Beginselakkoord KVV-VNV
Het beginselakkoord KVV-VNV werd ondertekend door vertegenwoordigers van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij (KVV) en het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) op 8 december 1936.
Het beginselakkoord KVV-VNV werd ondertekend door vertegenwoordigers van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij (KVV) en het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) op 8 december 1936.
Het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag regelde van 1946 tot 1995 de politieke en ambtelijke samenwerking tussen enerzijds Nederland en anderzijds België, en vooral Vlaanderen.
Het Belgisch-Nederlands Verdrag werd afgesloten in april 1925 tussen België en Nederland, na uiterst slopende onderhandelingen die begonnen na de Vredesconferentie van Versailles.
Het taalgebruik in het bestuur is een centraal aspect van de Belgische taalkwestie. Het omvat het proces van het afdwingen van taalrechten voor Vlamingen evenals de bestuurstaalwetgeving en de toepassing ervan in de praktijk.
Het Bussumer Telegram was een motie opgesteld door René de Clercq, gericht aan koning Albert I en verzonden op 11 juli 1915. Daarin werd aan de vorst gevraagd om ‘Vlaanderens volkomen geestelijke vrijwording’ te waarborgen.
Het ‘Compromis van de Belgische socialisten’ (herfst 1929) legde de houding van de Belgische Werkliedenpartij vast ten aanzien van de taalkwestie.
Het corporatisme was in het interbellum, vooral in de crisisjaren 1930, een wijdverspreid, maar tegelijk vaag alternatief maatschappelijk en politiek model.
De zaak Coucke en Goethals diende voor de Vlaamse beweging lange tijd als hét symbool van de taaltoestanden in het gerecht.
Daensistische beweging is de verzamelnaam voor een geheel van feiten, opvattingen, organisaties, personen en strijdmiddelen die tijdens de late 19de en de vroege 20ste eeuw een onderdeel vormden van de christen-democratie in Vlaanderen en Brussel
De delta was tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog een symbool voor het Groot-Nederlandse streven van het Vlaams-nationalisme.
In deze bijdrage staat de strijd voor een gelijkwaardige vertegenwoordiging van de Vlamingen en de gelijkberechtiging van het Nederlands in de diplomatie centraal.
De ‘drie kraaiende hanen’ was de benaming voor de drie volksvertegenwoordigers die in 1910-1911 over de partijgrenzen heen een campagne voor de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent lanceerden.
Al sinds de eerste taalwet (1873) voorzag de wetgever in faciliteiten. Deze tegemoetkomingen gaven aanleiding tot tegengestelde interpretaties door Nederlandstaligen en Franstaligen, zo ook in de faciliteitengemeenten.