Koloniale universiteiten

Begrip

Tijdens de koloniale periode werden er twee universiteiten opgericht in Congo. Deze bijdrage onderzoekt hun betekenis in het licht van de thema’s taal, hoger onderwijs en kolonialisme.

Leestijd: 14 minuten

Pas in de jaren 1950 kwam hoger onderwijs in Belgisch Congo tot stand. De universiteitsstichtingen waren niet het resultaat van een ontvoogdingspolitiek, maar eerder het gevolg van levensbeschouwelijke drijfveren en tegenstellingen: de stichting van het katholieke Lovanium in Leopoldstad (1954) leidde tot een reactie in de vorm van een officiële universiteit in Elisabethstad (1956). Deze nieuwe onderwijsinstellingen speelden een belangrijke rol in de Congolese emancipatie en de vorming van een gestudeerde elite. Maar vanuit het standpunt van het beleid was dit aanvankelijk een eerder ongewild bijproduct. De klassieke Belgische breuklijn tussen vrije en officiële universiteiten werd in de eerste plaats gereproduceerd in een koloniale context. Wat betreft de reproductie van het communautaire vraagstuk is het beeld complexer. In Lovanium werden de taaltegenstellingen geneutraliseerd in de hechte universitaire gemeenschap die er tot stand kwam; in Elisabethstad, daarentegen, speelden Vlaamsgezinde krachten een sterkere rol.

Twee stichtingen

Op 12 oktober 1954 opende rector Luc Gillon (1920-1998) het eerste academiejaar op Congolese bodem. De universiteit Lovanium, gelegen op een heuveltop nabij het toenmalige Leopoldstad, was het resultaat van een beschavingsmissie, van de wens om het voorbeeld van andere Europese grootmachten in Afrika te volgen en van de ambitie om ook in de kolonie een Europese en ‘in de mate van het mogelijke' ook zwarte universitaire elite te vormen. De Leuvense rector Honoré van Waeyenbergh Van Waeyenbergh, Honoré
Honoré van Waeyenbergh (1891-1971) was vice-rector (1936-1940) en rector (1940-1962) van de Katholieke Universiteit Leuven. Hij droeg bij aan de vernederlandsing van de universiteit. ... Lees meer
(1891-1971) was voorzitter van de Raad van Beheer van Lovanium. Hij noemde de opening van het academiejaar ‘een historische gebeurtenis’ waarmee ‘een nieuw tijdperk in de evolutie van de kolonisatie’ was aangebroken.

Twee jaar later, op 11 november 1956, opende een tweede universiteit in Belgisch-Congo Belgisch-Congo
Van 1885 tot 1908 was Congo als ‘Onafhankelijke Congostaat’ (OCS) in de handen van de Belgische koning Leopold II, die als een soevereine vorst over het land heerste. Om te vermijden dat... Lees meer
. In Elisabethstad nam de liberale minister van Onderwijs Auguste Buisseret deel aan de stichtingsplechtigheid van de ‘Officiële Universiteit van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi’. Hij gaf de nieuwe instelling de opdracht vorming en richting te geven, niet alleen aan de jongeren van Europese afkomst in Katanga, maar ook aan ‘de elite van de inheemse bevolking’ om hen ‘in de mogelijkheid stellen de voorwaarden te scheppen van een broederlijke menselijke maatschappij’. De oprichting was niet het slotstuk van een koloniale hoger onderwijspolitiek, maar wel het resultaat van levensbeschouwelijke spanningen. Tegenover het katholieke Lovanium moest een officiële universiteit geplaatst worden, net zoals de rijksuniversiteiten van Gent en Luik zich verhielden tot Leuven en Brussel. Een derde Congolese universiteit, ditmaal van protestantse aspiratie, werd pas in november 1963 geopend in Kisangani (voormalig Stanleystad). Deze Université Libre du Congo werkte wel al enkele jaren samen met de Officiële Universiteit en had zijn wortels in de Protestantse Raad van Congo (Conseil protestant du Congo - Congo Protestant Council). Al sinds het einde van de jaren 1940 ijverde die Raad voor een protestantse instelling van hoger onderwijs Hoger onderwijs
De evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs werd gekenmerkt door een moeizame vernederlandsingspolitiek, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale... Lees meer
in de kolonie.

Lovanium was een privé-initiatief van de Leuvense universiteit en kwam er onder sterke impuls van de jezuïeten-missionarissen in Congo. De rijksuniversiteiten van Gent en Luik en de Université libre de Bruxelles (ULB) waren enkel op indirecte wijze betrokken bij het hoger onderwijs in de kolonie, namelijk door hun vertegenwoordiging in het bestuur van de officiële universiteit. Hun eigen overzeese inspanningen beperkten zich daarnaast tot de uitbouw van onderzoeksfaciliteiten en medische voorzieningen. ‘Er valt niet aan te denken in Congo op dit ogenblik een universiteit te stichten’, schreef de Gentse biochemicus Romain Ruyssen in 1948, na een intensieve verkenningstocht. Hij zag wel heil in de oprichting van een onderzoekscentrum. Brussel deed dat ook en richtte een Centre scientifique et médical de l’Université libre de Bruxelles en Afrique centrale (Cemubac) op in Uele. Luik verwierf zijn Fondation de l’université de Liège pour les recherches scientifiques en Afrique Centrale (Fulreac) in Katanga. Gent – als laatste, in 1956 – vestigde zich met Ganda-Congo in Ituri. Deze universitaire laboratoria en ziekenhuizen maken deel uit van de koloniale wetenschapsgeschiedenis, maar waren niet betrokken bij de Congolese emancipatie door middel van hoger onderwijs.

Lovanium en Elisabethstad

Zowel de wetenschappelijke stichtingen als de universiteiten waren realisaties van de jaren 1950. Daarmee was België internationaal gezien laat. In Brits-Afrika was er na de Tweede Wereldoorlog een nieuwe koloniale politiek op de voorgrond getreden die colonial development nastreefde. Een van de elementen van het Britse ontwikkelingskolonialisme betrof de introductie van universitair onderwijs. Het leidde – in 1948-1949 – tot de oprichting van university colleges in , Nigeria en Goudkust (Ghana). Het had de Leuvense beleidsmakers geïnspireerd, die in Congo net als in het thuisland hoger onderwijs met een religieus-moreel programma wilden omkaderen. Lovanium vormde een geografische vertaling van het maatschappelijke ideaal van de Alma Mater: ‘Het beoogt de ontvoogding van die inlandse bevolking, langs den weg van de intellectuele cultuur en van de verchristelijking’, verduidelijkte Van Waeyenbergh toen hij in 1948 de oprichting ervan aankondigde.

Lovanium bood vanaf 1954 op een heuveltop nabij Leopoldstad, met name de heuvel Kimwenza, waar de jezuïeten als sinds de jaren 1890 heer en meerster waren, volwaardig universitair onderwijs aan Afrikaanse en Europese (Belgische) jonge mannen en vrouwen. Dat onderwijsaanbod werd vervolledigd met een academisch ziekenhuis en met uitgebreide onderzoeksfaciliteiten. Lovanium vormde een gemengde, interraciale universitaire gemeenschap. De campus herbergde niet alleen de faculteitsgebouwen, maar ook de leefgemeenschappen van de studenten, de villawijk van de professoren en ruime ontspanningsmogelijkheden. De afstand tot Leopoldstad werd overbrugd door een busverbinding, die meer dan symbool stond voor de impact van de universiteit op de hoofdstad en het hele land.

In 1954 startte rector Gillon het universitaire leven in Congo met zeven professoren en drieëndertig studenten. Aan de vooravond van de onafhankelijkheid bedroeg hun aantal respectievelijk 117 en 485. Onder die 485 bevonden zich 264 Congolese studenten en 81 Afrikaanse van niet-Congolese oorsprong. Naast de groei van de studentenpopulatie, nam ook het aantal faculteiten elk jaar toe: de faculteiten wetenschappen en politieke en sociale wetenschappen (1954) werdzn aangevuld met geneeskunde (1955), letteren en wijsbegeerte en polytechnische (1956), theologie (1957) en rechten (1959). In 1960 huisvestte de campus een universitaire gemeenschap die met inbegrip van het ziekenhuispersoneel en de administratieve en technische staf een omvang van meer dan duizendvijfhonderd personen telde.

De tweede universiteitsstichting in de koloniale periode vond plaats in Katanga. In de keuze van de eerste rector, Walther Bourgeois, als ingenieur verbonden aan de Université libre de Bruxelles, werd het vrijzinnige karakter van de officiële universiteit bevestigd. Van Waeyenbergh werd zelfs gewezen op vrijmetselaarsiconen in het embleem van de nieuwe universiteit. In 1957 werd rector Bourgeois door zijn ULB-collega Jean Hiernaux opgevolgd. De Luikse universiteit – die met Fulreac al aanwezig was in Katanga – woog eveneens sterk op de nieuwe instelling en leverde met Ferdinand Campus, expert koloniale bouwkunde en gewezen rector van de Université de Liège, de voorzitter van de Raad van Beheer. Ondervoorzitter werd de Gentse bioloog en vrijmetselaar Paul van Oye Van Oye, Paul
Paul van Oye (1886-1969) was hydrobioloog en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij leverde als flamingant een cruciale bijdrage aan de vernederlandsing van het wetenschappelijke l... Lees meer
. De Katangese afdeling van het blad Lovania, dat de Leuvense oud-studenten in de kolonie groepeerde, verweet de instelling in plaats van een neutrale, officiële en dus pluralistische universiteit te zijn, gerund te worden als een filiaal van de ULB en als een vrijmetselaarsbolwerk. Met filmmateriaal en lezingen organiseerde Lovania avonden waarop de Katangese jeugd werd aangespoord zich in Lovanium in te schrijven, dat ‘slechts’ 2500 kilometer verderop lag.

De keuze voor Elisabethstad was niet toevallig. De stad vormde het centrum van de mijnindustrie, het economische hart van de kolonie was er gevestigd. Omwille van die strategische belangen waren er in 1951 al plannen geweest voor een ‘Katangees Lovanium’ met de steun van Lovania-kringen rond Union Minière. Nu greep de nieuwe officiële universiteit de kans om er zich te vestigen. Nog een strategisch argument dat meespeelde: door zijn zuidelijke ligging was Elisabethstad relatief gunstig gelegen ten opzichte van het mandaatgebied Ruanda-Urundi. Studenten afkomstig van Ruanda-Urundi waren dus een doelgroep, terwijl in 1958 in het toenmalige Astrida een landbouwinstituut als antenne van de officiële universiteit van start ging. Aanvankelijk was de officiële universiteit gehuisvest in tijdelijke gebouwen in de binnenstad en was het een stadscampus. Pas in 1958-1959 werd gestart met de bouw van een nieuwe campus buiten het stadscentrum, op de terreinen van het voormalige vliegveld. De officiële universiteit moest ook een greenfield campus worden, zoals er in de jaren 1960 en 1970 verschillende gebouwd werden.

Zoals in Lovanium kwam er in het studentenhuis, dat ondergebracht was in een voormalig hotel, ook een gemengd studentenleven op gang en was men zich bewust van de zending van de eerste generatie Afrikaanse intellectuelen, ook al waren ze met minder. In de studentenpopulatie van Elisabethstad bleef de groep Europese studenten veruit het grootst. Daardoor verschilde het karakter van de universiteit en was ze eerder een koloniale universiteit, gericht op de kinderen van de kolonialen, dan een Congolese. Van de eerste lichting 1956-1957 waren tien van de honderdvier studenten van Afrikaanse origine; van de tweede lichting 1957-1958 zeventien van de honderdeenenveertig.

In 1960 volgde 0,1% van de Congolese schoolpopulatie hoger onderwijs – wellicht ruimer begrepen dan universitair – waarmee de kolonie ver onder de wereldmaat, maar ook onder de Afrikaans-koloniale maat (die op 0,4% lag) bleef. Na de onafhankelijkheid is vaak betreurd dat de eerste lichting Congolese universitairen zo laat in de geschiedenis kwam. Het precieze aantal gediplomeerden dat Congo op 30 juni 1960 telde, is moeilijk exact te bepalen, omdat de ene telling zittende studenten meerekent terwijl de andere enkel naar de afgestuurden kijkt en nog andere tellingen ook de enkele Congolese studenten die in België studeerden opneemt. Maar het aantal Congolezen met een universitair diploma lag in 1960 niet hoger dan enkele tientallen, wat verwaarloosbaar was op een bevolking van meer dan vijftien miljoen mensen. De eerste promotie van de officiële universiteit vond trouwens pas in het gewoel van de onafhankelijkheid plaats.

‘Taalkundige geschillen’

Was door de oprichting van een officiële universiteit naast Lovanium de levensbeschouwelijke strijd rond het hoger onderwijs in de kolonie bezegeld, dan dook er onmiddellijk een nieuwe op: de communautaire, althans in de schoot van de officiële universiteit. De verklaring ligt hoofdzakelijk in het rijkskarakter van de universiteit van Elisabethstad, die daardoor gebonden was aan de taalwetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
– met name het vraagstuk of het Nederlands een onderwijstaal aan een in Congo gevestigde officiële universiteit moest zijn. Vlaamsgezinde groeperingen, zoals het Willemsfonds Willemsfonds
Het Willemsfonds (1851-heden) is een liberaal-vrijzinnige culturele vereniging en drukkingsgroep die het gebruik van het Nederlands promoot en ondersteunt. Lees meer
en de Vlaamse Vriendenkring in Elisabethstad, sprongen op de kwestie en maakten er een strijdpunt van. In veel opzichten was de communautaire splijtstof dezelfde die tot ‘Leuven Vlaams’ zou leiden en tot de universitaire expansie van de jaren 1960. In Congo zou de onafhankelijkheid een einde maken aan het universitaire taalconflict.

De korte koloniale periode van de officiële universiteit is bezaaid met taalincidenten. Een Vlaamsgezinde fractie in de Raad van Beheer en het professorenkorps stond hier tegenover een ULB-gedomineerd rectorschap. De incidenten gingen over benoemingsdossiers, over acties om het aandeel Vlaamse studenten te verhogen, die druk konden zetten, over de taal (en de vertalingen) van de universitaire uitgaven en over de principiële kwestie van Nederlandstalige leergangen. Langs Vlaamse kant werden ze aangestuurd door professoren als Marcel Bots Bots, Marcel
Marcel Bots (1925-1995) was doctor in de Germaanse filologie en doceerde aan enkele universiteiten. Hij was bestuurslid van het Willemsfonds, pleitte voor de vernederlandsing van Belgisch... Lees meer
(liberaal-vrijzinnig), Jan Frans Verbruggen (Vlaamsgezinde socialist) en Wilfried de Pauw (Willemsfonds). Maar ook Vlaamsgezinde krachten buiten de universiteit en Belgische actoren mengden zich, met Willemsfondsvoorzitter Hans van Werveke Van Werveke, Hans
Lees meer
voorop en ook de Vlaamse leden van de Raad van Beheer, zoals Romain Ruyssen, Edgard Blancquaert Blancquaert, Edgard
Edgard Blancquaert (1894-1964) was een neerlandicus die zich inspande voor de verspreiding van het Algemeen Nederlands. Hij ontpopte zich als antifascistische flamingant. Lees meer
, Lode De Wilde en Lucien Massart. In 1959 stelde een intern rapport: ‘De meningsverschillen binnen de universiteit waren niet alleen ideologisch van aard. De rivaliteit tussen verschillende Belgische universiteiten, tussen de vrije universiteit van Brussel en de rijksuniversiteiten in België voedde hen ook, net als onze metropolitaanse taalkundige geschillen. Die laatste kregen op een bepaald ogenblik een bijzonder hevige en betreurenswaardige scherpte. Ze werden aangestuurd door de ‘Vlaamse Vrienden Kring’, met verschillende professoren op sleutelposten. Ze veroorzaakten talrijke polemieken in de pers, in België én in Congo.’

De meest principiële kwestie was de onderwijstaal. Minister Buisseret had bij de oprichting van de universiteit aangekondigd dat Vlaamse studenten onderwijs in het Nederlands zouden kunnen volgen. Op de in Brussel gevestigde Raad van Beheer werd op 11 april 1956 bevestigd dat de splitsing van vakken volgens taalstelsel aanvaard werd als principe. Al onmiddellijk zorgde dit voor hoogspanning toen een aantal studenten zich voor het eerste academiejaar aanbood voor een nog onbestaand Nederlands stelsel in de afdeling Pedagogische Wetenschappen. Het leidde uiteindelijk tot de aanwerving van drie Nederlandstalige professoren, die echter pas anderhalf jaar later arriveerden. Het scenario herhaalde zich in 1957 toen twee studenten in het Nederlands de polytechnische wilde volgen. Hun vraag werd, na heel wat animositeit, gehonoreerd, maar de praktische uitvoering werd op de lange baan geschoven. De Belgische pers in Congo sprak intussen over de twee studenten van anderhalf miljoen frank. In de Academische Raad, die de professoren groepeerde, werd er gesproken over een oprichting van een aparte, Nederlandstalige universiteit als gevolg van de voortdurende taalspanningen. Op politiek niveau leidde het tot dossiers die uiteindelijk op het kabinet van premier Achille van Acker Van Acker, Achille
Achille van Acker (1898-1975) was een socialistische politicus uit Brugge, die in het begin van zijn carrière een tijdlang lid was van de Frontbeweging. Na de Tweede Wereldoorlog bekleedd... Lees meer
belandden.

De kwestie van Nederlandstalig hoger onderwijs in Belgisch-Congo raakte nooit fundamenteel opgelost. Het honoreren van principiële taalrechten stond tegenover buitensporige, bijna absurde uitgaven voor een handvol Vlaamse studenten, uitgaven die voor verdeeldheid zorgden in de Raad van Beheer en het professorenkorps en die ook haaks stonden op de verzuchtingen van de Congolezen. Zij streefden emancipatie en onafhankelijkheid na. Op 14 september 1960, in volle Katangese secessie, werd de Officiële Universiteit van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi omgevormd tot de Université d’Etat du Katanga. Alleen het Frans werd door de nieuwe staat nog als onderwijstaal erkend.

Taaltoestanden in Congo?

De Vlaamsgezinde agitatie in Elisabethstad werd vanuit Leuven/Lovanium nabij opgevolgd. In 1957 werd Van Waeyenbergh gewaarschuwd voor de manoeuvres die er waren om van de officiële universiteit een vrijzinnige en Vlaamsgezinde universiteit te maken. Katholieke Vlamingen, waarschuwde de brief, zouden moeten kiezen tussen hun loyauteiten in het maken van een universiteitskeuze. Maar wat in Elisabethstad een staatszaak werd en wat de KULeuven een decennium lang in haar greep zou houden was in Lovanium slechts een rimpeling. In mei 1957 richtte een groep Vlaamse Lovaniumprofessoren een verzoek tot de Raad van Beheer van hun universiteit om Nederlandse taalstelsels in te richten. In een artikel ‘Enseigner le néerlandais aux noirs’ vroeg La Libre Belgique zich daarbij af: ‘Est-il bien nécessaire d’introduire dans nos territoires d’Afrique les querelles linguistiques de la métropole?’. Dat was exact de positie van de Raad van Beheer. De verzoeksnota werd afgewezen, met het argument dat de Congolese studenten geen boodschap hadden aan Belgische communitaire spanningen en taalkwesties. Enkel in een keuzevak Nederlandse letterkunde en in het handelsonderwijs werd het Nederlands als onderwijstaal gehanteerd. Een van de motivaties van de Vlaamse nota was overigens het feit dat de Vlaamse Vriendenkring van Leopoldstad inderdaad had opgeroepen om de officiële universiteit van Elisabethstad te bezoeken.

Daarmee was het hele debat van de baan. Een aantal verklaringen kunnen aangereikt worden voor het verschil tussen de officiële en de katholieke universiteit. De figuur van de rector verschilde. Net als Bourgeois en Hiernaux was Gillon Franstalig, maar in tegenstelling tot zijn Brusselse collega’s hield hij er geen anti-Vlaamsgezinde sentimenten op na en stond hij er bijvoorbeeld op, zonder dat hem dat moeite kostte, de Vlaamse professoren in het Nederlands aan te spreken. Lovaniumprofessor Louis Baeck getuigde dat de Vlaams-Waalse tegenstellingen voor Gillon geen enkele rol speelden en door hem bij voorbaat ontwapend werden in de grotere opdracht die de universiteit in Congo had. Baeck gaf ook een ander argument: de gehechtheid van de kleine groep professoren, die werkte en leefde met hun families en gezinnen in de beslotenheid van de ‘Mont Amba’, gaf taalconflicten minder kans. Aan studentenzijde domineerde de groep Afrikaanse studenten en ook in het gevoerde onderwijs en onderzoek gaf Lovanium al voor de onafhankelijkheid blijk zich als een Congolese universiteit te gedragen. Ook dat element zal bijgedragen hebben tot het afwijzen van wat Congolezen als taalabsurditeiten ervaarden. Meer in het algemeen is de slagkracht van de Vlaamse beweging in Belgisch-Congo altijd gering geweest, omdat haar strijd ondergeschikt gevonden werd aan de Belgisch-Congolese betrekkingen en de zwart-witverschillen (zie Congo en de Vlaamse beweging Congo en de Vlaamse beweging
Vanaf het begin van de kolonisatie heeft de Vlaamse beweging zich beziggehouden met Congo: in eerste instantie vanuit Vlaanderen, later ook vanuit de kolonie. Na de dekolonisatie zou de ... Lees meer
).

Er verbleven wel Vlaamse en Vlaamsgezinde professoren in Lovanium, maar dat leidde - met uitzondering van die ene Vlaamse nota - niet tot ‘politieke’ acties. Behalve Baeck, ging het om personen als Roger Borghgraef, Jan Vansina, Frans Bontinck, Joseph Nicaise, Karel Seghers (die voorzitter was van de Vlaamse Vriendenkring in Leopoldstad) of Jef Nuttin. Ook kinesioloog Jef Ghesquiere, die Lichamelijke Opvoeding doceerde, gaf aan dat de Vlaamse professoren elkaar enkel om sociale, geen taalpolitieke, redenen opzochten. Het enige ‘communautaire’ conflict dat hij zich herinnerde, was een bezorgdheid in de groep Franstalige professoren toen er opvallend veel bestuursfuncties rond Gillon door Vlamingen ingevuld werden. Onder anderen de vicerectoren Adolphe vander Perre en Borghgraef waren Vlamingen, net als algemeen secretaris Maurice Plevoets.

Hoewel de taaltegenstellingen in Lovanium weinig rol van betekenis gespeeld hebben, is het opvallend dat de koloniale actie in Leuven wel getekend werd door taalverschillen. Aan Vlaamse kant ging het om een groep verenigingen en tijdschriften als de Vlaamsche Koloniale Studiekring (1911), de Missiebond der Vlaamsche Studenten (1925) en zijn opvolger Universitaire Missie en Eenheidsactie (1948); om het tijdschrift Onze Kongo Onze Kongo
Onze Kongo was een Vlaamsgezind, wetenschappelijk tijdschrift over de kolonie dat gedragen werd door een groep Leuvense professoren en missionarissen. Lees meer
, met een redactie gevormd door Lodewijk Scharpé, Jozef de Cock De Cock, Jozef
Germanist Jozef de Cock (1877-1944) was hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij steunde openlijk de Vlaamse studenten. In 1915 pleitte hij voor administratieve scheiding, wa... Lees meer
, August de Clercq en Leopold Frateur; en vooral om een dynamisch Koloniaal Universitair Centrum, dat in 1938 opgericht werd en geleid door de scheutist en Vlaamsgezinde Paul van Reeth en de medicus Gerard van der Schueren, die een van de oprichters van Lovanium zou worden. In essentie hadden al deze initiatieven gemeen dat ze Vlaamse studenten en professoren wilden bewustmaken van de taak die hen in Congo wachtte.

Literatuur

– Lovania. Association des anciens étudiants de l'Université Catholique de Louvain, 1943-1966. 
Universiteiten van Belgisch-Congo en van Ruanda Urundi, 1958.
Université Lovanium 1954-1964, 1964.
H. Deelstra, Bijdrage tot de ontstaansgeschiedenis van de universiteiten in Congo, in: Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen. Mededelingen der zittingen, 47, 2001, pp. 177-186.
B. Ceuppens, Congo made in Flanders? Koloniale Vlaamse visies op “blank” en “zwart” in Belgisch Congo Gent, 2003.
R. Mantels, Geleerd in de tropen. Leuven, Congo & de wetenschap (1885-1960), Leuven, 2007.
R. Mantels, De klacht van Nkunda. Over universiteiten, kolonisatie en dekolonisatie in Belgisch- Congo, in: Studium, 3, 2010, pp. 61-73.
B. Govaerts, De Universiteit van Elisabethstad (1956-1960). Arena van het laatste Vlaamse gevecht in Belgisch-Congo, in: Wetenschappelijke Tijdingen, LXIX, 2010, pp. 107-146.
M. Depaepe en A. L. Kikumbi, Koloniaal onderwijs in Congo: meer dan paternalistisch eenrichtingsverkeer?, in: Koloniaal Congo, 2020, pp. 314-325.
R. Mantels, Wetenschap: de handlanger van het Belgische kolonialisme, in: Koloniaal Congo, 2020, pp. 338-350.

Suggestie doorgeven

2023: Ruben Mantels

Inhoudstafel