Fläming

Gebied

De Fläming is een Duitse streek ten zuiden van Berlijn, die in de middeleeuwen werd gekoloniseerd door inwijkelingen uit de huidige Nederlanden.

Bovenliggend gebied
Duitsland
Leestijd: 6 minuten

De Fläming is een streek op de grens van de huidige Duitse deelstaten Saksen-Anhalt en Brandenburg, tussen de rivieren Elbe en Dahme. Omstreeks 1150 werd de streek gekoloniseerd door inwijkelingen, die grotendeels afkomstig waren uit de huidige Nederlanden. De oorspronkelijke Slavische bevolking werd verdrongen of geassimileerd. In Vlaanderen kwam de Fläming voor het eerst in 1865 in de kijker via de geschiedkundige publicaties van de Gentse historicus Emile de Borchgrave. De Borchgrave stelde dat de bewoners van de Fläming tot in zijn tijd hun oorspronkelijke Vlaamse taal en zeden hadden bewaard en bepaalde daarmee ook de latere beeldvorming. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam het Fläming-verhaal aan bod in de progaganda voor de Flamenpolitik om de bewering te staven dat ook de Vlamingen in België feitelijk Duitsers waren. In de Tweede Wereldoorlog diende het verhaal om ‘Germaanse’ Vlamingen en Nederlanders warm te maken voor deelneming aan een grootscheepse kolonisatie van Oost-Europa.

De Fläming is een streek op de grens tussen de Duitse Duitsland & Vlaanderen
Van de eerste helft van de 19de eeuw tot 1945 stond het Duitse beeld van Vlaanderen in het teken van etnisch-culturele verbondenheid. Die romantische perceptie leefde vooral bij een beper... Lees meer
deelstaten Brandenburg en Saksen-Anhalt waarvan de naam herinnert aan een middeleeuwse immigratiegolf uit de Nederlanden. Het gebied strekt zich uit ten zuidwesten van Berlijn tussen de rivieren Elbe en Dahme en bestaat uit het heuvelachtige Hoher Fläming in het westen en het daaraan aansluitende Niederer Fläming. Op 16de-eeuwse landkaarten heet de streek Flemigk of Flemming.

Geschiedenis

Sedert de vroege middeleeuwen werd de streek door Slaven bewoond. In een reeks van ‘Slavenkruistochten’ veroverden Saksische vorsten vanaf omstreeks 1150 het gebied ten noordoosten van de rivieren Elbe en Saale en ronselden kolonisten om het te herbevolken. Een aanzienlijk deel van deze inwijkelingen kwam uit het hedendaagse Vlaanderen en Nederland. In contemporaine bronnen worden ze zowel ‘Flamingi’ als ‘Hollandi’ genoemd.

Tot de vroegste getuigenissen van Vlaamse aanwezigheid behoort een oorkonde uit 1159 waarin de Maagdenburgse aartsbisschop Wichmann het voormalig Slavische dorp Wusterwitz overdraagt aan ‘een zekere Hendrik en de andere Vlamingen die door hem en met hem bij mij komen (vertaling door WD)’ (cuidam Heinrico aliisque, qui per ipsum et cum ipso ad me venerint, Flamingis). In andere middeleeuwse bronnen uit de streek worden personen genoemd van klaarblijkelijk Vlaamse afkomst zoals ‘Burchardus de Stenvorde’, ‘Henricus Flemingus miles’, ‘Walter Flamingus civis de Brandenburg’ en ‘Tyle van Brugge’.

In het stadsprivilege van aartsbisschop Wichmann voor Jüterbog van 1174 is bovendien sprake van een plaats ‘aan de overkant van de brug der Vlamingen (vertaling door WD)’(ultra pontem Flamingorum). En ook plaatsnamen verwijzen naar een Vlaamse of Nederlandse oorsprong zoals Benken (Binkom/Vlaams-Brabant), Werbig (Wervik), Mügeln (Mechelen), Euper (Ieper), Genthin (Gent), Brück (wellicht Brugge), Niemegk (wellicht Nijmegen).

Beeldvorming en (cultuur)politieke recuperatie

De eerste Belgische Fläming-geschiedschrijver was de Gentse jurist, diplomaat en historicus Emile de Borchgrave (1837-1917). Wellicht tijdens een studieverblijf in 1862/63 in Berlijn ondernam De Borchgrave verkenningstochten naar de nabijgelegen Fläming. In 1865 publiceerde hij een verhandeling over de ‘Belgische’ kolonies die zich ‘in de 12de en 13de eeuw in Duitsland vestigden’ en verwerkte daarin ook persoonlijke indrukken.

Zo beschreef hij hoe hij zich in zijn Vlaamse dialect moeiteloos verstaanbaar had kunnen maken aan de boeren op de markt in Jüterbog. Het landschap aan de Midden-Elbe had hem doen denken aan de Schelde-vallei tussen Oudenaarde en Doornik. Volgens De Borchgrave hadden de bewoners van de Fläming sedert de 12de eeuw hun Vlaamse taal en zeden gaaf behouden en vormden ze een aparte en tegen hun Duitse omgeving duidelijk afgebakende bevolking.

Ook in de Annales de la société d’émulation de Bruges, het tijdschrift van het gelijknamige geschied- en oudheidkundige genootschap in West-Vlaanderen, was er in mei 1913 sprake van de Fläming als ‘een eigenaardig gewest in het hert van Duitschland waar een volk leeft, nauw aaneengesloten en onderscheiden van de omliggende bevolking, met eigen oud-vlaamsche spraak, gewoonten en levenswijze, een klein Vlaanderen in Duitschland’. Alleen betreurde de auteur wel ‘dat onze voorouders die weleer de baanbrekers waren van de beschaving en het Christendom in gene streken, van hun voorouderlijk geloof werden afgekeerd en tot de allereerste volgelingen behoorden van Luther en dat de beruchte stad Wittenberg, weleer door Vlamingen gesticht en waarvan de naam tot heden zoo Vlaamsch klinkt, het eerste brandpunt moest worden van het Protestantisme’.

In de propaganda voor de Duitse Flamenpolitik Flamenpolitik
Met het begrip ‘Flamenpolitik’ wordt verwezen naar de politiek die de Duitse bezetter voerde ten aanzien van de Vlaamse beweging tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Sommige aute... Lees meer
tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam het Fläming-verhaal aan bod om aan te tonen dat de ‘Vlamingen’ zowel in België als in Duitsland etnisch en cultureel nog steeds eenzelfde bevolking waren en dus ook in politiek opzicht in eenzelfde, Duitse, sfeer thuishoorden. In de Tweede Wereldoorlog trachtten de nazi’s met behulp van dit verhaal de bezette Vlamingen en Nederlanders warm te maken voor deelname aan het ‘Germaanse’ project van een nieuwe Oostkolonisatie in de Sovjetunie. ‘Bij den wederopbouw van Europa eischen wij de rol op waarop wij op grond van ons verleden recht hebben, waartoe datzelfde verleden ons onafwijsbaar verplicht’, schreef in 1942 de collaborerende Nederlandse dichter Johan Theunisz. Hij had voordien op uitnodiging van de SS een studiebezoek aan de Fläming mogen brengen.

Recente belangstelling voor de Fläming

Uit dialectologisch onderzoek, dat ook door Vlaamse germanisten zoals Gilbert de Smet De Smet, Gilbert
Germanist Gilbert de Smet (1921-2003) was hoogleraar aan de Universiteit Gent. Hij was voorzitter van de Vereniging voor Wetenschap en redactiesecretaris van Wetenschappelijke Tijdingen.... Lees meer
en Jan Goossens werd gevoerd, is gebleken dat ten oosten van Elbe en Saal tot in de 20de eeuw nog zowat 500 woorden van ongetwijfeld Vlaams-Nederlandse oorsprong in gebruik waren. De Smet wees erop dat de bestudering van dat Oost-Nederduits ook belangrijke uitsluitsels kon opleveren over de geschiedenis van het Nederlands zelf, bijvoorbeeld over het ontstaan van de r-metathese (warze / wrat) of van de Nederlandse water- en dijkbouwkundige woordenschat.

Na de verdwijning van het IJzeren Gordijn dat de Fläming tegen West-Europa had afgesloten, werden van weerszijden de banden weer nauwer aangehaald. Aan Vlaamse kant was het vooral de Antwerpse filoloog en hoogleraar Jan de Piere die vanaf 1990 door tal van publicaties en de organisatie van reizen de Fläming weer bekend trachtte te maken. In november 2002 werd in het stadhuis van Wittenberg de vereniging Fläming-Flandern boven de doopvont gehouden die de bevordering van de toeristische en culturele uitwisseling op het oog heeft. Voorzitter van de Vlaamse afdeling werd de Brusselse advocaat Gert Verhellen. In 2009 werd onder meer met een huifkartocht van Brugge naar Brück het 850de jubileum van de Vlaamse kolonisatie plechtig in de verf gezet.

Literatuur

– E. de Borchgrave, Histoire des colonies belges qui s'établirent en Allemagne pendant le XIIème et XIIIème siècle (= Mémoires couronnées … publiées par l'Académie Royale, dl. 32), 1865.
– J. Theunisz, Naar Oostland. Nederlandsche kolonisatie in Europa, 1942.
– H. Teuchert, Die Sprachreste der niederländischen Siedlungen des 12. Jahrhunderts, 1944.
– G. de Smet, Niederländisches im Niederdeutschen, in: H. Menke (red.), Die Niederlande und der europäische Nordosten, 1992, pp. 11-28.
– S. Wölfle-Fischer (red.), Aus Flandern in die Mark. Flämische Siedler im Mittelalter. Begleitschrift zur Ausstellung, 2003.
– D. Stellmacher, Der Fläming – “een klein Vlaanderen”. Geschichte und Sprache als Legende und Wirklichkeit, in: Neerlandica Wratislawiensia, dl. 27, 2008.
– G. Schlenker e.a. (red.), Von Sinaai nach Jerichow. Auf den Spuren der Flamen zwischen Harz und Fläming, 2010.
– W. Dolderer, Der Fläming. Geschiedenis van een Vlaams-Duits verhaal, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 76, 2017, nr. 2, pp.143-171.
– J. de Piere, Auf zu neuen Ufern in den Fläming, 2021.

Suggestie doorgeven

2023: Winfried Dolderer

Databanken

Inhoudstafel