Volk en Kunst

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

"Vlaamsche Werkgemeenschap voor Volksche Kultuur", organisatie die tijdens de Tweede Wereldoorlog trachtte de cultuurverspreidende organismen in Vlaanderen te coördineren.

Ze ontstond op 17 augustus 1940 vanuit de bundeling van het Antwerpse Volk en Kunst en het Mechelse Nationaal Cultuurverbond. Initiatiefnemers waren Filip de Pillecyn, Albert de Poortere en Frans Haepers, die op 28 augustus 1940 een manifest lieten verschijnen in Volk en Staat. Haepers, die ook voorzitter was van de Algemeene Tooneelcentrale (ATC), werd de algemene voorzitter. Nadat een concurrerende ordeningspoging, het Verbond van Vlaamsche Verenigingen rond ondervoorzitter van de Vlaamse Toeristenbond Jozef van Overstraeten, door de bezetter een werkingsverbod opgelegd kreeg, verkreeg Volk en Kunst in theorie een monopoliepositie op het gebied van de cultuurverspreiding, die door de Vlaamsche Cultuurraad erkend werd (januari 1941). In principe konden culturele organisaties slechts aanspraak maken op vergunningen en toelagen indien zij toetraden tot een van de koepelorganisaties van Volk en Kunst, met name: het Vlaamsch Instituut voor Volkskunst (VIVO), het Vlaamsch Nationaal Zangverbond (VNZ), de ATC, de Vereeniging van Vlaamsche Muziekmaatschappijen (VVM) en de Vereeniging voor Beschaafde Omgangstaal (VBO). Later zouden daar nog de diensten voor Boekverspreiding, Film en Foto, Algemeene Kunstverspreiding en Pers- en Radio-Propaganda aan toegevoegd worden. Op haar beurt was Volk en Kunst een onderdeel van de ruimere constructie Volk en Kultuur, waarvan ook Volk en Wetenschap (voor popularisering van de wetenschap), de Federatie van Scheppende Kunstenaars en de Vereeniging voor Wetenschap deel uitmaakten. Vooral het wetenschappelijke luik van deze constructie is echter grotendeels dode letter gebleven.

Al was de aanwezigheid van Vlaams-nationalisten in Volk en Kunst opvallend, toch mislukte de poging van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) om via deze weg het Vlaamse cultuurleven te domineren. Dit was ten dele te wijten aan de concurrentie van de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap, ten dele aan het feit dat Volk en Kunst niet met een officieel bestuursmandaat bekleed was. Vanaf 1942 stelde het VNV zijn hoop vooral op de Provinciale Kultuurdiensten, die aan de provinciebesturen werden gehecht. Volk en Kunst verkreeg daardoor meer onafhankelijkheid, maar haar invloed op de culturele ordening taande er nog verder door.

Naast de ordening van het cultuurleven rekende Volk en Kunst ook het stimuleren van de 'volkse' cultuur tot haar opdrachten. Enkele provinciale en lokale afdelingen toonden zich daarbij, vooral tijdens de eerste jaren van de bezetting, vrij actief door het organiseren en patroneren van tentoonstellingen, concerten en cultuurdagen. Volk en Kunst gaf ook een eigen weekblad uit onder de titel Volk en Kultuur (1941-1944).

Literatuur

A. de Poortere, Een nationale cultuurpolitiek in bezettingstijd (onuitgegeven document), 1950; 
L. Wils. Honderd Jaar Vlaamse Beweging, III, 1989; 
H. van de Vijver, Het cultureel leven tijdens de bezetting (België in de Tweede Wereldoorlog, nr. 8, 1990); 
R. Vanlandschoot, 'Filip de Pillecyn en de culturele collaboratie, 10 mei 1940 
14 mei 1941', in 100 jaar Filip De Pillecyn, 1992; 
B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994; 
D. de Geest, E. Vanfraussen, M. Beyen en I. Mestdagh, Collaboratie of cultuur? Een Vlaams tijdschrift in bezettingstijd (1941-1944), 1997

Auteur(s)

Marnix Beyen