Algemeen Belgisch Vakverbond

Organisatie
Nico Van Campenhout (2023, aanvulling), Paule Verbruggen (1998)

Het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) werd opgericht in 1945 en was de voortzetting van eerdere overkoepelende socialistische syndicale organisaties. Het ABVV paste vanaf de jaren 1960 zijn structuren aan naarmate eerst de communautaire spanningen verhevigden en later een aantal opeenvolgende staatshervormingen werden gerealiseerd.

Afkorting
ABVV
Alternatieve naam
Syndikale Kommissie (SK) [1898-1937]
Belgisch Vakverbond (BVV) [1937-1945]
ABVV-FGTB
Oprichting
1898
Leestijd: 11 minuten

Het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) is een interprofessionele socialistische vakorganisatie, die zowel vakcentrales op basis van een of meer economische sectoren als gewestelijke afdelingen overkoepelt. Die laatste ressorteren op hun beurt onder de zogenaamde intergewestelijken.

De Syndikale Kommissie van de Belgische Werkliedenpartij (BWP)

Bij de oprichting van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) in 1885 bestonden er nauwelijks socialistische vakbonden. In 1898 kwam de Syndikale Kommissie (SK) van de BWP tot stand, waarbij alle vakbonden die het principe van de klassenstrijd erkenden, konden aansluiten. De SK beschikte binnen de BWP aanvankelijk over weinig autonomie en bovendien waren de financiële middelen beperkt. Voor de BWP stond de politieke strijd voor het algemeen enkelvoudig stemrecht voorop, en de syndicale strijd werd daaraan ondergeschikt gemaakt. Vanaf 1909 werden heel wat plaatselijke of regionale socialistische syndicaten samengebracht in nationale vakcentrales, die binnen de SK een grote zelfstandigheid genoten (en vandaag in het ABVV nog steeds genieten).

Aanvankelijk traden geen Waalse vakbonden toe tot de SK, aangezien zij naar Frans model opteerden voor een meer voluntaristisch, zeg ‘revolutionair’, syndicalisme. Dat stond echter haaks op het door Groot-Brittannië en Duitsland geïnspireerde, dienstverlenings- en arbeidsmarktsyndicalisme van de socialistische vakbonden in Vlaanderen, in het bijzonder in de textielsector en dat van de geschoolde arbeiders in Brussel.

In 1907 werd statutair vastgelegd dat vakbonden die niet bij de BWP wilden aansluiten toch konden worden opgenomen in de SK, wat illustreerde dat het socialistische syndicalisme zich onafhankelijker van de BWP was gaan opstellen. Daardoor konden de strijdbare Waalse socialistische syndicaten en die van de Antwerpse diamantbewerkers worden geïntegreerd in de SK.

Die ontwikkeling zette zich verder na de Eerste Wereldoorlog, toen de vakbonden via hun groeiend ledenaantal een steviger machtspositie verwierven, mede doordat zij door de regering officieel werden erkend als uitbetalingsinstellingen voor de werkloosheidsvergoedingen. De versterking van de vakbondsmacht werd ook bevorderd door de oprichting van de eerste paritaire comités in 1919, waarbij de vakbonden werden erkend als de collectieve vertegenwoordiging van de (individuele) arbeiders en door de organisatie van een Nationale Arbeidsconferentie in 1936 - met vertegenwoordigers van vakbonden, werkgeversorganisaties en de regering – die bovendien voor de toekomst een wettelijke verankering kreeg.

Het Belgisch Vakverbond (BVV)

Met dit alles groeide de behoefte om tussen de beroepscentrales en de regionale syndicale organismen een grotere eenheid tot stand te brengen en nog meer onafhankelijk te worden van de BWP. Dat leidde ertoe dat de SK in 1937 werd omgevormd tot het Belgisch Vakverbond (BVV). Ondertussen bleven heel het interbellum door binnen of aan de rand van de socialistische vakbeweging ‘revolutionaire’, communistische en anarcho-syndicalistische kernen en groepen bedrijvig in Wallonië en Brussel.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog streefden verspreide en programmatorisch uiteenlopende syndicaal geïnspireerde verzetsgroepen dezelfde of gelijkaardige doelstellingen na. Vandaar dat na de Bevrijding werd geprobeerd om – in het kader van een bredere naoorlogse vernieuwingsdrang - over ideologische grenzen heen tot syndicale eenmaking te komen.

Oprichting van het ABVV

Nadat de onderhandelingen daarover met verschillende potentiële partners waren mislukt, werd op het fusiecongres van april 1945 het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) opgericht. Het vooroorlogse BVV en drie syndicale verzetsgroepen, waarvan één sterk communistisch was georiënteerd, versmolten tot één organisatie. In de beginselverklaring werd de onafhankelijkheid van het ABVV bevestigd ten opzichte van de Belgische Socialistische Partij (BSP), sinds 1945 de opvolger van de BWP. Tegelijk kreeg het ABVV als interprofessionele overkoepelende organisatie weliswaar ruimere bevoegdheden, maar behielden de vakcentrales een grote zelfstandigheid.

De jaren 1950

De eerste fundamentele contestatie van de unitaire structuur van het ABVV deed zich voor tijdens de ontknoping van de Koningskwestie Koningskwestie
Constitutioneel, politiek en maatschappelijk vraagstuk rond de persoon en de houding van koning Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
in 1950. De door het socialistische syndicalisme beoogde abdicatie van Leopold III van Saksen-Coburg, Leopold III
Leopold III (1901-1983) werd aan de vooravond van en tijdens de Tweede Wereldoorlog het boegbeeld van een autoritaire stroming in de Belgische politiek. Zijn controversiële houding en mee... Lees meer
kwam er, maar niet de door een aantal Waalse vakbondsleiders en in het bijzonder André Renard Renard, André
Lees meer
verhoopte, veel bredere maatschappelijke transformatie. Er werd zelfs geen aanzet gegeven tot economische democratie, antikapitalistische structuurhervormingen en nationalisering van de economische sleutelsectoren. Omdat Renard meende dat die objectieven in een autonoom Wallonië wel en in een unitair België niet zouden kunnen worden gerealiseerd, opteerde hij van dan af voor federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
. 'Si nous ne savons pas trouver notre libération sociale dans le cadre d’une Belgique, il faut briser ce cadre', zo stelde hij. Die communautaire keuze werd niet gevolgd door het socialistisch syndicalisme in Vlaanderen, dat ook veel minder geporteerd was voor de meer radicale ideologische oriëntatie en de altijd al meer op directe actie dan op overleg gerichte strategie van een belangrijk deel van de Waalse vleugel van het ABVV. Toen Renard in 1952 in de strijd voor het hoogste ambt in het ABVV nipt werd verslagen door de meer reformistische Vlaming Louis Major (1902-1985), werd hij nog gesterkt in zijn federalistische overtuiging.

Ondertussen werd het ABVV tijdens de jaren 1950 inzake ledenaantal voorbijgestoken door het Algemeen Christelijk Vakverbond Algemeen Christelijk Vakverbond
Het Algemeen Christelijk Vakverbond (1912) is de overkoepelende organisatie van het christelijk syndicalisme in België. Lees meer
(ACV), dat vooral in Vlaanderen heel sterk was uitgebouwd. Ter zelfder tijd manifesteerden zich in Wallonië de eerste tekenen van een industriële achteruitgang, waarvan de sluiting van steenkoolmijnen de even treffende als pijnlijke emanatie vormde. Tegelijk begon de industrialisering in Vlaanderen, zowel door impulsen van de overheid als door private (buitenlandse) investeringen, te versnellen.

De staking tegen de Eenheidswet

Tegen die achtergrond ontwikkelde zich eind 1960 en begin 1961 de zogenoemde Grote Staking tegen de (besparingen en versoberingen van de) Eenheidswet van de christendemocratisch-liberale regering onder leiding van Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer
. De oppositie daartegen was in Wallonië, en zeker in de industriële bekkens, vrijwel algemeen. De actiebereidheid in Vlaanderen was beperkter en situeerde zich vooral in de stedelijke industriële bolwerken en bij de militante, geëngageerde en georganiseerde groepen. Bij een stemming over het uitroepen van een algemene staking haalden de overwegend Vlaamse centrales (zoals de Algemene Centrale) het van die waarin Wallonië dominant was (bijvoorbeeld de Centrale van de Metaalbewerkers/CMB), waarna het ABVV het initiatief overliet aan de gewestelijke afdelingen. In Wallonië werd vervolgens een coördinatiecomité opgericht, dat er de staking in handen nam.

Ondertussen was ongenoegen en onrust ontstaan bij een groot aantal bestuurders en militanten van de Waalse vleugel van het ABVV. Onder impuls van Renard spraken die zich in januari 1961 uit voor het vervangen van de unitaire structuur van het socialistisch syndicaat door een confederale, in het verlengde van de veelzeggende kop 'La Wallonie en a assez' van het eerste nummer van het eerder die maand opgerichte blad Combat. Die hervorming stootte echter op grote tegenstand vanuit Vlaanderen, waar bij de socialistische syndicalisten de vrees bestond om te worden geminoriseerd door het numeriek sterkere ACV en waar in het algemeen federalisme – zeker in vrijzinnige kringen – onder meer om die reden veel weerstand opriep. Omdat er geen (snelle en beslissende) reorganisatie in federaliserende zin kwam, nam Renard eind februari 1961 ontslag uit het ABVV en stichtte hij in maart van dat jaar de wallingantische Mouvement Populaire Wallon (MPW), waarvan hij tot zijn plotse overlijden in 1962 de eerste voorzitter was.

Communautaire hervormingen en spanningen

Het schokeffect van deze ontwikkelingen leidde ertoe dat op het buitengewoon congres van het ABVV in 1963 enerzijds werd beslist tot taalpariteit in de bestuursorganen en anderzijds tot garanties voor de taalkundige minderheid.

Een aanvulling bij dit akkoord voorzag in de mogelijkheid tot het oprichten van regionale syndicale organisaties, die effectief tot stand kwamen met de oprichting van een Vlaamse en een Waals intergewestelijke in 1968. Die overkoepelden de gewestelijke afdelingen van respectievelijk Vlaanderen en Wallonië. Hun opdracht bleef bij de aanvang overigens beperkt tot 'de studie en het suggereren van oplossingen voor de gewestelijke economische problemen'. Pas op het buitengewoon ABVV-congres van 1978 – ten tijde van het Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
- werden zij statutair erkend, enerzijds als syndicale ‘tegenmachten’ en anderzijds als gesprekspartners van de politieke overheden en de economische verantwoordelijken in de gewesten. Bij deze gelegenheid werd overigens ook een Brusselse intergewestelijke opgericht. Voortaan konden deze instanties goeddeels zelfstandig optreden in verband met de (economische) materies die door de staatshervorming van 1970 aan de gewesten waren toegekend. Tegelijk bepaalde het congres uitdrukkelijk dat het ABVV één en ondeelbaar bleef. Op 23 februari 1980 organiseerde de Vlaamse Intergewestelijke zijn eerste congres, met als thema ‘Een nieuw sociaaleconomisch beleid voor Vlaanderen'.

In de loop van de volgende decennia zou het ABVV zijn werking en structuren aanpassen aan de opeenvolgende staatshervormingen. Op het ABVV-congres van 1982 kregen de intergewestelijken onder impuls van Georges Debunne (1918-2008), algemeen secretaris sinds 1968, meer gewicht in de nationale bestuursorganen. De spanning tussen de 'centralistische' en de 'intergewestelijke' tendens bleef desondanks een constante in het ABVV, dat – onder meer vanuit de internationalistische traditie van (socialistische) arbeiderssolidariteit – de steeds verdere federalisering van België niet beschouwde als een onverdeeld toe te juichen evolutie.

Van 1989 tot zijn vroegtijdig overlijden was François Janssens (1943-1995), die tijdens de vroege jaren 1960 nauw betrokken was geweest bij de MPW, nationaal voorzitter van het ABVV. Zijn opvolging legde de toenemende communautaire spanningen binnen het ABVV bloot. Omdat de socialistische vakbond gedurende drie decennia was geleid door Vlamingen - Major van 1952 tot 1968 en daarna tot 1982 Debunne - wilden de Franstaligen het voorzitterschap graag in handen houden. Uiteindelijk werd de Waal Michel Nollet aangesteld als voorzitter en kreeg de Vlaamse Mia de Vits de functie van algemeen secretaris toebedeeld. Tegelijk werd overeengekomen dat de voorzitters van de Vlaamse en Waalse intergewestelijken, respectievelijk De Vits en de ‘renardist’ Urbain Destrée (1937-2003), zouden worden betrokken bij beleidsbeslissingen in verband met communautaire aangelegenheden. Dat hetzelfde niet gold voor de voorzitter van de Brusselse intergewestelijke leidde bij deze organisatie tot ontevredenheid. De bredere onvrede bij de Franstaligen in het ABVV had veel te maken met het feit dat de Waalse vleugel numeriek toen al een tijdje niet meer de grootste component was van de socialistische vakbond. Daarnaast was er de aloude discrepantie tussen de meer strijdbare syndicale traditie in Wallonië en de meer overleggerichte aanpak in Vlaanderen.

Van 2002 tot 2004 werd Nollet als federaal voorzitter van het ABVV opgevolgd door De Vits, de eerste vrouw die deze functie bekleedde. Zij had het niet onder de markt met de Waalse vleugel, die dan al enige tijd opereerde als FGTB (Fédération Générale du Travail de Belgique). Vooraanstaande FGTB'ers verweten haar herhaaldelijk 'te weinig gevoelig te zijn' voor bepaalde Waalse argumenten en de paarse regeringscoalitie - lees de Vlaamse socialistische ministers - te veel te sparen. Omgekeerd voelde De Vits zich niet gesteund door de FGTB in haar pogingen om de socialistische vakbond te moderniseren en stapte zij finaal op als ABVV-voorzitter om de Europese lijst van de sp.a. te trekken.

Splitsing van de Centrale der Metaalbewerkers

In de editie van 17 november 2005 van het weekblad Trends werd het binnen het ABVV bekende feit publiek gemaakt dat Herwig Jorissen, voorzitter van de Centrale der Metaalbewerkers (CMB) sinds 1998, tijdens zijn adolescentie enige tijd lid was geweest van de Vlaamse Militantenorde Vlaamse Militanten Orde (1950-1971)
De Vlaamse Militanten Orde was een Vlaams-nationale militantenorganisatie die werd opgericht in 1950, aanvankelijk ter ondersteuning van de Vlaams-nationale partijpolitiek. Lees meer
(VMO). De spanningen en conflicten tussen Vlamingen en Walen tijdens de voorgaande jaren binnen de socialistische metaalvakbond over de te volgen syndicale strategie mondden vervolgens uit in een vooral vanuit Waalse hoek aangestuurde crisis. Jorissen, die de volle steun behield van de Vlaamse vakbondsbestuurders, bleef aan als voorzitter (tot 2018). Uiteindelijk besliste een buitengewoon congres van de CMB op 21 april 2006 tot de opsplitsing in een Vlaamse (ABVV Metaal) en een Waalse beroepscentrale (Métallurgistes Wallonie-Bruxelles) voor de metaalindustrie, en sloot Brussel zich vervolgens aan bij Wallonië. Bij deze operatie speelde ook de provinciale secretaris voor Vlaams Brabant Karel Gacoms een rol, die in 1997 nationale bekendheid had verworven bij de sluiting van autofabriek Renault in Vilvoorde en die later toetrad tot de progressieve Vlaamsgezinde Gravensteengroep Gravensteengroep
De Gravensteengroep was een Vlaamsgezinde groep van (vooral progressieve) academici, intellectuelen, kunstenaars, journalisten en opiniemakers. De groep dacht na over de toekomst van de B... Lees meer
. De CMB is vooralsnog de enige vakcentrale van het ABVV waarin dat gebeurde. Desondanks blijft het hoofdbestuur van het ABVV de metaalcentrale als een nationale entiteit beschouwen, aangezien de Belgische socialistische vakbond – ondanks de federalisering - alleen nationale organisaties erkent.

Literatuur

– J. Bondas, Een halve eeuw syndicale actie 1898-1948. Geschiedenis van de S.K; van het B.V.V. en van het A.B.V.V., 1948.
– Les structures du monde socialiste en Belgique et leur évolution. La Fédération Générale du Travail de Belgique, in: Courrier hebdomadaire du CRISP, nr. 572, 1972, pp. 1-30.
– Struktuur van het ABVV. Huidige situatie, 1980.
– Struktuur van het ABVV (historisch overzicht), 1982.
– M. van Haegendoren en L. Vandenhove, Morfologie van de socialistische zuil, in: De Nieuwe Maand, 1983, pp. 640-675.
– Loon naar Werken? Geschiedenis van het ABVV, 1984.
– H. Slomp en T. van Mierlo, Arbeidsverhoudingen in België. Deel 2: van 1940 tot heden, 1984.
– F. Buyens, L. de Haes, B. Hogenkamp, A. Meynen, Vechten voor onze rechten. 60-61. De staking tegen de Eenheidswet, 1985.
– E. Arcq, Les structures internes de la FGTB, in: Courrier hebdomaire du CRISP, 1987, pp. 1-32.
– M. de Waele, Sidmar, 'een dolk gericht op het weke hart van Wallonië'?, in: Roodgloeiend. Bijdragen tot de geschiedenis van de Centrale der Metaalbewerkers van België, 1990, pp. 549-557.
– L. Peiren en J.-J. Messiaen (red.), Een eeuw solidariteit 1898-1998. Geschiedenis van de socialistische vakbeweging, 1997.
– R. Hemmeryckx, Van verzet tot koude oorlog 1940-1949. Machtsstrijd om het ABVV, 2003.
– P. Tilly, André Renard, 2005.
– P. Verbruggen i.s.m. L . Peiren, Inventaris van het archief van het ABVV, 2006.
– J. Brepoels, Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn? De geschiedenis van de Belgische arbeidersbeweging 1830-2015, 2015.
– L. Peiren, IJzersterk. De geschiedenis van de Vlaamse metaalindustrie, 2018.
– N. van Campenhout, André Renard, in: Brood & Rozen, 2023, nr. 3, p. 71-77.
– N. van Campenhout, De industriële ontwikkeling in de Gentse Kanaalzone en de communautaire verhoudingen in België, in: Brood & Rozen (ter perse).

Suggestie doorgeven

1973: Michel Neirynck (pdf)

1998: Paule Verbruggen (pdf)

2023: Nico Van Campenhout

Databanken

Inhoudstafel