Racisme en de Vlaamse beweging (na 1945)

Begrip
Joghum Vrielink / Tom Naegels

In de naoorlogse periode bewogen de visies op migratie en racisme binnen Vlaamse beweging zich tussen twee polen. Een linkerzijde, vertegenwoordigd door de Volksunie, betuigde haar solidariteit met de gastarbeiders, terwijl de (uiterst-)rechtse vleugel vond dat het onmogelijk was om niet-Europeanen in Vlaanderen te integreren en soms erg agressieve taal over hen hanteerde. Vanaf de jaren 1980 werd in Vlaanderen de racismewetgeving verschillende malen toegepast op personen en organisaties die verbonden waren aan de Vlaams-nationalistische partij het Vlaams Blok.

Leestijd: 18 minuten

Ondanks de gruwel van de Holocaust was racisme in de eerste vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
in België geen voorwerp van een politiek, juridisch of anderszins maatschappelijk debat. In 1948 werd door de Verenigde Naties weliswaar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) aangenomen, en in 1950 was België een van grondleggers van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Beide teksten sluiten discriminatie op basis van etnische herkomst uit, maar dat leidde in de Belgische context verder niet tot een aanpassing van de wetgeving, en al evenmin tot een grotere gevoeligheid voor het thema.

Groeiende aandacht in de jaren 1960

Vanaf 1960 won het thema aan belang. In december 1959 en januari 1960 werden er op tal van plaatsen in de Westerse wereld (het vaakst en meest symbolisch in West-Duitsland, maar ook in Antwerpen, New York, Melbourne en zelfs in Israël) hakenkruisen en antisemitische Antisemitisme
Lees meer
leuzen geklad op synagoges. Deze ‘hakenkruisepidemie’, dixit De Standaard De Standaard (1914-)
Het eerste nummer van het dagblad De Standaard verscheen op 4 december 1918. De krant was gedurende vele decennia hét blad bij uitstek van de katholieke Vlaamse beweging in al haar varian... Lees meer
, zorgde voor wereldwijde onrust over een mogelijke terugkeer van het nazisme. Dat leidde ertoe dat in de Belgische Senaat, en daarna in de Kamer, de eerste wetsvoorstellen werden ingediend om ‘rassenhaat’ strafbaar te maken. Gaston Moulin (KPB), indiener van het voorstel in de Kamer, legde daarbij expliciet het verband met de volgens hem te milde bestraffing van de collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
. ‘Dit is nu het gevolg van de clementie-politiek ten gunste van hen, die zich tijdens de oorlog aan rassenhaat en antisemitische misdaden schuldig hebben gemaakt.’ Geen van beide wetsvoorstellen werd aangenomen.

Niettemin waren de aandacht en gevoeligheid voor racisme nu duidelijk groter dan voorheen. Internationaal werden die aangevuurd door de dekolonisatie, de Burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten en het protest tegen de apartheidspolitiek van Zuid-Afrika Zuid-Afrika
Deze bijdrage belicht de relatie tussen de Vlaamse beweging en Zuid-Afrika van de 19de tot de 21ste eeuw. Lees meer
. In 1963 stemde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie die de noodzaak vaststelde om alle vormen en uitingen van rassendiscriminatie over de gehele wereld uit te bannen. Die werd uitgewerkt tot het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie (IVUR, 1965), dat door België ondertekend werd op 17 augustus 1967.

Binnen België richtte het debat over racisme zich op het onthaal van de arbeidsmigranten die tijdens de economische boom uit de gordel van landen om de Middellandse Zee naar West- en Noord-Europa trokken (zie Immigratie Immigratie
Vanaf de jaren 1960 werd Vlaanderen een immigratieregio, maar al veel vroeger kenden sommige Vlaamse steden en regio’s een instroom van immigranten van buiten Vlaanderen. Deze bijdrage s... Lees meer
). Tussen 1961 en 1971 maakte de vreemde bevolking in België een sprong van bijna 250.000 mensen. Hun aandeel ging van 4,9% naar 7,4 %. Bovendien kwamen de migranten vaker in contact met de autochtonen: voorheen werkten ze in afgebakende industrietakken (de steenkoolmijnen, de staalfabrieken, de steengroeves) en woonden ze in gesegregeerde wijken met eigen voorzieningen, maar nu verspreidden ze zich over de hele arbeidsmarkt en vestigden ze zich tussen de Belgen in de steden. Dit nauwere contact zorgde ervoor dat de voorheen eerder latente xenofobie nu vaker expliciet tot uiting werd gebracht, het meest zichtbaar in de vorm van boodschappen als ‘Toegang verboden voor vreemdelingen’ of ‘Geen honden of Noord-Afrikanen’, die aan cafés, discotheken of te huur staande woningen werden bevestigd.

Toen er in december 1966 in de Belgische Kamer opnieuw een wetsvoorstel werd ingediend ‘tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden’, reflecteerde dat die veranderde context. In de toelichting werd niet langer verwezen naar het vooroorlogse nazisme, maar naar de ‘vluchtelingen van de naoorlogse periode, werknemers aangetrokken door de steenkoolindustrie, studenten en stagiairs uit de ontwikkelingslanden, internationale functionarissen enz.’, tegenover wie de Belgen ‘als gastheren’ verplichtingen hadden. Ook dit voorstel werd evenwel geen wet. De Belgische wetgever hechtte traditioneel een groot belang aan de vrijheid van meningsuiting en vreesde dat een dergelijke wetgeving ‘een niet te definiëren opiniemisdrijf’ zou creëren. Diezelfde terughoudendheid was een van de redenen waarom het IVUR pas in 1975, acht jaar na de ondertekening, geratificeerd werd, en dan enkel met een interpretatieve verklaring erbij, die stelde dat de vrijheid van meningsuiting, van vergadering en van vereniging door de toetreding niet in het gedrang mochten komen.

Racisme en de naoorlogse Vlaamse beweging

Binnen de Vlaamse beweging bewogen de visies op migratie en racisme zich in de jaren 1960 en 1970 tussen twee polen. Een linkerzijde, het meest invloedrijk vertegenwoordigd door de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU), betuigde haar solidariteit met de gastarbeiders. Er was zelfs een gevoel van lotsverbondenheid. In VU-partijkrant Wij Wij, Vlaams-nationaal
Lees meer
werd hun lot vergeleken met dat van de Vlamingen die als seizoensarbeider of als pendelaar in Wallonië, Frankrijk, Nederland of Duitsland aan de slag gingen. In een antwoord op een lezer, die gevraagd had waarom de VU ‘de in ons land steeds sterker wordende xenofobie niet “gebruikte”’, schreef Wij in 1966:

Als Vlamingen bevinden wij ons nu niet precies in de positie om de schuld te gaan verleggen [...] Generaties lang heeft Vlaanderen zelf de schamelste zijner zonen met tienduizenden uitgezonden naar Wallonië, naar Duitsland en tot diep in Frankrijk. Alle vooroordelen die steeds aan vreemde arbeiders hebben gekleefd, golden ook te hunnen opzichte. Beter dan wie ook beseft een Vlaming wat het betekent, een displaced person van de arbeidsmarkt te zijn.

Verscheidene kopstukken van de VU pleitten voor ‘integratie met behoud van de eigen cultuur’.

In de (uiterst-)rechtse vleugel van de beweging werd heel anders tegen de kwestie aangekeken. In het tijdschrift Dietsland Europa Dietsland Europa
Het tijdschrift Dietsland Europa was het blad van de Jong Nederlandse Gemeenschap en later van Were Di. Het verdedigde radicaal Vlaamse, Groot-Nederlandse en extreemrechtse standpunten en... Lees meer
, het orgaan van Were Di Were Di
Were Di vzw was een radicaal Vlaams-nationalistische actiegroep die vooral met haar tijdschrift Dietsland Europa het rechts-nationalistische gedachtengoed verspreidde in de jaren 1960 tot... Lees meer
, geleid door de latere Vlaams Blok-stichter en -voorzitter Karel Dillen Dillen, Karel
Karel Dillen (1925-2007) was, na een aanloop als radicaal Vlaams-nationalistisch spreker en publicist, de oprichter en eerste volksvertegenwoordiger van het Vlaams Blok. Hij zetelde in de... Lees meer
, werd het idee dat alle mensen gelijk zouden zijn als ‘waandenkbeeld’ verworpen. Zo schreef Roeland Raes Raes, Roeland
Roeland Raes (1934) is een politicus en oud-senator van Vlaams-nationalistische strekking. Hij is jurist en zetelde als provincieraadslid voor Oost-Vlaanderen. Tegelijk fungeerde hij ook ... Lees meer
, stichtend lid en later senator van het VB, in 1972: ‘Wij bewijzen de mensheid geen dienst, door te willen aantonen dat alle rassen gelijk zijn.’ Niet alleen was deze vleugel van het Vlaams-nationalisme ervan overtuigd dat ‘ras’ bestond als een wetenschappelijk waarneembare realiteit, maar er bestonden volgens hen ook kwalitatieve verschillen tussen de rassen, die genetisch van aard waren. Zo waren Raes c.s. ervan overtuigd dat witte Europeanen intelligenter en creatiever waren dan ‘de kleurvolkeren’, wat volgens hen verklaard werd door hun grotere herseninhoud. Het verwijt van ‘racisme’, laat staan de strafbaarstelling ervan, was in hun ogen dan ook absurd. Integratie was onmogelijk, en zou enkel tot conflicten leiden. De enige manier waarop rassen vredevol met elkaar zouden kunnen samenleven, bestond erin dat elk op zijn eigen plek in de wereld zou blijven wonen, en dat de niet-Europese migranten die recent naar het Westen gekomen waren, dus zouden terugkeren. Voor landen waar meerdere rassen bij elkaar woonden en waar terugkeer onmogelijk was, zoals de Verenigde Staten of Zuid-Afrika, pleitten ze voor segregatie. Were Di stond overtuigd achter de Apartheid.

Deze ideeën leefden ook bij een andere uiterst-rechtse Vlaams-nationalistische vereniging: de openlijk neonazistische (tweede) Vlaamse Militanten Orde Vlaamse Militanten Orde (1971-1983)
Lees meer
. In haar tijdschrift Alarm Alarm (1972-1999)
Alarm (1972-1999) was het strijdorgaan van de Vlaamse Militanten Orde (VMO), dat – in de lijn van deze groepering – radicaal-rechtse, Vlaams-nationalistische en anticommunistische standpu... Lees meer
(1972-1999)
bezigde de VMO een agressief taalgebruik tegen gastarbeiders, en erkende voluit dat ze racistisch was. In 1978 pleegde de VMO een aanslag op de Tsjechoslowaakse voetbaltrainer Jozef Vacenovsky, in mei 1979 deden VMO’ers een poging om een Turks café in Antwerpen in brand te steken, en later dat jaar werd een Algerijn door militanten van de VMO in elkaar geslagen. In combinatie met gelijkaardige gewelddaden van het eveneens uiterst-rechtse Front de La Jeunesse (1979: brandstichting in de lokalen van de Belgisch-Vietnamese Vereniging te Brussel, 1980: moord op een Marokkaanse man in een café in Laken), de Palestijnse terreuraanslag op joodse kinderen in Antwerpen van 27 juli 1980, en de terroristische aanslagen op het station van Bologna (2 augustus 1980), op het Oktoberfest in München (26 september 1980) en op de synagoge van de Rue du Copernic in Parijs (3 oktober 1980), deed dit de maatschappelijke bezorgdheid over racisme pieken.

Op 20 oktober 1980 trok een grote betoging door de straten van Brussel ‘tegen de heropleving van racisme en fascisme’. Daar werd ook de eis geformuleerd om nu eindelijk werk te maken van een wet tegen het racisme – een voornemen dat al opgenomen was in het regeerakkoord van de roomsrode regering- Martens Martens, Wilfried
Lees meer
IV, dat een dag eerder gesloten was. Het wetsvoorstel uit 1966 vormde nu de basis van de Wet van 30 juli 1981 ‘tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden’, veelal beknopt aangeduid als (anti)racismewet. Naast vormen van discriminatie stelt die diverse uitingsdelicten strafbaar. Het belangrijkste is het aanzetten tot discriminatie, haat, geweld en segregatie tegen personen en groepen op grond van nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale en etnische afstamming. Een bijkomend, eerder indirect, uitingsdelict uit de Antiracismewet is het behoren tot of medewerking verlenen aan een vereniging of groep die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie verkondigt.

Toepassingen van de racismewetgeving

In wat volgt kijken we naar enkele gerechtelijke toepassingen van de racismewetgeving op personen en organisaties die gezien kunnen worden als behorend tot de Vlaamse beweging.. Veruit de meeste zijn zaken in verband met het Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
en (in mindere mate) zijn rechtsopvolger Vlaams Belang. Zowel de inhoudelijke ontwikkeling in de rechtspraak als de ontwikkeling in de wetgeving zelf, die steeds strenger en ingrijpender werd, vond overigens in belangrijke mate plaats onder invloed van de diverse rechtszaken tegen het Vlaams Blok.

Vervolgingspogingen tot 1999

Aanvankelijk liep er bij de eerste vervolgingspogingen vrijwel steeds iets mis op juridisch vlak. Zo was er een zaak tegen Roeland Raes, die in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 1983 een pamflet had laten verspreiden waarop een persoon in stereotiepe Arabische kledij afgebeeld was, zeggende ‘als het hier gedaan is met (...) ziekenkas en kindergeld (...) dan mogen ze hun slecht weer houden’. Het Vlaams Overlegcomité Opbouwwerk Migranten (VOCOM) achtte de Antiracismewet geschonden en dagvaardde Raes. Aan een analyse ten gronde kwam de correctionele rechter echter niet toe, omdat het VOCOM niet over het wettelijk vereiste aantal jaren rechtspersoonlijkheid beschikte.

Enkele andere vroege zaken tegen personen verbonden met het Vlaams Blok strandden op het probleem van het drukpersmisdrijf. Als een (mogelijk) strafbare mening wordt uitgedrukt door middel van een tekst en vermenigvuldigd via de drukpers ‘of een gelijkaardig procedé’ (inclusief, tegenwoordig, via internet), dan stelt artikel 150 van de Grondwet dat de behandeling ervan de exclusieve bevoegdheid is van de hoven van assisen. Aangezien er bij assisen prioriteit werd gegeven aan zware misdaden, betekende dat in de praktijk dat persmisdrijven niet langer vervolgd werden. Zo was er een zaak die de Liga voor Mensenrechten had aangespannen tegen twee prominenten van het Vlaams Blok, K oen Dillen Dillen, Koen
Koen Dillen (1964) is een Vlaamse auteur. Hij was tot 2011 politicus voor het Vlaams Blok (sinds 2004: Vlaams Belang). Lees meer
en Hans Carpels, op grond van zowel het 70-puntenplan als wegens een twintigtal eigen geschriften. De rechter erkende weliswaar dat de mening die in de teksten werd geuit, een mogelijke inbreuk op de strafwet uitmaakten, maar aangezien deze meningen gepubliceerd waren in het tijdschrift van het VB, concludeerde hij ‘dat hieruit alleen besloten kan worden dat voorgaande feiten een persmisdrijf uitmaken die tot de uitsluitende bevoegdheid behoort van het Hof van Assisen’.

Tot slot leidden sommige vroege zaken tot inhoudelijke vrijspraken. Daarbij kan gedacht worden aan een zaak tegen zanger en auteur Jef Elbers Elbers, Jef
Lees meer
, en een voormalige voorzitter van de Vlaams Blok Jongeren Vlaams Belang Jongeren
Vlaams Belang Jongeren (tot 2004: Vlaams Blok Jongeren) is sinds 1987 de politieke jongerenorganisatie van het Vlaams Belang, vroeger Vlaams Blok. Ze vertolkt de partijstandpunten met een... Lees meer
(VBJ). Enkele dagen nadat er zich in 1997 in Brussel rellen voordeden met jongeren van allochtone origine, schreef de eerste een lied getiteld ‘Mohammed Ambras’. Hij zong het op 24 november van dat jaar op een conferentie van het Vlaams Blok in Antwerpen en kort daarna zette de tweede beklaagde de tekst ervan op de website van de VBJ. Het nummer omvatte onder meer de volgende coupletten:

’k Zag onlangs in Anderlecht, de intifada in het echt. Een bende bruin gespuis, hield daar zeer lelijk huis. Een horde die met alles smeet, wat niet te zwaar was of te heet. Maar wat ik eigenaardig vond: ’k bespeurde nergens Paula D’Hondt.

(refrein) Nu er rassenrellen zijn, hoe zou ’t met ons Paula zijn? Vroeger kwam ze op TV, elke week een keer of twee. Van immigratie geen benul, predikte ze de multikul. Maar Brussel ligt half op zijn gat, nu stuurt Paula D’Hondt haar kat.

Kansarmen in hun BMW’s, hielden in Schaarbeek weer een race. Ze tapten heel wat lol, want d’er was geen Demol. Uit winkels werd er veel gejat, de rijkswacht spoot er enk’len nat. Dat is racisme en ongezond, maar steeds geen spoor van Paula D’Hondt.

De rechtbank volgde het standpunt van de beklaagden die betoogden dat het lied het falende migrantenbeleid hekelde en de toenmalige actualiteit. De rechter gaf aan dat het lied niet van goede smaak getuigde en dat de tekst ‘zeker niet vleiend’ was voor de ‘protagonisten van de erin beschreven rellen’, maar dat het ‘geen oproepen tot discriminatie, rassenscheiding, haat of geweld’ bevatte, noch daartoe aanzette.

Na de grondwetsherziening van 1999

Onder invloed van dergelijke – in de ogen van de tegenstanders van het Vlaams Blok – ‘mislukkingen’, besloot het parlement in 1999 tot een grondwetsherziening, waarbij ‘drukpersmisdrijven ingegeven door racisme of xenofobie’ aan de bevoegdheid van de jury werden onttrokken en voortaan door correctionele (professionele) rechters behandeld konden worden. Daarna leidden sommige zaken in verband met VB-mandatarissen en -geledingen wel tot veroordelingen. Zo werd direct in 2000 een Vlaams Blok-militant, Wim Elbers, veroordeeld voor uitingen die hij online schreef. In het bewuste geval gebruikte de beklaagde herhaaldelijk aanduidingen als: ‘chameliers, macaques, bougnoules, marchands de tapis, bachi-bouzouks’. Uit het gebruik van deze kwetsende termen bleek volgens de rechter dat het ging om het aanzetten tot discriminatie, haat, geweld en segregatie ten aanzien van de Marokkaanse en Afrikaanse gemeenschappen in België. Elbers had ook een brief online gezet waarin hij de (toenmalige) Marokkaanse koning Hassan opriep om in België ‘wet en orde te komen herstellen’ na rellen in Schaarbeek en Anderlecht in 1998, daarbij onder meer zeggende: ‘Majesteit, sommige van uw landgenoten gedragen zich als varkens.’ Die feiten werden eveneens gekwalificeerd als ‘aanzetten tot’.

Maar het is vooral de zaak tegen drie aan het Vlaams Blok gelieerde vzw’s die de geschiedenis is ingegaan als ‘het’ Vlaams Blok-proces. Die procedure werd opgestart door middel van een rechtstreekse dagvaarding door het toenmalige Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (het huidige Unia) en de Liga voor Mensenrechten en was gericht tegen de vzw Vlaamse Concentratie (de ontvanger en beheerder van de overheidssubsidies van het Blok), de vzw Nationalistische Omroepstichting (verantwoordelijk voor de radio- en televisieprogramma’s van de partij) en de vzw Nationaal Vormingsinstituut (dat de vorming van de leden en mandatarissen van het Vlaams Blok verzorgt). Het Vlaams Blok was volgens de eisers een groepering in de zin van (toenmalig) artikel 3 van de Antiracismewet, waaraan de vzw’s (vermeend strafbare) medewerking verleenden.

Ook deze procedure kende strubbelingen. In eerste aanleg gebeurde iets wat weinig mensen hadden verwacht: op 29 juni 2001 kwalificeerde de correctionele rechtbank van Brussel de feiten als zijnde (indien bewezen) een politiek misdrijf. Door de grondwetswijziging van 1999 waren racistische drukpersmisdrijven weliswaar de bevoegdheid geworden van de gewone rechter, maar politieke misdrijven waren – krachtens hetzelfde artikel 150 van de Grondwet – nog wel altijd de exclusieve bevoegdheid van de jury. De rechtbank vond dat het om een ‘politiek misdrijf’ ging, omdat de (verkozen) politieke partij van het (vermeende) misdrijf van het ‘kennelijk en herhaaldelijk verkondigen’ van racisme gebruikmaakte, om ‘een andere politieke orde’ te vestigen en haar politieke macht te vergroten.

Hoewel deze interpretatie leek in te druisen tegen de (restrictieve) interpretatie uit de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie inzake het politiek misdrijf, oordeelde ook het hof van beroep te Brussel, in een arrest van 26 februari 2003, dat het om een politiek misdrijf ging. Wel week de redenering af van die in eerste aanleg. Het hof stelde dat het ging om een politiek misdrijf, omdat de tenlastelegging de medewerking aan een politieke partij betrof, zodat de eventuele schade die dit oplevert een aantasting van de politieke instellingen van het land inhoudt, omdat politieke partijen zelf tot die instellingen behoren.

De consternatie over deze uitspraken was aanzienlijk. Terwijl de zaak tegen de vzw’s nog hangende was voor het Hof van Cassatie, werd in het regeerakkoord van 2003 al aangegeven dat ‘misdrijven van racistische of negationistische aard’ zullen worden onderworpen ‘aan een reële vervolging en beoordeling door de correctionele rechtbanken, wie ook de daders zijn of wat ook de middelen zijn waarmee zij hun misdrijf pleegden’. De regering gaf aan dat indien nodig, ‘artikel 150 van de grondwet in die zin (zal) worden gewijzigd.’

Uiteindelijk bleek dat laatste niet nodig. Het Hof van Cassatie verbrak in zijn arrest van 18 november 2003 de zienswijze van het Brusselse hof van beroep en herbevestigde zijn eigen, restrictieve, interpretatie van ‘politieke misdrijven’. Het verwees de zaak door naar het Gentse hof van Beroep, dat zich bevoegd verklaarde en daarmee de restrictieve interpretatie van het ‘politiek misdrijf’ bevestigde. Ten gronde veroordeelde het hof de rechtspersonen ook, en op 9 november 2004 handhaafde het Hof van Cassatie die veroordeling.

Inhoudelijk was de interpretatie die het Gentse hof van de bepalingen in de antiracismewet gaf eerder ruim. De algemene definitie die het hof gaf van ‘aanzetten tot’ was bijvoorbeeld dat het (slechts) moest gaan om een ‘algemene aanmoediging’, en niet om actievere incitatie: ‘Wat het “aanzetten” betreft, is het zo dat een algemene aanmoediging tot het bedrijven van discriminatie, rassenscheiding, haat of geweld reeds volstaat.’ Die interpretatie had tot gevolg dat enerzijds hatelijke of grove uitingen volgens het hof ‘aanzetten tot haat’ en dat anderzijds het (publiekelijk) doen van discriminerende voorstellen in beginsel ook neerkwam op ‘aanzetten tot discriminatie’. Dit alles impliceerde verruimingen ten aanzien van de (meest) gangbare interpretatie van de regelgeving tot dan toe.

Inzake het ‘behoren tot’ stelt het Gentse hof van beroep dat dat inhoudt dat een dader op welke manier dan ook deel uitmaakt van de groep of vereniging. Het hof verduidelijkt daarbij dat niet alleen actieve, maar ook passieve leden strafbaar kunnen zijn: ‘het ontplooien van enige activiteit binnen de groep of vereniging is hierbij niet vereist’, evenmin hoeft de racistische doelstelling van de groep (aantoonbaar) ondersteund te worden. Aan het ‘medewerking verlenen aan’ een groep of vereniging geeft het hof een gelijkaardig ruim bereik. Hieronder verstaat het: het ‘op enigerlei wijze verlenen van steun aan de werking van de groep of vereniging’. Iedere vorm van medewerking kwam in aanmerking. Ook die interpretaties zijn verruimend in vergelijking met eerdere rechtspraak.

De uitspraken van het Grondwettelijk Hof (2004, 2009) en daarna

Niet lang na het eindarrest van het Hof van Cassatie, moest het Grondwettelijk Hof zich uitspreken over de interpretatie van de discriminatiewetgeving (in 2004) en later ook uit de antiracismewetgeving (in 2009). Het Hof bood daarbij duidelijk meer ruimte voor de vrijheid van meningsuiting dan het Gentse hof van beroep en het Hof van Cassatie.

Zo vereist het Grondwettelijk Hof bij het ‘aanzetten tot haat, discriminatie en geweld’ dat het moet gaan om actief ‘aansporen’, ‘opzetten’ of ‘aanstoken’ tot haatdragend, discriminerend of gewelddadig gedrag’, hetgeen veeleisender is dan wat het Gentse hof vereiste. Ook is voor het Grondwettelijk Hof een aantoonbare, kwaadwillige intentie nodig bij het aanzetten tot, te weten: een ‘bijzondere wil [om] aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld.’ Twijfel hierover of een gebrek aan bewijs hiervoor is in het voordeel van de beklaagde en leidt tot de conclusie dat het misdrijf niet voltrokken is.

Sinds de tussenkomsten van het Grondwettelijk Hof zie je vaker dat correctionele rechtbanken en hoven van beroep tot vrijspraken komen, ook wanneer dit betrekking heeft op organisaties of personen uit de Vlaamse beweging. Een illustratie daarvan was een zaak rond een artikel in een lokaal partijblad, over een geval van grafschennis in Sint-Niklaas, in juni 2005. In het lokale VB-partijblad weren die feiten, op basis van informatie van buurtbewoners, toegeschreven aan allochtone daders. Onder de titel ‘Wat je in de pers niet kon of mocht lezen’ luidde het: ‘Wat men echter niet mocht vernemen is dat de daders allochtonen waren, jongeren van vreemde afkomst dus. Een cultuur die géén respect méér heeft voor de doden en voor symbolen van een ander geloof, is een ontspoorde cultuur.’

Die informatie bleek onjuist: de politie onthulde dat de daders autochtone minderjarigen waren. Het stadsbestuur meldde de zaak bij het Centrum voor Gelijkheid van Kansen (het huidige Unia), dat de zaak aanhangig maakte bij het gerecht. In eerste aanleg oordeelde de correctionele rechtbank nog dat het artikel een inbreuk op de Antiracismewet opleverde, omdat het stuk ‘een hatelijk beeld van de allochtone gemeenschap’ ophing en dit op grond van een gerucht. Dat de beklaagden ook de bedoeling hadden om aan te zetten tot haat, zou voorts blijken uit de grievende bewoordingen.

In beroep sprake het Gentse hof beide beklaagden vrij. Nauw aansluitend bij de vereisten van het Grondwettelijk Hof, gaven de Gentse rechters aan dat de term ‘aanzetten tot’ impliceert dat er meer nodig is dan ‘het geven van informatie of het uiten van ideeën of kritiek.’ Het moet gaan om actief aansporen tot haat of geweld. Bovendien is een bijzonder opzet vereist, zo stelt het hof: de beklaagde moet de aantoonbare bedoeling hebben om aan te zetten tot haat of geweld. Beide zaken acht het hof niet bewezen. Het stelt dat de berichtgeving weliswaar verkeerde informatie ‘nopens de identiteit of de afkomst van de daders’ bevatte, maar dat dit inhoudelijk geen ‘aanzetten tot’ oplevert. Laat staan dat het artikel de conclusie rechtvaardigt dat de auteurs ook handelden met ‘de bedoeling om gevoelens van haat of geweld te doen ontstaan.’ Het feit dat de beklaagden zo onvoorzichtig waren om zich te baseren op geruchten, verandert daar niets aan, aldus het hof, omdat niets in het dossier suggereerde dat zij moedwillig foute informatie verstrekten.

Een laatste procedure die we aanstippen, houdt verband met de organisatie Voorpost Voorpost
Voorpost is een Vlaams-Nederlandse uiterst-rechtse actiegroep, opgericht in 1976 door Luc Vermeulen. Met straatacties in Vlaanderen en Nederland strijdt Voorpost vooral tegen België en m... Lees meer
. Tijdens een actie op de Mechelse Grote Markt op 30 mei 2020 ontrolden vijf leden van die organisatie een spandoek met daarop de tekst ‘Stop Islamisering’, met daarop een moskee in een verbodsbord en een reeks personen in boerka. Ook droegen zij borden met het opschrift: ‘Is dit de toekomst van Vlaanderen?! Nee, bedankt!’. In eerste aanleg werden de betrokkenen veroordeeld. Het vonnis sprak van een ‘angstbeeld’ dat ‘haat en discriminatie aanwakkert’ en een ‘absoluut gebrek aan normbesef’ bij de beklaagden. De rechtbank aanvaardde weliswaar het verweer van de beklaagden dat het om een drukpersmisdrijf ging, maar ze achtte zichzelf niettemin bevoegd omdat ze vond dat de uitingen onder de exceptie vielen van drukpersmisdrijven ‘ingegeven door racisme en xenofobie’, ondanks het feit dat het om het criterium religie ging. Het spandoek ‘suggereert dat in de toekomst in Vlaanderen alle vrouwen mogelijks verplicht zullen zijn om nikabs of boerka’s te dragen’ en dat beeld ‘kan angst en haat opwekken voor vreemdelingen’, zo beargumenteerde de rechtbank haar bevoegdheid.

Ook hier zag het hof van beroep dat anders, stellende dat het ging om een betichting van aanzetten tot haat jegens de moslimgemeenschap; naar het oordeel van het Hof lieten de elementen in het strafdossier niet toe ‘om te stellen dat in casu, gelet op de voorliggende feitelijkheden, de door beklaagden gestelde handelingen ingegeven waren door racisme of xenofobie.’ Het Hof verklaarde zich daarom onbevoegd om kennis te nemen van de zaak.

Suggestie doorgeven

2023: Joghum Vrielink / Tom Naegels

Inhoudstafel