Rederijkerskamers

Begrip
Dirk Coigneau / Anne-Laure Van Bruaene (2023, herwerking), Jozef Smeyers (1998)

De rederijkerskamers waren genootschappen die zich sinds de 15e eeuw toelegden op toneel en dichtkunst in de volkstaal. In de 18e en 19e eeuw speelden ze ook een belangrijke rol in de verdediging van de Vlaamse taal en cultuur.

Leestijd: 4 minuten

15e en 16e eeuw: cultuurfenomeen in de Lage Landen

De 'geselscapen van retorike' ('retoriker’ en later ‘rederijker’ zijn afgeleiden van het Franse rhétoriqueur) ontstonden rond het midden van de 15e eeuw als broederschappen of gilden die zich toelegden op toneel en dichtkunst in de volkstaal. De Heilige Geest in Brugge was de oudste volwaardige rederijkerskamer (vermoedelijk gesticht in 1428). De Fonteine De Fonteine
De Fonteine is een rederijkerskamer, de volledige aanduiding luidt: Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine, gevestigd te Gent. Lees meer
in Gent werd in 1448 door de stedelijke magistraat erkend. De rederijkerscultuur was aanvankelijk een fenomeen van de gewesten Vlaanderen en Brabant. In 1500 telde deze regio reeds een honderdtal rederijkerskamers.

De kamers rekruteerden hun leden vooral onder hoogopgeleide ambachtsmeesters. Ze werden geleid door een ‘deken’, 'hoofdman' of ‘prins’, terwijl de 'factor' de auteur en de regisseur was van de toneelstukken (in Brabant 'landjuwelen' en 'haagspelen' genoemd) die bij wedstrijden werden opgevoerd. De belangrijkste genres waren spelen van zinne (moralistische, vaak religieuze spelen), esbattementen (kluchten) en refreinen (gedichten met een vaste stokregel). Aanvankelijk waren er veelvuldige contacten met gelijkaardige gezelschappen in de Franstalige regio’s van de Nederlanden, maar in de 16e eeuw leidde een groeiend taalbewustzijn tot gescheiden circuits. De rederijkers hebben in die periode via hun wedstrijdcultuur bijgedragen tot de (voorzichtige) standaardisering van het Nederlands.

Omwille van hun rol bij het opluisteren van feesten en het verdedigen van de ‘eer van de stad’ ontvingen rederijkerskamers subsidies en privileges van de stedelijke overheden. Hertog Filips de Schone richtte een vorstelijke kamer op, weliswaar zonder veel succes. In de 16e eeuw speelden de rederijkers een grote rol in de verspreiding van reformatorische ideeën. Paradoxaal was de grootste ‘rederijker’ uit deze periode, Anna Bijns, niet alleen een vrouw die formeel geen toegang tot de rederijkerskamers had, maar ook een fervent katholiek polemiste.

17e en 18e eeuw: een nieuw elan in Vlaanderen

Aan de vooravond van de Nederlandse Opstand waren in de Lage Landen zowat 250 rederijkerskamers actief. Vele werden in de oorlogscontext of als gevolg van actieve repressie gesloten, maar het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) zorgde voor een heropleving. Ook rond 1700 kende de rederijkerscultuur in de zuidelijke Nederlanden een reveil, ditmaal gedreven door een sterk historisch bewustzijn. Daarbij speelde ook het verzet tegen de toenemende invloed van de Franse cultuur, met name in het door Lodewijk XIV geannexeerde Frans-Vlaanderen Frans-Vlaanderen
Dit artikel belicht de belangstelling vanuit de Vlaamse beweging voor de Vlaamse cultuur in Noord-Frankrijk. Lees meer
. De Duinkerkse rederijker Michiel de Swaen is hiervan tot op vandaag het symbool.

De tweede helft van de 18e eeuw - een periode van vrede en economische groei - kende een ware ‘rederijkers-rage’. Tussen 1770 en 1810 telden Oost- en West-Vlaanderen niet minder dan 112 kamers. Frans-Vlaanderen telde er vijftien. Ten minste 35 toneelwedstrijden, waarvan zes in Frans-Vlaanderen, werden in deze veertig jaar op touw gezet (onder andere in Poperinge, Tielt en Oudenaarde). Onder invloed van rondreizende Franse gezelschappen braken ook nieuwe genres door (harlekinade, zangspel, burgerlijk theater). Vertalingen van de tragedies van Voltaire kenden veel succes.

19e eeuw: iconen van de Vlaamse taal en cultuur

De Franse Tijd luidde, bij decreet van september 1794, de afschaffing van de gilden in. Toch hervatten de kamers vrij vlug hun activiteiten. De rederijkerskamers speelden een belangrijke rol in de vroege Vlaamse beweging: Jan F. Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
was als jongeman lid van een Lierse rederijkerskamer. In 1812 won hij op 19-jarige leeftijd de hoofdprijs van een dichtwedstrijd, georganiseerd door de Gentse Fonteine. Op dat moment was de kamer nog verplicht om tweetalige wedstrijden uit te schrijven en zich te richten op de canon van de Franse literatuur. Andere toonaangevende rederijkers uit deze periode waren Pieter J. de Borchgrave De Borchgrave, Pieter
Pieter de Borchgrave (1758-1819) was als auteur van Nederlandstalige toneelstukken een belangrijke voorloper van de romantische Vlaamse beweging. Lees meer
uit Wakken, Jan B. Hofman Hofman, Jan
Jan Hofman (1758-1835) was een gelauwerde auteur van Nederlandstalige toneelstukken, zangspelen en gedichten. Ook was hij actief als acteur. Lees meer
uit Kortrijk, Karel Broeckaert Broeckaert, Karel
Lees meer
uit Aalst, Karel L. Fournier en Jan J. Lambin Lambin, Jan J.
Lees meer
uit Ieper en Willem F. Verhoeven Verhoeven, Willem
Willem Verhoeven (1738-1809) was een Vlaams toneel- en geschiedschrijver, die in zijn geschriften het gebruik van het Nederlands en de ontwikkeling van de Vlaamse cultuur verdedigde als r... Lees meer
uit Lier.

Met de verheffing van een aantal kamers tot 'Koninklijke Maatschappij' probeerde Koning Willem I der Nederlanden, Willem I
Willem I (1772-1843) was koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, en dus ook tussen 1815 en 1830 (de jure tot 1839) van het zuidelijke deel daarvan. Zijn beleid inzake de nationale taal ... Lees meer
de rederijkerscultuur in het Zuiden dienstbaar te maken aan zijn taalpolitiek. Onder de directe impuls vanuit het Noorden ontstonden daarnaast ook maatschappijen voor taal- en letterkunde die de culturele taak van de kamers voor een deel overnamen en op een hoger peil wilden brengen.

Vanaf 1835 kwam er opnieuw een opleving die zich manifesteerde in toneelwedstrijden en in een nieuwe Vlaamse toneelletterkunde ( Hippoliet van Peene Van Peene, Hippoliet
Hippoliet van Peene (1811-1864) was een huisarts en toneelauteur. Hij schreef de tekst voor De Vlaamse Leeuw, dat later het Vlaamse volkslied zou worden. Met zijn vele oorsponkelijk theat... Lees meer
). Satires op de verfransing en romantische drama's over Vlaanderens groot verleden ( Désiré Delcroix Delcroix, Désiré
Désiré Delcroix (1823-1887) was ambtenaar en auteur van toneelstukken zoals het vaak opgevoerde ‘Philippine van Vlaanderen’, over de Guldensporenslag. Lees meer
) hebben bijgedragen tot de Vlaamse bewustwording. Vanuit De Fonteine – Willems werd in 1835 lid en in 1842 voorzitter; ook Philip M. Blommaert Blommaert, Philip M.
Lees meer
was lid – werd de studie van de rederijkerscultuur als Vlaams cultuurverschijnsel gelanceerd, wat leidde tot vele bijdragen in Belgisch Museum en Vaderlandsch Museum.

Literatuur

– J.J. Mak, De rederijkers, 1944.
– A. van Elslander, Letterkundig leven in de rederijkerstijd, 1959.
– E. van Autenboer, Het Brabants landjuweel der rederijkers (1515-1561), 1981.
– F. Demedts, 1831. De Gentse Fonteine hervat haar voorstellingen. Van Vlaamse taalijver naar Vlaams theater, in R.L. Erenstein (ed.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden, 1996, pp. 404-409.
– L. Dhondt, Rederijkers-rage en Vlaamse Verlichting, in J. Van Schoor (ed.), Performing arts in the Austrian 18th century, 1999, pp. 109-126.
– A.-L. Van Bruaene, Om beters wille. Rederijkerskamers en de stedelijke cultuur in de Zuidelijke Nederlanden (1400-1650), 2008.
– J. Weijermars, Stiefbroeders. Zuid-Nederlandse letteren en natievorming onder Willem I, 1814-1834, 2012.

Suggestie doorgeven

1975: Ferdinand Vandenhende (pdf)

1998: Jozef Smeyers

2023: Dirk Coigneau / Anne-Laure Van Bruaene

Inhoudstafel