Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

samenbundeling van diverse, uit verscheidene disciplines ontstane verenigingen die de ontwikkeling en vestiging van een Nederlandstalige wetenschapsbeoefening in Vlaanderen ten doel had.

Drie initiatieven lagen aan de basis:

1/ In september 1897 organiseerde Julius Mac Leod het eerste Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres te Gent (met drie afdelingen, 23 mededelingen en 101 deelnemers). Zijn doel was apolitiek en had alleen een wetenschappelijke beweging met de moedertaal (het Nederlands) als voertaal op het oog. Die beweging moest in zijn optiek ook een factor tot volksverheffing en geestelijke emancipatie zijn. Toen in 1904 besloten werd de congresactiviteiten sterker met de Vlaamse strijd te betrekken, haakte de geleerde botanicus af. In de loop van 1906 werd Het Natuur- en Geneeskundig Congres opgericht met als voorzitter Camiel de Bruyne. Deze vereniging trad in september 1906 (op het tiende Natuur- en Geneeskundig Congres te Brugge) voor het eerst naar buiten, en organiseerde voortaan de bijeenkomsten.

2/ Een tweede initiatief was het Vlaamsch Rechtskundig Congres, dat voor het eerst op 22 april 1899 te Antwerpen werd ingericht door de Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden. Ook dit Congres kreeg een sterke oriëntering op de Vlaamse strijd.

3/ Het derde initiatief was de beslissing (onder impuls van Alfons van de Perre) het 14de Natuur- en Geneeskundig Congres en het 6de Congres voor Rechtsgeleerdheid samen met het eerste Vlaamsch Taal- en Geschiedkundig Congres (voorzitter Max Rooses, secretaris August Borms) op 17-19 september 1910 te organiseren. Bedoeling was een grote wapenschouw van het Vlaamse geestelijke leven te houden en op die manier druk uit te oefenen voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Op de slotdag hield Frans van Cauwelaert voor meer dan 1500 deelnemers zijn bekende rede over "Universiteit en Volksleven".

Ook in 1913 te Gent werden de drie congressen gezamenlijk gehouden. Vooral Jozef Goossenaerts speelde hierbij een belangrijke rol.

Na de onderbreking van de Eerste Wereldoorlog werd op 27-28 december 1919 het 18de Natuur- en Geneeskundig Congres georganiseerd door de oude vereniging, terwijl in 1920 met succes de traditie van de Vlaamse filologencongressen werd hervat. Bovendien ontstond in 1920 onder impuls van Goossenaerts de Gezamenlijke Regelingscommissie, die de drie naast elkaar werkende congressen een meer gecentraliseerde werking moest geven. Goossenaerts werd secretaris en bleef dit tot 1944.

Tijdens het interbellum voegde een aantal nieuwe verenigingen c.q. congressen zich bij de drie oudere; zij kwamen op dezelfde plaats samen. Het waren de Bond voor Verpleegkunde en Sociale Geneeskunde met het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde (1921), het Congres voor Moderne Kunst (1922), het eerste Vlaamsch Economisch Congres (1923), de Vlaamsche Vereniging van Landbouwkundigen met het Landbouwkundig (en later ook Tuinbouwkundig) Congres (1925), het eerste Technische Congres (1930), het eerste Congres voor Boek- en Bibliotheekwezen (1930), het Congres voor Jounalistieke Wetenschap en het Congres voor Algemene Kunstgeschiedenis (1932). Sinds 1925 werden de Congressen tweejaarlijks georganiseerd en werden principieel steeds Noord-Nederlandse sprekers uitgenodigd. Aanvankelijk beschouwden de organisatoren de Congressen nog als "de Vlaamsche Hogeschool in actie" die de rol van de ontbrekende wetenschappelijke inrichtingen vervulde, maar na de vernederlandsing van de Gentse universiteit werden ze "hoog- en toondagen" van de volwassen geworden Vlaamse wetenschappelijke activiteit in het Nederlands. In 1935 ontstond uit de Gezamenlijke Regelingscommissie de Vereniging voor Wetenschap (VVW) als overkoepelend orgaan dat onder andere ook als organisator van de Congressen optrad. Voorzitter werd Frans Daels, Goossenaerts was afgevaardigd beheerder. In 1936, 1938 en 1940 hadden er negen Congressen plaats, maar in 1942 werd in Gent slechts een dag en geen economie Congres georganiseerd. In 1944 werden geen Congressen meer gehouden.

Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen Daels, Goossenaerts en andere vooraanstaande leden wegens hun collaboratie tijdens de oorlog van het toneel. De vooroorlogse traditie kon niet worden verdergezet en verschillende verenigingen en congressen hernamen hun zelfstandigheid en lieten hun banden met de door de collaboratie gecompromitteerde VVW verkommeren. In vele verenigingen vond door het verdwijnen van vroegere bezielers ook een aflossing van de wacht plaats en distantieerde men zich van de geest van het verleden. Enkele congressen hielden onder de gewijzigde omstandigheden toch (uiterlijk) vast aan de oude traditie: in 1947 vond te Leuven het 17de Vlaamse filologencongres plaats. Ook het Landbouwcongres (1952) en dat van Boek- en Bibliotheekwezen (1953) beschouwden zich in hun telling als voortzetters van de vooroorlogse traditie. De banden met de VVW bleven echter verbroken. Het Nederlands was nu ook definitief de voertaal geworden in het hoger onderwijs en aan de universiteiten. De jongeren, die geen contact meer hadden met de vooroorlogse strijd voor Nederlandstalige wetenschapsbeoefening, voelden geen behoefte aan congressen als uitingen van 'Vlaams bewustzijn'; het wetenschappelijk karakter volstond als vanzelfsprekend feit.

Literatuur

A.J.J. van de Velde, 'Het Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres van zijn oorsprong in 1897 tot in 1944', in Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen (1944).

Verwijzingen

zie: wetenschapsbeoefening.

Auteur(s)

Gilbert A.R. de Smet