Hoste, Julius (jr.)

Uit NEVB Online
Versie door ADVN (overleg | bijdragen) op 10 jan 2019 om 12:09 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

(Brussel 7 juni 1884 – Brussel 1 februari 1954). Zoon van Julius Hoste (sr.).

Kreeg in tegenstelling tot zijn vader, die een selfmade man was, een academische vorming. Van 1895 tot 1902 liep Hoste jr. school aan de Vlaamse afdeling van het Koninklijk Atheneum te Brussel. In 1907 studeerde hij aan de Université libre de Bruxelles af als doctor in de rechten. Zijn vader betrok hem bijna onmiddellijk in de leiding van het persbedrijf dat de bladen Het Laatste Nieuws, De Vlaamsche Gazet van Brussel en De Zweep uitgaf. Na de Eerste Wereldoorlog nam hij de leiding van het bedrijf.

Net als 'vader Hoste' had zoon Julius belangstelling voor de V.B. Aan de universiteit manifesteerde hij zich in het studentengenootschap Geen Taal Geen Vrijheid. In 1909 behoorde hij tot de stichters van de Liberale Volksbond van het arrondissement Brussel. Dit was een zet tegen het franskiljonisme dat in de Brusselse liberale partij hoogtij vierde. Hij stond in 1913 ook aan de wieg van het Liberaal Vlaams Verbond. Dit Vlaamsgezinde optreden van de familie Hoste leidde tot zure oprispingen bij sommige liberale kopstukken.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bevond Hoste zich in Nederland. Net als Frans van Cauwelaert werkte hij er mee aan het dagblad De Vlaamsche Stem. Toen dat blad echter een activistische koers ging varen richtten ze samen Vrij België op. Het activisme keurden zij af. Samen stichtten zij het Vlaamsch-Belgisch Verbond en werd een Vlaams actieprogramma uitgewerkt. Met de gelijkheid tussen Walen en Vlamingen voor ogen bepleitten zij de eentaligheid van elk landsdeel en eisten de vernederlandsing van onderwijs, bestuur, gerecht en leger. Na de wapenstilstand werd dit zogenaamde minimumprogramma door Hoste in zijn dagblad verdedigd. Dit gedachtegoed stond ook centraal in het Algemeen Vlaamsch Verbond, waarin hij een bestuursfunctie bekleedde. Zijn hele leven lang verzette hij zich tegen elk streven dat 's lands eenheid bedreigde. Federalisme was uit den boze. Hij hekelde de Brusselse burgemeesters die een anti-Vlaamse politiek voerden waarbij aan Vlaamse kinderen onderwijs in hun moedertaal ontzegd werd en waarbij bovendien op alle manieren getracht werd het Nederlands te weren.

De Vlaamse onmacht in de Brusselse liberale partij leidde in 1921 en 1929 tot scheurlijsten voor de wetgevende verkiezingen. Ondanks zijn steun weigerde Hoste als kandidaat van de Liberale Volksbond te figureren. In 1925 werd zijn plaats ingenomen door Herman Teirlinck toen de Vlaamse liberalen een plaats kregen toegewezen op de liberale Kamerlijst. Uit de slechte verkiezingsresultaten leidde Hoste wel af dat hij het succes van zijn krant Het Laatste Nieuws politiek niet kon verzilveren.

Van 1935 tot 1936 was hij nationaal voorzitter van de Algemene Belgische Persbond. Vanaf 1935 trad Hoste weer op het politieke voorplan. Na de electorale overwinning van Rex en Vlaamsch Nationaal Verbond in 1936 voerde Hoste samen met de liberale kopstukken een campagne tegen deze partijen. Het Laatste Nieuws steunde bij de tussentijdse verkiezingen van 1937 premier Paul van Zeeland in zijn strijd tegen Rex-leider Léon Degrelle.

In 1936 werd Hoste, die toen nog niet in het parlement zetelde, door Van Zeeland als minister van onderwijs in diens tweede kabinet opgenomen. Tijdens zijn tweejarige ministeriële loopbaan (13 juni 1936 tot 15 mei 1938) voerde hij een politiek ten gunste van de Brusselse Vlamingen. Met de burgemeesters poogde hij Vlaamse klassen op te richten. Zelf liet hij nieuwe scholen voor het secundair onderwijs bouwen. Desondanks ervoeren de Brusselse Vlamingen deze verwezenlijkingen slechts als druppels op een hete plaat.

Hostes ministerschap kenmerkte zich ook door het inwilligen van een aloude Vlaamse eis, namelijk de oprichting van een eigen Academie. In 1938 zag de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België het daglicht. In datzelfde jaar richtte hij een Nederlandse en een Franse Cultuurraad op die, elk op hun domein, een adviserende bevoegdheid hadden (cultuurraden).

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vertoefde Julius Hoste in Groot-Brittannië. Van 19 februari 1942 tot 26 september 1944 was hij onderstaatssecretaris voor onderwijs in de Belgische regering in ballingschap te Londen. Hij werd tevens opgenomen als lid van de Belgische Kommissie voor de Studie van de Naoorlogse problemen. Daarnaast nam hij deel aan de Conferentie van Londen, die de basis zou leggen voor de oprichting van de UNESCO, leidde hij korte tijd het persagentschap Inbel en was hij een van de initiatiefnemers en medewerkers van Radio België. Voor de landgenoten gaf hij Onafhankelijk België uit waarvoor hij zelf de redactie verzorgde.

Na de bevrijding nam hij opnieuw de leiding op zich van Het Laatste Nieuws. Op 26 juni 1949 werd hij verkozen tot liberaal senator voor Brussel, wat hij tot zijn dood zou blijven. Hostes aandacht richtte zich nu op de communautaire problemen en de wereldvrede. Van het Centrum-Harmel, dat een nationale oplossing zou zoeken voor de maatschappelijke, politieke en rechtskundige vraagstukken in de Vlaamse en Waalse gewesten, werd hij tweede ondervoorzitter. Inzake internationale betrekkingen pleitte hij voor samenwerking. In 1948 stond hij mee aan de wieg van de Liberale Internationale te Zurich. Vanaf 1948 zou hij als voorzitter van de Internationale Culturele Sectie van de Europese Beweging mee de basis helpen leggen voor de oprichting in 1950 van het Europacollege in Brugge, waar hij beheerder van werd. Hij werd ook voorzitter van het Belgische Benelux-comité.

Werken

Artikelen in Het Laatste Nieuws; De Vlaamsche Gazet van Brussel; De Vlaamsche Gids; 
Een Vlaamsche stem in oorlogstijd, 1944; 
Land en volk in de branding, 1945; 
De Strijd voor de vrede, 1947.

Literatuur

R. Verschueren, 'Julius Peter Hoste', in NBW, VII, 1977.

Auteur(s)

Luc Sieben; Maarten van Ginderachter