautaire conflicten van de jaren 1960 en de eerste staatshervormingen Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
die daaruit volgden, zorgden echter voor een paradigmatische verschuiving in de sportsector. Die zou de manier waarop sport in Vlaanderen werd georganiseerd en beleefd ingrijpend veranderen.

Terwijl de Belgische elite van bij aanvang een belangrijke rol speelde in het bestuur van sportclubs en federaties, vond sport pas relatief laat ingang in de Belgische overheidsadministratie. Vanuit beleidsperspectief kregen alleen de lessen lichamelijke opvoeding op school aandacht vanuit ‘medisch-pedagogisch’ oogpunt. Daarbij stond de Zweedse gymnastiekdoctrine centraal. Die werd landelijk (en ook internationaal) verspreid vanuit het Institut Supérieur d’Education Physique, dat in 1908 werd opgericht aan de Rijksuniversiteit in Gent. Het was het eerste universitaire instituut ter wereld waar studenten de graden van kandidaat, licentiaat en doctor in de lichamelijke opvoeding konden behalen. Naar aanleiding van de ‘vernederlandsing’ van de Gentse universiteit (zie Hoger onderwijs in Gent Hoger onderwijs in Gent
Met de vernederlandsing in 1930 als hoogtepunt is de Gentse universiteit een belangrijk strijdpunt geweest in de Vlaamse beweging. Van het Latijn uit 1817 tot het Engels van vandaag: het ... Lees meer
) probeerden de lesgevers aan het ISEP een uitzondering te bekomen voor hun instituut. Ze argumenteerden dat de internationale aantrekkingskracht verloren zou gaan indien er enkel nog les in het Nederlands mocht worden gegeven. Ze konden het tij niet keren, maar hun voorspelling kwam wel uit. Het nieuw opgerichte instituut aan de Rijksuniversiteit in Luik zou vanaf 1930 wel internationale aantrekkingskracht genereren.

In de lijn van de aspiraties van de promotoren van de Zweedse gymnastiek hadden andere beleidsinitiatieven eveneens een medisch-pedagogisch karakter. Zo lag de focus binnen de Hoge Raad voor de Lichamelijke Opvoeding en het Openluchtleven – opgericht in 1934 – op lichamelijke opvoeding in schoolverband en op medische aspecten van lichaamsbeweging. Vanaf 1936 werd het Ministerie van Volksgezondheid bevoegd voor sport. Daarbinnen werd vlak voor de Tweede Wereldoorlog een Dienst voor Lichamelijke Opvoeding en Sport opgericht, een sportieve primeur op het vlak van titulatuur.

In 1956 stichtte de Belgische overheid het tweetalige Institut National de l’Education Physique et du Sport – Nationaal Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en Sport (INEPS-NILOS). Dat nieuwe instituut had volgens Armand Lams – een Vlaamsgezinde christendemocraat en alumnus van het Leuvense Instituut voor Lichamelijke Opleiding – een Franstalige signatuur. Vrijwel meteen na zijn indiensttreding bij het INEPS-NILOS in 1962 begon hij te ijveren voor een autonoom Vlaams sportbeleid. Een eerste stap werd gezet in 1963 toen het INEPS-NILOS werd getransfereerd naar het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur en virtueel werd gesplitst in een Nederlandstalig Bestuur voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven ( BLOSO Sport Vlaanderen
Sport Vlaanderen, voorheen ‘BLOSO’, is de sportadministratie van de Vlaamse overheid. Ze is bevoegd voor de ondersteuning van sportactoren, de uitbouw van sportinfrastructuur, het topspor... Lees meer
) en een Franstalige Administration de l’Education Physique, du Sport et de la Vie en Plein Air (ADEPS).

In 1969 werd de administratieve splitsing tussen BLOSO en ADEPS bekrachtigd. Onder leiding van de kersverse directeur-generaal Armand Lams werd het officiële startschot gegeven voor een autonoom Vlaams sportbeleid. De staatshervorming van 1970 en de vorming van autonome cultuurgemeenschappen maakten van Vlaanderen een zelfstandig beleidsmaker, wat een nieuwe dynamiek tot gevolg had. Gezien het cruciale belang van de jaren 1963-1970 in functie van Vlaamse constitutieve autonomie is het des te opmerkelijker dat er nog maar weinig historisch onderzoek naar deze periode is gevoerd.

De kerntaak van het BLOSO werd om zoveel mogelijk Vlamingen aan het sporten te krijgen. Die opzet paste binnen de focus op aanbodverschaffing en democratisering die het vroege Vlaamse cultuurbeleid kenmerkte. Onder leiding van Armand Lams en bevoegd minister Frans van Mechelen Van Mechelen, Frans
Frans van Mechelen (1923-2000) was professor aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven en politicus voor de Christelijke Volkspartij. Hij was volksverte... Lees meer
werd een dynamisch ‘Sport-voor-allen’-beleid gevoerd. Sportbeoefening stimuleren paste voor hen binnen een Vlaamse ontvoogding die de welvaart en het welzijn van de regio moest verhogen. Van bij de start werd sterk ingezet op grootschalige sportpromotiecampagnes, zoals Sportbiënnale I (1970) en Sportiva (1971). Daarbij lag aanvankelijk sterk de nadruk op sporten in clubverband.

Veel van oorsprong elitaire francofone sportclubs kregen onder druk van de eigen leden ook definitief een Vlaams karakter. Het meest zichtbare gevolg was een stroom aan naamswijzigingen van clubs op Vlaams grondgebied. Voetbalclubs die lang opvielen door hun Franstalige karakter, ruilden Franse elementen in hun benaming nu in voor een Nederlandstalig alternatief. Zo werd Royal Cercle Sportif Brugeois in 1968 herdoopt tot Koninklijke Sportvereniging Cercle Brugge, ging de Royal Racing Club de Gand in 1969 verder als Koninklijke Racing Club Gent, en wijzigde de Koninklijke Football Club Malinois in 1970 zijn naam tot KV Mechelen. Net zoals ze dat in de jaren 1930 al had gedaan voor de watersport, stimuleerde de Vlaamse Toeristenbond - Vlaamse Automobilistenbond (VTB-VAB) dan weer de oprichting van Nederlandstalige verenigingen voor sporten die sterk aansloten bij toerisme, zoals wandelen en speleologie.


VTB-wandelgroep op stap in de omgeving van Eeklo, 1983. (ADVN)
VTB-wandelgroep op stap in de omgeving van Eeklo, 1983. (ADVN)

Een uitgesproken Vlaamse koers

Dankzij de middelen die de overheid toekende, kon het BLOSO promotiecampagnes koppelen aan forse investeringen in de benodigde sportinfrastructuur. Naast eigen BLOSO-centra over heel Vlaanderen kwam er in de jaren 1970 eveneens een wettelijke basis voor de bouw van zwembaden en sporthallen. Die moesten garant staan voor de verdere expansie van de georganiseerde sportsector in Vlaanderen. Dat de Vlaming hierdoor meer aan sporten toekwam, blijkt duidelijk uit het gevoerde sportparticipatieonderzoek. Terwijl in 1969 maar 22% van de 12- tot 75-jarigen in Vlaanderen aan sport deed, steeg dit cijfer fors naar 48% in 1979.

De Vlaamse koers van het BLOSO kwam eind jaren 1970 dan ook in een stroomversnelling terecht met de uitvaardiging van twee decreten. Het decreet inzake weddetoelagen voor sportfunctionarissen, maakte mogelijk dat gekwalificeerde sportambtenaren in iedere Vlaamse gemeente konden worden gefinancierd. Het decreet houdende de erkenning en subsidiëring van landelijk georganiseerde sportverenigingen uit 1977 zorgde dan weer voor verregaande veranderingen in de nog altijd unitair georganiseerde sportfederaties. Door het nieuwe ‘splitsingsdecreet’ werden zij verplicht om te splitsen in een Vlaamse (en Waalse) vleugel, wilden ze subsidies blijven ontvangen. Bovendien oefende BLOSO bijkomende druk uit door federaties de toegang tot de Vlaamse publieke sportinfrastructuur te ontzeggen bij een niet-splitsing. Een nationale koepelstructuur kon wel worden behouden in functie van aansluiting bij de internationale sportfederatie en deelname aan internationale kampioenschappen.

Detailstudies van de precieze reacties op dit splitsingsdecreet in de verschillende sportfederaties zijn er nauwelijks. Niettemin is het duidelijk dat het decreet de sportsector in rep en roer zette en het Belgische sportlandschap ‘opnieuw’ verdeelde in federalisten en unitaristen. Een aantal sportfederaties reageerde verontwaardigd op dit overheidsinitiatief richting vervlaamsing van de sport, terwijl anderen net een kans zagen om op eigen benen te kunnen staan in Vlaanderen. Binnen de Koninklijke Belgische Tafeltennisbond (KBTB) werd bijvoorbeeld ‘pingpong gespeeld’ tussen beide regio’s. Terwijl de Vlaamse bestuurders via de splitsing meer financiële en sportieve onafhankelijkheid hoopten te verwerven, vreesden hun Waalse collega’s voor een verlies van hun machtspositie. Het decreet voorzag immers ook pariteit binnen de koepelorganen.

Het resultaat van het decreet was dat op het einde van de jaren 1970 al 91 Vlaamse sportfederaties waren erkend, van de Vlaamse Atletiekliga en de Vlaamse Tennisvereniging, over de Vlaamse Volleybalbond en de Vlaamse Zwemliga, tot de Vlaamse Handbalvereniging. Een twintigtal unitaire sportfederaties bleef een afwachtende houding aannemen, maar de meerderheid onder hen splitste eveneens in de daaropvolgende jaren. Om de belangen van de sportfederaties en hun sportclubs in Vlaanderen sterker te kunnen behartigen, kwam er in 1989 ook een eigen koepelorganisatie, de Vlaamse Sportfederatie (VSF).

Eenmaal autonoom namen heel wat Vlaamse sportfederaties een hoge vlucht, met toenemende ledencijfers, een betere samenwerking met partnerorganisaties zoals BLOSO en de ontwikkeling van een gericht beleid voor jeugd- en topsport. In sommige gesplitste federaties, zoals de KBTB, werd echter voor een ‘compromis à la belge’ gekozen. Er werden Vlaamse en Franstalige vleugels opgericht, waarmee administratief aan de vereisten van het decreet was voldaan. Tegelijk bleven de oude structuren en heersende machtsposities zoveel mogelijk behouden. Vooral sportfederaties die financieel sterk stonden en dus minder afhankelijk waren van overheidsmiddelen hielden nog lange tijd het been stijf. Zo behielden de KBVB, de KBWB en de Koninklijke Belgische Basketbalbond hun unitaire karakter tot aan het begin van de 21ste eeuw. Als laatste overgebleven unitaire sportfederatie werd in 2012 de Belgische Hockeybond gesplitst en zag de Vlaamse Hockey Liga het licht. Nationale koepelfederaties bleven echter tot op heden in elke sporttak bestaan in functie van afvaardiging voor internationale tornooien en Olympische selectie, de harmonisatie van sportreglementen, de organisatie en toezicht op nationale competities en kampioenschappen, de toekenning van nationale klassementen, enzovoort. Het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) bleef een niet-gefederaliseerde koepelorganisatie, ook omdat het Internationaal Olympisch Comité enkel vertegenwoordiging op het niveau van de natiestaat erkent.

De institutionalisering van de Vlaamse sportsector langs decretale weg was een cruciale stap in de vervlaamsing van het sportbeleid. Om het Vlaamse karakter van dat sportbeleid prominenter in beeld te brengen, stak BLOSO in 1982 ook van wal met de jaarlijkse uitreiking van het Vlaams Sportjuweel, een prijs voor de sportman- of vrouw die een opmerkelijke prestatie neerzette of uitzonderlijke carrière had. Bovendien ging BLOSO vanaf 1981 De Gordel De Gordel
Oorsponkelijk gestart als extrapolitieke manifestatie om de problematiek van de toenemende verfransing van de gemeenten rond Brussel aan te kaarten, is de gordel uitgegroeid tot een van ... Lees meer
ondersteunen, een fiets- en wandeltocht door de zes Vlaamse faciliteitengemeenten Vlaamse Rand
De Vlaamse Rand omvat de negentien gemeenten grenzend aan Brussel of aan een faciliteitengemeente. De relatie tot Brussel leidt er tot specifieke uitdagingen. Lees meer
rondom Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
met als slogan ‘Wij houden van alle mensen die het Vlaams karakter van onze gemeente eerbiedigen’. De Gordel groeide uit tot de grootste sportieve eendaagse die BLOSO jaarlijks organiseerde en kon steevast rekenen op grote politieke belangstelling. Dat deze sportieve uiting van Vlaamse identiteit ook op tegenstand kon rekenen, toonde zich elk jaar in sabotageacties van Franstalige tegenstanders.

Een volwassen beleid met Vlaams karakter


Sinds 1981 wordt jaarlijks op de eerste zondag van september De Gordel georganiseerd. Hoewel dit initiatief oorspronkelijk bedoeld was als beklemtoning van de Vlaamse aanwezigheid in de randgemeenten, groeide het uit tot een in de eerste plaats sportief en recreatief evenement. Foto Studio Dann. (ADVN, VFB2075/7)
Sinds 1981 wordt jaarlijks op de eerste zondag van september De Gordel georganiseerd. Hoewel dit initiatief oorspronkelijk bedoeld was als beklemtoning van de Vlaamse aanwezigheid in de randgemeenten, groeide het uit tot een in de eerste plaats sportief en recreatief evenement. Foto Studio Dann. (ADVN, VFB2075/7)

In 1991 volgde Carla Galle Armand Lams op als administrateur-generaal van BLOSO waarbij ze vooral op institutioneel vlak een andere koers zou varen, wat tot nieuwe mogelijkheden leidde. BLOSO werd omgevormd tot een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, waardoor het meer autonomie kreeg. Via promotiecampagnes werd ingezet op het stimuleren van sportbeoefening voor diverse doelgroepen, zoals ‘Als het kriebelt, moet je sporten’ (1992-1996) voor de jeugd, ‘Sportclubs bekennen kleur’ (1995) voor personen met een migratieachtergrond, of ‘Sportelen, beweeg zoals je bent’ (2009-…) voor senioren.

Ook de vorming van een eigen, kwaliteitsvolle omkadering voor sport in Vlaanderen kwam centraal te staan. In 1994 werd de Vlaamse Trainersschool Vlaamse Trainersschool
De Vlaamse Trainersschool (VTS) is decretaal bevoegd voor de ontwikkeling, aanbieding en erkenning van sportkaderopleidingen en fungeert daarmee als opvolger van de Landelijke Commissie K... Lees meer
opgericht als een samenwerkingsverband tussen het BLOSO, de Vlaamse sportfederaties en de Vlaamse universiteiten met een LO-opleiding om de decretale taak van het BLOSO inzake sportkaderopleiding te realiseren. Enkele jaren kwamen ook de Vlaamse hogescholen als partners aan boord. In de afgelopen kwarteeuw werden tal van VTS-opleidingen opgericht en behaalden al meer dan 100.000 personen er een trainerskwalificatie.

De toenemende beleidsaandacht voor sport toonde zich ook in de verzelfstandiging van sport op ministerieel niveau. Wegbereider was Luc Martens – Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn (1995-1998) – met zijn Strategisch Plan voor Sportend Vlaanderen (1997). In 1999 werd Johan Sauwens Sauwens, Johan
Johan Sauwens (1951) was een Limburgs kopstuk van de Volksunie. Hij was onder meer Vlaams volksvertegenwoordiger en bekleedde verschillende ministerposten in de Vlaamse regering. In 2001 ... Lees meer
de eerste volwaardige Vlaamse minister van Sport. Opvallend daarbij was dat Sauwens’ opvolgers (net als hijzelf), met uitzondering van de liberalen Guy Vanhengel (2002-2003) en Marino Keulen (2003-2004), geworteld waren in het politieke Vlaams-nationalisme. Dat gold voor ex- Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
politicus Bert Anciaux Anciaux, Bert
Bert Anciaux (1959) is advocaat en doctor in de Pedagogie. Hij stapte al vroeg in de politiek. Voor de Volksunie was hij zes jaar voorzitter en twee jaar voor VU&amp;ID. Hij was schepen i... Lees meer
(2001-2002 en 2004-2009), en zeker voor N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
’ers Philippe Muyters (2009-2019) en Ben Weyts Weyts, Ben
Ben Weyts (1970) is politicus en voormalig Kamerlid voor de N-VA. Sinds 2014 is hij minister in de Vlaamse regering. In 2019 werd hij viceminister-president. Lees meer
(2019-heden).

Naar aanleiding van het Strategisch Plan voor Sportend Vlaanderen werden in 1999 en 2001 nieuwe decreten op de georganiseerde sportsector uitgevaardigd, waarbij de geboden kwaliteit van de sportbeoefening door de sportfederaties en hun clubs sterker in rekening werd gebracht en ‘erkenning’ en ‘subsidiëring’ van elkaar werden losgekoppeld. Ook de Vlaamse sporttakkenlijst werd ingevoerd, waarbij op advies van de Vlaamse Sportraad werd afgelijnd welke bewegingsvormen als ‘sport’ konden worden gecatalogeerd – en gesubsidieerd. Sport in Vlaanderen betekende daarmee officieel niet langer hetzelfde als sport in Wallonië. De financiële ondersteuning van een topsportwerking binnen de vierjaarlijks bepaalde Vlaamse ‘topsportfederaties’ vormde dan weer een belangrijke impuls voor het topsportbeleid in Vlaanderen, waar tijdens de jaren 1990 via de oprichting van de Vlaamse topsportscholen de kiem voor was gelegd.

In 2013 volgde Philippe Paquay Carla Galle op als administrateur-generaal van BLOSO. Bij zijn aanstelling stond hij voor grote uitdagingen. De Beleidsnota Sport voor 2014-2019 schoof een aantal beleidsdoelstellingen naar voor die maakten dat een nieuw decreet op de georganiseerde sportsector niet langer kon uitblijven. Het nieuwe decreet voor de georganiseerde sportsector van 2016 plaatste de sportende Vlaming als eindklant centraal. Vanuit die optiek herleidde het beleid het aantal gesubsidieerde sportfederaties naar 47. Daartoe werden verschillende fusieoperaties doorgevoerd, waaronder ook de clustering van verschillende voetbalfederaties in de fusiefederatie Voetbal Vlaanderen.

Die bijstelling van de naamgeving met expliciete verwijzing naar Vlaanderen werd in 2016 ook binnen het BLOSO doorgevoerd: het agentschap droeg voortaan de naam Sport Vlaanderen. Samen met de naamswijziging verkreeg het ook ruimere bevoegdheden. Via bundeling van expertise en middelen moest efficiëntiewinst worden geboekt. De expliciete uiting van Vlaamse subnationale identiteit van de sportadministratie kreeg ook navolging binnen het sportfederatielandschap. Naar analogie met Sport Vlaanderen integreerde een resem sportfederaties de term Vlaanderen in hun benaming.


BLOSO-jeugdcampagne ‘Als het kriebelt, moet je sporten’, 1992-1996.
BLOSO-jeugdcampagne ‘Als het kriebelt, moet je sporten’, 1992-1996.

Epiloog

Sport, Vlaamse beweging en Vlaamse identiteit zijn al meer dan anderhalve eeuw met elkaar verstrengeld. Al sinds de 19de eeuw worden Vlaamse eisen op het vlak van taalpolitiek en machtsverdeling overgenomen in sportieve contexten. Een specifieke sportdiscipline, de wielersport, voegde vanaf de vroege 20ste eeuw zelfs specifiek sportieve elementen toe aan de constructie van de Vlaamse identiteit. In de tweede helft van de 20ste eeuw zorgde de uitbouw van Vlaamse staatkundige structuren binnen het Belgische federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
er ook voor dat er een beleid kwam dat lichaamsbeweging en sport vanuit een specifiek Vlaams kader benaderde. Sterker nog: de ‘uitsplitsing’ van de Belgische sportadministratie vanaf 1963 liep vooruit op die van de andere administraties.

Deze synthese is echter meer opwarming dan zegeronde. De lacunes blijven groot. Dat geldt zowel voor de vroege 20ste eeuw als voor de meer recente periode. Hoewel belangrijke stappen in de uitbouw van een zelfstandig Vlaams sportbeleid werden onderzocht, blijft de houding van de Vlaamse politieke partijen tegenover sport en lichamelijke opvoeding in hun programma’s vanuit onderzoeksperspectief grotendeels een blinde vlek. Dat geldt ook voor de visies en accenten die naar voren kwamen in parlementaire debatten. Een analyse van zulke onderwerpen kan een beter beeld geven van de precieze plaats die sport moest innemen in de Vlaamse samenleving voor opeenvolgende beleidsmakers. Dat geldt a fortiori voor de visie op sport en lichaamsbeweging van partijen die zich tot de Vlaamse beweging rekenen.

Ook hoe de Vlaamse sportcultuur die door dit beleid ontstond invloed had op de mate waarin sport een Vlaamse identiteit hielp propageren en definiëren, blijft voer voor verder onderzoek. Dat zo’n zelfstandig sportbeleid an sich bijdraagt tot Vlaamse identiteitsvorming door vorm te geven aan eigen sportieve praktijken en symbolen, blijkt alleszins reeds uit dit syntheseartikel en werd recent nog op overtuigende wijze bevestigd door Arnout Geeraert. Beschikbare casestudies wijzen alleszins uit dat het al dan niet ‘Vlaams-zijn’ van recente atleten duidelijk wordt gemarkeerd in de media. Dat was bijvoorbeeld het geval met de tennistoppers Kim Clijsters en Justine Henin in de jaren 2000. Volgens Vera Zontrop bestempelde de Vlaamse dagbladpers de Limburgse Clijsters daarbij als ‘van bij ons’, en de Waalse Justine als ‘anders’.

Dat het in het bovenstaande geval om twee sportvrouwen ging, introduceert een andere belangrijke lacune in het onderzoek. Al het bestaande onderzoek naar de intersectie tussen de moderne sport en identiteitsvorming bleef voorlopig beperkt tot mannensport. Hoewel er al vanaf het interbellum eigen circuits ontstonden voor vrouwenwielrennen, vrouwenvoetbal, atletiek, ... moesten veel vrouwelijke sporters tot zeker in de jaren 1950-1960 opboksen tegen diepgewortelde morele, religieuze, sociale en zelfs medische bezwaren (behalve in enkele voor vrouwen ‘aanvaardbaar’ gevonden disciplines zoals zwemmen of gymnastiek). Dat maakte hen te controversieel om dienst te doen als identiteitssymbolen (zie Gender Gender
Vrouwen en mannen kregen verschillende rollen binnen de Vlaamse beweging. De heersende verwachtingen spoorden echter niet altijd met de werkelijke genderverhoudingen en evolueerden boven... Lees meer
). Maar ook na de jaren 1950 en 1960 – en in sommige disciplines tot op heden – bleef vrouwensport een ondergeschoven kindje qua populariteit en media-aandacht. Niettemin blijft het interessant om te analyseren hoe kwesties als taalconflicten en Vlaamse identiteitsvorming zich in dit circuit manifesteerden.

Die Vlaamse identiteitsvorming is vandaag nog altijd in geen enkele sporttak zo duidelijk en geladen aanwezig als in het wielrennen. Sinds de jaren 1990 wordt deze discipline nadrukkelijker dan ooit gevierd als een Vlaams fenomeen. Dat toont zich in de mediarepresentatie van renners als Johan Museeuw of Tom Boonen, of in het feit dat de Ronde van Vlaanderen meer dan ooit het onderwerp is van een met Vlaamse symboliek overladen discours. De wedstrijd wordt voorgesteld als een kernelement van de Vlaamse cultuur, waarin de Vlaming – zowel op als naast de fiets – in zijn puurste vorm verschijnt. Dat de Vlaamse overheid verschillende hellingen uit het parcours van de Ronde in 1995 als onroerend erfgoed erkende, is een perfect voorbeeld van het cultureel belang van het sportevenement. En er is het veldrijden, de massaal populaire crosscountry-variant van het wielrennen, dat in de laatste decennia uitgroeide tot een minstens zo belangrijke pilaar van de Vlaamse wieleridentiteit dankzij sterren als Bart Wellens, Sven Nys, Niels Albert en Wout van Aert. Dat alles gaat gepaard met een inflatie van flandrien-retoriek.

Wat opvalt daarbij, is dat wielrennen een bijzonder breed gedragen symbool van ‘Vlaamsheid’ is. Van ’t Pallieterke 't Pallieterke
’t Pallieterke (1945-…) is een Vlaams-nationalistisch weekblad, dat aanvankelijk uiterst-rechts georiënteerd was en overwegend satirische bijdragen publiceerde, maar dat de afgelopen dece... Lees meer
tot De Morgen De Morgen
De in 1978 opgerichte krant De Morgen evolueerde van een socialistisch naar een algemeen informatief dagblad. Lees meer
, van Vlaams-nationalistische tot socialistische politici, allemaal gebruiken ze ‘de koers’ om een punt te maken over Vlaamse eigenheid. In 2006 typeerde minister-president Yves Leterme Leterme, Yves
Yves Leterme (1960) was christendemocratisch minister-president (2004-2007) van de Vlaamse Regering en eerste minister (2008-2011) van de federale regering. Hij ijverde voor confederalism... Lees meer
het als volgt: ‘Vlaanderen is koers, en koers is Vlaanderen’. Op die manier is sport een vrijhaven waar een anders druk bediscussieerde, vaak geproblematiseerde Vlaamse identiteit breed wordt gedeeld.

De vraag blijft echter of die Vlaamse sportieve identiteitsvorming ook politieke implicaties heeft. In navolging van de uitspraak van de Schotse nationalistische politicus Jim Sillars uit 1992 dat Schotten ‘‘0 minute patriots’ waren, wier Schotse identiteit zich beperkte tot de duur van een voetbalwedstrijd, hebben historici kanttekeningen geplaatst bij de impact van sportief nationalisme. Expliciete pogingen om sportevenementen zoals de Ronde voor een Vlaams-nationalistische agenda te recupereren, blijven beperkt. De organisatie Vlaanderen Vlagt Vlaanderen Vlagt
Vlaanderen Vlagt was een vereniging die van 2000 tot 2010 met Vlaamse Leeuwenvlaggen op sport- en andere publieksmanifestaties Vlaanderen promootte. Lees meer
hanteerde in de vroege 21ste eeuw wel een aanwezigheidsstrategie op grote (wieler)sportevenementen door met Vlaamse strijdvlaggen te zwaaien. Tegelijk werd de organisatie eerder schamper behandeld vanwege haar Vlaams-nationalistische agenda. Vanuit dat perspectief is het in elk geval ironisch dat er in 2004 een Vlaamse vlag in het wiel van de oer-Vlaamse renner Leif Hoste terechtkwam, wat hem weerhield van eeuwige roem in Parijs-Roubaix.


Vlaamse strijdvlaggen langs het parcours van de Ronde van Vlaanderen, 2013. (Wikimedia Commons)
Vlaamse strijdvlaggen langs het parcours van de Ronde van Vlaanderen, 2013. (Wikimedia Commons)

Een Belgisch referentiekader én een organisatorische structuur blijven hoe dan ook nadrukkelijk aanwezig in de Vlaamse sportcultuur, zeker wanneer het om wedstrijden of atleten op internationaal topniveau gaat. Hier blijven Belgische sportorganisaties een rol spelen. Ook al is de Belgische noemer in dit verband vaak enkel formeel en gaat het om gefederaliseerde organisaties, ze zorgen er wel voor dat atleten onder de Belgische vlag blijven uitkomen. Dat is zo bij de Olympische Spelen, waar atleten nog altijd onder het nationaal georganiseerde BOIC vallen, maar evengoed bij wereldkampioenschappen. Recente internationale successen van welluidende ‘nationale’ teams als de Red Lions (hockey), de Belgian Tornados (4x400m), de Belgian Cats (basketbal), de Yellow Tigers (volleybal) zijn onmiskenbaar krachtige identiteitssymbolen van de Belgische natie. Dat geldt a fortiori voor de Rode Duivels, het Belgische nationale voetbalteam. Sommige politici en opiniemakers zagen in de populariteit van de ‘Gouden Generatie’ van de jaren 2010 – nummer 1 op de FIFA-ranking – zelfs het begin van een nieuwe belgitude, met als boegbeeld Vincent Kompany, die het in een tweet opnam tegen Bart de Wever De Wever, Bart
Bart de Wever (1970) is een Vlaams-nationalistisch politicus. Hij is sinds 2004 voorzitter van de N-VA, die onder zijn voorzitterschap de grootste partij van België werd. Sinds 2013 is hi... Lees meer
. Ook hier loert echter het 90-minuten-nationalisme om de hoek. In de veel minder succesvolle jaren 2000 was de selectie van spelers voor het team vaak het onderwerp van discussies met een communautaire tint, en stelden sommige Vlaams-nationalistische politici zelfs voor om een ‘eigen’, Vlaams nationaal team op te richten.

Voor historici en politicologen met sportieve interesses wachten nog vele open onderzoeksdoelen.

Literatuur

– G. Martens, De Held der Fransche Ronde, 1915.
– L. Heuvinck, Jef Trap. Sportverhaal, 1938.
– K. van Wijnendaele, Het Rijke Vlaamsche Wielerleven, 1943.
– M. Laenen, R. Renson, H. Smulders en B. Vanreusel, Volkssporten en kinderspelen in Vlaanderen, 1979.
– R. Renson en H. Smulders, Research methods and development of the Flemish Folk Games File, in: International Review of the Sociology of Sport, 1981, nr. 1, pp. 97-107.
– J. Smeets, De Vlaamse sport en het Nationaal-Socialisme tijdens WOII. Een diagnose van de sportberichtgeving en exploraties van de sportpolitiek, Vrije Universiteit Brussel, 1982.
– R. Verlinde, De Vlaamse beweging te Brugge 1928-1939: sociaal-kulturele en politieke aspecten van de Vlaamse Beweging in het arrondissement Brugge tussen de Bormsverkiezing (dec. 1928) en het uitbreken van de tweede wereldoorlog (sep. 1939), Universiteit Gent, 1984.
– L. Michielsen, De Vlaamsche Voetbalbond: 1930-1944. Bijdrage tot het Archief voor de Moderne Sport (MOSAR), KU Leuven, 1987.
– G. Vandevenne, Karel van Wynendaele (1882-1961), de pionier van de Vlaamse sportjournalistiek en 'sportwereld' (1912-1939), KU Leuven, licentiaatsverhandeling, 1988.
– P. Brausch, Sport en Vlaamse Beweging te Gent (1928-1939): de rol van de Vlaamse Beweging en het Vlaamse bewustwordingsproces binnen de Gentse sportverenigingen van de Bormsverkiezing (dec. 1928) tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog, Universiteit Gent, licentiaatsverhandeling, 1989.
– G. Jarvie en G. Walker, Scottish Sport in the Making of the Nation: Ninety Minute Patriots?, 1994.
– R. Renson en J. Tolleneer, Voor Lichaam en Geest. Katholieken, lichamelijke opvoeding en sport in de 19de en 20ste eeuw, (Kadoc-studies, 17), 1994.
– J. Tolleneer, The dual meaning of 'fatherland' and catholic gymnasts in Belgium, 1892-1914, in: International Journal of the History of Sport, jg. 12, 1995, nr. 2, pp. 94-107.
– P. Lambrechts, De regionaliseringstendensen binnen de Vlaamse sportwereld in de periode 1930-1944. Universiteit Gent, licentiaatsverhandeling, 2000.
– R. Renson en P. Delheye, War games: sport during the German occupation of Belgium (1940-1944), in: Stadion: Internationale Zeitschrift für Geschichte des Sports, jg. 26, 2000, nr. 2, pp. 245-267.
– G. Buelens, Sprint de Blauwvoet. Over Karel van Wijnendaele en het opmerkelijke huwelijk tussen het wielrennen en de Vlaamse Beweging, in: Yang, nr. 37, 2001, pp. 513-526.
– T. Hoebeke, A. Deprez en K. Raeymaeckers, Heroes in the sports pages. The troubled road to victory for Belgian cyclist Tom Boonen, in: Journalism Studies, jg. 12, 2001, nr. 5, pp. 658-672.
– R. Renson en P. Delheye, Universiteit, gezondheid en sport, in: J. Roegiers en I. Vandevivere (red.), Leuven/Louvain-la-Neuve: kennis maken, 2001, pp. 175-183.
– V. Duke en R. Renson, From factions to fusions? The rise and fall of two-club rivalries in Belgian football, in: International Review for the Sociology of Sport, nr. 38, 2003, pp. 61-77.
– R. Vanwalleghem, Is de hel Vlaams? De kasseien van Parijs-Roubaix, in: De FranseNederlanden/ Les Pays-Bas français, 2003, pp. 77-101.
– V. Zontrop, Receptie van de tennisvedetten Kim Clijsters en Justine Henin in de dagbladpers (2001-2002), KU Leuven, licentiaatsverhandeling, 2003.
– T. Ameye, Frans van Mechelen. Generator van de Vlaamse sportcultuur, in: Sportimonium, 2004, nr. 2, pp. 33-34.
– P. Delheye, Als Mozes niet naar de berg gaat… Een interview met Armand Lams, de missionaris van Sport voor Allen, in: Sportimonium, 2004, nr. 2, pp. 36-41.
– N. Rombouts, Nationalisme in sport. Kim versus Justine in de media, KU Leuven, masterscriptie, 2004.
– J. Scheerder, Breedtesportbeleid in Vlaanderen, in: Sportimonium, 2004, nr. 2, pp. 24-31.
– N. Bras, Van een Belgisch naar een Vlaams sportbeleid: een blik op de besluitvorming met betrekking tot de communautarisering van de sportbonden in België, Universiteit Gent, masterscriptie, 2005.
– P. Delheye, Struggling for gymnastics. The scientisation and institutionalisation of physical education in Belgium (1830-1914). KU Leuven, doctoraatsverhandeling, 2005.
– P. Delheye en B. Meulders, Zwemmen in woelig water: een interview met Carla Galle over topsport en Bloso-beleid, in: Sportimonium, 2005, nr. 1-2, pp. 30-39.
– P. Geldhof en D. Vanysacker, En de broodrenner, hij fietste verder: het wielrennen in België tijdens WO II, 2005.
– F. Backelandt, P. Cornillie en R. Vanwalleghem, Koarle: de man die zijn volk leerde koersen, 2006.
– M. den Hollander, Sport in ’t Stad: Antwerpen 1830-1914, 2006.
– R. Renson, T. Ameye e.a., Olympisch bewogen... : honderd jaar Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité 1906 – 2006, 2006.
– B. Vanreusel, Sport en culturele identiteit: de wielerwedstrijd Ronde van Vlaanderen, in: P. De Knop, J. Scheerder en B. Vanreusel (red.), Sportsociologie. Het spel en de spelers, 2006, pp. 434-437.
– P. Delheye en T. Ameye, Van oprichting tot splitsing: de unitaire Belgische Bond voor Lichamelijke Opvoeding (1907-1977), in: E. De Boeve e.a. (red.), Corpus movens: centennium 1907-2007, 2007, pp. 14-43.
– M. Derez, Roubaix: de wielerbaan. Arm Vlaanderen haalt zijn gram in de hel, in: G. Buelens e.a. (red.), België, een parcours van herinnering. II. Plaatsen van tweedracht, crisis en nostalgie, 2008, pp. 427-439.
– P. Delheye, Gymnastiek is geen spelletje: ‘rationele’ lichamelijke opvoeding in België (1870-1914), in: C. Smit (red.), Fatsoenlijk vertier: deugdzame ontspanning voor arbeiders na 1870, 2008, pp. 187-207.
– R. de Bont, Quièvrain: de losplaats van de duiven. Matig tot slecht zicht, in: G. Buelens e.a. (red.), België, een parcours van herinnering. II. Plaatsen van tweedracht, crisis en nostalgie, 2008, pp. 465-475.
– R. Vande Winkel en D. Biltereyst (red.), Filmen voor Vlaanderen: Vlaamse beweging, propaganda en film (Museum van de Vlaamse sociale strijd. Bijdragen, 23), 2008.
– K. Colpaert, Rode Duivels, nationalisme en identiteiten. Een inhoudsanalyse van 'Le Soir' en 'Het Nieuwsblad' (1920-2008), Universiteit Gent, masterscriptie, 2009.
– D. Vanysacker, Schotte, Albéric Léon gezegd Briek, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 19, 2009, kol. 834-842.
– P. Delheye, La naissance de la gymnastique en Belgique (1830-1960), in: T. Arnal en T. Terret (red.), Aux origines de la gymnastique moderne, 2011, pp. 144-165.
– P. Delheye en H. Vangrunderbeek, Primus inter pares: een interview met Armand Lams over zijn pionierende activiteiten vóór hij baas werd van het Bloso, in: Alloreki (nieuwsbrief), 2011.
– S. Knuts en P. Delheye, Identiteiten in koers. Roeselaarse wielrenners als kopmannen van lokale, regionale en (sub)nationale identiteiten, 1900-1960, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg. 41, 2011, nr. 1-2, pp. 167-214.
– V. Bisschop, H. Vangrunderbeek en P. Delheye, Pingpong tussen regio’s? Van Koninklijke Belgische Tafeltennisbond tot Vlaamse Tafeltennisliga (1977-1984), in: BAAK Tafeltennismagazine, jg. 20, 2012, nr. 2, pp. 12-13.
– A. Jocqué, De plaats van Robert Verbelen in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging, in: WT. Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 71, 2012, nr. 3, pp. 201-232.
– S. Knuts en P. Delheye, Van wie is Odiel? Identiteitsvorming rond de eerste Belgische Tourwinnaar, 1912-2012, in: Ten Mandere. Heemkundige Periodiek voor Izegem, Emelgem en Kachtem, jg. 52, 2012, nr. 3, pp. 22-29.
– N. Digneffe, De rol van de André Dumont mijn op T.H.O.R. Waterschei tussen 1918 en 1988: De invloed van de economische realiteit op de sportieve successen, KU Leuven, masterscriptie, 2013.
– P. Delheye, S. Knuts en T. Ameye, London is Just Around the Corner: Belgium, Britain and Sport, in: The International Journal of the History of Sport, jg. 30, 2013, nr. 7, pp. 736-756.
– S. Knuts en P. Delheye, Connecting City and Countryside? Faces of Cycling Mobility in Belgium, 1890-1914, in: Dutch Crossing, jg. 37, 2013, nr. 3, pp. 240-259.
– S. Knuts en P. Delheye, Journalistieke mythografie ontkracht: niet Van Wijnendaele maar Van den Haute is de vader van de Ronde van Vlaanderen, in: Etappe. Magazine over historische fietshelden, nr. 2, 2013, pp. 16-21.
– J. Thielemans, Een Frans leenwoord in het Vlaamse wielerjargon: Inhoudelijke verandering van het begrip Flandrien doorheen de twintigste eeuw, KU Leuven, masterscriptie, 2013.
– H. Vangrunderbeek, Jumping from gymnastics to science? Processes of academic and professional profile keeping within the university field of physical education in Belgium, KU Leuven, doctoraatsverhandeling, 2013.
– R. Beckx, De geschiedenis van Cercle Sportif Brugeois (1914-1939). De maatschappelijke achtergrond van een voetbalvereniging in het interbellum, KU Leuven, masterscriptie, 2014.
– E. Bouton, T. Coomans en P. Delheye, De neogotische gymnastiekzaal van de voormalige Rijksnormaalschool te Brugge in cultuurhistorische context, in: M & L. Monumenten en Landschappen, jg. 33, 2014, nr. 6, pp. 18-37.
– P. Delheye, T. Ameye en S. Knuts, Expansionism, Physical Education and Olympism: Common Interests of King Leopold II of Belgium, Cyrille Van Overbergh and Pierre de Coubertin (1894-1914), in: The International Journal of the History of Sport, jg. 31, 2014, , nr. 9, pp. 1158-1177.
– S. Knuts en P. Delheye, Waarom alles beter was in de tijd van Briek. Wielrennen, herinneringscultuur en erfgoedbeleving, in: Tijd-Schrift. Heemkunde en lokaal-erfgoedpraktijk in Vlaanderen, jg. 4, 2014, nr. 3, pp. 34-46.
– J. Luitzen, T. Kemmeren en P. Delheye, The Introduction and Meaning of the Word Sport in the Netherlands, 1647-1910, in: The International Journal of the History of Sport, jg. 32, 2015, nr. 11-12, pp. 1416-1436.
– D. Brentin en L. Cooley, Nationalism and Sport, 2016, geraadpleegd op 18/08/2020, op: https://stateofnationalism.eu/article/nationalism-and-sport/
– P. Delheye, Statistics, Gymnastics, and the Origins of Sport Science in Belgium (and Europe), in: European Journal of Sport Science, jg. 14, 2014, nr. 7, pp. 652-660.
– P. Delheye (red.), Making Sport History: Disciplines, Identities and the Historiography of Sport, 2014.
– H. Vangrunderbeek en P. Delheye, A Match between University Professors and School Inspectors? Innovation and Stagnation in the Curriculum of Physical Education in Belgium, 1908-1972, in: Paedagogica Historica, jg. 50, 2014, nr. 3, pp. 338-355.
– S. Knuts, Converging and competing courses of identity construction: shaping and imagining society through cycling and bicycle racing in Belgium before World War Two, KU Leuven, doctoraatsverhandeling, 2014.
– S. Knuts, Over Cyriel Van Hauwaert en andere “boerkes”, in: A. De Winde e.a., De Adelaar van B.enidorm. Over bijnamen in de sport, 2015, pp. 154-157.
– S. Knuts en P. Delheye, Sport, Work and the Practice and Representation of the Professional Bicycle Racer in Belgium, 1907-1940, in: History Workshop Journal, jg. 79, 2015, nr. 1, pp. 154-175.
– B. d’Hondt, e.a., Archief Sportief! Sporthistorische verkenningen in de collectie van het Liberaal Archief, 2016.
– M. Ernest, Collaborateurs liepen in de buitenspelval. De invloed van de repressie op het Belgisch voetbal (1940-1952), KU Leuven, 2016.
– S. Knuts, The first miles of a double-edged ‘national sport’: cycling, society and (sub)national identity during the Belgian Belle Époque, in: Dave Day (red.), Sports and Leisure on the Eve of the First World War, 2016, pp. 49-71.
– S. Knuts en P. Delheye, Van den Haute, Léon, in: Nationaal Biografisch Woordenboek. vol. 22, 2016, kol. 439-445.
– S. Van Puyenbroeck, P. Delheye, S. Knuts, L. Vander Elst, K. Fransen, N. Vanbeselaere en F. Boen, Can Cancellara Really Be a Flandrien? Ethno-Cultural Identity Representation Predicts Regional Exclusivity of a Historically Contested Cycling Term, in: Psychologica Belgica, jg. 58, 2018, nr. 1, pp. 3-30.
– P. Delheye, Geen koers zonder wielerclubs, cafés en ordehandhaving. Gentse pioniers in het voorjaar van 1869, in: @rchieflink, jg. 20, 2020, nr. 2, pp. 6-7.
– H. Vangrunderbeek en H. Ponnet, The History of Coach Education in Flanders, in: International Sport Coaching Journal, jg. 7, 2020, nr. 3, pp. 380-389.
– A. Geeraert, A draw for Flemish nationalism: Institutional change and stability in the Belgian sport system, in: Nations and Nationalism, 2023, pp. 1–16.

Suggestie doorgeven

1998: Roland Renson

2023: Stijn Knuts / Hans Vangrunderbeek / Pascal Delheye

Databanken

Inhoudstafel