Racisme: definitie en contextualisering

Begrip

Het begrip racisme kan in de 21ste eeuw een veelvoud van theorieën, discoursen en praktijken afdekken, en dit zowel in academische, juridische, publieke als alledaagse discussies. Over de conceptuele en historische afbakening van het begrip bestaat in de wetenschap niet minder discussie dan over de afbakening van nationalisme.

Leestijd: 11 minuten

Racisme(n)

Het begrip racisme kan in de 21ste eeuw een veelvoud van theorieën, discoursen en praktijken afdekken, en dit zowel in academische, juridische, publieke als alledaagse discussies. Over de conceptuele en historische afbakening van het begrip bestaat in de wetenschap niet minder discussie dan over de afbakening van nationalisme, zozeer zelfs dat bekende overzichtswerken zich in titels graag bedienen van expliciete meervouden als 'Racisms' (Garner 2017) en 'racist ideas' (Kendi 2016).

Racisme kan worden gedefinieerd als een theorie met aan de biologische, antropologische, etnologische, taalkundige, medische en andere wetenschappen ontleende argumenten die stelt dat de mens wordt bepaald door zijn etnische afkomst, dat mensen op grond van biologische verschillen kunnen worden ondergebracht in raciale groepen, dat deze zogenoemde 'mensenrassen' in een hiërarchie kunnen worden ondergebracht met het zogenoemde blanke (ook wel witte of Kaukasische) ras aan de top en die doorgaans mono-etnische samenlevingen als ideaal voorstelt. Deze in West-Europa en de Verenigde Staten ontwikkelde theorie heeft wortels in de 18de-eeuwse mensenclassificaties van onder anderen C. Linnaeus en J.F. Blumenbach en in de geschriften over het 'rassenvraagstuk' van onder anderen I. Kant. De theorie brak door in wetenschappelijke en publieke vertogen in de 19de eeuw onder impuls van onder anderen Robert Knox, Arthur de Gobineau, Richard Wagner (later Joseph Deniker, Georges Vacher de Lapouge, Houston Stewart Chamberlain, Madison Grant en anderen). Wetenschappelijk racisme lag aan de basis van onder meer de rassensegregatie in de Verenigde Staten ('Jim Crow'-wetgeving), het nazisme in Duitsland (Neurenberger wetten) en het apartheidssysteem in Zuid-Afrika Zuid-Afrika
Deze bijdrage belicht de relatie tussen de Vlaamse beweging en Zuid-Afrika van de 19de tot de 21ste eeuw. Lees meer
. Het zijn deze politieke toepassingen van racistische theorieën die publiekelijk weerzin wekten en het verzet tegen het wetenschappelijk racisme hebben aangezwengeld.

Dit 'wetenschappelijke racisme', dat zijn hoogtij beleefde tussen 1860 tot 1945, was het product van intellectuelen en academici en vormde een min of meer coherente doctrine met als centrale concept 'ras' in de biologische betekenis, dit is als een overerfbare set van lichamelijke eigenschappen. Deze doctrine werd beïnvloed door ontwikkelingen in de biologie, de evolutietheorie, de antropologie, de geneeskunde, en, in de 20ste eeuw, de genetica. Het wetenschappelijk racisme sloot aan bij een lange voorgeschiedenis van in Europa verspreide vooroordelen rond de etnische ander die mee aan de basis lagen van imperialisme, kolonialisme, anti-judaïsme en de legitimering van slavenhandel en slavernij. Het onderscheidde zich echter van oudere etnische stereotypen, religieuze vooroordelen en vormen van discriminatie en uitbuiting door de systematische fundering en de wetenschappelijke uitstraling. Sommige oudere stereotypen, vooroordelen en de ermee samenhangende discriminerende praktijken werden door de theoretici van het wetenschappelijke racisme trouwens verwetenschappelijkt. Hoewel de theorie voornamelijk een Europese uitvinding is, vond ze globale weerklank: ideeën over het biologisch bestaan van verschillende rassen werden bijvoorbeeld ook overgenomen door Aziatische intellectuelen.

Als een wetenschappelijke theorie is racisme nooit onweersproken gebleven. Het is al veelzeggend dat de term racisme pas in de jaren 1930 in de meeste Europese talen ingeburgerd geraakte, maar slechts gedurende korte tijd, en dan alleen onder academische aanhangers van de leer zelf, een min of meer neutrale connotatie had.

De contestatie van het wetenschappelijk racisme kwam uit verschillende hoeken. Ten eerste stond de veronderstelling van het bestaan van aparte mensenrassen (polygenese) haaks op de christelijke leer die uitging van monogenese (Adam en Eva als de voorouders van alle mensen wereldwijd). Daarnaast was speculatie over een biologische hiërarchie in mensengroepen in theorie niet verzoenbaar met de idealen van gelijkheid, universele mensenrechten en andere waarden verbonden aan de Verlichting. Vaak gaapte er echter een kloof tussen de idealen en de praktijk van de Verlichtingsadepten, vooral als het ging om de effectieve toepassing van universele mensenrechten, die beslist niet meteen het einde van witte en mannelijke bevoorrechting inluidde. Wel benadrukte het liberalisme individuele ontplooiing en universalisme, wat op gespannen voet stond met het collectivisme en determinisme eigen aan racistische denkwijzen.

Daarnaast waren er wetenschappers, biologen en antropologen, zoals Franz Boas en Rudolf Virchow, die zich al vroeg verzetten tegen het wetenschappelijk racisme en wezen op de pseudowetenschappelijke aannames die eraan ten grondslag lagen. Cruciaal in de strijd tegen racisme en raciale discriminatie waren tot slot de inspanningen van Afro-Amerikaanse en Afro-Europese mensenrechtenactivisten, zoals W.E.B. Du Bois (1868-1963) en Blaise Diagne (1872-1934). Deze Panafrikaanse activisten hadden contacten in België, onder andere met de Congolese intellectueel Paul Panda Farnana (1888-1930), die voor de Eerste Wereldoorlog een opgemerkte lezing hield voor de Leuvense flamingantische studentenvereniging Amicitia Amicitia
Amicitia was een katholieke en Vlaamsgezinde studentenvereniging die in 1911 werd opgericht aan de Leuvense universiteit. Lees meer
en in 1921, naast onder anderen Du Bois en Diagne, als spreker en organisator deelnam aan het Panafrikaanse congres in Brussel.

Ondanks deze contestatie werd de theorie van het racisme pas na de Tweede Wereldoorlog, toen de nazistische volkerenmoord op de Joden en de Roma in haar ware dimensies aan het licht kwam, definitief wetenschappelijk gezag ontzegd. Relevant in deze context waren de door de Verenigde Naties in 1948 aangenomen Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (1950). Beide teksten sloten discriminatie op basis van etnische herkomst uit. Eveneens belangrijk in de strijd tegen het wetenschappelijk racisme waren de vier door wetenschappers uit de hele wereld opgestelde verklaringen ('statements') over ras en racisme die de UNESCO publiceerde in de periode 1950-1967. Daarin werd gesteld dat er slechts één mensensoort bestaat, de homo sapiens, en dat de bestaande variatie tussen mensen tot stand komt door omgevingsfactoren. Het begrip 'ras' werd als wetenschappelijke categorie voor de mens verworpen als een 'mythe'. Mede door deze nieuwe juridische verdragen en de wetenschappelijke consensus ontwikkelden en implementeerden de meeste natiestaten, waaronder België, antiracismewetgeving.

De wetenschappelijke en juridische strijd tegen wetenschappelijk racisme heeft de doorwerking van de theorie en/of deelaspecten ervan in de politieke arena en in het alledaagse leven niet volledig verhinderd. Een voorbeeld daarvan is de zogenoemde 'omvolkingstheorie' (R. Camus) die in de 21ste-eeuw in extreemrechtse verenigingen en alt right-kringen, waaronder Vlaams Belang Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
en Schild en Vrienden, aanhangers blijft vinden en waarvan alleen de naam al ('Umvolkung') direct ontleend is aan het nazistische discours (zie Rechts-radicalisme Rechts-radicalisme
De rechts-radicale traditie begon toen het Vlaams-nationalisme in het interbellum koos voor Nieuwe Orde en collaboratie. Na de oorlog evolueerde radicaal-rechts in Vlaanderen van nostalgi... Lees meer
). Als het in de 21ste eeuw over racisme gaat in de publieke ruimte in Vlaanderen dan is het echter al lang niet meer uitsluitend vanwege het reproduceren van het oude wetenschappelijk racisme. Vaker gaat het om vormen die in de contemporaine cultuurwetenschappen worden gevangen onder termen als cultureel racisme (new racism), institutioneel racisme, structureel racisme of alledaags racisme.

Racisme en nationalisme

De opkomst van het wetenschappelijk racisme viel nagenoeg samen met de opkomst van nationalisme als politieke ideologie en het ontstaan en de verdere ontwikkeling van moderne natiestaten. Nationalisme en racisme steunden ook op enkele gedeelde vooronderstellingen en zijn volgens auteurs als Balibar en Wallerstein zelfs afhankelijk van elkaar.

Sinds de jaren 1980 worden ideologieën als nationalisme en racisme voornamelijk bestudeerd vanuit een constructivistisch perspectief. Representatieve theoretici verwerpen de veronderstelling dat een essentie ten grondslag zou liggen aan natie, ras of etniciteit. Ze benadrukken daarentegen dat concepten als natie, ras en etniciteit het product zijn van narratieven die door mensen zijn bedacht en door media worden uitgedragen. Zowel naties als rassen worden binnen dit constructivistische paradigma begrepen als 'verbeelde gemeenschappen' (B. Anderson). Miles (1987, p. 26-27) definieert het concept 'ras' in navolging van Anderson als volgt:

Like 'nations', 'races' too are imagined, in the dual sense that they have no real biological foundation and that all those included by the signification can never know each other, and are imagined as communities in the sense of a common feeling of fellowship. Moreover, they are also imagined as limited in the sense that a boundary is perceived, beyond which lie other 'races'.
(‘Net als 'naties' worden ook 'rassen' ingebeeld, in de dubbele betekenis dat ze geen echte biologische basis hebben en dat al degenen die onder de betekenisgeving vallen elkaar nooit kunnen kennen, en worden ze ingebeeld als gemeenschappen in de zin van een gemeenschappelijk gevoel van broederschap. Bovendien worden ze ook als beperkt voorgesteld in de zin dat er een grens wordt waargenomen waarachter andere 'rassen' zich bevinden, vertaling redactie)

In de context van het constructivisme zijn nationalisme en racisme reëler dan natie en ras, de signifiers waar beide ideologieën rond gevlochten zijn en waarover wetenschappers het eens zijn dat ze precies dat ontberen waar racisten en etnisch-nationalisten sterk in geloven: een 'essentie', een in een verleden stevig gewortelde 'identiteit', et cetera. Het blijft evenwel belangrijk om nationalisme en racisme niet door elkaar te halen of met elkaar te laten samenvallen. Het wetenschappelijk racisme ligt aan de basis van de meest radicale en meest deterministische begrenzing tussen groepen mensen, maar de geschriften over nationalisme in de 18de en 19de eeuw gaven aan nationalisme doorgaans een inclusievere en minder deterministische invulling.

In de natie-opvatting van de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau is het sluiten van een sociaal contract tussen de leden van een gemeenschap bijvoorbeeld belangrijker dan de culturele of religieuze afkomst van de leden. Deze voluntaristische benadering maakt het lidmaatschap van de natie betrekkelijk toegankelijk en niet afhankelijk van eigenschappen die een individu nu eenmaal aangeboren zijn (in de nationalismestudie worden zulke benaderingen vaak aangeduid met de term civic nationalism).

Tegenover Rousseau is de benadering van de Duitse filosoof Johann Gottfried Herder meer gesloten, aangezien hij de nadruk legt op de bestaansvoorwaarde van een gedeelde taal en traditie. Het is daarbij echter van belang om te onderstrepen dat Herders romantische natie-benadering voortkwam uit een sympathie voor kleinere, onderdrukte en veelal stateloze volkeren die in de 18de en 19de eeuw nog deel uitmaakten van grote imperia. Meer dan Rousseau was zijn benadering dus anti-imperialistisch. Herder gaat echter wel uit van het bestaan van voorgevormde etnische groepen – individuen kunnen dus niet zomaar door een wilsbeschikking bepalen of ze wel of niet tot die groepen willen behoren, net zomin als staatsapparaten via jurisprudentie een nationale identiteit kunnen opleggen of uitdelen. De nationale identiteit is vooraf gegeven.

De protestant Herder ziet etnische en culturele diversiteit trouwens als de uitkomst van goddelijke voorzienigheid en vindt dat die diversiteit bescherming verdient. In principe bestaan er volgens hem geen superieure en inferieure volkeren; hij veroordeelt dan ook slavernij en anti-judaïsme. Elke taal en cultuur heeft een waarde op zich en vormt zo een bijdrage aan de menselijke beschaving. Daaruit volgt dat geen volk op aarde een ander volk mag onderdrukken. Herders natie-opvatting gaat dus samen met tolerantie voor culturele verschillen, wat niet wegneemt dat de Duitse filosoof in zijn geschriften uitgesproken (negatieve zowel als positieve) waardeoordelen en raciale stereotypen kon verbinden met specifieke volkeren en culturen, en in het algemeen een paternalistische toon aansloeg als hij schreef over gekoloniseerde en slaafgemaakte mensen. Herder is dan ook tegelijk de geestelijke vader van het etnisch nationalisme en de vader van het multiculturalisme. Hij was bovendien een antiracist, in de zin dat hij, in tegenstelling tot zijn leermeester Kant, een legalist in de lijn van Rousseau, de theorie van het wetenschappelijke racisme verwierp, op grond van zijn religieuze overtuiging en op grond van zijn opvattingen van universele broederschap ('Humanität'):

So haben einige zum Beispiel vier oder fünf Abtheilungen desselben, die ursprünglich nach Gegenden oder gar nach Farben gemacht waren, Racen zu nennen gewaget, ich sehe keine Ursache dieser Benennung. Race leitet auf eine Verschiedenheit der Abstammung, die hier entweder gar nicht statt findet, oder in jedem dieser Weltstriche unter jeder dieser Farben die verschiedensten Racen begreift. [...] Kurz, weder vier oder fünf Racen, noch ausschließende Varietäten giebt es auf der Erde. Die Farben verlieren sich in einander; die Bildungen dienen dem genetischen Charakter; und im Ganzen wird zuletzt alles nur Schattierung eines und desselben großen Gemäldes, das sich durch alle Räume und Zeiten der Erde verbreitet. Es gedreht also auch nicht sowohl in die systematische Naturgeschichte, als in die physisch-geographische Geschichte der Menschheit.
(‘Sommigen vonden het gepast om de term rassen te gebruiken voor vier of vijf klassen, die oorspronkelijk gemaakt werden op basis van land of huidskleur: maar ik zie geen reden voor deze benaming. Ras verwijst naar een verschil van afkomst, dat in dit geval niet bestaat ... Kortom, er zijn noch vier noch vijf rassen, noch exclusieve [variëteiten] op deze aarde. Complexen lopen in elkaar over: vormen volgen het genetische karakter: en over het geheel genomen zijn ze uiteindelijk allemaal slechts schaduwen van hetzelfde grote beeld, dat zich door alle eeuwen heen en over alle delen van de Aarde uitstrekt. Ze behoren daarom niet zozeer tot de systematische natuurlijke geschiedenis als wel tot de fysisch-geografische geschiedenis van de mens.’, vertaling redactie)

Wel volgden uit Herders waardering voor de eigenheid van naties waarschuwingen tegen de 'vermenging' van culturen omdat die tot vervreemding zou kunnen leiden.
De grenzen tussen nationalistische en racistische concepten en theorieën waren van meet af aan niet al te strikt. In de 18de en 19de eeuw fungeerden de begrippen natie en ras in de meeste Europese talen doorgaans nog als synoniemen. Wie het discours van de Vlaamse beweging in de 19de eeuw bestudeert, dient zich in ieder geval steeds af te vragen in welke betekenis de term 'ras' circuleerde; meestal is het nog in de betekenis van 'volk', 'natie' of 'etnie'.

Literatuur

– J.G. Herder, Ideen zur Philosophie der Geschichte der Menschheit (Zweiter Teil), 1790.
– C. Dover, The racial philospophy of Johann Herder, in: The British Journal of Sociology, 1952, nr. 2, pp. 124-133.
– G. Mosse, Toward the Final Solution. A History of European Racism, 1985.
– R. Miles, Recent Marxist Theories of Nationalism and the Issue of Racism, in: British Journal of Sociology, 1987, nr. 1, pp. 24-43.
– E. Balibar & I. Wallerstein, Race, Nation, Class. Ambigious Identities, 1991.
– J. Blommaert & J. Verschueren, Antiracisme, 1994.
– I. Hannaford, Race. The History of an Idea in the West, 1996.
– A. Morelli e.a., Racisme: een element in het conflict tussen Vlamingen en Franstaligen?, 1998.
– M. Beyen & G. Vanpaemel. Rasechte wetenschap? Het rasbegrip tussen wetenschap en politiek vóór de Tweede Wereldoorlog, 1998.
– N. MacMaster, Racism in Europe 1870-2000, 2001.
– R. Miles & M. Brown., Racism [2nd edition] 2003.
– R. Mitter, Nationalism in East Asia, 1839-1945, in: The Oxford Hanbook of the History of Nationalism, 2013, pp. 287-307.
– I.X. Kendi, Stamped from the Beginning. The Definitive History of Racist Ideas in America,  2016.
– S. Garner, Racisms. an introduction, 2017.

Suggestie doorgeven

2023: Kevin Absillis

Inhoudstafel