Populaire muziek

Begrip

Weinig activiteiten kunnen zozeer een gevoel van sociale en culturele verbondenheid creëren als het samen zingen of luisteren naar muziek. Muziek speelt dan ook in elke nationale of nationalistische beweging een grote rol. Het Vlaamse volkslied ‘De Vlaamse Leeuw’ incarneert als geen ander die gemeenschapsvormende aspiraties, maar ook in andere genres en toonaarden heeft de populaire muziek bijgedragen aan het vormgeven en verspreiden van de ideeën van de Vlaamse beweging.

Alternatieve term
Popmuziek
Leestijd: 26 minuten

Onder populaire muziek Muziek
Lees meer
wordt hier verstaan: volksmuziek en folk, kleinkunst, het Vlaamse levenslied (schlagers) en rock- en popmuziek. Uit wat volgt zal echter blijken dat het onderscheid tussen deze verschillende genres niet altijd eenduidig is. ‘Pop’, ‘populair’, ‘volks’ en ‘folk’ zijn vooral sinds de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
sterk verbonden met de commerciële massacultuur, maar zelfs in de naoorlogse periode zijn er nog altijd effecten zicht- en hoorbaar van zowel de pre-commerciële als de elitecultuur uit vroegere eeuwen. Ook die bereikten lange tijd een vaak verrassend breed publiek en zijn voor grote groepen burgers decennialang de belangrijkste culturele articulatie van de Vlaamse beweging geweest.

Volkszangers en filologen

Terwijl in de 19de eeuw volkszangers als Alphonse Janssens, Jacob Kats Kats, Jacob
Jacob Kats (1804-1886) was een Vlaams meetingleider, journalist, satiricus en theatermaker. Geïnspireerd door een ‘vroegsocialistische’ levensvisie zette hij zich in voor het ontstaan van... Lees meer
, Karel Waeri Waeri, Karel
Karel Waeri (1842-1898) was een Gentse volkszanger. Met zijn antiklerikale en socialistische liederen vermaakte hij zijn publiek op markten, kermissen en in cafés. Lees meer
en Andreas de Weerdt De Weerdt, Andreas
Andreas de Weerdt (1825-1893) was een Vlaamsgezinde lieddichter en douanier uit Antwerpen. Hij schreef naar schatting 1700 liederen over heel diverse thema’s. Lees meer
en de journalist en toneelschrijver Napoleon Destanberg Destanberg, Napoleon
Lees meer
nieuwe liedjes over eigentijdse onderwerpen schreven waaruit – vaak door te spotten met verfranste Vlamingen – enig flamingantisme sprak, dook een generatie schrijvers en filologen omstreeks dezelfde tijd in de archieven en bibliotheken. Deze groep letterkundigen wijdde zich vaak aan veldonderzoek om, in het spoor van Duitse romantici die deze beweging op gang hadden getrokken, de lokale Vlaamse liederenschat te reconstrueren en te noteren. Hoewel volkszangers van de eerste categorie, zoals Waeri, allicht eerder het etiket ‘populair’ verdienen, zijn weinig van hun liedjes bekend gebleven. (Tijdens de zogenaamde folk- of kleinkunstboom van de jaren 1960 en 1970 beleefden Waeri en De Weerdt een bescheiden revival via respectievelijk Walter de Buck en Wannes van de Velde). Het filologische werk van onder meer Edmond de Coussemaker De Coussemaker, Edmond
Edmond de Coussemaker (1805-1976) was een Frans-Vlaamse musicoloog en historicus. Hij was medestichter van het Comité flamand de France. Lees meer
en Florimond van Duyse Van Duyse, Florimond
Florimond Van Duyse (1843-1910) ijverde als magistraat voor Nederlandstalige militaire rechtspraak. Ook verzamelde en bestudeerde hij oud-Nederlandse volksliederen. Verder componeerde hij... Lees meer
leverde wel een reeks canonieke volksliedjes op. Deze letterkundigen bewezen, zoals hun collega-filoloog Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
het had gedroomd, dat de Vlaamse cultuur een lange en rijke traditie kende en dus niet voor de Franse moest onderdoen. Bepaalde liedjes, die toen in boekvorm werden verzameld, werden op dat moment nog gezongen door het volk. Voor een aantal daarvan is dat nog steeds het geval. Het maakte van bijvoorbeeld ‘Maria die zoude naar Bethleëm gaen’, ‘Daer kwamen dry koningen met een sterr’’, ‘Het waren twee koningskinderen’, ‘Het Reuzelied’ en ‘Slaept, kindeken, slaept’ klassiekers met een vooralsnog onverminderde eeuwigheidswaarde. Tijdens de folkrevival van de jaren 1960 en 1970 zouden onder meer de artiesten Wannes van de Velde, Rum, ’t Kliekske en De Snaar een deel van dit repertoire nieuw leven inblazen. In de vroege jaren 1990 bracht de openbare omroep cd’s uit met selecties uit de Liedboeken van Jan Frans Willems en Edmond de Coussemaker. Aan beide cd’s werd een bijdrage geleverd door de folkgroep Kadril, die zowel met eigentijdse bewerkingen van het aloude Vlaamse en internationale muziekrepertoire als met nieuwe liederen uitgroeide tot een voortrekker in dit genre. Zij lanceerden ook het zangtrio Laïs – inmiddels een duo – dat in belangrijke mate hetzelfde spoor volgt.

Nieuwe composities

De continuïteit in de liedcultuur werd ook gegarandeerd door het orale circuit waarin sommige liedjes tot heden van generatie op generatie worden doorgegeven, en door liedboeken die tot diep in de 20ste eeuw in grote oplagen werden verspreid. In deze boeken werden traditionele volksliederen afgewisseld met nieuwe composities. Toondichters als Peter Benoit Benoit, Peter
Peter Benoit (1834-1901) was een Vlaamsgezinde componist en muziekpedagoog. Lees meer
, Arthur Meulemans Meulemans, Arthur
Arthur Meulemans (1884-1966) was een Vlaams-nationalistisch georiënteerde componist, die onder meer dirigeerde op het Vlaams Nationaal Zangfeest en de IJzerbedevaart. Lees meer
, Jef van Hoof Van Hoof, Jef
Lees meer
, Emiel Hullebroeck Hullebroeck, Emiel
Emiel Hullebroeck (1878-1965) was een Vlaamsgezinde componist en dirigent. Hij is van grote betekenis geweest voor de Vlaamse liedbeweging in de 20ste eeuw en voor het sociale statuut van... Lees meer
en Armand Preud’homme schreven de liederen voor deze uitgaven, en maakten daarbij gebruik van bestaande gedichten van bijvoorbeeld Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
en Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
, maar ook als liedtekst geschreven verzen van onder anderen Emmanuel Hiel Hiel, Emanuel
Emanuel Hiel (1834-1899) was een Vlaamse dichter en schrijver. Als radicaal-democratische, vrijzinnige flamingant speelde hij een belangrijke rol in het Vlaamsgezinde verenigingsleven in ... Lees meer
, Theodoor van Ryswyck Van Ryswyck, Theodoor
Theodoor van Ryswyck (1811-1849) was een Vlaamse dichter die in dichtbundels, kranten en tijdschriften een omvangrijk literair oeuvre bij elkaar schreef. Met zijn gedichten gaf hij vorm a... Lees meer
en René de Clercq De Clercq, René
Lees meer
. Het tekstmateriaal kon expliciet flamingantisch zijn – ‘Vlaanderen’ van Willem Gyssels, bijvoorbeeld, met de bekend gebleven openingsfrase ‘’t Zijn weiden als wiegende zeeën’, ‘Het lied der Vlamingen’ van Hiel voor Benoit, Van Hoofs bewerking van Gezelles ‘Groeninge’ns grootheid’, ‘De Leeuwen dansen!’ of Theophiel Coopmans Coopman, Theophiel
Lees meer
‘Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief’ op muziek van Gentil Antheunis Antheunis, Gentil
Magistraat Gentil Antheunis (1840-1907) was de schoonzoon van Hendrik Conscience. Hij genoot bekendheid als Nederlandstalige componist en dichter. Lees meer
. Ook bewust ‘volks’ materiaal zoals het lied ‘Tineken van Heule’ (De Clercq/Hullebroeck) of het ‘Beiaardlied’ ( Julius de Geyter De Geyter, Julius
Julius de Geyter (1830-1905) was een progressief-liberale en Groot-Nederlandse flamingant in Antwerpen, die Nederlandstalige gedichten, liederen en krantenartikelen schreef. Lees meer
/Benoit) droeg echter bij aan de suggestie van een sinds de geroemde middeleeuwen onverbrekelijke band tussen volk, land en liedkunst.

Onder meer de door Marinus Coune samengestelde boekenreeks De Vlaamsche Zanger (verschillende delen, sinds 1899 vaak herdrukt), de vele liederboekjes voor de zogenaamde ‘Liederavonden voor het Volk’ van het Algemeen-Nederlandsch Verbond Algemeen-Nederlands Verbond
Het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd in 1895 opgericht. Aanvankelijk behartigde het de belangen van de Nederlandse taal. Later en tot op de dag van vandaag ijvert het voor de brede ... Lees meer
, het tijdens de Tweede Wereldoorlog meermaals herdrukte KSA-liedboek Singhet ende weset vro en de bloemlezing Ik zag Cecilia komen (1981) zorgden voor een brede verspreiding van deze liederenschat. Selecties verschenen op vinylplaten en cd’s van het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
, maar ook bij commerciële platenmaatschappijen als Philips.

Op de IJzerbedevaart IJzerbedevaarten
De IJzerbedevaart is een jaarlijkse herdenking van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, die ontstond omstreeks 1920. Dit voor de Vlaamse beweging erg symbolische gebeur... Lees meer
en het Vlaams Nationaal Zangfeest Vlaams Nationale Zangfeesten
Het Vlaams Nationaal Zangfeest is een Vlaams-nationalistische bijeenkomst die sinds 1933 jaarlijks wordt georganiseerd door het Vlaams Nationaal Zangverbond, later Algemeen Nederlands Zan... Lees meer
wordt jaarlijks een selectie uit dit repertoire militant ingezet. Met ‘Gebed voor het Vaderland’, door Remi Piryns Piryns, Remi
Remi Piryns (1920-2004) was een Diets jeugdleider in Vlaams-nationale jeugdbeweging, bestuurder in het Algemeen-Nederlandse middenveld en ondernemer. Hij streefde naar culturele samenwerk... Lees meer
(tekst) en Gaston Feremans Feremans, Gaston
Gaston Feremans (1907-1964) was een Vlaamsgezinde componist en dirigent, die op tal van Vlaams-nationalistische bijeenkomsten optrad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stapte hij in de ‘cult... Lees meer
(muziek) geschreven toen ze eind 1944 in het interneringskamp van Lokeren zaten, en ‘Lied van mijn land’ ( Anton van Wilderode Coupé, Cyriel
Cyriel Coupé (1918-1998), beter bekend onder zijn pseudoniem Anton van Wilderode, was priester, auteur, dichter en classicus. Lees meer
/ Ignace de Sutter De Sutter, Ignace
Lees meer
, 1948), een zoveelste reductie van Vlaanderen tot een landelijke idylle, werden ook in de donkerste dagen van collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
en bestraffing nieuwe liederen aan de flamingantische canon toegevoegd.

Een aparte categorie vormen strijdliederen die zich entten op concrete Vlaamsgezinde strijdpunten. Vooral Emiel Hullebroeck maakte zich op dat vlak verdienstelijk. Naast liedjes waarin hij verschillende Vlaamse gouwen zoals het Waasland en de Kempen bezong en zijn vaak vertolkte toonzettingen van geliefde Vlaamse dichters als Rodenbach (‘De Blauwvoet’), De Clercq (‘De gilde viert’) en Wies Moens Moens, Wies
Lees meer
(‘Het lied der Vlaamse meisjes’), schreef Hullebroeck ook in de actualiteit gewortelde strijdliederen. Op tekst van Lambrecht Lambrechts componeerde hij in 1911 ‘Het lied der Vlaamsche Hoogeschool’, opgedragen aan de " drie kraaiende hanen Drie Kraaiende Hanen
De ‘drie kraaiende hanen’ was de benaming voor de drie volksvertegenwoordigers die in 1910-1911 over de partijgrenzen heen een campagne voor de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit G... Lees meer
", de benaming voor de drie Vlaamse volksvertegenwoordigers die samen de strijd aanbonden voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit Hoger onderwijs in Gent
Met de vernederlandsing in 1930 als hoogtepunt is de Gentse universiteit een belangrijk strijdpunt geweest in de Vlaamse beweging. Van het Latijn uit 1817 tot het Engels van vandaag: het ... Lees meer
. Met ‘Wij willen!’ herhaalde het duo Hullebroeck en Lambrechts de boodschap: ‘Ik wil er een! Ik wil! Verstaat ge mij? Ik wil!’ – daarmee verwijzend naar een Nederlandstalige universiteit. Nog controversiëler waren de liederen over de Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
met titels die in die tijd geen voetnoten nodig hadden: ‘Brief uit Cézembre’, ‘De boeven van Fresnes’, ‘De strijdzang der Houthakkers’, ‘De verworpelingen van den Yzer’ en ‘De weezang van Auvours’. In zijn memoires Zang en strijd verhaalde Hullebroeck hoe hij deze liederen in 1919 in Brussel zong nadat ze op affiches waren aangekondigd als De Liederen der Vlaamse marteling. De krant De Standaard sprak in een recensie over ‘duistere visioenen van martelie en verdrukking’ die in de liederen werden overwonnen ‘als een blanke morgenlucht waaruit berusting en vrede aanwaaien’. Van eind september tot het einde van dat jaar 1919 waren er, verspreid over alle Vlaamse provincies, vrijwel dagelijks Hullebroeck-avonden. Het onderstreept de toenmalige populariteit van de man die volgens datzelfde krantenverslag ‘een onzer hechtste en machtigste levenswekkers’ was ‘in deze tijden van strijd en branding, waarin het gaat om het veroveren van ons bloedrecht’.

Straatzangers

Parallel met deze Vlaamse liedbeweging waren de op actuele gebeurtenissen en fenomenen reagerende marktliederen van straatzangers als Lionel Bauwens (Tamboer) en Achille Coppenolle evenzeer populair. De liedjes over flandriens en andere Vlaamse wielerhelden vormden een mooie illustratie van hun bijdrage aan de Vlaamse beweging (zie Sport Sport
Sport en Vlaamse beweging raakten in de loop van de 19de en 20ste eeuw steeds meer met elkaar verstrengeld. Niet alleen drukten de taalkwestie en de communautaire problematiek hun stempel... Lees meer
). Enerzijds vergrootten ze de in brede volkslagen gedeelde associatie tussen de wielersport en Vlaanderen (zie ook Het Rijke Vlaamse Wielerleven van Karel van Wijnendaele en het banale nationalisme Banaal nationalisme
'Banaal nationalisme’ is een begrip van de Britse onderzoeker Michael Billig, dat verwijst naar de reproductie en de ideologische legitimering van de natiestaat in het dagelijkse leven.... Lees meer
van de Ronde van Vlaanderen Ronde van Vlaanderen
De Ronde van Vlaanderen is een wielerwedstrijd die voor het eerst in 1913 werd gereden. Ondanks een toenemende internationalisering van het deelnemersveld, werd en bleef de wedstrijd een... Lees meer
), maar tegelijk compliceerden ze dat ook. Net als in de kunstliederen uit de 19de eeuw liepen in deze liedjes Vlaamse en Belgische trots veelal door elkaar.

Kleinkunst

Na de Tweede Wereldoorlog verloren de Vlaamse marktzangers na bijna vijf eeuwen hun publiek en inkomsten. Ook de eerder beschreven Vlaamse liedkunst kwam, mede onder druk van de commercialisering, steeds meer in de marge van de cultuur terecht. Met de kleinkunst vond de Vlaamse beweging vanaf de vroege jaren 1960 echter een nieuw genre waarin, met andere middelen en vaak ook andere woorden, de strijd kon worden voortgezet. Aanvankelijk nam die strijd slechts in beperkte mate een politiek karakter aan. Zo schreef de journalist Gaston Durnez Durnez, Gaston
Lees meer
met ‘Marcheren’ in 1963 voor Jef Burm een liedje over de Vlaamse marsen op Brussel Marsen op Brussel
De Mars(en) op Brussel waren twee flamingantische massabetogingen die in Brussel op 22 oktober 1961 en 14 oktober 1962 werden georganiseerd. Lees meer
, twee flamingantische massabetogingen in de hoofdstad. Met ‘Ballade voor de Vlaamse intellectueel’ leverde KoR van der Goten, ook in 1963, een eerste metabeschouwing: hoe ziet zijn villa eruit, welke boeken en kunstwerken bezit hij, wat is het Vlaamse engagement van deze intellectueel echt waard? Ironie en (zelf)kritiek: zo had het Vlaamse lied nog nooit geklonken. 

In essentie probeerde de kleinkunst te bewijzen dat liedjeszangers populair konden zijn met teksten die verfijnd waren en wars van oubolligheid. Of zoals Guido Cassiman het in 1972 omschreef op de hoes van het titelloze debuut van Alfred den Ouden: het ging hier om ‘de heropstanding van het Nederlandstalige volkslied’. Zoals wel vaker in de geschiedenis van de Vlaamse beweging gold de geromantiseerde beeldvorming over de middeleeuwen als voorbeeld en ijkpunt. Alleen al de naamkeuze van muziekgroepen als De Vaganten, De Elegasten en De Kadullen, of de titel van een langspeelplaat als De troubadours (1967), moest deze kleinkunst een stamboom met diepe wortels geven.

De oorspronkelijke naam van De Elegasten compliceerde dit verhaal echter op revelerende wijze. Als The Campground Singers namen ze in 1966 weliswaar een liedboekklassieker als ‘Het sneeuwwit vogeltje’ en het tot de 13de eeuw teruggaande ‘Harba lori fa’ op, maar ‘Annabel Lee’ verklankte een gedicht van de Amerikaanse auteur Edgar Allen Poe. Hun grootste hit onder de naam De Elegasten – ‘Wat heb je vandaag op school geleerd’ – was een bewerking van een lied van de Amerikaanse folkzanger Tom Paxton. De Amerikaanse tegencultuur die in deze periode de beweging van " Leuven Vlaams Leuven Vlaams
Lees meer
" beïnvloedde, gaf zo ook het nieuwe Vlaamse lied een eigentijds accent. En bij De Elegasten was dat accent in dit geval inhoudelijk Vlaamsgezind. Wat de ‘kleine Jan’ uit het liedje op school leerde betrof immers de gemankeerde tweetaligheid van Brussel, het politiegeweld tegen Leuvense studenten en andere actuele Vlaamse pijnpunten. Met ‘Het Leuven is een strijd’ (1966) mengden ook De Vaganten zich in het debat (‘het merendeel der Belgen is in de minderheid!’), waarbij ze net als De Elegasten afstand namen van het kerkelijke gezag dat in Vlaamse liedjes vrijwel altijd als vanzelfsprekend had gegolden. Dat ze dat in het zuiverste Nederlands deden, verleende hen extra krediet bij de generatie van de ABN-kernen ABN-kernen
Vereniging van en voor scholieren met het oog op de verspreiding van het Algemeen Beschaafd Nederlands-ABN (1951-1982). Lees meer
.

Tegelijkertijd waren het echter de Vlaamse dialectzangers die, artistiek gesproken, de hoogste ogen gooiden in de folkbeweging. ’t Kliekske, dat veelal in een Brabants dialect zong maar ook wel in het Algemeen Nederlands Standaardtaal
De standaardtaal is het product van renaissancistische opvattingen over taal en het resultaat van een reeks concrete taalinterventies. In het Nederlandse taalgebied leidde dit naar een St... Lees meer
, koppelde zijn plaatopnamen en optredens aan huifkartochten door Vlaanderen, op zoek naar vergeten liederen en instrumenten. In een periode waarin Radio 2 nog vanuit de provinciehoofdsteden uitzond en bekendstond als de ‘gewestelijke zender’, leek elke provincie haar eigen kleinkunstboegbeeld te hebben. Terwijl de popcultuur razendsnel verengelste, boekten Wannes van de Velde in het Antwerps, Walter de Buck in het Gents, Jef Elbers in het Brussels en Willem Vermandere in het West-Vlaams in alle Vlaamse provincies grote successen.

Nog succesvoller was echter Limburger Miel Cools, die op teksten van onder meer Bert Broes, Marie-France Daenen en Jaak Dreesen in het Algemeen Nederlands zong. Met een lied als ‘De troubadours’ vond hij aansluiting bij de middeleeuwse interesse van de Vlaamse kleinkunst. Met de Vlaamse beweging hield Cools zich op zijn platen niet expliciet bezig, ook al trad hij geregeld op het Vlaams Nationaal Zangfeest op en zong hij daar, onder meer op tekst van Louis Verbeeck, liedjes die inspeelden op actuele kwesties. Ook op het Nekka-festival dat het Algemeen Nederlands Zangverbond Algemeen Nederlands Zangverbond
Het huidige Algemeen Nederlands Zangverbond werd in 1933 opgericht onder de naam Vlaamsch Nationale Zangfeesten, als organiserend actiecomité achter het Vlaams Nationaal Zangfeest, dat in... Lees meer
vanaf 1971 organiseerde om de kleinkunstgeneratie aan de Vlaamse zaak te binden hoorde Cools tot de meest geliefde artiesten.

Wannes van de Velde trad ook enkele keren op Nekka op, maar zijn relatie tot de Vlaamse beweging was veel complexer. Traditie, overlevering en authenticiteit waren voor de founding father van de Vlaamse folkrevival heilig, maar van bloed, bodem en nationalisme was hij wars. Zijn taalgebruik (Antwerps, het vulgaire niet per definitie schuwend) was uiteraard geheel anders, maar in essentie was zijn positie die van Gezelle: de eigen taal is goud waard. In het naoorlogse Vlaanderen was dat niet vanzelfsprekend. In ‘’t Is Vlaams, ’t trekt op geen kloten’ (1969) beschreef Van de Velde de gewrongen relatie van de Vlaming met de taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
. De ene vindt dat een beschaafd mens niet in de volkstaal kan zingen, een ander gelooft – ook na de gruwel van de Tweede Wereldoorlog – enkel in het groot-Germanendom. En dan is er de ABN-propaganda die de Vlaming een ‘Hollands dialect’ als norm wilde opdringen en hem zo ‘een splinternieuw complexke’ aanpraatte. Het Groot-Nederlandse Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
gedachtegoed, dat andere geloofspunt van een deel van de flaminganten, was voor Van de Velde een volstrekte illusie. Eén worden met wat bij ‘de val van zuiders Nederland’ (het liedje ‘1585’, 1990) zo brutaal was gescheiden, zou een volstrekte negatie zijn van wat voor hem een onherroepelijke breuk was. Met het eigentijdse Vlaamse particularisme had hij echter evenmin iets. In ‘Zwijgt me van de Vlaamse kwestie’ (1969) hekelde hij hoe flaminganten het fascisme niet achter zich konden laten, maar ook hoe ‘fiere steden’ werden geofferd aan de zogenaamde vooruitgang en er voor de natuur Natuur, milieu en landschap
Tot de Tweede Wereldoorlog bestond er een band tussen de Vlaamse beweging en de natuurverenigingen in Vlaanderen. Een gevoeligheid en zorgzaamheid voor het landschap en de schoonheid van... Lees meer
geen enkel respect bestond. Wat kon het gewicht van ‘de Vlaamse kwestie’ zijn als Vlaamse leiders van hun regio een urbanistisch, ecologisch en sociaal rampgebied maakten?

De Strangers als flaminganten

Ook in het Antwerpse dialect, maar bepaald geen kleinkunst, is het enorme oeuvre van de als comedyact bekendstaande De Strangers. De groep begon in de jaren 1950 in het Algemeen Nederlands als een close harmony-band met ernstige en apolitieke liedjes als ‘In Vlaanderen’, maar vooral hun Antwerpse bewerkingen van klassiekers uit het Great American Songbook en vergelijkbare parodieën van actuele hits raakten een snaar bij het brede publiek. Vaak verwerkten ze sociale commentaar in hun teksten, waarin geregeld ook Vlaamsgezinde grapjes of oprispingen voorkomen. En meer nog: op hun vroege single ‘Charlestonnen’ (1963, een jaar later ook op hun titelloze debuutlangspeelplaat) gaven ze de goede verstaander mee dat zij de spreekbuis zouden zijn van de volgens hen na de Tweede Wereldoorlog uit de mainstream verdreven flaminganten. Tussen strofes over een onmogelijke schoonmoeder en hoe moeilijk het is om steak te eten met een vals gebit deden ze, acht jaar voor er in Vlaanderen in kleur zou worden uitgezonden, hun beklag over hun kleuren-tv. Conform de verzuiling en het naoorlogse politieke klimaat toonde hun scherm wel blauw (liberaal), geel (katholiek) of rood (socialistisch), maar geen geel en zwart (Vlaams-nationalistisch).

In andere liedjes uit de jaren 1960 deelden De Strangers geregeld sneren uit: aan een Nederlandsonkundige voetbalscheidsrechter die tegen Vlaamse ploegen zou fluiten (‘Oeka’ndana’), aan Vlamingen die braaf het volkslied zongen en marsen op Brussel hielden, maar aanvaardden dat Waalse ministers geen Nederlands spraken (‘Reutekenteut’), aan de Franstalige Belgische omroep die films niet in het Nederlands ondertitelde (‘TV-truut’) en aan Brussels horecapersoneel dat geen Nederlands sprak (‘Strangerstonnen 1’). In ‘Strangerstonnen 2’ gaven ze het woord aan de Vlaamse Leeuw, die wegliep uit de Vlaamse vlag toen hij (‘arm Vlaandere, goeien dag’) de Belgische regering Vanden Boeynants Vanden Boeynants, Paul
De rechts-conservatieve christendemocraat Paul vanden Boeynants (1919-2001) werd twee keer premier, in 1966-1968 en in 1978-1979. Tegelijk drukte hij zijn stempel op het bestuur van de st... Lees meer
- De Clercq De Clercq, Willy
Willy de Clercq (1927-2011) was een Vlaamse liberale politicus. Hij was een van de stichters en de eerste voorzitter van de Vlaamse Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV). Lees meer
aanschouwde. Hoewel de Christelijke Volkspartij (CVP) Christelijke Volkspartij
Lees meer
deel uitmaakte van alle regeringen in deze periode en De Strangers die dus met meer dan argwaan bekeken, namen ze in 1962 als De Loeffers een singletje op voor een verkiezingscampagne van de christendemocraten. Alex Boeye, de meest Vlaamsgezinde artiest van het gezelschap, verliet echter het podium wanneer ze het nummer moesten zingen op een feest voor partijsympathisanten.

Met liedjes over het Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
, de wallingante politicus José Happart Happart, José
Lees meer
, het schooltje van Komen Komen-Moeskroen
Beide gemeenten, Komen en Moeskroen, zijn nu gelegen in de provincie Henegouwen, maar behoorden tot 1963 tot de provincie West-Vlaanderen. De overheveling hebben ze te danken aan de resul... Lees meer
en de volgens hen hypocriete strijd tegen de apartheid in Zuid-Afrika Zuid-Afrika
Deze bijdrage belicht de relatie tussen de Vlaamse beweging en Zuid-Afrika van de 19de tot de 21ste eeuw. Lees meer
speelden De Strangers ook in de jaren 1970 en 1980 in op de meest bediscussieerde flamingantische pijnpunten. In 1980 vergalden ze met plezier de feestvreugde naar aanleiding van 150 jaar België door het land in ‘Juicht Belgen juicht’ te presenteren als een onnatuurlijk gedrocht dat erop gebrand was Vlamingen arm en dom te houden en dat, wat de band betrof, ‘de pot’ op kon. Met daarnaast liedjes over gastarbeiders die misbruik zouden maken van de ziekteverzekering en de ‘dreiging’ van een Marokkaanse burgemeester in Antwerpen als migranten stemrecht zouden krijgen, vormde dit flamingantische repertoire de kern van de cd Stoute liekes (2011), die buiten het reguliere circuit werd verdeeld, onder meer door de partij Vlaams Belang Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
.

In interviews bleven de groepsleden hun politieke ongebondenheid uitdragen en beklemtoonden ze dat ze voor alle politieke partijen gespeeld hadden, maar door de heisa rond twee optredens bij het Vlaams Blok zou hun naam met die partij geassocieerd worden. In 1987 besloten ze na dreigtelefoontjes een optreden in Aartselaar af te zeggen, maar vijf jaar later, precies een jaar na zwarte zondag, traden ze wel op tijdens de fel gecontesteerde 24 november-Conventie van het Vlaams Blok in Borgerhout. Onder meer de socialistische vakbond zou daarna een al toegezegd optreden afzeggen en de radio en televisie zouden hun werk enige tijd boycotten. In maart 2020, meer dan een kwarteeuw later, ontvingen De Strangers, onder meer om die reden, uit de handen van de Antwerpse burgemeester Bart de Wever De Wever, Bart
Bart de Wever (1970) is een Vlaams-nationalistisch politicus. Hij is sinds 2004 voorzitter van de N-VA, die onder zijn voorzitterschap de grootste partij van België werd. Sinds 2013 is hi... Lees meer
de ‘Prijs voor de Vrijheid’ van de rechts-(neo)liberale denktank Libera!.

Brel

Volstrekt zonder humor en daarom des te opvallender was het lied ‘À Monsieur Jacques Brel’, waarmee De Strangers in 1977 reageerden op ‘Les F…’ van de Franstalige Jacques Brel Brel, Jacques
Lees meer
: een groot artiest ‘mor as mens ’n grote nul’, die als ‘Franse luis’ niettemin toch echt ‘te klein’ was ‘om ne Vlomse Leeuw te bijte’. Dat laatste bleek relatief. Ook Bob Davidse, Jef Elbers en Wannes van de Velde (de laatste twee in het Frans) schreven een reactie op Brel. Het lied van De Strangers haalde de BRT Top 30. Van de Velde nam niet alleen aanstoot aan wat hij als geschiedvervalsing ervoer (voor hem was de Vlaamse collaboratie een pijnlijk uitvloeisel van een arm Vlaanderen), maar ook aan de gelijkstelling van Vlamingen en flaminganten: ‘De flamingant ne me traîtez; / être Flamand, c’est dur assez’.

De haat-liefdeverhouding die Brel had met Vlaanderen was geheel wederzijds. Ook met ‘Les Flamandes’ (1959) en ‘La La La’ (1967) had hij tegen zere Vlaamse schenen geschopt. Tegelijk bracht hij, met het tweetalige ‘Marieke’ en de door Ernst van Altena gemaakte Nederlandstalige versies van enkele van zijn liedjes, het Nederlands tot in de verste uithoeken van de planeet. ‘Le plat pays’/‘Mijn vlakke land’ geldt als de ultieme ode aan dit deel van de wereld.

Het Vlaamse levenslied

Zo uitgesproken als Brel was, zo terughoudend lijkt Will Tura altijd te zijn geweest. In zijn meer dan zestigjarige carrière heeft de Keizer van het Vlaamse lied er zich altijd voor gehoed iemand voor het hoofd te stoten. Toch bracht hij in 1977 – het jaar van het Egmont-pact en de daarmee gepaard gaande polarisering in zowel België als Vlaanderen – de lp Vlaanderen m’n land uit. Het titellied, op tekst van Marc Swido (Marcel Leemans), stond acht jaar eerder al op Will Tura No. 7, maar deze ode aan landschap en zee kreeg nu veel meer reliëf tussen liedjes over Antwerpen (‘De lichtjes van de Schelde’ van Bobbejaan Schoepen), Limburg (‘Limburg alleen’ van Jo Erens), de hei op de Kempen (‘’t Is zo goed in Vlaanderen’ van Nelly Byl) en Brugge (‘De Kantwerkster’ van Byl) en de Noordzee (‘Omdat ik Vlaming ben’ van Byl, ‘Hier stond mijn wieg’ van Swido). Het Vlaanderen dat hier werd geëvoceerd leek in niets op het intussen snel gemoderniseerde gebied dat door Wannes van de Velde werd betreurd. Tura’s Vlaanderen lag in de negentiende eeuw, zoals dat van Van Wilderode: onaangetaste Vlaamse dorpjes, taferelen met een ‘rijke mulder’ en de dochter van een herbergier (‘Marietje’) en een dertienjarige ‘Kantwerkster’. Via Van Altena’s ‘Uilenspiegel’ en ‘Omdat ik Vlaming ben’, een update van het gelijknamige strijdlied van Lambrecht Lambrechts en Maria Matthijssens uit 1910, appelleerde het, voor wie thuis was in de geschiedenis van de Vlaamse cultuur, ook aan klassiek repertoire.

De meest intrigerende culturele intertekst stond aan het eind. Met ‘Vlaamse trilogie’ bracht Tura een lokale variant van de spraakmakende ‘American Trilogy’ van Elvis Presley uit 1972, waarin een lied over de Zuidelijke Staten, een legerhymne uit de Burgeroorlog en een slaapliedje uit de Bahama’s werden gecombineerd. Ook Tura’s materiaal kwam uit eerdere eeuwen: ‘Zeg kwezelke’ uit een liedboek van Jan Frans Willems, ‘Het loze vissertje’, onder meer uitgegeven door Prudens van Duyse, en ‘’k Zag twee beren’, vermeld in Het oude Nederlandsche lied van Florimond van Duyse. Eens te meer was dit een gedepolitiseerde keuze, maar tegelijk – door de eigentijdse swingende begeleiding – een update van overbekend repertoire uit de geschiedenis van de Vlaamse liedbeweging.

De bijdrage van het Vlaamse levenslied aan de Vlaamse beweging is voorts minimaal. Op het vlak van banaal nationalisme zijn er echter wel liedjes als ‘Maar met Vlaamse meisjes’ (Rita Deneve, 1970/Laura Lynn, 2012), ‘Vlaamse meisjes zijn zo lief’ (Jimmy Frey, 1968) en ‘De Vlaamse wals’ (Marva, 1972) en hitlijsten als de ‘Vlaamse top 10’ (BRT 2) en een recente variant ‘Annes Vlaamse 10’ op VTM en de digitale zender anne.  Het bestaan van een eigen cultuur en aard werd zo telkens opnieuw als een vanzelfsprekendheid gepresenteerd.

Meezingen of meebrullen

Een nationalistische cultuur moet de vanzelfsprekendheid van de natie tegelijkertijd ook steeds opnieuw afdwingen en bevestigen, terwijl ze van binnenuit kan worden gecontesteerd. Deze contestatie kwam er aan het einde van de jaren 1960 en het begin van de jaren 1970 tijdens de commotie rond "Leuven Vlaams" en de discussies over de federalisering van het land. In de kleinkunst rekende Hugo Raspoet bijvoorbeeld in het boos-ironische ‘Hoe durven ze’ af met zowel het unitaire Belgique de papa als de tandeloze Vlaamse beweging. Jef Elbers maakte in zijn ‘Ballade van de ratten’ (1976) dezelfde analyse (‘Een Vlaming is een tamme kat, een leeuwtje zonder tanden’) toen hij zich naar aanleiding van de onwettige provocaties van de Schaarbeekse burgemeester Roger Nols opwierp als de verdediger van de Vlaamse Brusselaar.

De sterkste polarisatie voltrok zich echter aan het einde van de jaren 1970, toen een deel van de Vlaamse beweging naar aanleiding van Egmont radicaliseerde en de (relatieve) eenheid, die vooral door het Nekka-festival was uitgedragen, in vraag werd gesteld. Terwijl de rest van de wereld het apartheidsregime boycotte, schreeuwden sommige Vlamingen het uit dat ze zelf het slachtoffer waren van een hoofdstedelijke variant van apartheidspolitiek én zongen ze op de IJzerbedevaart en het Zangfeest systematisch ‘Die Stem van Suid-Afrika’, het Zuid-Afrikaanse volkslied tijdens het apartheidsregime. Deze contradictie wilde een deel van de Vlaamse artiesten en intellectuelen niet langer onbenoemd laten. Zij verenigden zich in het Vlaams Progressief Zangverbond – waarschijnlijk de laatste poging om de erfenis van de Vlaamse beweging te verzoenen met het linkse culturele klimaat dat was ontstaan aan het einde van de jaren 1960. Symbolisch was dat op hun alternatieve zangfeest zowel ‘De Vlaamse Leeuw’ als ‘De Internationale’ op het programma stonden – hoewel een deel van de achterban het eerste lied weigerde te zingen. De breuk tussen de Vlaamse beweging en een groot deel van de Vlaamse culturele wereld was daarmee een feit.

In een dergelijk klimaat wil ironie weleens helpen. In volle Egmontcrisis bracht de kleinkunstzanger Zjef Vanuytsel het nummer ‘België’ uit, het ‘ideale demokratenland’ volgens hem, want ‘de meerderheid die zwijgt’. Raymond van het Groenewoud scoorde in hetzelfde jaar 1978 de officiële Zomerhit met ‘Vlaanderen Boven’, niet langer een luisterlied, maar een meebrullied, een half ironisch, half gemeend lappendeken van verkiezingsslogans (‘Waar de mensen belangrijk zijn’), veelbetekenende gemeenplaatsen (‘Waar de kerk in het midden staat’) en observaties van de halve buitenstaander die de uit Nederlandse ouders geboren zanger altijd zal blijven (‘Waar men nauwelijks Nederlands praat’, ‘Waar men faalt en aan de toog expliceert’). Een decennium later, op De bende van Jan De Wilde (1987), deelde ook Jan de Wilde enkele speldenprikjes uit naar de Vlaamse geschiedenis en identiteit, met name in de nummers ‘Communisten’ en ‘De West-Vlaamsche Leeuw’.

De Nederlandstalige rock zou zich niet of nauwelijks met de Vlaamse beweging bezighouden, maar het titelloze debuut van de band T.C. Matic maakte in 1981 wel een statement. De onnavolgbare mix van Vlaamse spreektaal (‘Viva Boema / Patatten met saucissen’), Frans (‘O la la la / C’est magnifique’) en Engels (‘they don’t accept us / The way we are’) van frontman Arno Hintjens gaf een stem aan wie weinig ophad met vendelzwaaien en kaakslagflamingantisme en in toenemende mate in een wereld leefde waarin monocultuur iets uit het verleden leek. ‘L’union fait la force’, de titel van het tweede liedje op de plaat, was één jaar na het door flaminganten gehate Belgische feestjaar 1980 niet noodzakelijk een provocatie, maar ironisch was het evenmin.

Jef Elbers, die ondertussen op het Algemeen Nederlands was overgeschakeld, had in het album In ’t midden van ’t gewoel (1982) volstrekt geen boodschap aan de door T.C. Matic gecultiveerde smeltkroes. In het nummer ‘Solidariteit’ bracht hij de strijd van de gelijknamige Poolse vakbond en het lot van Chilenen en Palestijnen in verband met August Borms (allen slachtoffers van ‘staatsrepressie’). Met een knipoog naar het gelijknamige boek van Jozef Simons bezong hij in ‘Eer Vlaanderen vergaat’ zijn ‘vaderland’ dat ‘eens bevrijd’ zou worden en intussen België, ‘die bastaard’, deed ‘barsten en beven!’.

De laatste populaire zanger die het programma van de Vlaamse beweging expliciet uitdroeg was de jonggestorven kleinkunstenaar Jan Puimège (1955-1982). Hij blijft bekend om zijn eigentijdse sociale schetsen als ‘Marijke’, waarvan de politieke lading (‘Marijke bolt het af / Marijke wil op eigen benen / Marijke zal haar toekomst zelf in eigen handen nemen / En nu is Marijke eindelijk blij / Want nu is Marijke eindelijk vrij’) pas bleek toen hij op het Zangfeest van 1982, een maand voor zijn dood, de programmatische liederen ‘Ken jij dat land’ en ‘Vlaanderen, m’n land’ bracht. Vooral het eerste vormde een perfecte illustratie van het motto van het Zangfeest dat jaar: ‘Er ligt een staat te sterven… Twee volkeren zullen erven!’

Vergelijkbare verwachtingsvolle odes aan de vrijheid die het onafhankelijke Vlaanderen zou doen herleven zodra de ketenen van de onnatuurlijke Belgische staat zouden zijn gebroken en de ‘kleine Vlaamse man’ niet langer zou worden uitgebuit, komen in de mainstream van de Vlaamse cultuur later niet meer voor. Wel zouden populaire artiesten als Micha Marah, Clouseau, K3 en Buurman liedjes leveren voor de Gordel, waarmee ze bijdroegen aan het decennialang politiek actueel houden van de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde. Willy Sommers bracht met de single ‘Vlaanderen De Leeuw’ in 1984 een hervertelling van de Guldensporenslag in rijmvorm, maar hoedde zich voor actualiserende politieke passages.

Onzuiverheid

Na het einde van de Koude Oorlog zetten toenemende migratiegolven en de economische globalisering overal in Europa druk op het gevestigde bestel. In dat klimaat ontpopte Willem Vermandere zich tot de pleitbezorger van de onzuivere Vlaamse identiteit. Hoewel hij zich in 1969 in ‘Nee’w we goan nus Vlams niet loat’n’ nog had gekeerd tegen een cultuur die bastaarden kweekt, schetste hij in ‘Bange blankeman’ (1991) de wereld zoals hij die toen zag: ‘Al de kinders van moeder eerde / Op charango en met gamelan / Ze roepen en zingen aan ons deure / Doet open bange blankeman’. Het Vlaams Blok voelde zich geprovoceerd door de tekst. Toen Vermandere het lied in 1992 zong op de Brusselse Guldensporenviering, kon de politie maar net verhinderen dat het podium werd bestormd door keet schoppende flaminganten. In 1995 kwam Vermandere op de kwestie terug op zijn cd Mijn Vlaanderland. Het titelnummer noemde hij ‘een poging tot een nieuw volkslied, want dat over die tanden en die klauwen bevalt ons tegenwoordig niet meer’. Vlaanderen dook in het lied op als ‘mijn rijstpapland, mijn pensenland, / mijn vetgemeste stierenland / mijn velokoers- en kermisland’, maar ook als ‘mijn doorstroomland, mijn bastaardland / mijn onverteerd repressieland, / mijn nog altijd smeulend naziland’. De Standaard noemde het ‘een kolkende stroom vol liefde en woede’, maar het Vlaams-nationaal weekblad 't Pallieterke 't Pallieterke
’t Pallieterke (1945-…) is een Vlaams-nationalistisch weekblad, dat aanvankelijk uiterst-rechts georiënteerd was en overwegend satirische bijdragen publiceerde, maar dat de afgelopen dece... Lees meer
zag er een uiting in van ‘primair racisme’ waarvoor ‘totentrekker’ Vermandere vervolgd hoorde te worden.

Wat er nog restte van de kleinkunst keerde zich intussen steeds explicieter tegen de Vlaamse beweging. Rond de millenniumwissel bracht het gelegenheidstrio Kris de Bruyne, Wigbert van Lierde en Patrick Riguelle onder de naam Zakformaat XL ‘Als ik maar geen Vlaming ben’ uit. Dat nu ook de zoon van het flamingantische icoon Arthur de Bruyne zich losmaakte van het flamingantisme gaf deze anti-Vlaams Blok-single extra betekenis: ‘Nooit hebben ze mijn zo begeerde stembiljet gehad, / steken z’ondertussen maar hun swastika in hun gat.’ Met de liedjes ‘Tijd om te gaan slapen’ en ‘Waesland 1912’, respectievelijk voor en na diens overlijden, had De Bruyne overigens wel tweemaal een poëtische ode gebracht aan zijn vader, als mens maar ook als Vlaamsgezinde, net zoals hij dat zou doen in zijn autobiografische boek In essentie. Songs en andere bekentenissen uit 2015.

Deze eeuw

In de 21ste eeuw werd de band tussen de Vlaamse beweging en de Vlaamse populaire muziek steeds losser. In 2002, zevenhonderd jaar na de Guldensporenslag, nam Raymond van het Groenewoud met onder meer Bart Peeters, Belle Perez, Will Tura, Rocco Granata, Salvatore Adamo, Stijn Meuris en Koen Wauters een nieuwe versie op van ‘Vlaanderen Boven’. Het nu ook politiek grotendeels zelfstandige Vlaanderen leek zo volwassen en geëmancipeerd dat het een ironisch nummer als feestlied kon adopteren. Allicht moet deze multiculturele versie met een slechts licht geactualiseerde tekst vooral begrepen worden als tekenend voor de postideologische illusies van deze jaren.

Hoe meer de Vlaams-nationalistische partijen op het bestel wegen, hoe groter de afstand tot de culturele wereld intussen lijkt te worden. Het door Tom Barman, Arno en Frederik Sioen georganiseerde gratis festival 0110 voor verdraagzaamheid en tegen racisme en extremisme werd niet alleen door het Vlaams Belang geïnterpreteerd als een manifestatie die, één week voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006, probeerde de publieke opinie tegen de partij op te zetten. Dat ook populaire schlagerartiesten als Laura Lynn en Will Tura deelnamen aan 0110 vond partijvoorzitter Frank Vanhecke Vanhecke, Frank
Frank Vanhecke (1959) was als rechterhand van stichter Karel Dillen van 1996 tot 2004 partijvoorzitter van het Vlaams Blok en vervolgens ook van 2004 tot 2008 van de erfopvolger het Vlaam... Lees meer
moeilijk te verkroppen. Het illustreerde eens te meer hoe ver deze incarnatie van de partijpolitieke Vlaamse beweging was afgedreven van de nieuwe generaties Vlaamse cultuurdragers, al traden op het Zangfeest anderzijds nog wel populaire bands als De Romeo’s op.

Volstrekt in de marge van dat bestel werden, gesponsord door ’t Pallieterke en de extreemrechtse Nederlandse internetzender Radio Rapaille, in 2010 en 2011 twee mini-cd’s uitgebracht onder de titel Dit is Vlaamse Grond!. Naast de sterk geradicaliseerde Jef Elbers en enkele nationalistische Nederlandse bands droegen vooral gelegenheidsacts als Vlanarock en Hexa bij aan deze albums, die nooit een reguliere verspreiding kenden en op een veelgebruikt internetplatform als Discogs niet eens verhandeld mogen worden omdat ze inhoudelijk onaanvaardbaar worden geacht. 

Toen Clouseau in 2009 ‘Leve België’ maakte (‘Ik denk dat de Vlaamse Leeuw en de Waalse Haan / samen sterker staan’), beschuldigde N-VA-politicus Geert Bourgeois Bourgeois, Geert
Geert Bourgeois (1951) is een Vlaams-nationalistisch politicus voor de N-VA. Hij was van 2014 tot 2019 minister-president van Vlaanderen. Lees meer
de populairste Vlaamse groep van de afgelopen decennia van ‘propaganda’ en kreeg Koen Wauters het woord ‘verrader’ naar het gezicht geslingerd. Twee jaar later bracht Daan een als protestlied vermomde open brief aan Bart de Wever uit: ‘Jouw land is niet mijn land / want jouw land is een landmijn’ en hernam Hans Mortelmans Van de Veldes ‘Zwijgt me van de Vlaamse kwestie’. Deze animositeit tegenover het flamingantisme staat overigens de deelname van populaire artiesten als Laura Lynn, Willy Sommers, Clouseau, Raymond van het Groenewoud of Pommelien Thys op officiële 11 juli-vieringen op de Grote Markt in Brussel of Antwerpen niet in de weg. De al decennia razend populaire act K3 trad ook op de familiedag van N-VA op.

Hiphop groeide in de 21ste eeuw uit tot een van de populairste genres in Vlaanderen. Anders dan bij rock en pop was het vanaf het begin de norm om in de eigen taal te rappen. ABN uit Mechelen (‘In mijn eigen moedertaal kom ik op je af hoor je dat niet graag pif poef paf je broek zakt af’), Sint Andries MC’s uit Antwerpen, K.I.A. uit Aarschot en ’t Hof van Commerce uit Izegem droegen, conform de centrale hiphopwaarde represent, vooral hun lokale identiteit uit. Zwangere Guy en Stikstof cultiveren net als Arno het hybride karakter van Brussel (‘Mijn moedertaal is een mengelmoes van in ’t begin’) en ze keren zich ook expliciet tegen separatisme, het sluiten van de grenzen en de belangrijkste politieke emanaties van de Vlaamse beweging en de vijandige houding van veel Vlamingen tegenover Brussel: ‘Zie dwaze Vlaamstaligen die met een vlag zwaaien / En van ver in Vlaanderen de Vlaamse leeuw als koning wanen / Zich niet in Brussel wagen want ze zien dit gewest / Als kweekhaard, een broei-bad van buitenlandse pest’ (‘Brussel Bruisend’, 2014). Hun taal erkennen ze expliciet als Nederlands en Brussels, maar dus niet ‘Vlaams’.

Na tweehonderd jaar lijkt van de ooit innige band tussen de Vlaamse beweging en de Vlaamse muzikanten, componisten en zangers enkel een ongefilterde liefde voor het Vlaamse wielrennen over. In 2019 maakt Yevgueni ‘Leve de Ronde (Altijd de mooiste)’, een ode aan de Ronde van Vlaanderen, maar ook een bewerking van ‘Paris sera toujours Paris’ van Maurice Chevalier en, in 2014, ZAZ. Wie wil, kan hier een vorm van historische ironie in ontwaren.

Literatuur

– ‘Hullebroeck zingt in “Patria”’, in: De Standaard, 6 november 1919, p. 2.
– M. Sabbe, De muziek in Vlaanderen, L. Opdebeek, Antwerpen, 1928.
– E. Hullebroeck, Zang en strijd. Levensherinneringen, 1952.
– J. Dreesen, De Vlaamse kaarten op tafel, in: idem, De kleine kaarten op tafel. Kleinkunst in Noord en Zuid, 1963, pp. 111-134.
– J. Anthierens, Een keurkorf luisterliedjes, 1964.
– H. Willaert & J. Dewilde, ‘Het lied in ziel en mond’. 150 jaar muziekleven en Vlaamse Beweging, 1987.
– F. Michiels, 40 jaar De Strangers. Gezondheidskuur in 200 bladzijden, 1991.
– P. Notte, De Vlaamse kleinkunstbeweging na de Tweede Wereldoorlog. Een historisch overzicht, Universiteit Gent, licentiaatsverhandeling, 1991-1992.
– M. Adriaens, De komplete kleinkunstgeschiedenis, 1998.
– P. Rans & J. Koning, De folk en de revival van de Vlaamse en Nederlandse volksmuziek, in: L. Grijp (red.), Een muziekgeschiedenis der Nederlanden, 2001, pp. 724-730.
– D. Peeremans, Naar de bronnen van de folk, 2006.
– G. Buelens, Vlaanderen Boven (20-delige reeks over Vlaamse liederen tussen 1847 en 2011), in: De Standaard, 20 juni-11 juli 2011.
– H. Mercelis, Mozaïek van de Vlaamse muziek. Een gesprek met Geert Buelens, in: Rekto Verso, 11 mei 2013.
– G. Buelens, A Critical Choice: The Language of Lyrics as an Issue of Genre and Era, in: L. Mutsaers & G. Keunen (red.), Made in the Low Countries: Studies in Popular Music, 2017, pp. 167-175.
– G. Buelens, De schaduw van 1585 en 1967. Laaglandse geschiedenis en hippiecultuur in het werk van de Vlaamse zanger Wannes Van de Velde, Louis Peter Grijp-lezing 2017.
– M. Beyen, ‘Een slogan voor een dunne ideologie: Een intertekstuele en intermediale analyse van de flamingantische topos “Omdat ik Vlaming ben”’, in: G. Willems & B. de Wever, De verbeelding van de leeuw. Een geschiedenis van media en natievorming in Vlaanderen, 2018, pp. 294-319.
– V. Vaessen, De duizend en meer. Hybride identiteit in de performance van Zwangere Guy en Stikstof, Universiteit Utrecht, masterscriptie, 2022.

Suggestie doorgeven

2023: Geert Buelens

Inhoudstafel