Gezelle, Guido

Persoon
Piet Couttenier (2023)

Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze natuurpoƫzie.

Volledige voornaam
Guido Pieter Theodoor Joseph
Pseudoniem
Spoker
Geboorte
Brugge, 1 mei 1830
Overlijden
Brugge, 27 november 1899
Leestijd: 21 minuten

Guido Gezelle (1830-1899) was een katholieke priester, publicist, dichter, taalkundige en vertaler. Vanaf 1854 was hij een invloedrijk leraar, die de leerlingen van het Klein Seminarie van Roeselare Klein Seminarie van Roeselaere
In het Klein Seminarie van Roeselare, opgericht in 1806, liepen tal van belangrijke figuren uit de Vlaamse beweging school of gaven er les (Gezelle, Verriest, Rodenbach). In 1875 ontstond... Lees meer
trachtte hij een groep jonge studenten de liefde voor de oorspronkelijk christelijke Vlaamse volkstaal en de dichtkunst bij te brengen. Hij werd door zijn overheid ingeschakeld in een actieve partijpolitieke journalistiek, vooral na 1860. Na 1880 legde hij zich, samen met een groep medewerkers, toe op taalkundige lexicografische studie van het Vlaams. Dit resulteerde in het tijdschrift Loquela Loquela
Loquela was een dialectlexicografisch tijdschrift van Guido Gezelle, die het zelf omschreef als ā€˜een blad voor eigen-vlaamsche taalliefhebberije en voor eigenvlaamsche taalgeleerdheidā€™.... Lees meer
en de samenstelling van een immense taalkundige steekkaartenverzameling, de zogenaamde Woordentas. In de Vlaamse taal zag hij de Vlaamse christelijke eigenheid weerspiegeld. Als lyrisch dichter behoort Gezelle tot de canon van de Nederlandse literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
met vernieuwende romantische en religieus geĆÆnspireerde poĆ«zie. Hij bezit technisch meesterschap en een heel eigen expressieve stijl.

Biografie en historische context

Guido Gezelle was een hovenierszoon van Pieter-Jan Gezelle uit Heule en van Monica Devriese uit Wingene. In Brugge kreeg hij in de jaren 1837-1839 zijn eerste gedegen onderwijs van in het Zuiden gebleven Nederlandse onderwijzers, J. Brans en P. de Valk, in een vrije school op de Kraanplaats, een feit dat hij zelf veel later tot een legende zou maken: de 'twee hollanders' zouden hem zijn afkeer van de taal uit het Noorden hebben bijgebracht. Na enkele jaren in de plaatselijke parochieschool en het bisschoppelijk college bij het grootseminarie kon hij, ondanks de bescheiden materiĆ«le situatie van zijn ouders, in oktober 1846 voor zijn verdere opleiding naar het kleinseminarie van Roeselare vertrekken, waar hij zijn klassieke humaniora afwerkte (retorica,1849), aangevuld met een filosofiejaar (1850) dat hem voorbereidde op een priesteropleiding. VĆ³Ć³r hij het laatste jaar van die studies aan het grootseminarie in Brugge afsloot, werd hij op 20 maart 1854 benoemd tot leraar aan het kleinseminarie, waar hij zelf school had gelopen. Op 10 juni 1854 werd hij tot priester gewijd.

Tussen 1854 en 1860 kreeg Gezelle in Roeselare verschillende onderwijs Onderwijs
Lees meer
- en begeleidingsopdrachten: leraar in de handelsafdeling, leraar Nederlands voor de leerlingen uit WalloniĆ«, biologie (kruid- en dierkunde of ā€˜natuurlijke historieā€™) in de filosofieafdeling, leraar in de lagere afdeling van de humaniora, surveillant, leider van de lettergilde, biechtvader en verantwoordelijke voor de residerende leerlingen uit Engeland. Zijn belangrijkste opdracht was die van titularis van de poĆ«sis, het voorlaatste jaar van de klassieke humaniora, gedurende twee cruciale schooljaren (1857-1859). Die relatief korte periode als leraar had een grote impact. Vooral door latere getuigenissen van enkele welbespraakte leerlingen, zoals Hugo Verriest, Hugo
De Vlaamsgezinde en progressieve priester en letterkundige Hugo Verriest (1840-1922) was een van de belangrijkste intellectuele inspirators van de katholieke flamingantische scholieren- e... Lees meer
en Gustaaf Verriest Verriest, Gustaaf
Gustaaf Verriest (1843-1918) was een katholiek en Vlaamsgezind spreker en publicist uit de kringen rond Guido Gezelle, Albrecht Rodenbach en Pieter P. Alberdingk Thijm. Lees meer
, kreeg Gezelles optreden en invloed zelfs mythische allures. Dat gebeurde vooral in het eerste kwart van de 20ste eeuw, toen na het overlijden van Gezelle in 1899 in kringen van katholieke intellectuelen een ware Gezellecultus ontstond.

Die idealiserende verbeelding creƫerde het imago van een jonge, Vlaamse, revolutionaire en volstrekt originele leraar die in botsing kwam met het Frans conservatief schoolsysteem dat vasthield aan strakke regels en conventies. In feite volgde Gezelle op zeer enthousiaste wijze de richtlijnen van zijn superieuren. Het katholieke onderwijs zag in de klassieke humaniora de beste garanties voor een ideale opvoeding die voorbereidde op hogere maatschappelijke posities. Daarbinnen behielden morele opvoeding, algemene vorming, literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
- en talenonderricht een centrale plaats. Vanaf 1850 zette men ook voorzichtig de deur open voor moderne wetenschapen en moderne talen. De klassieke talen bleven een vat voor kennis, moraal en schoonheid, maar ook Engels, Duits Ć©n Nederlands werden gepromoot. Dit was vooral het resultaat van de onderwijspolitiek van de Brugse bisschop Jean-Baptiste Malou Malou, Jean-Baptiste
Jean-Baptiste Malou (1809-1864) was bisschop van Brugge. Als bisschop bevorderde hij de Nederlandstalige literaire studie in het middelbaar onderwijs en speelde hij een rol in het ontstaa... Lees meer
, die ook bij het lerarencorps de studie en de beoefening van de volkstaal stimuleerde, en dit zowel door de publicatie van Nederlandstalig werk als door heruitgave van autochtone literatuur, door vertalingen en journalistiek. De jonge leraar voelde zich gesteund door zijn overheid. Hij slaagde erin het voorgeschreven taal- en literatuuronderwijs op een enthousiaste en creatieve wijze uit te voeren. Voor het talenonderwijs ging hij uit van een empirisch uitgangspunt, de praktijk in plaats van de regel: op basis van de eigen en spontane gesproken moedertaal van de leerlingen legde hij verbanden met oude, moderne en vreemde talen. Op die wijze trachtte hij bij die leerlingen de liefde voor hun eigen Vlaamse volkstaal bij te brengen waarin hij het oude christelijke geloof weerspiegeld zag. In een kenmerkend nationaal discours smeedde hij het Vlaams, het vaderland en de christelijke religie tot Ć©Ć©n geheel. Gezelle was er vast van overtuigd dat hij met dit programma vanuit zijn onderwijs een nieuwe Vlaamse elite en dichterschool zou kunnen oprichten die de nog jonge Vlaams-Belgische literatuur van na 1830 van onderuit zou inspireren en vernieuwen.

Gezelle maakte ook maximaal gebruik van nieuwe pedagogische opvattingen. In de gezagsrelatie tussen leraar-opvoeder en leerling was er nu ook meer ruimte voor goedheid en vertrouwen. Gezelle bouwde een vriendschapsrelatie met zijn leerlingen op die, naar Engels model, was verankerd in een geheim devotioneel genootschap (confraternity). Bepaalde begaafde leerlingen waren daar zeer ontvankelijk voor, op het gevaar af van voorkeursbehandeling en rivaliteit. In die intieme vertrouwensrelatie was een speciale plaats weggelegd voor open en vrije communicatie via brieven en poƫzie. Op die manier ontstonden enkele van de aangrijpendste liefdes- en vriendschapsgedichten uit de Nederlandse literatuur.

Als leraar nam Gezelle ook deel aan het plaatselijke culturele leven. Hij ontpopte zich ook als gelegenheidsdichter. Als veelbelovend priester werd hij van meet af aan ook ingeschakeld in de politiek, als verdoken journalist in kranten als De Katholieke Zondag en Het Vlaemsche Land (zie Pers Pers
Van bij het ontstaan van de Vlaamse beweging vervulde de Nederlandstalige pers een belangrijke rol als spreekbuis. De veelheid aan Vlaamse kranten en (week)bladen die in de 19de en 20ste ... Lees meer
). Maar het was vooral als dichter dat hij vlug faam verwierf, zij het voorlopig eerder lokaal, voornamelijk met zijn debuut Vlaemsche dichtoefeningen uit 1858. Hij ontving hiervoor een opvallende enthousiaste goedkeuring van zijn bisschop die in de bundel werd afgedrukt. Malou prees zich gelukkig dat een van zijn priester-leraars bewees dat ā€˜Godsdienst en Deugd de schoonste stoffen leveren voor Letter- en Dichtoefeningā€™, Ć³Ć³k in de volkstaal. En verder: ā€˜Het zal onze jonge Leerlingen meer en meer aanmoedigen om hunne Taal te beoefenen en in weerde te houden.ā€™ Gezelle had overigens zelf die opvattingen verwerkt in de prospectus en de opdracht aan zijn studenten. Ze vormen een welsprekend manifest van zijn idealistisch nationaal en religieus dichterschap: zijn dichtoefeningen zijn proeven van ā€˜natuurlijke, zedelijke en christelijke schoonheidā€™, verwoord in de eigen Vlaamse ā€˜tale en mondsprakeā€™. Ze zijn tevens een appel aan de studerende jeugd om mee te werken aan een nationale culturele herstelbeweging gebaseerd op christelijk geloof, etnische eigenheid en de oude vaderlandse ā€˜Dietseā€™ taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
.

Het positieve elan van de jonge Gezelle werd in september 1858 nog eens bevestigd toen hij van zijn bisschop de vererende opdracht kreeg om, in de lijn van voorbeelden uit de autochtone literatuurtraditie, een nieuwe bundel samen te stellen met lofzangen en spirituele liederen voor gebruik in scholen en religieuze groeperingen. Dit dienstbaar dichterschap stond de ontwikkeling van een persoonlijke, creatieve en vrije poƫziepraktijk niet in de weg, die in 1862 zou culmineren in de bundel Gedichten, gezangen en gebeden, een poƫtisch experiment dat echter door de literaire kritiek werd verguisd.

Inmiddels was Gezelle in 1860 overgeplaatst naar Brugge, waar hij onderwijs- en bestuurstaken kreeg toegewezen in het Engels college en seminarie of Seminarium Anglo-Belgicum. Met de groeiende ideologische tegenstellingen in de Belgische partijpolitiek tijdens de jaren 1860 nam ook zijn (onder schuilnamen maximaal verborgen) journalistieke activiteit toe die door zijn kerkelijke overheid werd opgedragen en gestuurd, en indien nodig bijgestuurd (zie Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
). In 1860 verleende hij sporadisch zijn medewerking aan het Antwerpse satirische weekblad Reinaert de Vos Reinaert de Vos
Reinaert de Vos was een Antwerps satirisch flamingantisch weekblad (1860-1868). Het steunde de Meetingpartij. Lees meer
, dat een onafhankelijke flamingantische koers volgde over de partijen heen (strekking Meetingpartij Meetingpartij
De Meeting (1862-1914) was een Antwerpse politieke formatie die ontstond uit een coalitie van flaminganten, progressieve liberalen en katholieken. Ze liet zich kenmerken door een uitgespr... Lees meer
). Na 1863 ging dit over in een polemische politiek-ideologische journalistiek naar aanleiding van plaatselijke en regionale verkiezingen en nam alleen maar toe met de redactie van het Brugse weekblad ā€™t Jaer 30, vanaf 1870 in ā€™t Jaer 70. Daarin gaf in een volks register en polemische stijl stem aan de heersende katholieke opinie die op basis van de grondwettelijke vrijheid van 1830 een dominante positie in BelgiĆ« BelgiĆ«
Geen Vlaamse beweging zonder Belgiƫ. Het is ook onmogelijk om Belgiƫ te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
verdedigde tegen de verlichtingsideologie, het politieke liberalisme Liberale partij
De verhouding tussen de liberale partij en het partijpolitieke liberalisme in Belgiƫ enerzijds, en de Vlaamse beweging anderzijds levert een gevarieerd en ingewikkeld beeld op dat evoluee... Lees meer
en de vrijmetselarij Vrijmetselarij
Lees meer
. Na de kerkelijke afwijzing van de liberale vrijheden met de pauselijke encycliek Quanta Cura in december 1864 helde het weekblad over naar een ultramontaanse strekking. In dezelfde geest redigeerde Gezelle, aanvankelijk nog samen met de Engelse kunsthistoricus James Weale Weale, James
James Weale (1832-1917) deed onderzoek naar de geschiedenis van Brugge. Zo droeg hij bij aan de herwaardering van het Vlaamse kunstpatrimonium. Ook was hij bevriend met Guido Gezelle. ... Lees meer
, vanaf december 1865 (tot 1871) ook nog het cultureel en volksdidactisch weekblad Rond den Heerd Rond den Heerd
Rond den Heerd was een West-Vlaams geĆÆllustreerd volks- en taalkundig weekblad, dat naar Engels model werd gesticht door James Weale en Guido Gezelle. Het profileerde zich als een ā€˜leer- ... Lees meer
, Gezelle spreidde in dit ā€˜leer- en leesblad voor alle liedenā€™ zijn kennis uit over de historische bronnen van de Vlaamse christelijke cultuur, zoals die zich manifesteert in allerlei fenomenen en relicten in de volksdevotie, religieuze geschiedenis, kerkelijke architectuur, taal en literatuur. Het blad vormt een rijke bron voor Gezelles kennis van de vooral 17de-eeuwse religieuze Zuid-Nederlandse literatuur die later bijzonder inspirerend zou werken voor de creatieve dichter.

Het jaar 1865 betekende voor Gezelle een definitieve switch van het pedagogische naar het pastorale werk. Eerst in Brugge en vervolgens in Kortrijk kreeg hij diverse opdrachten als onderpastoor en directeur van een kleine kloostergemeenschap. Vanaf 1893 werd hij, dankzij de financiƫle steun van enkele sympathisanten, ontlast van elke officiƫle functie. Hij richtte zich nu vooral op de studie van de bouwstoffen en de wetten van de Vlaamse taal. In de aanloop daartoe resulteerde dit in het lexicografische tijdschrift Loquela Loquela
Loquela was een dialectlexicografisch tijdschrift van Guido Gezelle, die het zelf omschreef als ā€˜een blad voor eigen-vlaamsche taalliefhebberije en voor eigenvlaamsche taalgeleerdheidā€™.... Lees meer
(vanaf mei 1881), waarvoor hij in West-Vlaanderen West-Vlaanderen
Lees meer
, maar ook daarbuiten, een netwerk uitbouwde van liefhebbers die veldwerk verrichtten op het gebied van de dialectlexicografie, de zogenaamde ā€˜zantersā€™. Ter bevordering en conservering van het Vlaams in Noord- Frankrijk Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
of Frans-Vlaanderen Frans-Vlaanderen
Dit artikel belicht de belangstelling vanuit de Vlaamse beweging voor de Vlaamse cultuur in Noord-Frankrijk. Lees meer
richtte hij ook in 1886 het tijdschrift Ons Oud Vlaamsch op, dat echter geen lang leven leidde. Gezelle hielp ook een groep West-Vlaamse priesters enthousiasmeren om op langere termijn de Vlaamse religieuze volkstradities te bestuderen en vanaf 1890 mee te werken aan het (nog steeds bestaande) tijdschrift Biekorf Biekorf
Biekorf is een West-Vlaams tijdschrift dat in 1890 werd opgericht door flaminganten uit het milieu van Dietsche Biehalle. In het begin was het een leesblad gericht op taal. Biekorf bestee... Lees meer
. Al die activiteiten combineerde Gezelle met een stijgende aandacht voor zijn eigen poƫziebeoefening en vertaalwerk. Na de bundel Liederen, Eerdichten et Reliqua (1880), waarin gelegenheidspoƫzie domineert, volgt de Vlaamse vertaling van Longfellows Hiawatha (1886) en vervolgens twee superieure, hoofdzakelijk lyrische bundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897). Hierin ontwikkelde hij een heel persoonlijk poƫtisch idioom, waarbij hij de oude Vlaamse taal op een heel creatieve wijze levenskracht wist te geven.

In 1886 werd Gezelle benoemd tot stichtend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (KANTL, 1886) is een instelling die zich in de loop van haar geschiedenis heeft ingezet zowel voor taalculturele, -wetenschappeli... Lees meer
. In 1899 werd hij teruggeroepen naar Brugge om rector te worden van de Engelse Kanunnikessen in de Carmersstraat, niet ver van zijn geboortehuis. Dit ā€˜Engels kloosterā€™ was vooral bekend om zijn elitaire Finishing School voor dochters uit vooral Engelse katholieke hogere kringen. Gezelle kreeg er nog de zware taak om een Latijns theologisch werk van zijn bisschop Gustave Waffelaert Waffelaert, Gustave
Gustave Waffelaert (1847-1931) was bisschop van Brugge van 1895 tot 1931. Hij was voorstander van de West-Vlaamse gewesttaal. Ondanks een zekere Vlaamslievendheid kwam hij in conflict met... Lees meer
in het Nederlands te vertalen: Goddelijke Beschouwingen. Opvallend daarin is de archaĆÆserende en puristische taalbehandeling.

Hij stierf er onverwachts op 27 november 1899. In 1901 verscheen nog een postume poƫziebundel, Laatste verzen.

Taalkunde en taalpolitiek

Gezelles taalopvatting lag in de lijn van de particularistische standpunten die de katholieke geestelijkheid in West-Vlaanderen inzake het taalgebruik in de jaren 1840 en 1850 had ingenomen. In 1844 had zij zich verzet tegen de invoering van de officieel aanvaarde taalregeling van Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de ā€œvader van de Vlaamse bewegingā€, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
en, in de geest van het Europese romantisch nationalisme, haar voorkeur uitgesproken voor de erkenning van de regionale taal als manifestatie van de etnische eigenheid en het godsdienstig karakter van het Vlaamse volk. Gezelle blies dit standpunt vanaf 1858 nieuw leven in. Zijn originele en overtuigende verwoording (zijn ā€˜machtig woordā€™) vond gehoor, eerst bij leerlingen en vertrouwden, later in brede kring. KernideeĆ«n van zijn boodschap waren: de Vlaming kon slechts zijn nationale eigenheid bewaren door vast te houden aan de volkstaal, ā€˜aan vlaamsche zeden, aan vlaamschen, dat is katholijken Godsdienst en Christene Godvruchtigheidā€™. Hij verkondigde daarmee dat de godsdienst het belangrijkste element van de Vlaams-Belgische eigenheid was, en dat op een moment dat de oprukkende ontkerkelijkheid een einde maakte aan het Belgisch unionisme Unionisten
Activisten, binnen en buiten de Raad van Vlaanderen, die ervoor opteerden om Belgiƫ na de beƫindiging van de Eerste Wereldoorlog opnieuw in te richten als een federale staat, werden union... Lees meer
. Godsdienst en taal waren volgens Gezelle onlosmakelijk met elkaar verbonden: een onafhankelijk, Vlaams volksbewustzijn (hij spreekt over de ā€˜Vrije Vlamingā€™) hing samen met het bestaan van een eigen taal: ā€˜Waar geen taal leeft is geen volkā€™. De taal reveleert immers de eigenheid van ieder individu: Loquela tua manifestum te facit. De taal heeft ook een goddelijke oorsprong: elk woord is als een ā€˜heldere parelā€™ waarin Gods Woord en de oorsprong weerspiegeld zijn. De Vlaamse taal sloot in zijn opvatting nog zeer dicht bij haar oorsprong aan. God schonk ons het Vlaams en het oude katholieke christengeloof is er nog intact in gebleven. De zuiverste taal is daarom ook de oude taal: die heeft ā€˜nog iets van de Schepperā€™, die bezit nog het oorspronkelijke dynamische karakter en het natuurlijke verband tussen woordvorm en betekenis. Dat is verloren gegaan in de hedendaagse, door protestantisme besmette Hollandse boekentaal en de vreemde, rationele Franse taal. Tegen die artificiĆ«le taalvormen plaatste Gezelle de eigen voorvaderlijke taal zoals die gebruikt werd door de ouderen en zoals hij die las bij onze schrijvers uit de Middeleeuwen tot en met de 17de eeuw. Dit is de overgeleverde taal van het ā€˜Dietssprekende vaderlandā€™ van vĆ³Ć³r de scheiding van Noord en Zuid, die Gezelle in een ā€˜groot taalboekā€™ herboren had willen zien. Sporen daarvan zag hij in de taal in West-Vlaanderen en vooral bij het volk aldaar dat meer dan welk volk in West-Europa ook ā€˜zijn zelfs geblevenā€™ was, ā€˜ondanks eeuwen van druk en geweldā€™. Die twee onfeilbare bronnen hanteerde Gezelle om, na vergelijking met overeenkomsten in andere Zuid-Nederlandse dialecten, te komen tot de opbouw van een ā€˜zuivere gesproken volkstaalā€™.

Dat mede op basis daarvan een algemene Nederlandse cultuurtaal tot stand zou komen, was voor Gezelle een kwestie van tijd. De eerste fase zag hij in de lexicologische arbeid: het vastleggen van de 'vluchtig gebleven' oude en nog 'levende' woorden. Opnieuw zocht hij daarvoor in de spreektaal het doorslaggevende argument. Ook voor het achterhalen van taalregels en 'spraakwetten' nam hij de orale taal als uitgangspunt. Met die dubbele activiteit is de taalkundige en dichter Gezelle zijn hele leven bezig geweest. Ze heeft uiteindelijk geleid tot Loquela en zijn gigantische woordenverzameling of Woordentas met circa 13.000 taalfiches. Gezelles bondgenoot hierin was zijn vriend Leonardus L. de Bo De Bo, Leonardus
Leonard-Lodewijk de Bo (1826-1885) was een priester, jarenlang leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge en overleden als pastoor-deken van Poperinge. Hij was lexicoloog van het West... Lees meer
, van in de jaren 1850 tot in 1885, het jaar van De Bo's overlijden. Ze werkten niet alleen samen op lexicografisch gebied ā€“ Gezelle als actieve medewerker aan De Bo's Westvlaamsch Idioticon van 1870-1873 en De Bo aan Loquela ā€“ maar ook op taalpolitiek vlak. Zo weigerden ze in 1870 beiden deel te nemen aan de oprichting van een taalkundig genootschap in Mechelen (de Koninklijke Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis
De Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis (KZMTLG) is een wetenschappelijk-culturele vereniging die op 6 februari 1870 in Mechelen werd opgeric... Lees meer
, waarin Jacob F. Heremans Heremans, Jacob
Lees meer
, Theophiel Roucourt Roucourt, Theophiel
Lees meer
en Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in BelgiĆ« aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zoā€™n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
een rol van betekenis speelden), omdat ze vreesden dat bij de toenadering van het Zuiden tot Nederland Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
op het gebied van een gemeenschappelijke taal en literatuur niet genoeg rekening zou worden gehouden met het Zuid-Nederlandse, laat staan met het West-Vlaamse standpunt.

Tussen West-Vlamingen en voorstanders van een algemene Nederlandse taal voor Zuid-Nederland laaide in de jaren 1870 overigens een felle polemiek op naar aanleiding van het verschijnen van De Bo's Idioticon en onder impuls van een strakke West-Vlaamse stellingname in Rond den Heerd, vanaf 1871 in handen van de Brugse priester Adolf Duclos Duclos, Adolf
Adolf Duclos (1841-1925) was priester van het bisdom Brugge en publicist. Hij was vooral bekend als geƫngageerd pleitbezorger van het West-Vlaamse taalparticularisme en ideologisch bewerk... Lees meer
, dat door de verdedigers van integratie (zoals Jan Nolet de Brauwere van Steeland Nolet de Brauwere van Steeland, Jan
Jan Nolet de Brauwere van Steeland (1815-1888) was van Nederlandse afkomst en vestigde zich in Vlaanderen. Hij was de auteur van kritisch en hekelend proza, waarmee hij onder andere ijver... Lees meer
) met het invectief 'particularisme' werd bedacht. Gezelle hield zich enigszins afzijdig in het debat, ook na de oprichting van de Gilde van Sinte Luitgaarde Gilde van Sinte Luitgaarde
De Gilde van Sinte Luitgaarde was een in Brugge opgerichte culturele vereniging die vanaf 1874 de rechten van het West-Vlaams verdedigde en een aanval tegen het taalparticularisme trachtt... Lees meer
in 1874. In tegenstelling tot vele Zuid-Nederlanders (onder wie ook De Bo) die zich in de lijn van Jan-Baptist David David, Jan-Baptist
Jan-Baptist David (1801-1866) was een katholiek priester, en vanaf 1834 hoogleraar nationale taal, letterkunde en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit in Mechelen en Leuven. Hij sp... Lees meer
en Ferdinand A. Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
inzetten voor het aandeel van de dialecten uit het Zuiden in het ontstaan van een algemene Nederlandse taal, bleef hij ervan overtuigd dat in de toenmalige situatie nog eerder het Frans dan het Nederlands in aanmerking kon komen als algemene en wetenschappelijke taal in Vlaanderen.

Dat bleek onder andere uit zijn bespreking van een Franstalige geschiedenis van de West-Vlaamse stad Menen door Rembry-Barth in 1881 en zijn opgemerkt artikel Les Flaminguistes, dat op vraag van Charles de Harlez, professor Oosterse Talen aan de katholieke universiteit in Leuven (Oud-Iraans en Chinees) in 1885 in het internationale tijdschrift Le MusĆ©on verscheen. De Harlez verzocht Gezelle een artikel te schrijven over ā€˜la science flaminguisteā€™, een term door de hoofdredacteur gesmeed om, naar analogie van bijvoorbeeld ā€˜la science amĆ©ricanisteā€™, de wetenschappelijke studie van de Vlaamse volkstaal te benoemen. In de gevraagde piloottekst, die de aanloop moesten vormen tot een reeks nooit gepubliceerde studies, grijpt Gezelle de kans om zowel de Nederlandse filologie in Vlaanderen te introduceren als romantisch-nationaal en religieus geĆÆnspireerde taalpolitieke uitspraken te doen: in tegenstelling tot Nederland, is de volkstaal in (West-)Vlaanderen intact (ā€˜pur et vivaceā€™) gebleven. Het algemene ā€˜officiĆ«leā€™ Nederlands of ā€˜fatsoenlijk Hollandsā€™ wordt er niet en zal er ook nooit gesproken worden. De (tweetalige) taalsituatie in Vlaanderen was in feite ideaal: voor de filoloog was de ongeschonden gebleven volkstaal een ware goudmijn. Voor de gemiddelde Vlaming was het een voorrecht in de dagelijkse omgang spontaan het ā€˜zuiverā€™ Vlaams te kunnen spreken. De ongecorrumpeerde ā€˜eentaligeā€™ Vlaming die nog de van God ontvangen natuurlijke taalbegaafdheid bezit, prijst Gezelle gelukkig. Waar hij of zij voor hogere sociale contacten of wetenschappelijk verkeer met de volkstaal tekortschoot, kon moeiteloos overgeschakeld worden op het Frans, de enige degelijke lingua franca die beschikbaar was: ā€˜il parle tout simplement le franƧaisā€™! In het verleden was het overigens niet anders: desgevallend sprak de Vlaming Latijn of Spaans. Met die uitspraken positioneerde Gezelle zich in feite buiten de Vlaamse beweging die van bij de aanvang een anti-Frans discours in haar vaandel droeg.

Vlaamse poƫzie

Alsof dit nog niet duidelijk genoeg was, nam Gezelle ook in het openbaar en op felle wijze afstand van elke vorm van 'beweging' in naam van het Vlaams. Ophefmakend in die zin was zijn rede van 30 september 1885 in Tielt op de door het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
ingerichte hulde van De Bo, waar hij de actie van jonge flaminganten scherp veroordeelde en als 'ruitenbrekerij' bestempelde. Voor Gezelle volstond het de Vlaams-katholieke eigenheid na te streven. Paradoxaal genoeg beriep die beweging zich op Gezelles gedachtegoed om haar actie te motiveren. Vooral Hugo Verriest Verriest, Hugo
De Vlaamsgezinde en progressieve priester en letterkundige Hugo Verriest (1840-1922) was een van de belangrijkste intellectuele inspirators van de katholieke flamingantische scholieren- e... Lees meer
duidde ā€˜Meesterā€™ Gezelle aan als 'levenwekker' van de actie van de Vlaamsgezinde jongeren. Inspiratiebron hiervoor was het relatief kleine aantal expliciet nationale verzen dat Gezelle schreef en waarin hij op affirmatieve wijze die noodzaak van een Vlaams zelfbewustzijn uitdrukte. Vooral door hun kernachtigheid en zeggingskracht konden ze een dergelijk grote invloed uitoefenen op de jongeren in de West-Vlaamse colleges (vanaf de jaren 1870) en de latere generaties katholieke intellectuelen in Vlaanderen.

Elementen van Gezelles boodschap waren: een volstrekte vaderlandsliefde (er is maar Ć©Ć©n Vlaanderen) vereist een authentieke betrokkenheid en oprechte gehechtheid: ā€˜Zoo is uw land / zoo weze uw hertā€™; de nationale identiteit en onafhankelijkheid van het Vlaamse volk zijn onlosmakelijk verbonden met de eigenheid van zijn taal en religie (ā€˜Die geen taal heeft/ is geen naam weerd,/ waar geen taal leeft/ is geen volk!ā€™) (ā€˜Mijn Vlanderen spreekt een eigen taal;/ God gaf elk land de zijneā€™); de taal als collectief bezit van een volk (ā€˜Ze is vlaamsch, en ze is de mijne!ā€™); het voortbestaan van een vrij (versus slaafs) Vlaanderen hangt samen met het behoud van de christelijke traditie (ā€˜Mijn Vlanderen! dat en moogt gij, noch/ en zult gij nooit veranderen,/ onleugenachtig heet gij nog:/ 'het katholike Vlanderen!ā€™); gevolg is de afwijzing van vreemde invloed en culturele import; naargelang van de context wordt die in ethische, levensbeschouwelijke of politieke zin ingevuld (oneigen = Frans, leugenachtig, ontaard, vals, vrijzinnig, liberaal enzovoort). Dikwijls wordt een imperatieve toon aangeslagen ā€˜Wees Vlaming dien God Vlaming schiepā€™), met oproepen tot heroĆÆsche offervaardigheid (ā€˜Vrij vlaming zijn, of liever sterven moetenā€™). Dit gebeurt vooral in Gezelles liederen waarin het heldhaftige Vlaamse verleden wordt geĆÆdealiseerd, zoals Groeninghe of De Vlaamsche Zonen.

In de politieke gedichten, die een volwaardig onderdeel van Gezelles dichtwerk vormen, wordt diezelfde basishouding ā€“ ā€˜totdat men sterve of zegeprale/ voor God, voor Vlaanderen en zijn taleā€™ ā€“ overeenkomstig de functie van de teksten met maximale overredingsmiddelen verwoord (ā€˜Veel liever dood als geus te leven!ā€™). Elders is die boodschap met andere accenten terug te vinden in lofdichten op het vaderland, of in korte bespiegelende of didactische gedichten (ā€˜De vlaamsche tale is wonder zoetā€™, ā€˜Gij zegt dat 't vlaamsch te niet zal gaan:/ 't en zal!ā€™). Daarbij is ook veel gelegenheidswerk. In de volkse traditie van de Vlaamse liedcultuur, waarnaar Gezelle zelf expliciet verwees, schreef hij liedteksten voor allerhande vaderlandse manifestaties en gelegenheidsconcerten in het katholieke verenigingsleven en het studentenmilieu (zie Muziek Muziek
Lees meer
). Speciale aanleidingen vormden de herdenkingen van de Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
. Bij de onthulling van het standbeeld van Jan Breidel Breidel, Jan
Lees meer
en Pieter de Coninck De Coninck, Pieter
Lees meer
in Brugge in augustus 1887 schreef Gezelle een oproep tot de ā€˜Kortrijksche mannenā€™ (Bruggewaards!) en het zangstuk Vrijdag voor de prijsuitdeling in het Brugse Sint-Lodewijkscollege (12 augustus 1887); Edgar Tinel Tinel, Edgar
Edgar Tinel (1854-1912) was een componist die zich met zijn liederen aanvankelijk binnen de Vlaamse beweging situeerde, maar later uitsluitend nog religieuze muziek componeerde. Hij verdi... Lees meer
schreef er de muziek voor. Ten voordele van de geldinzameling voor de oprichting van het Groeningemonument in Kortrijk liet Gezelle in 1894 de plaquette Vertijloosheid drukken met zestien (overwegend natuur)gedichten die later in zijn bundel Rijmsnoer werden opgenomen. Gezelle liet daar de strijdvaardige toon zo veel mogelijk achterwege en wees de Vlaamse lezer via de oude voortreffelijke taal naar een glorierijk verleden.

Vlaamse natievorming

Gezelle verdedigde de Belgische nationaliteit omdat die garantie bood voor de vrijheid van godsdienst en de machtspositie van de katholieke Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
. Op paradoxale wijze droeg hij echter ook in grote mate bij tot de Vlaamse natievorming. Hij deed dat door te ijveren voor het herstel van de christelijke traditie in het Nederlandstalige deel van BelgiĆ« die hij vanuit zijn romantisch-nationale en religieuze visie vooral weerspiegeld zag in de oude Dietse of Vlaamse volkstaal die in haar kern en oorsprong christelijk was. Door in de seculariserende 19de eeuw het Vlaams te beoefenen en kenbaar te maken kon men dus ook de Vlamingen tot het ware geloof terugbrengen. Hij wenste echter niet actief ingrijpen in de taalontwikkeling, immers: een taal maakt men niet, ā€˜de tale wordtā€™. Hij wilde, naar eigen zeggen, alleen de overweldigende dominantie van het Hollands in de evolutie naar een algemene Nederlandse taal tegenwerken. In die lijn lag ook Gezelles activiteit als taalpurist: vanaf circa 1870 hield hij vurige pleidooien om het Nederlands te zuiveren van vreemde woorden en bastaardwoorden van (vooral) Franse oorsprong. Dit purisme liet ook sporen na in zijn late poĆ«zie.

Zijn taalopvattingen hebben tot ver in de 20ste eeuw jonge katholieke intellectuelen geĆÆnspireerd. Sommige vereerders trachtten zelfs in het onderwijs en de boekenwereld het West-Vlaams te propageren, fanatieker dan de meester zelf. Ongewild heeft hij daarmee invloed gehad op de argwaan van sommige streekgebonden Vlamingen tegenover het Nederlands en bijgevolg op de onvoltooide ontwikkeling van de Nederlandse standaardtaal Standaardtaal
De standaardtaal is het product van renaissancistische opvattingen over taal en het resultaat van een reeks concrete taalinterventies. In het Nederlandse taalgebied leidde dit naar een St... Lees meer
in Vlaanderen. Ook riepen zijn traditionalisme en conservatisme weerstand op, zelfs nog tijdens zijn leven op het eind van de 19de eeuw, en dat niet alleen in de antiklerikale zuil. Ook een generatie ruimdenkende katholieke jongeren die vatbaar waren voor nieuwe en democratische ideeƫn, zelfs priesters uit Gezelles eigen vriendenkring, namen binnenskamers afstand van zijn standpunten, zonder af te doen aan hun bewondering voor de geniale dichter. Zo was Juliaan Claerhout Claerhout, Juliaan
Juliaan Claerhout (1859-1929) was priester en leraar aan het Tieltse Sint-Jozefscollege, waar hij door zijn Vlaamsgezinde initiatieven al snel in aanvaring kwam met het bisdom. Hij was on... Lees meer
, blijkens een vertrouwelijke brief van hem aan Hugo Verriest uit 1897, ervan overtuigd dat de ā€˜Gezelliaanseā€™ fixatie op de Vlaamse volkstaal hier te lande in feite de deur sloot voor vooruitgang, verlichting en beschaving. ā€˜Wij versmachten bij gebrek aan licht en luchtā€™, schreef hij. Hij pleitte ook resoluut voor het gebruik van het Nederlands in kunsten en wetenschappen, in nauwe samenwerking met collegaā€™s in het Noorden.

Gezelle heeft met zijn inzet en zijn teksten ongetwijfeld de liefde voor de Vlaamse taal fel aangewakkerd. Zijn symboolwaarde hierin heeft een blijvend karakter met mythische allures. Gezelles taal, een gezuiverd Vlaams, kon echter geen aanspraak maken op het prestige van een algemene en levende cultuurtaal. Daarvoor was het ook te laat. In Vlaanderen was al lang vĆ³Ć³r Gezelle (door Willems en co) gekozen voor het Nederlands, een taal met aanzien en macht, de taal van het onafhankelijke Nederland. Gezelle hield koppig vast aan zijn Vlaams, maar wel in het besef van een breder Nederlands taalgebied. Niet voor niets stelde hij in de loop van 1898 zijn lexicografische schat of ā€˜Woordentasā€™ ter beschikking van de redactie het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) in Leiden. En wat wellicht nog het belangrijkst is: het Vlaams was voor Gezelle een krachtige creatieve bron waarmee hij het tot een groot Nederlands dichter bracht.

Werken

Verzamelde werken:

ā€“ Dichtoefeningen, Kerkhofblommen, Gedichten, Gezangen en Gebeden, Liederen, Eerdichten en Reliqua, Tijdkrans en Rijmsnoer, 1878-1897.

Postume uitgaven, edities en bloemlezingen:

ā€“ Laatste Verzen, 1901.
ā€“ Verzen
, 1901.
ā€“
F. Baur e.a. (ed.), Jubileumuitgave van Guido Gezelle's volledige werken, 18 dln., 1930-1939.
ā€“
F. Baur (ed.), Guido Gezelleā€™s dichtwerken, 4 dln., 1949-19503.
ā€“
J. Boets e.a. (ed.), Verzameld dichtwerk, 8 dln., 1980-1991.
ā€“
P. Couttenier (ed.), Mijn dichten, mijn geliefde: een keuze uit de poƫzie van Guido Gezelle, 1990 (19996).
ā€“
J. Boets (ed.), Volledig dichtwerk, 1999.
ā€“
P. Couttenier en A. de Vos (ed.), Poƫzie en proza, 2002.

Literatuur

ā€“ C. Gezelle, Guido Gezelle, 1918.
ā€“
A. Walgrave, Het leven van Guido Gezelle. Vlaamschen priester en dichter, 2 dln., 1923-1924.
ā€“
P. Arents, Guido Gezelle Bibliographie, 1930. Heruitgegeven en van registers voorzien door M. de Schepper en L. Fonteyne, ingeleid door A.K.L. Thijs, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie, jg. 11-12, 2000-2001, pp. 1-233.
ā€“
F. Baur, Uit Gezelle's leven en werk, 1930.
ā€“
R. van Sint-Jan, Het West-Vlaamsch van Guido Gezelle, 1931.
ā€“
R. de Coninck, Guido Gezelle's purisme, in: Handelingen Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunden en Geschiedenis, jg. 7, 1953, pp. 43-100.
ā€“ R. de Coninck, Guido Gezelle's z.g. taalparticularisme, in: Handelingen Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunden en Geschiedenis, jg. 9, 1955, pp. 22-31.
ā€“
K. de Busschere, Guido Gezelle en de taal, in: Gezellekroniek, jg. 3 en 5, 1965 en 1968, pp. 31-62 en 53-73.
ā€“
J. Boets, Gezelle, de "Flaminguist", in: Spiegel der Letteren, jg. 13, 1970-1971, pp. 174-188.
ā€“
J. Persyn, Juliaan Claerhout (1859-1929). Gemiste kans of menselijk tekort?, 1975.
ā€“
C. d'Haen, De wonde in 't hert. Guido Gezelle: een dichtersbiografie, 1987.
ā€“
L. Gevers, Bewogen jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), 1987.
ā€“
R. Vanlandschoot, Eenige bladzijden uit het groote vlaamsche taalboek. Gezelles toespraak voor het Davidsfonds te Tielt 14 oktober 1875, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie, jg. 2, 1990, nr. 1, pp. 62-81.
ā€“
A. de Vos, Gezelles ā€˜Gouden Eeeuwā€™. De Zuidnederlandse zeventiende-eeuwse literatuur in het werk van Guido Gezelle, 1997.
ā€“
N. Bakker, Gezelles woordentas, 1998.
ā€“
R. Vanlandschoot, Spanningen omtrent Gezelle bij de nationale herdenking van 1930, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie, jg. 10 en 11, 1998 en 1999, pp. 62-91.
ā€“
P. Couttenier, Nationale beelden in de Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw, in: K. Deprez en L. Vos (red.), Nationalisme in Belgiƫ. Identiteiten in beweging 1780-2000, 1999, pp. 60-69.
ā€“
M. de Schepper en L. Fonteyne, Gezelle beschreven 1899-1999. Selectieve bibliografie van een eeuw Gezellestudie, Gent, 2000.
ā€“
R. Willemyns, Gezelle en het West-Vlaamse particularisme, in: P. Couttenier (red.), Een eeuw Gezelle 1899-1999, 2000, pp. 63-74.
ā€“
K. Deprez, Waarom de taal van Gezelle het niet heeft gehaald, in: P. Couttenier (red.), Een eeuw Gezelle 1899-1999, 2000, pp.75-82.
ā€“
L. Wils, Gezelle in de Vlaamse natievorming, in: P. Couttenier (red.), Een eeuw Gezelle 1899-1999, 2000, pp. 83-100.
ā€“
A. de Vos, Gezelle als taalpurist. Enkele aanzetten tot verder onderzoek, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie, jg. 14, 2002, nr. 1, pp. 44-61.
ā€“
A. Ceulemans, Spoker in Reinaert de Vos. Tekstuele analyse en contextuele studie van de nationaal-politieke teksten van Guido Gezelle in het weekblad Reinaert de Vos (1860-1865): natievorming en poƫzie, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie, jg. 20, 2008, pp. 1-2 en 1-179.
ā€“
P. Couttenier, ā€™Il parle tout simplement le franƧaisā€™. Een merkwaardig pleidooi van Guido Gezelle voor het Fransā€™, in: De Negentiende Eeuw. Themanummer: het Frans als lingua franca: gevallen van histoire croisĆ©e in de Lage Landen, 1800-1914, jg. 37, 2013, nr. 3, pp. 233-240.Ā 
ā€“
S. Poland, Gezelle, Guido, in: J. Leerssen e.a. (ed.), Encyclopedia of Romantic Nationalism in Europe, dl. 1, 2018, pp. 310-311.

Suggestie doorgeven

1973: Jan J.M. Westenbroek (pdf)

1998: Piet Couttenier

2023: Piet Couttenier

Databanken

Inhoudstafel