Van den Reeck, Herman

Persoon
Guy Leemans (1998)
Pseudoniem
Panterao Panterao
Krylenko
Dree van Neck
J. Ero
H.R.
Geboorte
Borgerhout, 21 april 1901
Overlijden
Antwerpen, 12 juli 1920
Leestijd: 8 minuten

Neemt een plaats in onder de kleine schare Vlamingen die zowel in het verleden als in het heden door een breed maatschappelijk draagvlak als "Vlaamse martelaren" werden en worden bestempeld. Nauwelijks negentien jaar oud bezweek Van den Reeck aan de gevolgen van de schotwonde die hij daags voordien tijdens de door het Antwerpse franskiljonse stadsbestuur verboden Guldensporenviering had opgelopen.

Van zijn gedreven engagement op Vlaams gebied getuigde Van den Reeck reeds op jeugdige leeftijd. Aldus trad hij in de voetsporen van zijn vader, secretaris van een volkshogeschool. Tijdens zijn studies aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen (1911-1918) schaarde hij zich achter activistische initiatieven van onder meer Firmin Mortier en Lode Craeybeckx. Zo zette hij nog tijdens de oorlog, als drukker-uitgever, zijn schouders onder de hervatting van de uitgave van De Goedendag (maart 1918), geconcipieerd als het overkoepelende blad voor de scholieren van de athenea. Na de oorlog onderhield hij de activistische erfenis door zijn manifest Vlaams-maximalistisch standpunt. Door zijn radicale Vlaamsgezindheid ondervond hij moeilijkheden aan de Université libre de Bruxelles (ULB), waar hij zich op 7 januari 1920 liet inschrijven voor het eerste jaar natuurwetenschappen. Een dag voor het fatale schot van 11 juli voorkwam zijn vader ternauwernood dat hij van de universiteit zou worden verwijderd.

Van den Reecks emancipatiedrang kristalliseerde zich niet alleen in een uitgesproken Vlaamsgezindheid. Ze uitte zich ook op sociaal-economisch terrein. De politieke en taalculturele opwaardering van de Vlaming was voor hem onlosmakelijk verbonden met "de bevrijding van het proletariaat". Vanuit tactische overwegingen meed hij zijn communistische sympathieën sterk in de verf te zetten. Omwille van diens publicatie Manifest voor een christelijke Internationale, zocht hij contact met Cornelius Boeke, secretaris van de progressief-christelijke Christian International Movement. Boeke zag het communisme als een logisch uitvloeisel van het christendom, een idee die Van den Reeck bijzonder aansprak.

Vanuit zijn radicale Vlaamsgezindheid en communistische idealen koesterde Van den Reeck een sterke aversie voor het – in België door de Franstalige bourgeoisie gerepresenteerde – kapitalisme, dat hij als verantwoordelijk voor de oorlogsellende stigmatiseerde. Weerom bleef hij niet bij de pakken zitten. Gretig schaarde hij zich achter de pacifistische denkbeelden van de op 6 september 1919 door Henri Barbusse gestichte Internationale van de Gedachte, de Clarté-beweging, die een 'nieuwe wereldorde' nastreefde. Als actief lid van de Vlaamse Clarté-groep ondersteunde hij de pogingen om een revolutionair eenheidsfront te realiseren. Toen deze opzet mislukte en de Vlaamse afdeling in een communistische vleugel en een 'zuivere' Clarté-groep uiteenviel, vervoegde hij deze laatste. Zijn antikapitalistisch en antimilitaristisch streven kon hij vanaf februari 1920 ook kwijt als secretaris van de Vlaamse afdeling van de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging (IAMV), een organisatie die mede was opgezet door de Nederlandse anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis.

Zijn pleidooi voor een wereld waarin het geweld zou worden uitgebannen, trok Van den Reeck evenwel allesbehalve consequent door. Dat hij militarisme en gewelddadigheid met een kapitalistische maatschappijvorm associeerde, weerhield hem er immers geheel niet van om terzelfder tijd op te roepen tot een combattief revolutionair elan. De meest frappante getuigenis hiervan vinden we terug in zijn pamflet Een hartig woordje aan de Vlaamsche Voorwachten. Uitlatingen als "Een opstand, zelfs al mislukt die... heeft tenminste dit voordeel bij dat de beweging wereldkundig wordt en dat het nationaal gevoel van het volk er wakker door gehouden wordt, wat wel door eenige slachtoffers mag gekocht worden... Alles voor Vlaanderen, ook ons leven en onze vrijheid. De romantische periode van onzen strijd is voorbij, we staan voor de eerste daad. Vlaanderen! 't Is de tijd!" lenen zich goed – zoals bij Geert Pijnenburg – voor een predestinatorische interpretatie achteraf. Onmiskenbaar staven ze de virulente mentaliteit van een gedreven adolescent, die het niet bij woorden liet. Van den Reecks afkeer van het burgerlijk-kapitalistische bestel, waarvan hij meende dat het middels revolutionaire strijd moest worden omvergeworpen, roept vraagtekens op omtrent zijn democratische aspiraties. Er zijn aanwijzingen dat Van den Reeck neigde in de richting van denkbeelden die kunnen worden gesitueerd in de schemerzone tussen het avant-gardisme en het Nieuwe Orde-denken.

Van zijn strijdbaarheid legde Van den Reeck ook tijdens de Antwerpse Guldensporenviering van 1920 getuigenis af. Volgens de beschikbare bronnen zou hij zich als een haantje-de-voorste hebben gedragen. Feit is dat hij door een politieman werd neergeschoten. Over de precieze omstandigheden waarin dit plaatsvond, bestaat geen duidelijkheid. Eén versie gewaagt van voorbedachtheid. Het is een hypothese die niet met feiten gestaafd kan worden. Wel is het zo dat op grond van de laattijdige medische verzorging en de afneming van een politieverhoor van de zwaargewonde Van den Reeck kan worden gesproken van een verregaande nalatigheid die mee de dood van Van den Reeck heeft veroorzaakt.

De reactie op Van den Reecks overlijden laat minder ruimte voor interpretatie. De begrafenis van de jongeman op het Kielkerkhof (17 juli 1920) groeide uit tot een massaal eerbetoon. Vlaamse voormannen van onderscheiden signatuur roemden Van den Reecks engagement. Het ging niet om een geïsoleerde lofbetuiging. De Vlaamse literaire wereld vereeuwigde het aandenken in zwaarbeladen gedichten van expressionistische leest.

De op politiek vlak veroorzaakte deining vergemakkelijkte op Antwerps lokaal vlak de samenwerking tussen Frans van Cauwelaert en Camille Huysmans, die na de voor hen succesvolle verkiezingen van 21 april 1921 op een bestuursakkoord uitliep. Nationaal leidde de kwestie tot een levendig debat in de Kamer. Bespeelde de Fronter Adiel Debeuckelaere aldaar de maximalistische viool (maximalisten), dan was het Van Cauwelaert die van het voorval gebruikmaakte om zijn minimalistisch eisenpakket te ondersteunen (minimalisten). Deze piste bleef niet zonder respons bij de regering-Delacroix, die zich achter het wetsvoorstel inzake het taalgebruik in de administraties schaarde. De daartoe opgestelde wet onderging in de Senaat evenwel een aanpassing onder invloed van een Franstalige reactie (bestuur).

Tot op heden blijft Van den Reeck een geliefde referentie voor Vlaamsgezinden van diverse strekkingen. Bij talrijke herdenkingen, onder meer georganiseerd door het Verbond der Vlaamse Oud-strijders (VOS) en het in 1960 gestichte Comité Herman van den Reeck, werd de herinnering in leven gehouden. Reeds op 9 juli 1922 werd een grafmonument onthuld. In 1928 werd te Antwerpen de Volksuniversiteit Herman van den Reeck opgericht. Typerend voor de symboolwaarde van Van den Reeck voor de V.B. was ook de overbrenging van zijn stoffelijk overschot naar het Schoonselhof in 1943, waar het in 1966 een ereplaats naast Hendrik Conscience kreeg toegewezen. Naar aanleiding van de vijfenzeventigste verjaardag van Van den Reecks overlijden werd op 21 juni 1995 een herdenking georganiseerd in de Antwerpse Bourlaschouwburg. Op 9 december daaropvolgend, tot slot, organiseerde de redactie van het tijdschrift Wetenschappelijke Tijdingen een colloquium over Van den Reeck en de antiburgerlijke stroming in de V.B. na de Eerste Wereldoorlog.

Werken

– 'Aanbevelenswaardig sport. Padvinderij en militarisme. Twee onderscheiden opvattingen', in De Schelde (5 augustus 1920).
– 'Een hartig woordje aan de Vlaamsche Voorwachten', in De Nieuwe Dag, jg. 2, nr. 26 (7 juli 1966), p. 6 en in De Rode Vaan (10 juli 1969), p. 5.
– H.v.d.R., 'Tamar', in De Goedendag, jg. 24, nr. 3 (april 1918), p. 38-40.
– D. van Neck, 'Wij eischen de Vervlaamsching van het Middelbaar Onderwijs! Totaal! Onmiddellijk!', in De Goedendag, jg. 24, nr. 1-2 (maart 1918), p. 2-6.
– D. van Neck, 'Oproep aan de Vlaamsgezinde Antwerpse studentenschaar!', in De Goedendag, jg. 24, nr. 6 (juli 1918), p. 109.

Literatuur

– J. van Neervoord (ed.), Rond de Guldensporenviering te Antwerpen in 1920, z.j..
– E. Cogen, 'De waarheid over Herman Van den Reeck', in Ons Volk Ontwaakt (24 juli 1920), p. 376-377.
– A. de Jong, 'Herman Van den Reeck', in De Wapens Neder, jg. 16, nr. 8 (augustus 1920), p. 4.
– 'In memoriam Herman Van den Reeck', in De Stormram, jg. 11, nr. 29 (18 juli 1920), p. 1-2.
– 'Les Éperons d'or', in Ca Ira!, jg. 5 (augustus 1920), p. 131.
– J. Timmermans, 'In memoriam Herman Van den Reeck', in De Goedendag (november 1920), p. 2-3.
– R. Verhulst, 'De 11de juli 1920 te Antwerpen', in De Toorts (10 juli 1920), p. 436-437.
– F. Berckelaers en G. Pijnenburg, 'Bij een onuitgegeven artiekel van Herman Van den Reeck', in Het Overzicht, nr. 2 (1 juli 1921), p. 13-15.
– J. Timmermans, 'Herman Van den Reeck', in De Goedendag (15 juli – 15 augustus 1921), p. 1.
– 'Herman Van den Reeck', in Reinaert>, jg. 1, nr. 14 (5 juli 1930), p. 208-211.
– K. Angermille,
De lotgevallen van een activist. Van Antwerpen naar Antwerpen. 1914-1929[/i], 1931.
– M. Seuphor, Les évasions d'Olivier Trickmansholm, 1946.
– G. Verboven, Historische schets van het Koninklijk Atheneum voor jongens te Antwerpen, 1949.
– 'Herman Van den Reeck. Neergekogeld te Antwerpen, op de Grote Markt, tijdens de Guldensporenherdenking op 11 juli 1920', in De Groene Boekjes, nr. 1 (15 september 1970).
– M. Janssens, 'Het geval Herman Van den Reeck in de Vlaamse expressionistische poëzie', in Hulde-album Prof. dr. J.F. Vanderheyden, 1970, p. 151-166 (ook verschenen in M. Janssens, Woorden en waarden. Essays over literatuur, 1980, p. 186-206).
– V. van den Berghe, 'Het studententijdschrift De Goedendag (1891-1940)', in WT, jg. 31, nr. 3 (mei-juni 1972), kol. 141-152.
– K. Peeters, 'Herman Van den Reeck', in Wij (6 oktober 1973).
– M. Sertyn, 'Avondlandstemming bij de jonge avant-garde in Vlaanderen na 1918: inspiratiebron voor purito-flaminganten en marginale wereldverbeteraars', in BTNG, jg. 5, nr. 3-4 (1974), p. 547-580.
– E. Geukens, 'Kanttekeningen bij het Vlaamse pacifisme', in WT, jg. 35, nr. 6 (november-december 1976), kol. 295-300.
– H. Sommen, 'Herman Van den Reeck', in Twintig Eeuwen Vlaanderen, XIV, 1976, p. 405-408.
– M. Coppieters, 'Het jaar van de klaproos', in Kruispunt, nr. 111 (december 1987).
– M. Huysseune, 'Een nieuwe kunst in een nieuwe samenleving? Wensdromen van een contesterende generatie in de jaren na de Eerste Wereldoorlog', in Ons Erfdeel, jg. 30, nr. 5 (november-december 1987), p. 689-700.
– M. Coppieters, 'Het jaar van de klaproos', in Kruispunt, nr. 150-151 (maart 1993).
– G. Deneckere, Sire, het volk mort. Collectieve actie in de sociale geschiedenis van de Belgische staat, 1831-1940, RUG, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 1993.
– G. Leemans, 'Herman Van den Reeck (1901-1920) en de anti-burgerlijke strekking in de Vlaamse Beweging na de Eerste Wereldoorlog', in WT, jg. 54, nr. 2 (juni 1995), p. 91-106.
– Herman Van den Reeck (1901-1920) en de anti-burgerlijke strekking in de Vlaamse Beweging na de Eerste Wereldoorlog. Colloquiumnummer (bijzonder nummer WT, jg. 55, nr. 3, september 1996.

Suggestie doorgeven

1975: Vic Van den Berghe / Hilda Leynen (pdf)

1998: Guy Leemans

Databanken

Inhoudstafel