Hroch, Miroslav

Persoon

De Tsjechische historicus Miroslav Hroch (1932) vergeleek de historische evolutie van nationale bewegingen die streden in de naam van ‘kleine’ naties. Zijn werk, en vooral het door hem ontwikkelde analytische model, werd vanaf de jaren 1990 geregeld gebruikt voor de historiografie van de Vlaamse beweging.

Geboorte
14 juli 1932
Leestijd: 10 minuten

Miroslav Hroch vergeleek de evolutie van nationale bewegingen van ‘kleine’ naties (niet-dominante etnische groepen) in Europa, vanaf de Franse Revolutie tot de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
. Hij deed dat in de context van de industriële en burgerlijke omwentelingen tijdens die periode. Naties kwamen volgens Hroch immers voort uit de spanning en interactie tussen enerzijds subjectieve doeleinden en idealen en anderzijds objectieve omstandigheden en processen. Zijn werk was uitzonderlijk want tegelijk empirisch, multi-comparatief én macro-structureel. De meeste weerklank vond zijn model van analytische periodisering: Hroch onderscheidde drie fasen (cultureel, politiek, massaal) ingebed in drie stadia van maatschappelijke transformatie, uitmondend in vier types nationale beweging. Hrochs werk werd gebruikt voor de historiografie Historiografie
Lees meer
van de Vlaamse beweging, door hem geklasseerd als ‘gedesintegreerd’ (de arbeidersbeweging had zich reeds ontwikkeld binnen een Belgisch-nationale context vooraleer de Vlaamse beweging er zich op had kunnen enten). Daarbij rezen echter vragen, vooral rond de massificatiefase.

Vergelijkend onderzoek

Hroch studeerde en werkte aan de Praagse Karelsuniversiteit. Het Tsjechisch nationaal gevoel van zijn omgeving vormde de aanleiding om de historiografie en theorievorming rond de natie te bestuderen. Dat was door de opgelegde Stalin-doctrine na de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
een ‘moeilijk’ onderwerp (Hroch koos dan ook soms ander onderzoek), maar mede dankzij binnen- en buitenlandse collega’s (zoals Eric Hobsbawm) kon hij toch (ook in het buitenland) onderzoek doen en publiceren – en (zeker vanaf 1990) internationaal naam maken. Zijn werk was tegelijk empirisch, multi-comparatief én macro-structureel.

Hroch onderzocht de evolutie van de nationale bewegingen van ‘kleine’ naties (niet-dominante etnische groepen) in Europa, vanaf de Franse Revolutie tot (aanvankelijk) de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
. In een (informele) trilogie rond de protagonisten van nationale bewegingen werd nagegaan wie zij waren (sociale samenstelling, 1968/1985), wat zij wilden (programma, 2000) en waarom zij succes boekten (synthese, 2005).

Hij deed dat in de context van de industriële en burgerlijke omwentelingen vanaf eind 18de eeuw, waaruit het industrieel kapitalisme, de arbeidersklasse en het democratisch bestel voortsproten. Naties kwamen volgens Hroch immers voort uit de spanning en interactie tussen enerzijds subjectieve doeleinden en idealen en anderzijds objectieve omstandigheden en processen: ze waren een gevolg van het moderniseringsproces én de doelgerichte inspanningen van protagonisten. Voor de natievorming Natievorming
Dit artikel over natievorming focust op de verbeelding en vorming van België en Vlaanderen als nationale gemeenschappen. Daarbij wordt gekeken naar de politiek van natievorming vanwege de... Lees meer
waren niet alleen de sociale, economische Economie
Dit artikel gaat over de relatie tussen economie en Vlaamse beweging. Daarmee beoogt deze tekst geen economische geschiedenis te schetsen van wat we vandaag Vlaanderen noemen. Integendee... Lees meer
en politieke omstandigheden van belang, maar ook de mate waarin een door protagonisten bewerkstelligde mentaliteitswijziging plaatsvond (emotionele en rationele componenten): zowel omgevingsfactoren als acties voedden natievorming. Hroch zag onderscheid én verband tussen de natie als objectieve sociale structuur en als abstract waardensysteem.

Hij verwierp dan ook de idee dat de natie verbeeld of uitgevonden kon worden door nationalisme: de focus lag op de relatie tussen objectieve maatschappelijke structuren die een natie vormen en de bewegingen, met hun protagonisten (door Hroch ‘patriotten’ genoemd: hij reserveerde de term ‘nationalisten’ en ‘nationalisme’ voor het streven naar een eigen natiestaat).

Typisch voor ‘kleine’ naties was dat ze nog niet alle maatschappelijke klassen (arbeiders, middenklasse, elite) behelzen: zowel het Ancien Régime als de heersende elite dienden daardoor bekampt te worden. Hroch kwam tot de vaststelling dat de nationale bewegingen het meeste succes hadden als ze strookten met de belangen van de arbeidersklasse en de kapitalistische elite, én wanneer die klassen hun plaats hadden in de ‘kleine’ natie (die dan ophield ‘klein’ te zijn, want niet langer ondergeschikt aan een andere natie).

Zijn grootste verdienste vond hijzelf de verklaring van het succes van nationale bewegingen vanuit de mate van interne sociale communicatie en de wisselwerking tussen klasse, natie en ideologie. De meeste weerklank vond echter zijn model van analytische periodisering van de historische evolutie van de nationale beweging van ‘kleine’ naties. Hroch benadrukte dat het geen nieuwe theorie was, maar een vanuit bronnenonderzoek gecontextualiseerd en veralgemenend raamwerk – naar hij hoopte, aanvaardbaar voor alle ‘kampen’ in de theorievorming (dat hij uitging van pre-moderne etnische groepen sloot wel aan bij het etnosymbolisme van Anthony D. Smith).

Het liet in ieder geval toe om vergelijkingen te maken tussen casussen doorheen de tijd en maakte komaf met eenzijdige verklaringen van nationalisme. Het recente concept ‘nationale onverschilligheid’ zette Hroch’s ontwikkelingsschema wel op losse schroeven door de reactie op nationale claims bij brede lagen van de bevolking te duiden als onverschilligheid, ambivalentie en opportunisme (zie Everyday nationalism Everyday nationalism
‘Everyday nationalism’ (alledaags nationalisme) verwijst naar de praktijken waarmee gewone mensen in de uiteenlopende contexten van hun dagelijkse leven het nationalisme en de natie (al d... Lees meer
).

Analytisch model

Bij de natievorming door nationale bewegingen onderscheidde Hroch drie fasen: (A) intellectuelen willen de cultuur ( taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
, literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
, geschiedenis, folkore …) van de ‘kleine’ natie opwaarderen, waarna (B) een kleine groep ‘patriotten’ politieke actie voert (langs verenigingen, publicaties, evenementen…) die (C) met de integratie van de arbeidersklasse uitmondt in een massafase. Die fasen zijn ingebed in een maatschappelijke transformatie in drie stadia: (1) de ontworsteling uit de feodale standenmaatschappij langs burgerlijke en industriële revoluties, met de opkomst van industrieel kapitalisme dat (2) doorbreekt met het ontstaan van een arbeidersklasse, waarna (3) in een groeiende economie massacommunicatie een belangrijke factor wordt. Het programma bestond uit de uitbouw van een nationale cultuur, een volledige sociale structuur en een staatsvorm.

De complexe wisselwerking tussen de drie fasen en stadia vertaalt zich volgens Hroch in een viertal soorten nationale bewegingen. Het geïntegreerde type 1 neemt deel aan de strijd tegen het Ancien Régime en bereikt fase C voordat er een arbeidersbeweging ontstaat, waardoor de arbeiders deel uitmaken van de natievorming en alle sociale klassen geïntegreerd zijn in de (niet langer ‘kleine’) natie. Voor het ‘verlate’ type 2 gebeurde de overgang naar de massafase pas na of hoogstens gelijktijdig met de opkomst van de arbeidersbeweging, waardoor de nationale agitatie nauw verbonden was met de klassenstrijd en de vorming van een moderne natie voor later was. In het ‘revolutionaire’ type 3, werd de massafase reeds bereikt tijdens het Ancien Régime. Voor het ‘gedesintegreerde’ type 4 begon de intellectuele fase pas na de maatschappelijke revoluties en was de overgang naar de massafase zelfs afwezig of vond deze ten hoogste plaats na de vorming van de arbeidersklasse (dus binnen de dominerende natie), waardoor de ‘kleine’ natie onvoltooid bleef.

Vlaamse beweging

Miroslav Hroch had zich in 1967 in Gent en Antwerpen de Vlaamse casus eigen gemaakt en gebruikt in zijn onderzoek (trouwens de enige West-Europese casus in de publicatie van 1985). Lode Wils introduceerde vanaf de jaren 1990 diens werk in Vlaanderen; Bruno de Wever De Wever, Bruno
Historicus Bruno de Wever (1960) is een specialist van de geschiedenis van het Vlaams-nationalisme en van de Tweede Wereldoorlog. Hij weegt sinds de jaren 1980 op het debat over het oorlo... Lees meer
en anderen vulden Hrochs analyse van  Vlaanderen aan voor de 20ste en 21ste eeuw. De toepassing van Hrochs model op de historiografie van de Vlaamse beweging zorgde er echter ook voor dat andere onderzoekers het model in vraag stelden (onder anderen Maarten van Ginderachter).

Hroch rekende de Vlaamse beweging tot het gedesintegreerde type 4: de ‘kleine’ Vlaamse natie, die (geen demografische Demografie
Lees meer
maar) een sociologische minderheid vormde, kon haar vormingsproces niet afronden, althans niet gedurende de ‘lange’ 19de eeuw, omdat de politieke Vlaamse beweging pas opkwam vanaf het midden van die eeuw, na de industriële (begin 19de eeuw) en burgerlijke revoluties (de Belgische en Europese revoluties van resp. 1830 en 1848). De arbeidersbeweging had zich toen reeds ontwikkeld binnen een Belgisch-nationale context vooraleer de Vlaamse beweging kon overgaan van de intellectuele fase A van  ‘taalminnaars’ naar de politieke fase B.

Die begon toen de Vlaamse middenklasse, die het Nederlands nodig had in de contacten met de volksklasse, haar maatschappelijke status wilde vrijwaren door te ijveren voor de maatschappelijke gelijkschakeling ervan met het Frans. De Vlaamse beweging bezat in vergelijking met andere nationale bewegingen daarvoor de meeste troeven (hoog opgeleide protagonisten in een geürbaniseerd en economisch ontwikkeld land met een parlementair regime en vrijheid van meningsuiting). Maar de (klein)burgerlijke leden van de beweging, die ook verdeeld waren tussen katholieken en vrijzinnigen, kwamen te laat om hun streven op de arbeidersbeweging te enten en de volksklasse in de Vlaamse natie te integreren.

Of leidden de verzuiling op basis van ideologische en sociaaleconomische spanningen en de Belgische en Vlaamse burgerlijk-nationalistische campagnes, veeleer tot ‘nationale onverschilligheid’? Bovendien identificeerden, in weerwil van Hrochs stelling, Gentse socialisten zich in het begin van de 20ste eeuw toch met de Vlaamse natie: een aanzet tot massificatie, die echter bruusk afbrak door de anti-Vlaamsgezinde reacties op de collaboratie met de Duitse bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog (zie Activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
). Stelde dat niet het éénrichtingsverkeer van Hroch’s model in vraag?

Hroch, die het concept ‘massificatie’ nooit uitwerkte en zelf vooral fase B onderzocht, verklaarde niet hoe en waarom de Vlaamse beweging, ondanks het ‘gedesintegreerd’ karakter, blijkbaar toch fase C bereikte. Wils zag die transitie ingezet (voor de confessionele zuil) na de ontwrichting door de Eerste Wereldoorlog. De ‘loyale’ flaminganten (die binnen de Belgische staat wilden blijven ageren) grepen de maatschappelijke democratisering aan (in tegenstelling tot de elitistische Vlaams-nationalisten) om, voortbouwend op de Vlaamsgezinde christendemocratie (ontstaan na de uitbreiding van het stemrecht op het einde van de 19de eeuw), de belangen van katholieke arbeiders, boeren en middenklasse in nationale termen uit te drukken.

De doorbraak naar massificatie bij de rest van de bevolking wordt vanaf de jaren 1960 gesitueerd, toen de Vlaams-nationalistische Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
in het kader van de algemene maatschappelijke ontvoogding en ontzuiling, de verbeterende sociaaleconomische omstandigheden en de aangroei van de Vlaamse kleine burgerij met taalbelangen, de aspiraties van Vlaamsgezinde en sociale  groepen kon verbinden – een evolutie die (tussen 1968 en 1980) ook de andere Vlaamse partijen voor regionalisering deed opteren. In weerwil van Hrochs model gebeurde dat echter nog steeds niet door de integratie van de arbeidersklasse. Dat werd vanaf de jaren 1980 wel deels gerealiseerd door het Vlaams-nationalistische, separatistische Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
(langs haar anti- immigratie Immigratie
Vanaf de jaren 1960 werd Vlaanderen een immigratieregio, maar al veel vroeger kenden sommige Vlaamse steden en regio’s een instroom van immigranten van buiten Vlaanderen. Deze bijdrage s... Lees meer
programma).

De uitbouw van een Vlaamse (deel)staatstructuur vanaf het laatste kwart van de 20ste eeuw zorgde voor verdere Vlaamse natievorming (wat de Vlaamse beweging grotendeels overbodig maakte): de Vlaamse natie weerspiegelde in toenemende mate de sociale structuur van de Vlaamse bevolking.

Toch identificeerde het gros van de Vlaamse bevolking zich voorts (ook) met België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
(daarom was vanaf de jaren 2000 voor de Vlaams-nationalistische Nieuw-Vlaamse Alliantie Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
een soevereine staat niet het doel, maar het middel om de belangen van de Vlaamse middenklasse te vrijwaren: een strategie geïnspireerd door Hroch’s werk ­– die dat overigens niet graag politiek aangewend zag): voor Hroch toonde de ‘onvanzelfsprekendheid’ van Vlaanderen aan dat het nog steeds een ‘kleine’ natie was.

Werken

Die Vorkämpfer der nationale Bewegung bei den kleinen Völkern Europas. Eine vergleichende Analyse der gesellschäftlichen Schichtung der patriotischen Gruppen, 1968.
—  Social preconditions of national revival in Europe. A comparative analysis of the social composition of patriotic groups among the smaller European nations, 1985 (107-116: The disintegrated type : the Flemish movement).
In the national interest: demands and goals of European national movements of the nineteenth century. A comparative perspective, 2000.
Das Europa der Nationen. Die moderne Nationsbildung im europäischen Vergleich, 2005.
— Comparative studies in modern European history : nation, nationalism, social change, 2007.
Studying nationalism under changing conditions and regimes. An intellectual autobiography, 2018.

Literatuur

— L. Wils, Naties en nationale bewegingen. De aanbreng van internationaal historisch en sociologisch onderzoek, in: G. De Smet (red.), De geschiedschrijving van de Vlaamse beweging sinds 1975. Handelingen van het colloquium op 24.10.1992 te Antwerpen, 1993, pp. 79-96.
— M. van Ginderachter, Het rode vaderland. De vergeten geschiedenis van de communautaire spanningen in het Belgisch socialisme voor WOI, 2005.
— L. Boeva, Het historisch kader In: Rien de plus international. Naar een comparatieve en transnationale historiografie van nationale bewegingen, 2009, pp. 23-38.
— X.M. Nuñez Seixas, Reflections on the model of Miroslav Hroch and historical research on Western-European ethnonationalism, in: P. Kolár & M. Rezník (red.), Historische Nationsforschung im geteilten Europa, 1945 – 1989. Festschrift für Miroslav Hroch, Köln  2012, pp. 103-117.
— Br. de Wever, The Flemish Movement and Flemish nationalism. Instruments, historiography and debates, in: Studies on national Movements (SNM), 1, 2013, pp. 50-80.

[https://snm.nise.eu/index.php/studies/article/view/0104]
— M. van Ginderachter, ‘Nationale onverschilligheid’. De Habsburgsmonarchie en België. Een review van recente literatuur, in: Wt, jg. 74, 2015, nr. 4, pp. 197-216.
— Br. de Wever & A. Stynen, Nationale onverschilligheid, een uitdaging voor nationalisme-onderzoek? Een internationale workshop en een gesprek met Miroslav Hroch, in: Wt, jg. 76, 2017, nr. 1, pp. 60-70.
— Br. de Wever, F.J. Verdoodt & A. Vrints, Flemish patriots and the construction of the nation: how the Flemish nation ceased to be ‘small’, 2019.
— L. Wils, De “intellectuele autobiografie” van Miroslav Hroch, in: Wt, jg. 78, 2019, nr. 2, pp. 176-183.

Suggestie doorgeven

2023: Luc Boeva

Inhoudstafel