De Vries, Matthias

Persoon
Gijsbert Rutten (2023, aanvulling), Cornelis Van Bree (1998)

Matthias de Vries (1820-1892) was een Nederlandse taalkundige, die nauwe contacten onderhield met tal van Vlaamsgezinde letterkundigen en intellectuelen. Met het mede door hem opgestelde Woordenboek der Nederlandsche Taal leverde hij een belangrijke bijdrage aan het streven naar taal- en culture eenheid van Nederland en Vlaanderen.

Geboorte
Haarlem, 9 november 1820
Overlijden
Leiden, 9 augustus 1892
Leestijd: 4 minuten

Matthias de Vries was de zoon van een doopsgezind predikant. Hij studeerde klassieke talen in Leiden, begon als student al te publiceren en ontmoette Jacob Grimm in 1846 op een germanistisch congres, waar De Vries zijn plan voor een Middelnederlands woordenboek toelichtte.

Academische loopbaan

Van 1846 tot 1849 was hij docent Nederlands en geschiedenis aan het Leidse gymnasium, daarna was hijhoogleraar in Groningen (vanaf 1849) en in 1853 werd hij in Leiden benoemd, waar hij onder andere de Nederlandse taalkunde doceerde. Op grond van zijn edities van Van Boendales Der Leken Spieghel (1844-1848), Hoofts Warenar (1843) en Van Maerlants Spieghel Historiael (1857-1863, samen met Eelco Verwijs) kan De Vries beschouwd worden als de grondlegger van de Nederlandse filologie. Hij had een beslissend aandeel in de voorbereiding en totstandkoming van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) (verschijnend vanaf 1864). Op het derde Nederlandsch letterkundig kongres, gehouden te Brussel in 1851, presenteerde De Vries het finale plan voor een algemeen Nederlands woordenboek, dat met brede instemming werd onthaald. Het werk aan het WNT werd het voornaamste doel van zijn leven. Het ging ten koste van zijn grote liefde, het werk aan het Middelnederlandsch Woordenboek, waartoe hij het initiatief genomen had. Tot het voorbereidende werk voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal behoorde de regeling van de spelling; hieruit resulteerden de Grondbeginselen der Nederlandsche Spelling (1863) van hem en zijn mederedacteur L.A. te Winkel.

Connectie met de Vlaamse beweging

De Vries voelde zich zeer nauw met Vlaanderen verbonden, wat verband hield met zijn belangstelling voor het Middelnederlands, dat immers voornamelijk 'Vlaams', zuidelijk is. Met vele zuiderlingen voerde hij een drukke correspondentie; in de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden zijn vele brieven van Vlamingen aan hem bewaard ( Jan van Beers Van Beers, Jan
Jan van Beers (1821-1888) was een Vlaams leraar en dichter uit Antwerpen. Lees meer
, Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
, Johan M. Dautzenberg Dautzenberg, Johan M.
Lees meer
, Prudens van Duyse Van Duyse, Prudens
Lees meer
, Paul Fredericq Fredericq, Paul
Paul Fredericq (1850-1920) was een vooraanstaande Gentse historicus, die als de officieuze ideoloog van het liberaal flamingantisme kan worden  omschreven. Als rector van de Gentse univer... Lees meer
en anderen). Met zijn Maerlant-studie vestigde De Vries de aandacht van de Vlamingen op zich, zodat hij in 1860 als feestredenaar werd uitgenodigd bij de onthulling van het standbeeld van Van Maerlant in Damme. De Vries was een erkend redenaar en zijn gloedvolle lofrede viel bijzonder in de smaak. De Vlaamse beweging droeg hij anders dan velen van zijn landgenoten in die tijd een warm hart toe. In een brief aan Ferdinand A. Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
van 4 januari 1862 schrijft hij: ‘Met genoegen volg ik den voortgang der Vlaamsche beweging. Moge zij sterk zijn door eendragt, dan kan haar de zege niet ontgaan.’ De waardering van Vlaamse zijde kwam tot uitdrukking in een erelidmaatschap van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (KANTL, 1886) is een instelling die zich in de loop van haar geschiedenis heeft ingezet zowel voor taalculturele, -wetenschappeli... Lees meer
(1887). De Vries paarde zijn sympathie voor de Vlaamse beweging aan een afkeer van het Frans, maar waarschuwde ook voor de invloed van het Duits. Zo keerde hij zich tegen het denkbeeld het Hoogduits als standaardtaal in Vlaanderen in te voeren om zo sterker te staan tegenover het Frans.

De spelling-De Vries en Te Winkel

Met hun spellingregeling leverden De Vries en Te Winkel een belangrijke bijdrage tot de taalkundige eenheid van Noord en Zuid. Reeds in 1864 werd ze door de Belgische regering officieel ingevoerd, enkele jaren later ook door de Nederlandse. In de inleiding in het eerste deel van het Woordenboek der Nederlandsche Taal laat De Vries zich geestdriftig uit: ‘De eenheid der Nederlandsche taal, die te lang in Vlaamsch en Hollandsch verdeeld scheen, nu eens voor al duurzaam gevestigd, door gelijkheid van spelling, als door een uiterlijk merkteeken, gewaarborgd. Voor Nederland was die aaneensluiting, niet alleen in 't belang van taal en letteren, maar ook uit een algemeen nationaal oogpunt, een onberekenbaar gewin. Drie millioen stamverwanten, die op het punt stonden van ons af te wijken, voorgoed in ons taalgebied ingelijfd. De levenskracht onzer taal, in den kamp tegen machtiger mededingsters, nagenoeg verdubbeld.’

Het woordenboek was van het begin af aan een Nederlands-Belgische onderneming. Tot de eerste redacteuren behoorde ook de Vlaming Jan-Baptist David David, Jan-Baptist
Jan-Baptist David (1801-1866) was een katholiek priester, en vanaf 1834 hoogleraar nationale taal, letterkunde en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit in Mechelen en Leuven. Hij sp... Lees meer
, die door drukke andere werkzaamheden weinig voor het woordenboek kon doen. Behalve van de Nederlandse werd ook van de Belgische regering financiële steun ontvangen.  Ook het woordenboek zag De Vries in het licht van de eenheid van Noord en Zuid. In zijn inleiding schrijft hij: ‘Gesproten uit de broederlijke vereeniging der Nederlanders van Noord en Zuid, is het van den aanvang af bestemd geweest om te getuigen van de eenheid van spraak, die alle telgen van den Dietschen stam aan elkander snoert.’ Het ideaal van een gemeenschappelijk Nederlands omvatte voor De Vries dus Noord en Zuid, maar het was tegelijk restrictief, zoals blijkt uit zijn oorspronkelijke plan voor het WNT. De nadruk moest liggen op de beschaafde of zelfs de literaire taal zoals gebruikt door een ‘beschaafd’ publiek en vooral was er geen ruimte voor latinismen, gallicismen, anglicismen en germanismen. Deze ‘vijanden’ van een ‘zuiveren, echt Nederlandschen stijl’ moesten niet ontweken worden, maar juist in een aparte bijlage zichtbaar gemaakt worden inclusief alternatieven in ‘goed Nederlandsch’.

Literatuur

— G. Karsten, 100 jaar Nederlandse Philologie. M. de Vries en zijn school, 1949.
— L. van Driel en J. Noordegraaf, De Vries en Te Winkel. Een duografie, 1998.
— G. Rutten, Language Planning as Nation Building. Ideology, policy and implementation in the Netherlands, 1750-1850, 2019.

Suggestie doorgeven

1975: Cornelis Van Bree (pdf)

1998: Cornelis Van Bree

2023: Gijsbert Rutten

Databanken

Inhoudstafel