Vlaamse Militanten Orde – Vlaamse Militanten Organisatie (VMO)
werd opgericht in 1950 door Bob Maes als propaganda- en actiegroep ter ondersteuning van de Vlaams-nationale partijpolitiek. Ze evolueerde vooral na 1971 tot een extreem-rechtse knokploeg. In 1983 werd de organisatie ontbonden na een gerechtelijke veroordeling als privé-militie.
Toen het Vlaams-nationalisme zich na de repressie trachtte te herorganiseren, kreeg men bij allerhande vergaderingen of activiteiten vaak te maken met tegenbetogers en kwam het regelmatig tot harde confrontaties. Vanuit die optiek startte Maes in het najaar van 1950 de VMO, een militantenorganisatie die bijeenkomsten van Vlaams-nationalisten moest beveiligen. De organisatie stelde zich tevens als propagandaploeg ten dienste van de Vlaamse Concentratie. De herinnering aan de vooroorlogse Vlaams-nationale partijmilities speelde bij de oprichting van de VMO zeker een rol: het woord 'Orde' in de naam werd gekozen als een doelbewuste verwijzing naar de Dinaso Militanten Orde. Een echte organisatorische structuur kreeg de VMO niet; men was immers beducht voor een veroordeling als privé-militie.
In maart 1952 werd de VMO officieel opgenomen in de Vlaamse Concentratie; Maes werd lid van het partijbestuur. De VMO bestond op dat ogenblik uit een groep van een tiental mensen in Brussel rond Maes en een kleine groep (sinds begin 1952) in Antwerpen. Niet veel later startte er een derde VMO-groep in Gent. Ook elders zouden er nog groepen ontstaan, maar deze waren meestal erg klein en kortstondig.
Na de oprichting van de Volksunie (VU) in 1954, bood de VMO ook aan deze partij haar diensten aan. Net als ten tijde van de Vlaamse Concentratie speelde de VMO voor de VU in haar bestaansjaren een aanzienlijke rol bij de verspreiding van het partijblad via colportages. De houding van de VU tegenover de VMO was dubbelzinnig: men steunde de werking van de VMO, maar men wenste tegelijk dat de organisatie duidelijk in de officiële partijstructuur zou worden ingepast. Bij het opmaken van de eerste werkingsstatuten van de VU in januari 1958 besloot het partijbestuur dat de VMO geen deel uitmaakte van de partij en dus niet kon vertegenwoordigd zijn in de partijorganismen. Enkele maanden later kwam men hier echter op terug: de VMO-leider werd statutair opgenomen in het VU-hoofdbestuur. Een VMO-vergadering in oktober 1959 bevestigde uitdrukkelijk dat de VMO niet meer als onafhankelijke organisatie bestond en dat ze zich onderwierp aan de partijstatuten. De VMO was dus een officiële nevenorganisatie van de VU geworden. In maart 1960 besliste het VU-hoofdbestuur zelfs dat de naam van de VMO werd veranderd in Volksunie Militanten Orde, maar dit bleef de facto dode letter.
De Antwerpse VMO-groep kende in de periode 1952-1958 een snelle opvolging van leiders; de getalsterkte bleef beperkt tot een harde kern van een tiental mensen. In de aanloop tot de verkiezingen van 1958 werd het leiderschap van de Antwerpse VMO opgenomen door Wim Maes (geen familie van Bob Maes). Hoewel Bob Maes steeds nationaal verantwoordelijke bleef, zou Wim Maes snel uitgroeien tot de feitelijke leider van de VMO. Begin de jaren 1960 groeide de Antwerpse VMO-groep onder leiding van Wim Maes snel tot meer dan honderd vaste militanten en stelde daarmee de andere groepen ver in de schaduw.
Wim Maes voerde ook, in 1958 al, de uniforme VMO-kledij in: grijs hemd en zwarte das. Tevens startte men in 1960 met een VMO-muziekkapel die meteen het uniform legitimeerde. Ongetwijfeld genoot de VMO een grote populariteit bij de basis in de VU. Tevens werd de organisatie gesteund door de traditionele nationalisten in de partijhiërarchie, onder meer door Rudi van der Paal en Hector Goemans. Toch kwam er al snel kritiek los op de nieuwe stijl van de VMO, vooral op de uniformdracht die op 13 juli 1963 door het VU-hoofdbestuur werd afgekeurd. Bovendien kwam de relatie met de partij onder druk te staan doordat de VMO op eigen houtje acties begon te ondernemen waarvoor de VU uiteindelijk de politieke verantwoordelijkheid moest dragen. Zo begon vanuit de VMO het protest tegen de 'Franse preken' in 1962.
In september 1963 werd er tijdens een nachtelijke VMO-actie tegen Franstalige opschriften in Oostende heel wat schade aangericht. Toen de zaak aan het licht kwam werd de relatie van de VMO tot de VU onhoudbaar. Op 3 oktober 1963 vaardigden het VU-hoofdbestuur en de VMO-leiding een gemeenschappelijke verklaring uit: VU en VMO gingen voortaan hun eigen weg.
Achter de schermen liepen de discussies hoog op: sommigen in de VU-top wensten dat de VMO als zelfstandige organisatie zou verdwijnen, anderen – de verdedigers van de VMO – deden voorstellen die de integratie van de VMO in de VU moesten verzekeren. In mei 1964 kwam het tot een akkoord: de VMO-Antwerpen zou ophouden te bestaan als zelfstandige organisatie en zich omvormen tot de Volksunie Militanten (VUM). De regeling werd in Antwerpen met tegenzin geslikt, de andere VMO-groepen weigerden zich bij het akkoord aan te sluiten. De problemen bleven echter ook na het akkoord aanhouden: de VUM bleef op eigen houtje aan directe actie doen. Vandaar dat er een definitieve breuk kwam met de partij in juni 1966, de VUM herdoopte zich bij die gelegenheid tot Vlaamse Militanten Organisatie (VMO). Tot 1971 zou er wel een duidelijke band blijven bestaan tussen de VMO en de rechterzijde in de VU. Zo werden binnen de VU steeds de fondsen verzameld om de vele geldboeten te betalen die de VMO verzamelde.
De VMO werd gekenmerkt door een grote activiteit: ze was op zowat alle Vlaamse betogingen aanwezig en ondernam vele eigen acties, bijvoorbeeld in de Voerstreek. De organisatie bleef echter verweesd achter toen Wim Maes op 2 oktober 1968 onverwachts overleed. De VMO bleef bestaan maar begon stilaan af te glijden tot een extreem-rechtse knokploeg. In juni 1969 haalde de VMO het nieuws door een gewelddadige confrontatie met vaderlandslievende verenigingen in Stekene; deze laatste protesteerden tegen het voornemen van het Sint-Maartensfonds om daar gevallen oostfronters te huldigen. In september 1970 kwam het in Brussel tot een gewelddadige botsing tussen plakploegen van het Front démocratique des Francophones (FDF) en van de VU, met daarbij enkele VMO'ers. Een FDF'er overleed kort na de feiten en de politie opende een grootscheeps onderzoek tegen de VMO met tientallen huiszoekingen. Dit incident werd de directe aanleiding voor de ontbinding van de VMO door Bob Maes op 12 juni 1971. Ongetwijfeld was hierop vanuit de VU-top sterk aangedrongen.
Een aantal militanten van de VMO stapte over naar andere organisaties, bijvoorbeeld naar de actiegroep van Were Di die zich later zou omvormen tot Voorpost. Anderen weigerden de ontbinding te aanvaarden. Zo werd op 2 juli 1971 in Antwerpen de stichting aangekondigd van een nieuwe VMO onder impuls van Bert Eriksson en Piet Peeters. Deze hernam de oude naam Vlaamse Militanten Orde en gaf een periodiek uit onder de titel Alarm, daarin werd het extreem-rechtse en antidemocratische programma van de vereniging bekendgemaakt. Bij de nieuwe VMO verschoof het accent definitief naar extreem-rechtse en anti-linkse actie. In de loop van de jaren 1970 en begin de jaren 1980 participeerde de VMO, nu in een paramilitair uniform, aan allerhande Vlaamse manifestaties; in het bijzonder was ze vaak aanwezig op acties van het Taal Aktiekomitee (TAK). Daarnaast ondernam de VMO tal van eigen acties; zo was de organisatie onder meer verantwoordelijk voor het overbrengen van het lijk van Cyriel Verschaeve vanuit Oostenrijk (1973), voor een aanval op de linkse boekhandel De Rode Mol in Mechelen (1980) en voor betogingen in Antwerpen tegen gastarbeid (1980 en 1982). De VMO knoopte ook contacten aan met allerlei extreem-rechtse en neofascistische organisaties in Wallonië en in het buitenland.
Achter de schermen van de nieuwe VMO ontspon zich een machtsstrijd tussen Eriksson en Xavier Buisseret. Laatstgenoemde wist de leiding over te nemen van april 1974 tot oktober 1977. Daarna kwam Eriksson weer aan het roer, maar begon Buisseret met de uitgave van het virulent extreem-rechtse tijdschrift Haro naast het officiële VMO-blad Alarm. In de redactie zaten onder meer Siegfried Verbeke en Roeland Raes. Naast deze perikelen scheurden zich ook twee, zo mogelijk nog rechts-radicalere, splintergroepen af die een kortstondig bestaan kenden: de groep Wolfsangel (1973) en het Vlaams-Nationaal Legioen (1974).
Op 26 mei 1983 werd de VMO op basis van de wet van 1934 als privé-militie gerechtelijk veroordeeld. Een veertigtal militanten kreeg voorwaardelijke straffen of geldboeten, Eriksson kreeg één jaar effectief. Het was het einde van een lang juridisch gevecht. Na het verdict kondigde Eriksson de ontbinding van de VMO aan. De VMO'er Jef Eggermont verzorgde evenwel een verdere uitgave van het blad Alarm, nu als "strijdorgaan van de Vlaamse Militant". Het was duidelijk dat velen, onder meer Eriksson, de organisatie niet wensten op te geven en op 12 december 1983 werd dan ook een opvolger voor de VMO aangekondigd onder de naam Odalgroep. De leiding ervan kwam niet toe aan één leider maar aan een bestuur. Veel fut ging er van de nieuwe organisatie echter niet meer uit. Op 22 maart 1986 kondigde Eriksson vervolgens de heroprichting van de VMO aan. De feitelijke leiding van deze nieuwe vereniging lag evenwel grotendeels in handen van Werner van Steen, een figuur die zich niet voor de Vlaamse zaak maar des temeer voor neonazisme interesseerde. Midden 1987 namen Eriksson, Eggermont en anderen ontslag uit de VMO uit protest tegen Van Steen. Laatstgenoemde zette de groep nog korte tijd verder en gaf een periodiek uit onder de titel De Ring. Onder impuls van Eggermont werd er een vereniging zonder winstoogmerk gevormd rond het blad Alarm. Het tijdschrift nam afstand van het neofascistisch denken en optreden van de ontbonden VMO en werd een onafhankelijk Vlaams-nationaal maandblad dat aanleunde bij de denkbeelden van onder meer TAK en de Vlaamse Volksbeweging.
Literatuur
K. Dillen, Wim Maes, z.j.;
W. de Bock, J. Cappelle (e.a.), Extreem-rechts en de staat, z.j.;
E. Verhoeyen, 'L'Extrême-droite en Belgique (II)', in Courrier Hebdomadaire du CRISP, nr. 675-676 (1976), p. 19;
E. Verhoeyen en F. Uytterhaegen, De kreeft met de zwarte scharen: 50 jaar rechts en uiterst rechts in België, 1981;
P. Verlinden, 'Morfologie van uiterst-rechtse groeperingen in België', in Res Publica, nr. 2-3 (1983), p. 379-380;
id., 'De kwajongensstreken van uiterst rechts', in De Nieuwe Maand (september 1981), p. 517-526;
id., 'Nut en onnut van de VMO', in De Nieuwe Maand (november 1981), p. 694-701;
'Verslag van de parlementaire Onderzoekscommissie voor privé-milities en ordehandhaving', in Het Labyrint, nr. 2 (1982), p. 21-170;
P. Verlinden, 'Morfologie van extreem-rechts binnen het Vlaams-nationalisme', in H. de Schampeleire en Y. Thanassekos (red.), Extreem-rechts in West-Europa, 1991, p. 239-240;
J. Willems, 'De VMO en de nieuwe VMO', in De Vlaamsche kronijken, 1987, p. 71-79;
B. de Wever, Herrijzenis van de Vlaams-nationale partijpolitiek (1949-1965). Het arrondissement Antwerpen, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1995.
Verwijzingen
zie: Alarm (1972-), Staf de Clercq, Bert Eriksson.