Vlaamse Ingenieursvereniging, Koninklijke (K.VIV)
opgericht op 23 december 1928.
De vernederlandsing van het wetenschappelijk leven brak slechts moeizaam door in de ingenieurswetenschappen. Enerzijds werd gewezen op het overwegend Franstalig karakter van het Belgische bedrijfsleven en de openbare besturen; anderzijds vreesden de universiteiten studenten uit Wallonië en uit het buitenland af te stoten indien zij hun colleges in het Nederlands zouden aanbieden. De ingenieursverenigingen (meestal schoolverenigingen) waren volledig Franstalig. Pogingen om in deze toestand verandering te brengen, kenden een beperkt succes. In 1919 werd door Leuvense studenten de Technische Kring opgericht, gevolgd in 1921 door de Vlaamsche Technische Kring te Gent.
Op initiatief van Jozef Goossenaerts, organisator van de Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen, vond in september 1928 een ontmoeting plaats tussen Odilon Mariman, bedrijfsleider bij de N.V. Gevaert Photoproducten te Mortsel, en Robrecht F. van Bocxstaele, die als ingenieur bij Bell Telephone te Antwerpen stage liep. Zij namen het besluit, samen met de ingenieurs L.J. Stuckens en K.M. Sano, een Vlaamse Ingenieursvereniging (VIV) op te richten.
Van het begin af mocht de VIV zich verheugen in de steun van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs te 's-Gravenhage en van het Vlaams Economisch Verbond (VEV), in het bijzonder zijn stichter en voorzitter Lieven Gevaert en zijn algemeen secretaris Hubert Melis. Op 23 december 1928 vond te Antwerpen de stichtingsvergadering van de VIV plaats. Het doel van de vereniging was drieërlei: het behartigen van de maatschappelijke belangen van de ingenieur; het bevorderen van de wetenschap en de kunst van de ingenieur in de meest uitgestrekte betekenis; de technische wetenschappen in dienst stellen van het Vlaamse volk.
De VIV nam snel uitbreiding. In april 1929 was reeds een honderdtal ingenieurs toegetreden en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was het ledenaantal tot 635 aangegroeid. In de beginjaren hadden alle bijeenkomsten plaats te Antwerpen, maar ook met de Vlaamse studentenverenigingen van Gent en Leuven werden nauwe contacten onderhouden. Vanaf 1933 werden gewestelijke afdelingen opgericht.
In 1930 vond te Antwerpen het eerste Vlaamsch Technisch Congres plaats, nadien om de twee jaar herhaald afwisselend te Gent en te Leuven. Uit die Congressen is in 1940, op initiatief van professor O.M. Peters (Leuven) het Technologisch Instituut (TI) ontstaan met als doel via voordrachten, studiedagen, seminaries enzovoort "de technische wetenschap in dienst te stellen van het Vlaamsche volk". Tegelijk werd gepoogd via het TI een nauwere samenwerking tot stand te brengen tussen de VIV en de bedrijven, technisch ingenieurs en andere technici (die als niet-academici statutair geen lid konden worden van de VIV).
Niet minder belangrijk was de oprichting van een eigen tijdschrift. Aanvankelijk werden door het VEV enkele bladzijden in de V.E.V.-Berichten ter beschikking gesteld van de VIV. Maar voor de publicatie van technische en wetenschappelijke artikelen, met de nodige formules, technische tekeningen en illustraties, was dit medium niet geschikt. In juli 1932 kon het eerste nummer verschijnen van de Technische Mededeelingen der Vlaamsche Ingenieursvereeniging (nadien gewijzigd in Tijdschrift van de Vlaamsche Ingenieursvereeniging, vanaf 1940 Technisch-Wetenschappelijk Tijdschrift en ten slotte vanaf 1964 Het Ingenieursblad, met doorlopende nummering van de jaargangen), waardoor de Vlaamse ingenieurs eindelijk de mogelijkheid werd geboden in hun eigen taal over hun vak te schrijven. Dit was een mijlpaal in de vernederlandsing van de ingenieurswetenschappen. De redactie bood haar hulp aan bij het vinden van de geschikte termen. Ook de terminologielijsten, tijdens de oorlogsjaren opgesteld door het TI, getuigen van de moeilijkheden die de Vlaamse ingenieurs ondervonden in het opbouwen van een Nederlandse vaktaal.
De VIV voerde tijdens de bezetting een voorzichtige politiek. Niettemin sloot de vereniging zich in augustus 1940 aan bij de Volksbeweging van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). Zoals vele Vlaamsgezinden stootten ook VIV'ers door tot bestuursposten in het bezette land. Vier leden van de vereniging werden benoemd tot provinciaal commissaris van wederopbouw.
De VIV mengde zich na de Tweede Wereldoorlog weinig in politieke aangelegenheden, maar voerde toch steeds een beleid ter vrijwaring van de Vlaamse economische belangen. In 1949 ontstonden de Internationale Havencongressen, en in 1953 werd in de schoot van het TI het Aardkundig (later Geologisch) Genootschap opgericht ter bevordering van de Vlaamse betrokkenheid bij de ontginning van de Kempische steenkoolbekkens. Ook weze vermeld de oprichting in 1971 van een Centrum (later Instituut) voor Technische Volksopleiding om "opleiding en voorlichting te verschaffen onder het volk over de technische wetenschappen en de techniek".
Het VIV (vanaf 1954 K.VIV) heeft na de Tweede Wereldoorlog steeds nadrukkelijker gepoogd alle Vlaamse ingenieurs te verenigen. Vanaf 1946 werd het VIV-lidmaatschap opengesteld voor alle landbouwingenieurs en een jaar later werd het VIV-Landbouwkundig Genootschap opgericht. Ook zocht het VIV toenadering tot de schoolverenigingen. Op 6 maart 1975 werd een protocol van associatie en samenwerking bereikt tussen de K.VIV en de schoolverenigingen, zodat vanaf dat ogenblik de K.VIV met meer dan 7000 leden de groepering werd van alle Nederlandstalige ingenieurs in België.
Literatuur
Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging 1928-1978, 1978;
W.J.A. Rylant, 'Bij de 50ste jaargang: grepen uit de wordingsgeschiedenis van Het Ingenieursblad,' in Het Ingenieursblad, jg. 50, nr. 1 (1981), p. 1-13.