Vlaamsche Landsleiding

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

embryonale regering van Vlaamse collaborateurs in exil van september 1944 tot het voorjaar 1945 in Duitsland.

In september 1944 vluchtten een 15.000-tal Vlamingen, leden van collaboratiebewegingen en hun familieleden, naar Duitsland. Een deel had angst voor de verwachte repressie, een ander deel wilde de strijd aan de zijde van Duitsland voortzetten. Tot deze laatste groep behoorde de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap (DeVlag), onder leiding van Jef van de Wiele. De DeVlag was na de invoering van het burgerlijk bestuur in België op 12 juli 1944 de bevoorrechte gesprekspartner voor de Duitse bezetter. Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) was op dat ogenblik politiek uitgeschakeld. Vanaf 15 augustus 1944 voerde Van de Wiele met de Duitse overheid besprekingen over de evacuatie van DeVlag-leden. De kaderleden kregen op 1 september het bevel met de Duitsers mee het land te verlaten. Ook de VNV-top trok noodgedwongen naar Duitsland. De reis via Noord-Brabant en Limburg verliep chaotisch. De meeste Vlaamse vluchtelingen werden van Keulen naar Oost-Hannover overgebracht. Een achtduizend onder hen kampeerden er op de Lüneburgerheide, de rest in München, Berlijn en Hamburg. Van de Wiele was de enige Vlaamse politieke leider die over de mogelijkheid beschikte om vanuit Keulen een organisatie op te starten. Hij nam zijn intrek in een gewezen kuuroord in Bad Pyrmont en begon als 'Landsleider' een staf op te bouwen. Meteen stelde zich het probleem van de eenheid tussen de uitgeweken Vlamingen. De meeste VNV'ers weigerden mee te werken met de Landsleiding. Ze volgden het voorbeeld van VNV-leider Hendrik Elias, die zich van elke politieke activiteit wenste te onthouden. Er werd een adviesraad bestaande uit Cyriel Verschaeve, Antoon Jacob en August Borms – geen van allen lid van de DeVlag – opgericht om de onpartijdigheid van de Landsleiding te veruitwendigen en de eenheid te bewerkstelligen. Nochtans was de Landsleiding duidelijk een DeVlag-constructie. In een rondschrijven aan de DeVlag-leden werd benadrukt dat zowel DeVlag als VNV ontbonden was. Elias was politiek uitgeschakeld, Van de Wiele daarentegen was aangesteld tot leider van de Vlamingen. Bij de terugkeer naar Vlaanderen zou slechts een enkele nationaal-socialistische groepering worden opgericht.

Van de Wiele had van Heinrich Himmler de bevoegdheid gekregen om een statuut voor het 'Reichsland Flandern' uit te werken, te onderhandelen met de Duitse instanties, de Arbeids- en Jeugddienstplicht te bevelen en de gevolmachtigden van de Landsleiding aan te stellen. Deze gevolmachtigden hadden de leiding over een aantal studie- en werkgroepen: Robert van Roosbroeck voor Kunst en Onderwijs; Edgard Delvo voor Sociale Zaken, met als medewerkers dr. Georges van Bergen (later gevolmachtigde voor Beheer, Bezit en Financie), Jozef de Ridder en Frits J. Hendriks; ir. Jef Haesaerts voor Techniek en Wederopbouw; René Lagrou voor Binnenlandse Zaken, met als medewerkers Severinus Verdoodt voor Justitie en Robert Verbelen voor Politie en Pol le Roy met Leo Poppe voor Propaganda. Wat pers betrof, het dagblad Vlaanderen Vrij en het weekblad De Geuzen werden opgericht. Verder bleven De Vlaamsche Post ("Nieuwsblad voor de Vlamingen in Duitsland") en Balming verschijnen. Naast het opmaken van de statuten voor Reichsland Flandern, had de Vlaamsche Landsleiding nog andere taken. Gebruikmakend van de DeVlag-structuur wierp ze zich op als reddend anker voor de gevluchte Vlamingen, wiens materiële en sociale toestand zeer slecht waren. De adressen van de DeVlag-kantoren in alle gouwhoofdplaatsen verschenen in de DeVlag-pers opdat de vluchtelingen hun problemen bij de verantwoordelijken van de arbeidsgemeenschappen konden melden. Een andere taak was de rekrutering voor de Division Langemarck, een in september 1944 opgerichte Vlaamse Waffen-SS-divisie. De Landsleiding organiseerde een intensieve werving, waarbij morele druk en dwang niet geschuwd werden. In september 1944 kondigde ze de arbeidsdienstplicht voor jonge mannen en vrouwen en een jeugddienstplicht voor mannen van 18 en 19 jaar af. De druk verschilde wel van kamp tot kamp. De Vlaamsche Wacht werd volledig ingelijfd. Christiaan Turcksin daarentegen weigerde de integratie van zijn Vlaamsche Flakbrigade in de Waffen-SS-divisie en bood zijn diensten aan de Luftwaffe aan. Ook verscheidene NSKK'ers weigerden toe te treden. De Duitser Müller werd commandant van de divisie, Jef François werd zijn adjunct.

Op 1 november 1944 moest de Vlaamsche Landsleiding, met veel tegenzin, het kasteel in Bad Pyrmont verlaten. Dit bracht een breuk in de werkzaamheden van de organisatie teweeg: sommigen trokken naar de omgeving van Aussig, anderen naar Hildesheim, Soltau of Berlijn. Niettemin werd de positie van Van de Wiele steeds steviger. Op 15 december 1944 werd zijn Landsleiding officieel erkend, niet als regering, maar als Träger einer belgischen Regierung. Dezelfde dag werd Van de Wiele door Joachim von Ribbentrop ontvangen in zijn nieuwe hoedanigheid van Leiter des flämischen Befreiungskomitees. Zijn Waalse tegenhanger Léon Degrelle was reeds op 8 december ontvangen. Op 16 december 1944 startte het von Rundstedt-offensief, waarmee Duitse troepen probeerden België te heroveren. Een optimistisch gestemde Vlaamsche Landsleiding trok alvast naar Wahn, bij de Belgische grens. Ook een deel van de Langemarck-divisie werd daar gelegerd. De Landsleiding bereidde de 'bevrijding' voor. Bij de herovering zou Lagrou meteen Radio-Brussel opnieuw in de ether brengen. Een drieledige structuur voor het bestuur werd op papier gezet: partij (onder leiding van Van de Wiele), arbeidsfront (onder leiding van Delvo) en administratie. Dit laatste departement werd vrijgehouden voor VNV-leider Elias, maar hij bleef elke medewerking weigeren. Vanaf 13 januari 1945 werd het duidelijk dat het Ardennenoffensief mislukt was en dat betekende meteen het einde van de plannen van de Vlaamsche Landsleiding. De Vlaamsche Landsleiding ging samen met het Derde Rijk ten onder. De meeste leden werden naar België gerepatrieerd en veroordeeld in de repressie.

Literatuur

W.C.M. Meyers, 'De Vlaamse Landsleiding. Een emigrantenregering in Duitsland na september 1944', in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, jg. 4 (1972), p. 29-86; 
F. Seberechts, Geschiedenis van de DeVlag, 1991; 
G. van Gorp, 'Met het Veiligheidskorps naar Duitsland. Jef de Meyer en Cyriel Verschaeve in exil eind 1944', in Verschaeviana. Mythevorming omtrent Verschaeve (1983), p. 219-284.

Auteur(s)

Bernard van Causenbroeck