Vlaamse Gewestraad
is de naam van het Vlaamse adviesorgaan inzake zogenaamde gewestelijke aangelegenheden dat ter uitvoering van de wet-François Périn-Robert Vandekerckhove op de voorlopige gewestvorming van 1 augustus 1974 werd opgericht. Deze voorlopige Vlaamse Gewestraad werd samen met het nationale parlement op 9 maart 1977 ontbonden. Ter uitvoering van de staatshervorming van 1980 werd opnieuw een Vlaamse Gewestraad opgericht, die echter door de 'fusie' met de Vlaamse Gemeenschapsraad beter bekend is onder de naam de Vlaamse Raad, vanaf juni 1995 Vlaams parlement genoemd.
Inhoud
Ontstaan en bevoegdheden – de wet van 1 augustus 1974 op de voorlopige gewestvorming
De grondwetsherziening van 24 december 1970 bevatte twee belangrijke luiken: het luik 'culturele autonomie', dat in 1971 resulteerde in de oprichting van cultuurgemeenschappen en cultuurraden (Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap) en het luik 'gewestvorming' dat had moeten resulteren in de oprichting van gewesten die inzake economische aangelegenheden de bevoegdheden van de nationale staat zouden overnemen. Omdat de verschillende partijen het in 1971 niet eens konden worden over de grenzen van het Gewest Brussel – aan Vlaamse zijde wou men dat Gewest beperken tot de 19 gemeenten van het administratief arrondissement Brussel Hoofdstad, aan Waalse zijde zag men het Gewest Brussel ruimer – kon de gewestvorming voorlopig niet gerealiseerd worden. Pas in 1974 werd een voorlopige oplossing gevonden en kwam met de gewone wet van 1 augustus een 'voorlopige' – want niet met tweederde meerderheid goedgekeurde – gewestvorming tot stand. Aan Waalse zijde legde men er zich bij neer dat het Gewest Brussel in deze voorlopige fase van de gewestvorming beperkt zou blijven tot het gebied van het administratieve arrondissement Brussel-Hoofdstad.
De wet van 1 augustus 1974 richtte drie voorlopige gewestraden op: een Vlaamse, een Waalse en een Brusselse. De bevoegdheden van die gewestraden waren, in tegenstelling tot die van de cultuurraden, louter adviserend en hadden onder meer betrekking op ruimtelijke ordening en stedebouw, het beleid inzake gewestelijke economische expansie en werkgelegenheid en het gezins- en demografisch beleid. De belangrijkste opdracht bestond erin adviezen uit te brengen over wetsontwerpen en Koninklijke Besluiten die betrekking hadden op die bevoegdheidsdomeinen. De gewestraden werden samengesteld uit de senatoren van de respectievelijke gewesten.
Wat de uitvoerende macht betreft werden door de wet van 1 augustus 1974 binnen de regering drie ministeriële comités – een Vlaams, een Waals en een Brussels – voor gewestelijke aangelegenheden opgericht. Die comités vormden de voorafbeelding van een uitvoerende macht van de gewesten en kregen inzonderheid als opdracht te beraadslagen over elk ontwerp van wet dat aangelegenheden betrof die tot de bevoegdheid van de gewestraden behoorde. Ze moesten tevens het beleid van het gewest in de verschillende bevoegdheidsdomeinen coördineren. In de werkingsperiode van de voorlopige Vlaamse Gewestraad werd het ministerieel comité voor Vlaamse Aangelegenheden – bestaande uit vier ministers en twee staatssecretarissen – voorgezeten door minister Rika van Ocken.
De wet van 1 augustus 1974 werd door de Belgische Socialistische Partij (BSP) en de Volksunie (VU) niet mee goedgekeurd. De BSP omschreef het ontwerp als ongrondwettelijk; de VU bekampte het omdat zij in die voorlopige gewestvorming een stap zag naar het federalisme met drie, waarbij Brussel als volwaardig gewest erkend zou worden.
Samenstelling, voorzitterschap, zetel en realisaties
De Vlaamse Gewestraad kwam voor de eerste maal samen op 26 november 1974 in de Gotische Zaal van het stadhuis van Mechelen. Hij was samengesteld uit de 97 senatoren die hun woonplaats hadden in het Vlaamse Gewest. CVP-senator Rafaël Hulpiau werd tot voorzitter verkozen. Omdat BSP en VU de wet van 1 augustus 1974 niet goedgekeurd hadden, woonden de BSP-senatoren enkel de eerste vergadering van de Vlaamse Gewestraad bij; de VU-senatoren enkel de eerste vijf. Dat betekent dat de Vlaamse Gewestraad alleen was samengesteld uit de senatoren van de meerderheidsfracties Christelijke Volkspartij en Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV), waardoor elke politieke dynamiek in de instelling ontbrak.
Tussen 26 november 1974 en 3 maart 1977 kwam de Vlaamse Gewestraad in totaal 31 maal in openbare vergadering samen. Hulpiau werd zowel in 1975-1976 als in 1976-1977 herkozen tot voorzitter.
De Gewestraad had in 1974 Mechelen als zijn zetel gekozen, maar hij vergaderde ook in Gent, Antwerpen en Brussel.
In totaal keurde de Gewestraad tussen 1974 en 1977 32 adviezen van het Vlaamse ministercomité goed. De meeste adviezen hadden betrekking op de bevoegdheidsdomeinen ruimtelijke ordening en huisvesting. Eén advies van de Gewestraad had betrekking op een speciaal aan de gewestraden toegewezen opdracht, namelijk de opvolging van het dossier over de administratieve decentralisatie van het land. Op 17 april 1975 keurde de Gewestraad unaniem de motie van Robert Vandezande (VU) betreffende de overbrenging van sommige in Brussel gevestigde centrale overheidsdiensten naar de gewesten goed.
Het experiment van drie jaar Vlaamse Gewestraad is zeker geen onverdeeld succes geworden. In de eerste plaats heeft de Gewestraad maar een beperkt gedeelte van zijn bevoegdheden echt benut. Vervolgens hield de regering maar in geringe mate rekening met de adviezen die hij uitbracht. Ten slotte nam de oppositie (BSP en VU) niet deel aan de vergaderingen van de Gewestraad, wat zijn geloofwaardigheid en prestige aantastte.
Literatuur
J. Brassine, 'Bilan des conseils culturels et des conseils régionaux', in Res Publica, jg. 19 (1977), p. 179-219;
M. Goossens, Ontstaan en groei van het Vlaams parlement, 1970-1995, 1995.