Vyncke, Amaat
(Zedelgem 12 februari 1850 – Kibanga 17 oktober 1888).
Volgde lager onderwijs in Zedelgem en aan het Sint- Michielsinstituut te Roeselare. Na zijn eerste twee humaniorajaren aan het Klein Seminarie van Roeselare ging Vyncke, omdat hij een lastige leerling was, voor zijn derde en vierde humaniorajaar over naar het Sint- Aloysiuscollege te Menen. Hij onderbrak zijn studies om op 18 november 1876 als pauselijke zouaaf naar Rome te vertrekken, waar hij twee jaar verbleef. In 1870 en 1871 voltooide hij zijn humaniora in Roeselare, in 1872 werd hij seminarist, tussen december 1875 en januari 1876 was hij plaatsvervangend leraar voor de zieke Alfons van Hee in het Klein Seminarie van Roeselare en op 10 juni 1876 ontving hij zijn priesterwijding. Na gedurende enkele maanden hulppriester te zijn geweest in Wulpen en Adinkerke werd hij benoemd tot onderpastoor in Dudzele. Begin 1881 trad hij toe tot de congregatie der Witte Paters en twee jaar later trok hij als missionaris naar het Tanganikameer, waar hij overleed.
Vyncke was het prototype van de combinatie van katholieke en Vlaamsgezinde strijdvaardigheid die kenmerkend was voor de beginfase van de katholieke (West-)Vlaamse studentenbeweging. Uit de brieven die hij als zouaaf vanuit Rome verstuurde blijkt een groot geloof en een sterke trouw aan paus en Kerk maar vooralsnog geen Vlaamsgezindheid. Na zijn terugkeer werd hij in 1871 medestichter en secretaris van de Westvlaamsche Zouavenmaatschappij en de ziel van het door C. D'Hondt gestichte leerlingen-zouavenkorps van het Klein Seminarie van Roeselare. Tijdens zijn laatste humaniorajaren werd zijn Vlaamsgezindheid gewekt door Vlaamsgezinde leraars van het Klein Seminarie, in het bijzonder door leraar Hugo Verriest, die in december 1872 en februari 1873 zijn bezielende redes uitsprak voor de Roeselaarse jongeren. Die oproepen vormden de onmiddellijke aanleiding voor Vyncke en zijn studiegenoot Zeger Maelfait om in 1873 in het Grootseminarie van Brugge over te gaan tot oprichting van de Westvlaamsche Gilde. Van hen ging kort daarna het initiatief uit tot de uitgave van de Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen en tot oprichting van het eerste Vlaamsgezinde scholierentijdschrift De Vlaamsche Vlagge. Hij knoopte in 1875 ook vriendschappelijke betrekkingen aan met de Mechelse seminarist Jakob Muyldermans, een van de pioniers van de studentenbeweging in het aartsbisdom. Muyldermans zou in 1888, naar aanleiding van de eerste herdenking van Albrecht Rodenbach, bestrijden dat deze laatste de titel van "stichter van de studentenbeweging" verdiende: die kwam volgens hem toe aan Vyncke. De Roeselaarse blauwvoeten (blauwvoeterij) vonden in hem een vriend en vertrouwensman. Toen hij enkele maanden na De Groote Stooringe in Roeselare werd aangesteld om de zieke leraar Van Hee te vervangen richtte superior Henri Delbar al na korte tijd een verzoek aan de bisschop om hem te vervangen door un homme sûr et dévoué om de situatie in het Klein Seminarie terug onder controle te brengen. Zijn onderpastorij in Dudzele was de verzamelplaats zowel voor oud-zouaven als voor de groep rond De Vlaamsche Vlagge die zijn activiteiten voortzette in de Vlaggegilde en later de Swighenden Eede. Ondanks zijn religieuze gedrevenheid bleef hij Rodenbach steunen toen die in West-Vlaanderen over de tongen liep en door heel wat vroegere West-Vlaamse strijdgenoten vanuit een bekrompen katholicisme de rug werd toegekeerd. Als missionaris bleef hij in contact met West- Vlaanderen door zijn vele brieven, waarvan er enkele in De Vlaamsche Vlagge gepubliceerd werden.
Werken
Brieven van eenen Vlaamschen missionaris, 1884-1888;
J. Muyldermans, Brieven van een Vlaamschen Missionaris, 3 dln., 1898-1899.
Literatuur
L. Monbaliu, Ratte Vyncke, 1974;
L. en L. Vos-Gevers, Dat volk moet herleven. Het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge 1875-1933, 1976; - - L. Monbaliu, 'Vyncke, Amaat', in NBW, VIII, 1979;
L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de Katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), 1987.