Vlaamse Toeristenbond – Vlaamse Automobilistenbond (VTB-VAB)

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

De plannen voor een Vlaams antwoord op de exclusief Franstalige Touring Club de Belgique (TCB) dateerden reeds van voor de Eerste Wereldoorlog. In de periode 1908-1909 werd het blad van de TCB op vraag van een aantal Vlaamsgezinden ook in het Nederlands gepubliceerd, maar dit initiatief werd door de leiding al snel stopgezet. Vanuit het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd de idee van een Vlaamse Touring Club daarna in de praktijk omgezet. Hippoliet Meert stichtte deze Vlaamsche Toeristenbond in 1914. Op 2 augustus 1914 werd een eerste vergadering gepland, maar twee dagen later brak de oorlog uit waardoor het initiatief een wiegendood stierf.

Na de oorlog werd het idee weer opgenomen in Vlaamsgezinde Leuvense studentenkringen. Op 9 juni 1921 gebeurde de officieuze stichting van de VTB. Aan de basis daarvan lagen drie personen: Christiaan de Does, een in Brussel wonende Nederlander en uitgever van technische vakbladen; Frits Henderickx, Antwerps stadhuisbediende en lid van de Frontpartij; Stan Leurs, ingenieur-architect, kunsthistoricus en academicus van de Leuvense universiteit. Ondanks het feit dat er niet meteen schot in de zaak kwam, volgde op 29 januari 1922 de officiële stichting. Daarbij waren slechts 56 personen aanwezig. Stichtende leden waren Edward Léonard (voorzitter), Frans Neyes (penningmeester), Leurs (redactiesecretaris van het bondsblad), Bertha Samyn, Karel Olbrechts, Gerard Kuylaerts, Frans Luyten, Renaat Peeters, Jozef Loos en Willem Heylen. Op Samyn (Mechelen) en De Does na allemaal Antwerpenaars. Statutair doel van de vereniging was "op alle wijze het toerisme onder de Vlamingen en het reizen in het Vlaamse land te bevorderen, alsook de algemene culturele belangen van het Vlaamse volk behartigen".

Bij de stichting telde de VTB 1117 leden, een cijfer dat reeds eind 1922 was opgelopen tot 5520; in het eerste jaar werden er 58 afdelingen opgericht. Op 15 maart 1922 verscheen de eerste editie van het bondsblad onder de titel De Toerist (van 1926 tot 1947 Toerisme). De VTB ontwikkelde snel een brede waaier van activiteiten: landdagen, congressen, binnen- en buitenlandse groepsreizen, publicatie van Nederlandstalige kaarten, toeristische publicaties (onder meer de VTB-gidsen vanaf 1925), oprichting van diverse commissies (bijvoorbeeld in 1925 voor de bescherming van monumenten, natuurschoon en volkskunde en bijvoorbeeld in 1926 voor de verbetering van het wegennet), oprichting van de eerste Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (1924), opstarten van een toeristische boekhandel (1929), organisatie van privé-reizen (vanaf 1930), uitbouw van wandelpaden (vanaf 1935) en dergelijke meer. Vanuit de VTB zagen ook nieuwe organisaties het levenslicht zoals de Vlaamsche Vereeniging voor Watertoerisme (1932) en het tijdschrift De Badgast (1933-1936). Daarbuiten gaf de VTB heel wat financiële en morele steun aan de brede V.B.: de IJzerbedevaarten, het Komitee voor de Taalgrensaktie, het Vlaams Nationaal Zangfeest, het Vlaamsch Verbond voor Brussel enzovoort.

Partijpolitiek bleef de vereniging ongebonden. In 1923 werd Berten Pil VTB-voorzitter, wat hij zou blijven tot 1928 toen hij werd opgevolgd door Leurs (1928-1948). Inmiddels bleef het aantal VTB-leden steil de hoogte ingaan: in 1930 werd het 100.000ste lid ingeschreven. De leiding van het bondsblad ging in 1926 over naar Jozef van Overstraeten die in 1929 officieel hoofdredacteur werd. In 1931 werd hij tevens algemeen secretaris en in 1933 afgevaardigd beheerder. De feitelijke leiding van de vereniging kwam grotendeels in zijn handen te liggen.

Eind 1923 werd, onder meer door Lieven Gevaert, de stichting voorbereid van de Vlaamsche Automobielbond (vanaf 1948 Vlaamse Automobilistenbond). Ook hier was het de bedoeling om de exclusief Franstalige tegenhanger te counteren. Op 30 september 1924 gebeurde de officiële stichting, eerste voorzitter werd Aloïs van Loy. De vereniging kende echter een bijzonder moeilijke start en zocht daarom aansluiting bij de bloeiende VTB. De VAB werd een afdeling van de VTB. Heel wat initiatieven werden dan ook gezamenlijk uitgewerkt, bijvoorbeeld het eerste verkeerscongres in 1929. In 1929 startte de VAB met een eigen orgaan Automobilisme Motocyclisme, in 1930 al omgedoopt tot Auto- en Motorleven. De VAB telde toen ongeveer 1000 leden. In 1931 werd de VAB opnieuw een zelfstandige organisatie met Adolf Pauwels als voorzitter. De nauwe band met de VTB bleef intact tot er vanuit de VTB eind 1934 werd aangedrongen op een oplossing van de VAB in de VTB. De VAB richtte daarop eigen kantoren in en de VTB startte met een eigen Auto-Motor- afdeling. Toenaderingspogingen liepen op niets uit. De bezetting zou soelaas brengen. In september 1940 ging men over tot een versmelting, deze keer definitief.

Bij het begin van de bezetting had Van Overstraeten de ambitie een overkoepelende vereniging op te richten voor het culturele leven in Vlaanderen. Hij probeerde daarvoor de steun te verwerven van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV), waarvan hij ook lid was en waarvoor hij in augustus 1940 een oproep voor de oprichting van een 'Volksbeweging' ondertekende. Vooral het Davidsfonds diende in dit Verbond van Vlaamsche Verenigingen te stappen. Het initiatief raakte echter niet van de grond en in oktober 1940 werd het zelfs door de Duitsers verboden ten voordele van de koepel Volk en Kunst. Het kwam wel tot een samenwerking tussen de VTB en Volk en Kunst, maar eigenlijk voelde het bestuur toch meer voor een organisatie die op een populair- wetenschappelijke leest geschoeid was. Daarom werd, na een moeizame aanzet, in 1943 de vereniging Volk en Wetenschap opgericht. Daarnaast stichtte Van Overstraeten op 19 september 1941 het Verbond voor Heemkunde dat zich in januari 1945 definitief van de VTB-VAB zou losmaken. Al bij al bleef de VTB-VAB grotendeels buiten de actieve collaboratie.

De repressie trof de organisatie niettemin zeer zwaar, heel wat kaderleden en vertegenwoordigers werden opgepakt en al dan niet bestraft. Van Overstraeten zelf verdween voor elf maanden achter de tralies, maar werd niet veroordeeld. De leiding over de bondsbladen en functie van algemeen VTB- secretaris werden overgenomen door Leo de Wachter. Van Overstraeten wenste na zijn vrijspraak terug te keren, maar niet iedereen zag deze nationalist graag terugkomen. Er begon een verwarrende periode die in mei 1948 resulteerde in het ontslag van De Wachter en de aanstelling van Van Overstraeten als hoofdredacteur en als secretaris van zowel VTB als VAB. Beide verenigingen werden geherstructureerd en heringericht. Begin 1948 verscheen voortaan voor de VAB als bondsblad De Autotoerist en voor de VTB De Toerist. De bladen hadden heel wat rubrieken gemeenschappelijk en werden in de jaren 1970 uiteindelijk op de benaming na identiek. De inzinking van ledenaantal na de oorlog werd overwonnen: de VTB bereikte weer de kaap van de 100.000 leden en de VAB haalde 15.000 leden in 1949. Daarna werd besloten het lidmaatschap van de VTB en de VAB samen te voegen. In 1952 werd Van Overstraeten algemeen voorzitter van de VTB-VAB, wat hij de facto al een tijdlang was. Hiermee begon het echte Van Overstraeten-tijdperk, hij zou de organisatie bijna 30 jaar op een bijzonder autoritaire manier voorzitten.

Ook in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog ontplooide de VTB-VAB een enorme waaier van activiteiten: uitgave van Het Handboek voor de Toerist (vanaf 1951), inrichting van het Salon van de Vlaamse Humor (vanaf 1952), opstarten van de Vrijwillige Hulp op de Weg (1953), organisatie van autorijlessen (1957), inrichting van diverse prijskampen voor amateurfotografie, opening van de Hendrik de Braeckeleer- studio in Antwerpen (1958), uitbouw van de reisafdeling en van de autorijscholen, publicatie van toeristische monografieën via de reeks "Vlaamse Toeristische Bibliotheek" (1962), inrichting van diverse prijzen (bijvoorbeeld de Dr. Oscar de Gruyterprijs, de Hendrik Caspeeleprijs en de Hippoliet van Peene-Virginie Miry prijs), opstarten van de pechverhelping Wacht op de Weg (1969) en van de reisverzekering Europech (1974). Ook nu groeiden er nieuwe organisaties uit de VTB-VAB: de Vlaamse Kampeertoeristen, de Vlaamse Speleologenvereniging (1971) en de Vlaamse Wandelaarsbond (1971) De VTB-VAB schakelde zich ook opnieuw in in de brede V.B.: men voerde een financiële actie ten voordele van de heropbouw van de IJzertoren, er was een volgehouden actie voor een universiteit in Antwerpen vanaf 1959 en er waren acties voor de aanleg van autosnelwegen in Vlaanderen (in het bijzonder de E3). Heel wat flamingantische en Vlaams-nationalistische initiatieven konden op de financiële steun van de VTB-VAB rekenen. In de rubriek "Zon en Schaduw over Vlaanderen" nam Van Overstraeten in de bondsbladen telkens duidelijk flamingantische standpunten in en gaf hij vooral graag cijfermateriaal over de achteruitstelling van de Vlamingen binnen België. In de periode van het Egmontpact werd de rubriek aanhoudend en haast volledig gewijd aan de afwijzing ervan.

De eigenzinnige Van Overstraeten monopoliseerde de berichtgeving over de V.B. en deed de VTB-VAB een eigen koers varen binnen de V.B. Zo besteedde de vereniging vrijwel nooit aandacht aan de grote Vlaamse betogingen, probeerde ze nooit haar leden te mobiliseren en speelde ze geen rol van betekenis in de samenwerkingsverbanden die via het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens (VABT) en later het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen (OVV) tot stand werden gebracht. In het VABT kenmerkte de VTB-VAB zich door afwezigheid op de vergaderingen en in 1963 stapte men er zelfs uit. Opvallend was ook bijvoorbeeld de afwezigheid van de VTB- VAB in het Koördinatiekomitee Taalregeling Hoger Onderwijs (1966) en in het Nationaal Komitee 5 November (1967). De VTB-VAB beoogde steeds om leden aan te lokken via de culturele en commerciële werking en deze via de publicaties ook enig flamingantisme mee te geven. Men wilde op dat vlak niet te hard aan het koordje trekken. Daarbij speelde uiteraard ook een zeker commercieel belang. Wel stelde de VTB-VAB vaak logistieke en financiële steun ter beschikking van Vlaamse verenigingen of initiatieven.

Het opstarten op 1 januari 1969 van de Wacht op de Weg, een dag en nacht werkende pechverhelpingsdienst, betekende een keerpunt voor de VTB-VAB. Het ledenaantal van de vereniging was naar het eind van de jaren 1960 geslonken tot een 50.000, het schoot nu pijlsnel de hoogte in om midden de jaren 1970 de kaap van de 200.000 te overschrijden. De VAB-werking werd nu duidelijk het zwaartepunt van de vereniging, de nieuwe leden werden niet aangelokt door de cultureel-flamingantische werking. In dezelfde periode steeg de jaarlijkse omzet van de reissector van enkele honderden miljoenen tot boven het miljard. Het commerciële belang ging in de VTB-VAB steeds zwaarder doorwegen. Het aantal werknemers steeg tussen 1968 en 1982 van 75 tot ongeveer 600, de totale jaarlijkse omzet van enkele honderden miljoenen tot 2,5 miljard. Midden de jaren 1970 was er reeds een poging vanuit het bestuur om de structuur van de VTB-VAB aan te passen aan deze nieuwe realiteit en dus het statuut van vereniging zonder winstoogmerk (vzw) in te ruilen voor dat van een naamloze vennootschap (nv). Het plan botste echter ter elfder uur op een afwijzing, vooral vanwege Van Overstraeten, uit vrees dat daardoor het cultureel-flamingantische aspect volledig naar de achtergrond zou verwezen worden. De evolutie lag mee aan de basis van het totaal onverwachte ontslag van, de toen bijna 84-jarige, Van Overstraeten als voorzitter in februari 1980. Hij besefte dat de VTB-VAB, zeker gezien de snel toenemende concurrentie in de reissector, dringend nood had aan een meer zakelijk gericht bestuur. Opvolger werd de zakenman Robert Orlent. Hij maakte een begin met de broodnodige herstructurering van de VTB-VAB. Verdedigers van de commerciële klemtoon kwamen daardoor echter steeds duidelijker in botsing met de pleitbezorgers van de traditionele cultureel-flamingantische lijn. In 1984 liepen de spanningen hoog op en dwong Orlent de door hem zelf aangetrokken manager Dirk Renard tot ontslag. Tot overmaat van ramp overleed Orlent.

Een kerncomité, met Romain Poté aan het hoofd, nam nu tijdelijk de leiding van de VTB-VAB over tot Armand Lams, directeur-generaal van het BLOSO, in 1985 het voorzitterschap opnam. Hervormingen, herstructureringen, managers en moeilijkheden volgden elkaar vanaf dan in snel tempo op. Tegelijk raakte de VTB-VAB steeds dieper in de financiële problemen. In 1989 werd Lams, samen met anderen, de laan uitgestuurd en opgevolgd door de overgangsfiguur Roger Quintijn. Naast de vzw ging men nu alle bedrijfsactiviteiten onder een nv-structuur brengen. Daarin namen Gevaert en de Boerenbond (ABB) eind 1990 een belang van 50% (dat later nog zou stijgen) en waardoor vers geld werd ingebracht. In 1993 bereikte men een nieuw commercieel dieptepunt en moesten de autorijscholen en een flink deel van de activiteiten als touroperator worden afgestoten. Sindsdien lijkt de situatie gestabiliseerd. Het aantal personeelsleden was inmiddels geslonken tot een 500-tal.

De onvermijdelijke commercialisering van de VTB-VAB ging inderdaad gepaard met een felle achteruitgang van het cultureel-flamingantische aspect. In 1986 gebeurde er een ingrijpende wijziging van het bondsblad, het werd opgesplitst in drie tijdschriften die zich respectievelijk toelegden op cultuur, flamingantisme, toerisme, vrije tijd en auto- aangelegenheden: Dialoog, Uit en Auto. Enkel in Dialoog werden er, bijvoorbeeld in de rubriek "Standpunt", nog duidelijk flamingantische standpunten ingenomen. De redactionele invulling van de andere twee tijdschriften werd op louter commerciële basis bepaald. Aanvankelijk werd Dialoog nog naar alle VTB-VAB leden verstuurd. De hele operatie bleek echter waanzinnig duur en was niet vol te houden. Dialoog werd na twee jaargangen stopgezet en de twee andere periodieken werden vanaf 1990 versmolten in Uit-magazine. Met het verdwijnen van Dialoog verdween zogoed als ieder flamingantisch geluid uit de periodiek(en) van de VTB-VAB. Wel verrichtte de vereniging heel wat lobbywerk bij de achtereenvolgende staatshervormingen om te bekomen dat toerisme een gemeenschapsmaterie zou worden. De commercialisering zorgde er ook voor dat Richard Celis naast het VTB-VAB-voorzitterschap greep. Eind 1992 werd hij getipt als opvolger van Quintijn, maar hij legde voorbarig in de pers een aantal flamingantische intentieverklaringen af waardoor de aandeelhouders Gevaert en ABB uiteindelijk tegen hem hun veto stelden. In 1993 werd dan professor Eric Suy aangezocht voor het voorzitterschap. Hij verklaarde bij zijn aanstelling ook weer meer de Vlaamse kaart te willen trekken wat enthousiaste commentaren uitlokte in Vlaamsgezinde en Vlaams- nationalistische kringen maar sindsdien kwam daar weinig van in huis. De VTB-VAB gebruikt sinds enkele jaren ook zonder Vlaamse schroom Engels in haar benamingen en promotie. Dit lokte eind 1992 een verfactie uit tegen de VTB-VAB vanwege de uiterst-rechtse en radicaal nationalistische groepering Voorpost: de VTB-VAB stelde zich daarop tegen die organisatie burgerlijke partij wat het scepticisme in die kringen jegens de VTB-VAB natuurlijk niet verminderde. Ten slotte gaat ook van het lokale afdelingsleven van de VTB- VAB nog weinig uitstraling uit. Niet alleen loopt het aantal activiteiten sinds enige jaren duidelijk terug wat natuurlijk samenhangt met de veranderende tijdgeest in het algemeen: enig strijdend flamingantisme is er al lang niet meer in te bespeuren.

Auteur(s)

Bart de Wever